22 JANUARI
1916
Geteisterd Nederland
FEUILLETON
Buiten de beschaafde
Wereld.
Storm ea överstrooningen.
No. 18
VLISSINGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren 1.30
per' drie maanden. Franco door het geheele rijk f 1.50. Voor Belgii 2.20
Voor overige landen der Post-Unie 3.35 Afzonderlijke nummert 3 cent
gltgafsFirais f. VAM DE VELDE Ir., Kleins M 58, Vlissingin. TslaLoon Inters. 10
ADVERTENTIEPRIJSVan 1 -4 regel» 0.401 voor iedere regel meer 10 ceet
Driemaal plaatten wordt (weemaal berekend. Bg abonnement speciale prf*
Reclames 20 ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragen 5 et. per regel
VirscAijnt dsgilijb, Bitgnesdsfd op Zondig in ilgiiiin irbndt Chriitilijki lnstdiiii
nTabonnés, in 't bezit eener ft ft ft ftgulden bij levens-F» 1^4% gulden bij dood ?f| ft gulden b? verliest j^ftgulden bij verliet 4 ftftgulden bij verlies ft gulden bij verliet
nniig Zijn GRATIS verze- /gil lig lange ongeschikt- ftli door <|B|| van een hand, gftlg van B BB 5 vaneen van elke.n
4rd tegen ongelukken voor: LUUU heid tot werken g UU een ongeluk UUIr voet of oog jMJv een duim illll wijsvinger anderen ving®?.
Sam Moeringen worden VERDUBBELD Indien de verzekerden, voorzien van geldig plaa(sbew|i, een ongelok bekomen op trein, boot ol tram. Da oltkanrlng wordl gewaarborgd doer d« „Roll, Alg. Vorzek', Bank" ta Scklads*
Watersnood.
Op een deswege aan ons gedaan
verzoek verklaren wij ons gaarne be
reid giften in ontvangst te nemen voor
de door den watersnood getroffenen.
Elke bijdrage, hoe gering ook, zal in
dank worden aanvaard en in ons blad
worden verantwoord.
Wij hopen dat wij in de gelegenheid
zullen worden gesteld een flink be
drag aan het Provinciaal Watersnood
comité te kunnen afdragen.
Dit comité vertrouwt,o.i. zeer terecht
dat de Zeeuwen hur. watersnood en
de hun toen geboden hulp zullen in
dachtig zijn en met milde hand ver
gelden wat hun toen geschonken is.
Adm. „Vlissingsche Courant."
Vorige opgave 36.75
Van J. K2.50
Joh. C. W5.—
Benzine2.50
F. en A2.50
Dienstmeisje 2.50
Dienstmeisje 1.—
Dienstmeisje 1.—
Wed. A. J. de P. 1
C. M2—
J. t. P2 25
Dixi1.—
Landweerman 1
N. N0.50
C. S2.50
Motor 10
Samen 74.
N.B. Na 's nam. 2 uur ingekomen
giften worden in een volgend nummer
verantwoord.
Nederland draagt rouween deel
van zijn gebied, bijna de helft van
een zijner bloeiendste provinciën is
ten prooi aan de allesvernielende ver
woesting van 'toverstroomingsgeweld.
Vruchtbare landouwen, rijke akkers,
kostbare velden en wegen zijn door
het kille water in een onafzienbaar
veld van woest door den wind voort
gedreven golven, van een eindeloos,
onstuimig en wild watervlak verkeerd.
Bloeiende gemeenten, lieflijke dorpen,
vriendelijke gehuchten zijn in éen
somberen Januari-nacht te midden van
gierende windvlagen afgewisseld met
felle stortregens, meedoogenloos ge
teisterd en de have en het goed der
nijvere bevolking is vernield of door
het geweld van het water meegevoerd.
Huizen, hecht of sterk betimmerd,
hebben de kracht der golven niet
door J". Iv.
101.) —o— (ïadruï versoden.)
St. Vincents lichaam strekte en
spande zich bij deze woorden, zijn
oogen werden dof, en zijn vingers
sloten zich krampachtig om die van
Frona. Zij keek smeekend naar de
mannen, en zij aarzelden.
„Qeef mij een minuut met hem,"
vroeg zij, „een enkele minuut."
„Hij is het niet waard," zei Dugan
spottend. „Zie hem eens."
„Het is een vervl.schande", zei
Blackey, terwijl hij van terzijde naar
Frona keek, die St. Vincent iets in 't
oor fluisterde, en hem liefkoozend over
het haar streek.
Wat zij sprak, hoorden zij niet, maar
zij kreeg hem op de been en leidde
hem naar de deur. Hij liep als een
dronken man en toen hij in de open
lucht kwam, keek hij verbaasd naar
den modderigen Yukonstroom. De
kunnen weerstaan, wat restte er
dan van de schamele woningen der
geringeren, van het weinige, dat
zij eenmaal het hunne konden
noemen En wie telt de schade aan
de veehouders berokkend, die bij
honderden het rund en het klein-vee,
als voor hun oogen zagen omkomen.
En nog is dat alles, nog is die
onberekenbare schade aan de welvaart
van een nijver deel onzer bevolking
toegebracht, niet het ergste, veel
droever dan dit materieele verlies,
hoe groot ook, is de rouw die in
tallooze. gezinnen gebracht werd door
dat de snel wassende watervelden,
hier de vluchtenden niet meer den
dood lieten ontkomen, ginds de te
lang geblevenen alle ontkoming on
mogelijk maakten en hen een jammer
lijk eind deed vinden, in of boven
op het eigen huis, dat van uur tot
uur dieper scheen weg te zinken in
den ijselijken vloed. Wij behoeven
waarlijk hier niet de droevige too-
neelen nog eens te verhalen, die men
in ons blad heeft gelezen, toonee-
len, die in werkelijkheid de ijzing
wekkendste fantasie voorbijstreven,
tooneelen van zulk een menschelijk
leed en menschelijke ellende, dat zij
ons nog langen tijd in herinnering
zullen blijven. Tooneelen ook, die
doen terugdenken aan meer dan een
grooten watersnood, die ons land
„ontwoekerd aan de baren", teisterde.
Want het is weer de van oudsher
beruchte grimmige weerwolf geweest,
die in het holste van den nacht de
argeloozen belaagt het was weder
Neerlands oude, natuurlijke vijand,
die daar in den nacht van 13 op 14
Januari, het oogenblik opnieuw gun
stig' zag, om zijn prooi, een prooi
belaagd van eeuwen-her te be
springen. Het gebied van deze lage
landen aan de zee, het waterrijke land,
het in zooveie opzichten om zijn lig
ging en gesteldheid benijde en ge
prezen Nederland, het heeft voor een
keer opnieuw bitter ervaren, hoe zijn
grootste vriend, ook vaak zijn grootste
vijand kan zijn.
Het heeft opnieuw geleerd, dat
het ondanks de kennis en ervaring
zijner waterbouwkundigen, die als de
knapsten van heel de wereld geroemd
en geëerd worden, dat het ondanks
een ervaring van eeuwen op het ge
bied van bedijking, waterkeering, ka
naliseering, sluizenbouw en andere
ingenieurs-wetenschappen, nóg zich
niet volkomen veilig mag rekenen,
wanneer wind en wolken samen
spannen en het op zijn heil aanleg
gen. Met onweerstaanbaar geweld als
van millioenen centenaren, met een
reusachtige kracht waartegen geen
menschelijke wederstand voldoende
vermag, komt met zijn ijzingwekken-
den drang de 'oude waterwolf Neer
lands dijken beuken en behameren,
menigte had zich dicht bij den oever
om een pijnboom verzameld. Een
jongen was bezig een touw te wer
pen over een der takken en toen
hij klaar was, gleed hij langs den
stam op den grond. Hij keek haastig
naar de paimen zijner handen en blies
er op en 'n gelach steeg op in de
menigte. Een paar wolfshonden gin
gen aan het vechten, maar werden
opzij geschopt om plaats te maken
voor St. Vincent.
Corliss kwam den oever op naar
Frona. „Wat is er fluisterde hij. „Is
het uit
Zij trachtte te spreken, maar slikte
iets weg in haar keel en knikte.
„Dezen kant, Gregory." Zij raakte
zijn arm aan en leidde hem verder
tot onder het touw.
Corliss liet zijn oogen gaan over de
menigte en voelde in zijn jaszak. „Kan
ik iels doen vroeg hij, ongeduldig
op zijn onderlip bijtend. „Wat je ook
zegt, zal ik doen, Frona. Ik kan ze
wel aan."
Zij keek hem aan en het was goed,
naar hem te zien Zij wist, dat hij het
zou durven, maar zij wist ook, dat het
nutteloos zou zijn. St. Vincent had
of hij hier of daar niet een onna
speurlijk zwakke plek kan vinden,
waardoor het hem gelukken kan bin
nen 's vijands veste te dringen. En
wee de dorpers, wee het landvolk,
wee de stedelingen, zoo hij slaagt in
zijn boos opzet rouw en droefheid,
armoede en ellende, dood en vernie
ling voert hij mede. Dat weten ons
thans de bevolkingen der Noord-Hol-
landsche polders en van elders te
verhalen, gelijk wij dat alles uit de
berichten lazen.
Maar Neerland zou het oude land
der vaderen- niet zijn, indien het, be
sprongen door den erfvijand, zich
niet den ouden moed en taaie kracht
herinnerde, waarmede het eenmaal,
niet alleen den watervijand, maar ook
den levenden, hetzij Spanjool of Brit
of wie ook, van het lijf en uit zijn
erf wist te houden. Dat erf waarop
wij in tijden van voorspoed wel eens
afgeven, en zijn goeds en lieflijks
wel eens voorbijzien, maar dat, in
tijden van nood, ons dubbel dierbaar
blijkt te zijn, omdat het ook dubbel
veroverd is. Veroverd op den tegen
stander, die er de vrijheid, Neerland's
hoogste goed, niet wassen en gedijen
liet, veroverd nogmaals op de ele
menten, die het omringen en gereed
staan te verzwelgen, zoo maar één
oogenblik van onwaakzaamheid zulks
toelaat. Dan sluiten' wij als van ouds
de gelederen, als zwijgzame trouwe
soldaten, als stoere taaie werkers, als
de waardige nakomelingen van dat
weinig spraakzame, maar fiere en
onbuigzame geslacht, dat het oude
gemeenebest der vaderen tot een
plaats in de eerst*, rij der volkeren
wist te verheffen. Ook al laten de in
ternationale verhoudingen thans geen
ruimte van beweging meer, als weleer
aan kleine staten was gegund en werd
ook de plaats, die ons land innam in
het politieke wereld-bestek een' an
dere, toch mag en moet, waar het
pas geeft, van die oude volks-deug-
den getuigd worden. Tot die deugden
behoort de behoefte om, waar geleden
wordt te helpen, waar geweend
wordt te troosten, waar nood heerscht
te lenigen.
En ook daarin, het worde dankbaar
erkend, bleef Nederland nimmer
achter. Ook nu niethet koninklijk
voorbeeld strekt ons allen tot navol
ging, gelijk het reeds velen tot aan
sporing is geweest.
Onze Landsvrouwe en de Prins zijn
in de geteisterde streek met woord
en daad voorgegaan te helpen, waar
te helpen vaiten ziet bij duizenden,
bij honderdduizenden wordt het geld
ingezameld tot leniging van den nood
van geteisterd Nederland. Geen
menschenievens helaas zijn voor goed
terug te winnen de kinderen door
den watersnood wees geworden, zul
len weezen blijven het ouderhart van
zijn kans gehad en het was niet goed,
dat er \erdere opofferingen gedaan
zouden worden. „Neen, Vance. Het
is te laat. Er kan niets gedaan wor
den."
„Laat het mij tenminste beproeven,"
hield hij vol.
„Neen het is niet onze schuld, dat
ons plan mislukte, enenHaar
oogen vulden zich met tranen. „Toe,
vraag het mij niet meer."
„Laat mij je dan wegbrengen. Je
kunt hier niet blijven."
„Ik moet," antwoordde zij eenvou
dig, en wendde zich tot St. Vincent,
die scheen te droomen.
Zij zag de laatste toebereidselen,
legde de hand op zijn arm en zei
„Kus mij, Gregory." Hij schrikte bij
de aanraking en zag aller oogen op
zich gevestigd. Hij hief zijn armen
omhoog, als om het af te wenden en
riep luid „Neen neen Laat mij
bekennen Laat mij de waarheid zeg
gen, dan zul je me gelooven!"
Bill Brown en de voorzitter schoven
Blackey achteruit en de menigte
drong meer op hen in. Kreten en
protesten verhieven zich. „Neen, dat
zul je niet," zoo hoorde men een
smart verteerd, door het verlies van
een dierbaar pand, blijft jammerlijk
ongetroost. Maar geen armoede,
geen ellende, geen nooddruft worde
bovendien hun deel. Daarvoor kan
en zal ons volk waken. Ook wij
Zeeuwen willen noch zullen daarbij
achterblijven van het leed dat thans
door landgenooten geleden wordt,
weten ook wij maar al te zeer uit
ervaring te verhalen. En waar zoo
veel nood te lenigen valt, daar is ook
veel noodig, daar zal ook elke gave,
groot of klein, hartelijk welkom zijn.
Zoo ooit, dan is hier het woord van
den dichter Tollens op zijn plaats,
toen hij ter leniging van den grooten
watersnood, die in het begin der
vorige eeuw Nederland teisterde, zijn
landgenooten toeriep
„Geeft allen wat
„En geeft wat veel, gij rijken 1"
1
De Koningin, diep onder den Indruk
van de ramp, w lke enkele streken
van ons vaderland heeft getroffen,
heeft tot alle kerkgenootschappen in
ons land haar persoonlijk verzoek
doen richten, morgen in hun gods
dienstoefeningen den nood der ge
troffenen in de gebeden te herdenken.
De Bisschop van Haarlem draagt
de geestelijkheid op, de door den
watersnood getroffen streken op Zon
dag 23 januari op heel bijzondere
wijze in de gebeden en de mildda
digheid der geloovigen aan te bevelen.
H. M. de Koningin arriveerde gister
morgen 9 uur ie Amersfooit en ve.trok
per auto naar Hoogland, Bunschoten,
Spakenburg om van daar naar Nijkerk
te gaan.
De Koninklijke auto werd gevolgd
door een reservewagen.
Z. K. H. de Prins heeft f 1000 doen
toekomen aandeAlgemeene vereenigde
commissie ter leniging van rampen
door watersnood in Nederland.
Ook Prinses Juliana heeft, het
spreekt vanzelf, gehoord van den
watersnood en van de ellende, die
gelden wordt, van den nood die ge
lenigd wordt. Toen zij haar spaar
potje en haar beursje bijna geheel
geledigd en het bedrag, f20.13, met
een briefje, dat zij geheel alleen
schreef, gezonden aan den voorzitter
van de watersnoodcommissie, den
heer S. P. van Eeghen. Dat briefje is
een doodgewoon kinderbriefje, aardig,
omdat er zoo goed uit blijkt, dat het
een briefje is van een bijna 7jarige,
dat niemand dan de prinses alleen
de hand heeft gehad in deze kinder-
lpe spontane daad van medelijden.
Ziedaar iets voor de noodlijdenden
om niet te vergeten. De kleine Prinses
juliana heeft zelve gedacht te helpen
schrille jongensstem boven alles uit.
„Ik zal niet heengaan. Ik ben in den
boom geklommen en heb het touw
vastgemaakt en heb het recht te blij
ven."
„Je bent nog maar een kind," ant
woordde een mannenstem, „en het is
niet goed voor je."
„Het kan me niet schelen, en ik
ben geen kind. ik ik ben gewoon
aau zulke dingen. En in elk geval, ik
ben inden boom geklommen. Zie naar
mijn handen."
„Natuurlijk kan hij blijven," riepen
andere stemmen. „Laat hem met rust,
Curley. Jij bent niet alleen baas."
Er werd hartelijk gelachenen toen
werd alles stil.
„Stilte 1" riep de voorzitter en toen
tot St. Vincent. „Steek van wal en
neem er niet den heelen dag voor."
„Geef ons ook een kans om te
hooren 1" werd er weer geroepen.
„Zet hem op de verhevenheid 1 Zet
hem er op 1"
St. Vincent werd er op geholpen
en begon druk te praten en te gesti-
culeeren.
„Ik heb 't niet gedaan, maar ik heb 't
gezien, dat het gedaan werd. Er waren
en het gedaan met medelijdend hart.
De raad der gemeenle Purmerend
heeft in een spoedeischende vergade
ring aangenomen een verordening, dat
zonder toestemming van burgemeester
en wethouders, niet in het overstroom
de gedeelte der gemeente gevaren mag
worden.
Donderdag bleef het water op on
geveer dezelfde hoogte er. is het
grootste gedeelte van de oude stad
weer vrij van water gekomen, doch
tegen den avond stak de wind op.
Dat men nogmaals hoogwater ver
wacht, blijkt uit het verplaatsen van
een gedeelte der telegraaftoestellen
uit het postkantoor dat nog geheel
in het water staat, naar het station
van de H. Ij. S. M. Den geheelen
Donderdag is er hard gewerkt aan
den Wijden Wormerdyk. De Purmer-
steenweg, die Woensdagavond over
stroomde en een menigte water in
het zgn. Weerpoldertje gooide, is ook
flink versterkt.
De kommandant der brandweer van
Amsterdam heeft aan de gemeente
Purmerend toezegging gedaan, in
overleg met burgemeester Tellegen,
een stoombrandspuit met vele slangen
disponibel te stellen.
Nu het water gezakt is, komen de
verschillende kuilen en gaten in de
wegen te voorschijn. Vooral de Wil-
helmina, een der nieuwe straten is
deerlijk gehaverdgaten van 1 meter
in 't vierkant en even diep zijn er in
geslagen, terwijl minstens 1y, meter
straat is weggespoeld.
De nacht is rustig verloopen. Gis
terenmorgen om 8 uur was het water
weer 9 c.M. gestegen.
Gistermorgen is het water in den
Zuiderpolder zóó gestegen dat er van
de oude stad meer onder water staat
dan tot nu toe het geval was. Het
postkantoor was gistermorgen niet te
bereiken, daar de zakken zand, die
eergister overbodig bleken, zijn weg
gehaald. De .R. K. jongensschool en
school no. 1 hebben de lessen ge
staakt. Laatstgenoemde school staat
geheel rondom in het water.
De keizer van Oostenrijk heeft op
19 dezer tot de Koningin een telegram
gericht, uitdrukking gevende aan zijn
oprechte gevoelens van sympathie bij
de gedachte aan de verwoestingen
die de overstrooming in 'n zoo bloeiend
gedeelte van Nederland heeft teweeg
gebracht.
De Koningin heeft den keizer en
koning haar hartelijken dank voor dat
bewijs van belangstelling betuigd.
In aansluiting aan het bericht be
treffende de door den gezant van
Oostenrijk-Hongarije overgebrachte
betuigingen van deelneming, vernemen
wij dat baron Griskra, in opdracht van
zijn regeering aan den minister van
buitenlandsche zaken een bedrag van
geen twee mannen slechts één. Hij
heeft het gedaan en Bella heeft hem
geholpen."
Een dreunend gelach volgde op
deze woorden.
„Niet zoo haastig", zoo waarschuw
de Bill Brown hem. „Wees zoo vrien
delijk, uit te leggen, hoe Bella hielp
dat deze man haar doodde. Begin bij
het begin."
„Dien avond, voor hij [naar bed
ging, maakte Borg zijn alarmsignaal
voor inbrekers in orde
„Alarmsignaal voor inbrekers?"
„Zoo noemde ik het, een tinnen
braadpan vastgemaakt aan de klink
van de deur, zoodat de deur niet ge
opend kon worden, zonder dat de
pan naar beneden viel. Eiken avond
maakte hij het in orde, alsof hij bang
was, voor [wat gebeuren kon en
wat hij had voorgevoeld, gebeurde
ook."
„In den nacht van den'moord werd
ik wakker met het gevoel, dat zich
iemand in de hut bewoog. De lamp
brandde laag en ik zag Bella aan de
deur.
(Wordt vervolgd.)