Eerste Blad. Bit nummer bes taal uil 18 DECEMBER No. 298 1915 litgivi: firn» f. VAM DE VELDE Ir., Kleins Mirkt 58, Vlissingtn. Telefoon Inlere. 10 dagelijks, iftgizosdiri op Isaiag ia ilgsisia arksnia Cbrlstalijke tosiiips Inkeer. FEUILLETON Buiten de beschaafde Wereld. Brieven uit de Hofstad VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren 1.30 per drie maanden. Franco door het geheele rijk f 1.50. Voor België 2.20 Voor overige landen der Post-Unie 3.35 Afzonderlijke nummert 3 cent m ADVERTENTIEPRIJS: Van 1—4 regelt 0.4© j voor iedere regel meer 10 cenj Driemaal plaatien wordt tweemaal berekend. B{f abonnement speciale pr|t Reclame» 20 ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragen 5 ct. per regel De abonnés, in't bezit eener O (ffe fk gulden bij levens- gulden bij dood ft ft A gulden bij verlies gulden bq verlies ft ófg gulden bij verlies gulden bil verlies polls, zijn QRATIS verze- 3 BBS III lange ongeschikt- *^3 1 door van een hand, 1*^11 van I E11var' een /Tb van eiken kerd tegen ongelukken voor: heid tot werken R U een ongeluk voet oi oog idU een duim 1UL' wijsvinger &J4J) anderen vinger, ultkeerlngen worden VERDUBBELD Indien de verzekerden, voorzien van geldig plaaisbew|>, oen ongeluk bekomen op trein, boot of tram. Do ultkeorlng wordt gewaarborgd door da „Heil, Atg. Verzak. Bank" la Scblade1» —OO Wanneer wij thans in de schaarsche uren van den dag den hemel be schouwen, ontwaart het oog weinig anders dan donkere, langs het uit spansel voortijlende wolken. Het on heilspellend zwerk, dat zich daar laag aan den hemel voortspoedt, gedreven door de felle vlagen nu eens uit dezen, dan weer uit genen windhoek, ontlast zich telkenmale in een dichte hagel- of regenjacht.Grauwheid en grijze kilheid alomzoogoed boven het ruige watervlak der woelige baren, als boven het bruin-groene land van weiden en beemden, alsook niet min der boven de daken en torens onzer steden en dorpen alom heerscht thans in deze zon-schaarsche dagen de kleurlooze vale grauwheid der schamelste aller seizoenen een regen- rijke,vorst-looze,donkere wintermaand. Schier dag-in, dag-uit, nu reeds weken lang, stroomt het regenwater uit de drkke wolkenlaagstraten, wegen en weiden zijn door-en-door gedrenkt van den regenovervloed, welke er over uitgestort wordtai wie niet door plicht of roeping ge noodzaakt is in dit nare jaargetijde in de open lucht te moeten blijven, spoedt zich naar een veilig „onderdak" of verlaat het eigenhuis slechts noode. Dit zijn de „donkere dagen vóór Kerstmis", de tijd waarin de zon het laagste punt in haar dagelijksche baan aan den hemel bereikt en waarin zij nauwelijks verschijnende, reeds dra weder ter kimme daalt. Dan dompelt zij ons in een langen nacht, die maar niet eindigen wil, en die ons, in den ochtend ter sponde ontstegen, nog tegengrauwt als wij reeds onze dag taak weder opnemen. Dit zijn de dagen waarin de natuur ons aan ons zelf overlaat en geen van hare vreugde gaven schenkt, waarmede zij ons in den zomer pleegt te overstelpen. Inkeer tot zich zelf, dat is de leer die zij ons voorhoudtinkeer, al zij het slechts voor een wijle, tot die stem in ons binnenste, waarvan het geluid door velen wellicht nimmer is vernomen, maar die verstaan en aan gehoord moet worden, door een elk voor wien het platte alledaagsch leven van ploeteren en jachten, niet de hoogste bevrediging is. Eerst wanneer wij het geestelijk oor te luisteren leggen aan die weliswaar verborgen, maar niettemin toch bij elk onzer aanwezige roepstem van den plicht en van het geweten eerst dan kunnen door J. 72.) —o— (Salmi: rertolai.) Toen het gele rolletje was opgegaan in geurige damp en hij er juist over dacht, een tweede te rollen, sprak Borg plotseling. „Vijftien jaar," zei hij, en keerde weer terug tot zijn wonderlijke over peinzing. Daarop bestudeerde St. Vincent, als gehypnotiseerd, ongeveer een half uur zijn ondoorgrondelijk gelaat. Om te beginnen, het was een mas sief hoofd, abnormaal en topzwaar en het eenig excuus, om zoo groot te zijn, was de breede stierennek, die het droeg. Het haar, dik en onge kamd, vertoonde hier en daar heele plekken grijs en weer krullende lok ken van dof zwart buitengewoon zwaar haar was het. De dunne, wreede lippen werden niet geheel bedekt door den ruigcn, slordigen baard, die wij de fouten en tekortkomingen leeren kennen en zoo mogelijk verbeteren, die zelfs de besten onder ons aan kleven. Zijn gebreken onder de oogen te zien, voor zich zelf en anderen te erkennen en, kan het zijn, naar het herstel te streven, is een taak die niemand zich behoeft te schamen. Wij-zelf en de kring der onzen kunnen er niet anders dan wèl bij varen. En wat voor elk onzer afzonderlijk geldt, geldt ook voor onze gemeen schap als volkmaar geldt tevens niet minder voor de groote gemeen schap der naties, der groote en kleine mogendheden op de wereld. Ook ginds in Engeland en Frankrijk, in Duitschland en de Donau-monarchie, in België en Servië, in Rusland, Italië, Turkije, ook daar is thans de wintertijd met zijn sombere duistere dagen aangebroken, ook daar noopt de natuur tot inkeer, tot onderzoek van het eigen gemoed, tot nadenken over eigen leven en streven-. En ook daar kan dit onderzoek leiden tot de erkenning van eigen fouten, eigen tekortkomingen, eigen gebreken. Ge breken die dan een geheel volk aan kleven, tekortkomingen die een ge heele natie ontsieren, fouten die den voorspoed, de welvaart, het geluk van een geheel rijk tegenhouden of voor spoed belemmeren. Wij behoeven waarlijk hier niet de stoffelijke en onstoffelijke eigenschap pen der verschillende nationaliteiten uiteen te zetten en met elkander te gaan vergelijken, om tot de slotsom te komen, dat het deze natie aan dit, gene aan wat anders, een derde weder aan zus of zoo hapert, wij kennen genoegzaam de deugden en ook de ondeugden dier volken. De oorlog, de groote wereldoorlog die zooveel van wat verborgen was ontbloot heeft, die alle volkskrachten te werk stelt en tot het uiterste opvoert, die sluime rende volkshartstochten tot orkanen van haat en vernieling heeft aange wakkerd, die heeft ook volksdeug den van opofferingsgezindheid, van heldenmoed en vangrenzenlooze liefde voor het vaderland aan het licht ge bracht, waarvan men zich in gewone tijden nauwelijks een denkbeeld vor men kon. Zoo de oorlogsroes aldus vele on vermoede eigenschappen der oorlog voerende volken voor vriend en vijand duidelijk maakte, de stilte, de neerslag na den strijd is noodig om aan deze volkeren nog een dieper besef, het besef namelijk van eigen fouten dui delijk te maken. En deze tijd van het jaar, die de groote tijd is van stille berusting in de natuur, heeft ook op verschillende fronten in Oost en West en Zuid een, althans betrekkelijke stilte doen intreden. Ook al dondert het geschut nog dagelijks op verschil lende punten der talrijke oorlogstoo- neelen, ook al sluit zich nimmer, nacht noch dag het waakzaam oog van den vijand, ook al loert nog onophoudelijk de een op een zwak punt in de front linie van den ander, toch is dit de tijd niet van groote krijgsbedrijven. Het is deze betrekkelijke stilstand in 't anders zoo roerige oorlogsbedrijf, het is deze, zij 't ook tijdelijke verslapping in het anders zoo bulderende haat-con cert, dat de verschillende volken niet moede werden telkens en telkens weder te doen hooren, die ons den hartewensch doet slaken, die ons de bede op de lippen brengtmocht toch deze tijd, ook voor die volken, een tijd van inkeer, van bezinning zijn. Eens toch móét die tijd komen waar om dan heden niet, liever nog dan morgen Of heeft het verdelgen van elkanders welvaart, het slachten van elkanders zonen, het vernietigen van elkanders levensgeluk voor een onaf zienbare reeks van jaren nog niet lang genoeg geduurd Moeten nog meer steden vernield en verbrand worden, moeten de hecatomben aan de oor- logsrazernij gebracht aan millioenen omgekomenen of jammerlijk vermink ten nog langer voortduren, moeten totale uitputting en verderf, ellende en jammer zóó om zich henen grijpen, tot er niets meer te grijpen valt; vooraleer het diepere inzicht, de groote inkeer der volken rijpt om hen eindelijk te leeren, waaraan zij zélf schuldig staan, bij deze ontketening van nameloos wereldwee En zoomin als elk onzer zich te schamen heeft als eigen fouten worden ingezien, slecHs bewuste 'fouten niet te willen beteren is beschamend zoomin behoeft ook een volk, welk het ook zij, zich te schamen voor 'den dag, waarop de inkeer het tot het besef brengt „aan de ont branding van den wereldoorlog droeg ook ik door mijn fouten en tekort komingen bijlaat deze wereldramp dan ook niet nog grooteren omvang aannemen". Moge dit de inkeer der strijdende partijen zijn De maiden-speech. De Benjamin in de Tweede Kamer, de onlangs gekozen afgevaardigde voor Assen, heeft verleden week in de Kamer zijn maiden-speech gehou den over een onderwerp, dat heel oud is, altijd nieuw zal blijven en steeds dringender om voorziening vraagt. Hetj vraagstuk nl. van de ambtenaren en de mogelijkheid om verbetering te brengen in de bureau cratische rompslomp. In de huidige tijdsomstandigheden is bezuiniging dringend vereischt en al weten wij dat deze niet veel helpt indien zij niet in de tonnen gouds gaat loopen, toch gelooven wij overal getracht moet worden er uit te halen wat er te halen valt. En vooral de ambtenaren, zooals wij die hier in den Haag kennen, zullen alles moeten doen, om de schulden van den staat te verminderen. Zij zullen dat in de eerste plaats moeten doen door lan ger en harder te werken, waardoor het aantal ambtenaren minder wordt. Het is typisch dat op den staat voor 1916 van het departement van binnenlandsche zaken te lezen valt dat een administrateur, een hoofd commies, een concierge, een bode en een vaste knecht in het afgeloo- pen jaar den dienst hebben verlaten en dat ze niet zullen vervangen wor den. Dat is reeds een jaarlijksche besparing van zeven duizend gulden. Wij weten dat dit te danken is aan een der hoofdambtenaren van dat departement die de zaakjes daar goed weet te leiden en geneigd is om veeg-uit te houden onder het over bodige personeel. Het ware te wenschen dat aan het ministerie van koloniën eens geduchte opruiming werd gehouden. Niettegen staande wordt toegegeven dat de hoe veelheid werk die op dat departe ment verricht moet worden eer af- dan toenam, steeg het aantal refe rendarissen dit is vrijwel de hoogste rang voor eenige jaren tijd met bijkans het dubbele. Het aantal ambtenaren nam toe. Als men alleen maar eens weet, dat daar niet minder dan 33, zegge drie en dertig, ambtenaren werkzaam zijn voor het regelen van de inkomende en uitgaande brieven, dan kan men wel begrijpen, dat hier een geduchte schoonmaak dringend noodig is. De heer Koster vertelde het vol gende dezer dagen kwam bij mij een ambtenaar met de mededeeling dat hij maar een half uur per dag werkte. Toen ik hem vroeg: maar hebt gij daar dan niet over geklaagd, antwoordde hijJa, maar het is pre cies zoo gebleven en toen ik hem er op wees, dat deze toestand toch niet zoo kan blijven, dat maatregelen ge nomen moesten worden, antwoordde hij och,dan loop ik maar kans, dat mij werk wordt gegeven dat aan een ander behoort, die ook te weinig te doen heeft en dat ik een slechten naam krijg op het departement, omdat ik een hielenlikker ben. Wie wel eens kennis heeft ge maakt met de toestanden op de de partementen, zal onmiddellijk begrij pen wat de man bedoelt en zal moe ten erkennen dat er droevige waar heid in zijn woorden schuilt. Met verschillende voorbeelden zou dat eene kunnen worden aangevuld. Doch ook op de geldverspilling door middel van het benoodigde materiaal van den bovenloop van de White River," zoo vertelde Bill Brown aan St. Vincent. Welse dacht, dat hij in die richting baanbreker was, maar Borg is al jaren geleden in dat ge deelte van het land geweest. Ja, een vreemdsoortige kerel. Ik zou niet graag mijn hut met hem deelen." Maar St. Vincent stoorde zich niet aan het excentrieke van den man, want hij bracht het grootste gedeelte van zijn tijd op Split up Eiland door met Frona en den baron. Op zekeren dag echter kreeg hij twist met Borg en buiten zijn schuld. Twee Zweden, die op eekhorentjes jaagden en van het andere einde van Roubeau- eiland kwamen, hadden daar hall gehouden, om naar lucifers te vragen en een beetje te praten in den warmen zon neschijn. St. Vincent en Borg namen aan het gesprek deel, de laatste meest in eenlettergrepige woorden. Achter hen, bij de deur der hut, was Bella aan het wasschen der Kleeren. De tobbe was een lastig, log gevaarte en half gevuld met water was zij veel te zwaar voor een gewone vrouw. De correspondent zag er haar mee zwoe gen en deed een paar stappen ach- heeft de heer Koster gewezen. Hij vertelde o.a. dat ieder ambtenaar er op uit was een eigen telefoon machtig te worden, liefst met directe aanslui ting aan het net. Een typisch geval komt ons daarbij in de gedachte. Op eên ministerie waar een centraal tele foontoestel bestaat en men dus slechts om beurten aansluiting kan krijgen, klaagden verschillende ambtenaren dat zij Zaterdagsmorgen zoo moeilijk aan sluiting konden krijgen: altijd was de lijn naar de stad bezet. Wat bleek de oorzaak ?Vele ambtenaren hadden dien ochtend de telefoon noodig om de boodschappen voor hun wederhelften telefonisch over te brengen. Niet alleen dat dit het vervelende briefjesschrijven uitspaart, doch het staat „gekleed" per telefoon zijn boodschappen over te brengen. Het is niet onaardig eens te her inneren aan hetgeen Minister Treub in de Eerste Kamer heeft gezegd „er zijn altijd bezuinigingen te maken in theorie altijd. Indien er een „Ueber- mensch" als minister kwam en deze kon nagaan wat er in alle departe menten en in den geheelen publieken dienst dag in dag uit aan nesterijen en kleinigheden wordt verdaan, dan acht ik het niet onmogelijk dat hij er eenige millioenen uit zou halen. De vraag waar het ten slotte om gaat is deze is er een manier te vin den om verbetering in dezen toestand te brengen Zoo ja, welke De heer Koster meent dat een commissie, be staande uit zakenmenschen en een paar hoofdambtenaren die getoond hebben berekend te zijn voor dit werk, zou kunnen nagaan wat er te ver beteren valt. in theorie zal het mogelijk zijn zoodanige commissie in te stellen, maar als wij hooren en zien hoe de staatscommissie die indertijdwerkzaam was voor de reorganisatie van de departementen van algemeen bestuur, bij den neus genomen is, dan hebben wij in zoodanige commissie weinig vertrouwen. Zou het nu waarlijk onmogelijk zijn om van de negen departementen elk éen man te vinden, die in staat is de organisatie te verbeteren. Wij hebben meer vertrouwen in één man, die met min of meer dictatoriaal gezag is voorzien, dan in een dwarskijkende commissie. Men vergete niet dat men dag in dag uit in onmiddellijk con tact moet verkeeren met de bureaux om goed te weten te komen waar de fout zit. En dat kan een commissie niet. Intusschen, de heer Koster deed een zeer goed werk. Het is een lands belang dat deze aangelegenheid nog eens met kracht wordt aangepakt. Laat de heer Koster voortgaan jaar in jaar uit massa's ongerechtigheden mee te,deelen, dan zullen ten slotte teruit, om haar te helpen. Met de tobbe tusschen hen in, gin gen zij er mee op zij van de hut, waar de grond wat afliep, om haar daar leeg te gieten. St. Vincent gleed uit in de ontdooiende sneeuw en het zeepwater spatte omhoog. Daarop gleed Bella uit en toen nog eens gleden ze beiden uit, maar ze herwe gen spoedig het evenwicht. Bella giechelde en St. Vincent lachte terug. De lente was in de lucht en in hun bioed en het was goed te leven. Slechts een zeer wintersch hart glim lachte niet op zulk een dag. Bella gleed nóg eens uit, trachtte zich te herstellen, slipte ook met den ande ren voet en zat plotseling op den grond. Hartelijk lachend greep St. Vincent haar beide handen, om haar op de been te helpen. „Met een sprong en een luid ge brul was Borg bij hen. Hun handen werden van elkaar gerukt en St. Vin cent werd achterover geduwd.'Hij wankelde en viel bijna. Toen her haalde zich het tooneel uit de hut. (Wordt vervolgd.) tot op de borst neerviel. Maar het voorhoofd was volmaakt en deed de onregelmatigheid van het gezicht nog meer uitkomen. Het was breed en hoog er. kon de zetel zijn van een groot verstand, maar ook van groote ondeugden. Bella, die de vaten waschte en ze verzette op de plank achter Borg's rug, liet een zwaren tinnen beker vallen. Het was zeer stil in de hut en het scherp ratelend geluid kwam zon der waarschuwing. Op hetzelfde oogenblik werd de stoel omverge gooid en Borg stond op zijn beenen met fonkelende oogen en geheel ver wrongen gelaat. Bella uitte een angst kreet als van een dier en kroop aan zijn voeten. St. Vincent voelde zijn haar overeind staan en het was alsof er een koude luchtstroom langs zqn rug ging, op en neer, geheim zinnig, onheilspellend. Toen zelteBorg den stoel weer overeind, hernam zijn oude positie, de kin op de han den gesteund en was spoedig weer in diep nadenken verzonken. Geen woord was er gesproken, Bella ging vooit met het wasschen der vaten, terwijl St. Vincent bevend een siga ret lolde en zich afvroeg, of het een droom was geweest. Jacob Welse lachte, toen de cor respondent het hem vertelde. „Dat is zoo zijn manier," zei hij, „want zijn manieren zijn precies als zijn uiter lijk ongewoon. Hij is een ongezel lig dier. Hij is meer jaren in het land geweest, dan hij kennissen kan tellen. Om de waarheid te zeggen, ik geloof niet, dat hij éen vriend heeft in ge heel Alaska, zelfs niet onder de In dianen en hij heefi toch genoeg onder hen verkeerd. „Johnny Driftkop," noemen ze hem, want hij heeft een driftig humeur en een ruwe hand. Driftig! Er ontstond een klein mis verstand tusschen hem en den agent van onze handelsmaatschappij. Hij was in zijn recht ook het was een vergissing van den agent maar hij wilde niets meer met de maat schappij te maken hebben en leefde een geheel jaar van niets dan vleescb. Toen ontmoette ik hem toevallig te Tanana-station en nadat ik hem alles precies had uitgelegd, was hij wel zoo genadig, weer van ons te koo- pen." „Hij heeft het meisje meegebracht

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1915 | | pagina 1