Eerste Blad. No. 280 1915 |!tp«BFirma F, Km OF VELDE Ir., Kieiiia Markt 58, ïlissingen. leleloots toe. 10 27 NOVEMBER Verschijnt dagelijks, aifgszosdrd op lendas en ilgemim erkinde DitBiimmerliBslaaliiil2hladen. GEMEENTEBESTUUR Het Recht van Critiek. FEUILLETON Buiten de beschaafde Wereld. Brieven uit de Hofstad VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ1.20 per drie maanden. Franco door het geheele rijk f 1.50. Voor België 2.20 Voor overige landen der Post-Unie 3.35 Afzonderlijke nummer» 3 cent auVERTEN TlEPKijiiVan 1—4 regei# 0.4® roor iedere regel meer cent Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Bg abonnement speciale prgt Reclames 2® ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragen 8 ct. per regel liistdiisi De abonnés, in 't bezit eener gulden bij levens- PyPffA gulden bij dood AAA gulden bij vérlies i! gulden bg verlies i] gulden bg verlies f^gulden bg verlies polis, zijn GRATIS verze- M11 111 lange ongeschikt- i door 18S van een hand, van vaneen M Tj van eiken ierd tegen ongelukken voor: heid tot werken f een ongeluk UUw voet of oog itfll een duim 1UU wgsvinger (LfiS anderen vinger, ges» uttkeerlngeit «orden VERDUBBELD Indien de eerzekerden, voorzien «n geldig platisbe«|s, een ongeluk bekomen op trein, boot o! tram. De oltkaerlng «ordt ge«aarbotgd door de „Roll. Aig. Verzak. Bank" Ie Schick*** VERWISSELING BROODKAARTEN. De Burgemeester van Vlissingen brengt ter algemeene kennis dat met het oog op de toe zending der nieuwe brood Kaarten PER POST, zij die eene andere woning hebben betroKKen en nog verzuimden daarvan aangifte te doen, aan gemaand worden, die aangifte alsnog ten spoedigste ten stadhuize te doen. Vlissingen, 26 November 1915. De Burgemeester van Vlissingen, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. INLEVERING BROODKAARTEN. Aan de bezitters van brood- en meelkaarten wordt te kennen gegeven, dat alle kaarten, geldende voor de maand November 1915, moeten wor den Ingeleverd ten stadhuize op Dins dag 30 November a.s. van des voormiddags 9 uur tot des namid dags 5 uur. Alleen zq die hunne oude kaarten hebben ingeleverd, zullen eene kaart, geldende voor de maand December 1915 ontvangen, welke onmiddellijk na inlevering per post zal worden toe gezonden. De inlevering geschiedt door het werpen van de kaarten in de in de gang van het stadhuis staande hier voor bestemde mand. Zg, die geen regeeringsbrood of -meel meer wenschen te ge bruiken, dienen op de oude Kaart de woorden niet meer te vermel den, terwijl zij die verhuisd zijn, mede verplicht zijn hunne nieuwe woonplaats op de oude Kaart mede te deelen. Op genoemden-datum bestaat tevens voor hen, die nog geen regeerings brood oi -meel hebben gebruikt, ge legenheid om in de trouwzaal een brood- of meelkaart te bekomen. Vlissingen, 26 November 1915. De Burgemeester van Vlissingen, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. Het is een oude waarheid, doch die wel altoos jong zal blijven, dat de kunst om iets tot stand te brengen moeilijk, doch dat te critiseeren ge makkelijk is. Wij zouden nochtans deze uitspraak in zooverre willen aan vullen, dat ook het critiseeren een door J. L. 54.) —o— (Nadruk rertodsn.) Ik had de dingen gedaan, die mg voor de hand kwamen en ik had ze goed gedaan maar de tijd was voor bij ik kon niet opnieuw beginnen, 'k, die sterk ben en heerschen kan, •l'e met het lot gespeeld heb, die naar lichaam en ziel duizend schil- <lers en verzenmakers zou kunnen koopen, werd overwonnen door een paar vel gedrukt papier ter waarde van eenige centen." Hij liet heur haar een oogenblik los. „Om terug te komen tot wat ik "«doel. ik had het onmogelijke be proefd, gedobbeld tegen hetovermy- «elijke. Ik had je van mg gezonden, te verkrggen, wat ik niet bezat, u'oomende, dat wij toch nog éen jouden zijn. Alsoi twee aan twee konden worden opgeteld en toCh 'wee blijven. Om kort te gaan, je kunst, en vaak een heel moeilijke is, waartoe waarlijk niet een ieder be voegd is. Niettemin de critici en de criticasters, zoo naverwant aan de bet-weters, zij zijn legio onder ons. En evenmin dat het alle koks zijn, die lange messen dragen, evenmin ook zijn al degenen die critiek-uitoefenen, bevoegde beoordeelaars. Zoo men echter hen geloof zou willen schen ken, dan lijdt het geen twijfel of zij juist zijn de geroepenen en de uit verkorenen tevens om de zaken de zer wereld te beoordeelen en recht te zetten in theorie nochtans, want in de praktijk staan al die „goede stuurlui" meestal aan den wal. De zucht tot critiek is de meesten onzer aangeborenin meerdere of mindere mate zijn wij nagenoeg al len geboren critici. De gebeurtenissen des dagelijkschen levens, de daden van personen uit onze omgeving, die personen zelf, dat alles levert ons eiken dag volop stof tot beoordee ling. Het spreekt evenwel van zelf dat tusschen oordeel en critiek nog een groote afstand ligt. Het oordeel dient ons een onmisbare factor voor al onze gedragingen te zijn uit dat oor deel vloeit de beoordeeling voort, die eigenlijk niets anders is dan een scherper en bewuster vermogen van het verstandelijk inzichten zoo dit vermogen weder verder ontwikkeld is tot oordeelskracht, dan eerst kan de critiek geboren worden en in woorden omgezet tot uiting komen. Hoe grooter nu het vermogen tot oordeelen, de oordeelkunde dus ont wikkeld is, en hoe grooier de be wustheid voor ons zelf van dat oor deel is en in verstaanbare taal kan worden omgezet, des te grooter waar de ook zal zoo iemand hebben te midden onzer samenwerking, als be- oordeelaar, als criticus. Velen onzer hebben oppervlakkig oordeel genoeg doch maar weinigen zijn gerijpt tot een ontwikkeld beoordeelaar, tot een critiek-beoefenaar, aan wiens meening, gevoelen en uitspraak waarde mag gehecht worden. Het zijn dezulken naar wie wij gaarne luisteren en ons oordeel naar het hur.ne mogen richten. Uit den aard der zaak is het aan tal der werkelijk bevoegde beoordee- aars in ons maatschappelijk leven veel minder groot dan men zou aflei den uit de tallooze onzer medebur gers, die als zoodanig willen door gaan en zich gelden laten. Toch zou men weder verkeerd doen te meenen, dat het oordeel ook van die allen van geheel geen waarde is, integen deel, wie een zaak, een gebeurtenis, een feit van algemeenen aard in het juiste licht wil zien, neme ook ken nis van hetgeen de „dii minores," de mindere goden van het gilde der critici verkondigen. Want ook uit hun veeltalligen mond spreekt de mond verloochent je ras niet, maar je hebt geleerd een vreemde taal te spreken. Als je die spreekt, ben ik doof. En het bitterst van alles is, ik weet, dat de nieuwe taal de grootste is. ik weet niet, waarom ik dit alles gezegd heb, mqn bekentenis van zwakte ge daan heb „O, vadertje, grootste onder de mannen!" Zq lichtte het hoofd op en lachte hem toe, terwijl zq het dikke grgze haar terugstreek, dat hem over het voorhoofd viel. „U, die machtiger hebt geworsteld, grooter dingen ge daan dan die schilders en verzenma kers. U, die zoo goed de wet der verandering kent. Zou niet dezelfde klacht vallen van de lippen van uw vader, als hg hier nu bg u zat en neerzag op uw werk en op u „Ja, ja. Ik heb gezegd, dat ik het begreep. Laat ons er niet meer over sprekeneen oogenblik van zwak heid. Mqn vader was een groot man." „De mgne ook." „Een strgder tot het einde zijner dagen. Hij streed den grooten, eenza men strqd „De mqne ook." „En stierf sMjdende." des volks, en er is geen staatsman zoo groot, geen diplomaat, geen re geerder of leider zoo bekwaam of het oordeel der menigte, de stem des volks zal richtsnoer voor zijn daden moeten zijn. Geldt dit voor iet openbare, het maatschappelijk leven der natie, ook in het particuliere, he. meer intieme, het huiselijk leven heeft de critiek, ook der minst bevoegden, toch nog in zekere mate recht van bestaan, en dient daarmede rekening gehouden. Immers eenerzijds leert het ons hun waarde kennen en de mate van ont wikkeling bepalen, Waarop zich het gedachten-leven beweegt dergenen, die deel uitmaken van onze omgeving. En menschenkennis te hebben is een waardevolle factor in aller bestaan. Anderzijds kan het oordeel over het een of ander geveld, ook door dege nen, die wij daartoe het minst be voegd achten, zulk ten nieuw licht in ons eigen gerijpt oordeel doen op gaan, dat men ten slotte er in niet geringe mate zijn voordeel mee kan doen. En gelijk vele kleintjes één gzoote maken, zoo zal ook het kleine oordeel van velen, hoe averechts dit soms ook moge zijn, kunnen leiden tot een ruimer inzicht, in de zaak in kwestie, dan anders voor ons het geval zou zijnen menigmaal kan men dan ook daaraan toetsen of wij zelf bij de beoordeeling eener zaak ons nog wel op den goeden weg bevinden dan wel of het eigen oor deel noodzakelijk herziening behoeft. Daarom mag en zal ook, om slechts een enkel vooroeeld 'te noemen, geen bedrijfsleider, die dat in den werke lijk goeden zin van het woord is-, geheel doof blijven voor de een of andere opmerking, 't een of ander oor deel, ook van den geringste zijner medewerkers of loontrekkenden, ook al zou dit in geen enkel opzicht zijn eigen oordeel wijzigen. Want het kan zijn nut hebben voor een ieder, in welke positie in de maatschappij hij zich bevindt of op welken trap van den maatschappelijken ladder hij ge plaatst is, kennis te dragen van de critiek op zijn arbeid uitgeoefend, ook door hen, wiens oordeel overigens door hem niet op prijs kan gesteld worden. Allicht toch wordt, door elke critiek van buiten af het eigen inzicht rijper. Zien wij derhalve dat, in het alge meen gesproken, critiek hoe deze ook zij, meestentijds het aanhooren waard kan zijn, en haar nut kan hebben, aan de andere zijde staat het recht van critiek uit te oefenen onaantastbaar vast, mits dit geschiede zoowel met kennis van zaken als met die omzich tigheid en eerbied, welke geboden worden tegenover den arbeid van anderen. Dit recht is niet alleen een persoonlijk maar ook een staatsbur- j gerlijk recht, hetwelk wij dan ook in j onze grondwet en in de samenstelling I onzer staatsinrichting belichaamd vin- j den het is een recht van elk individu j en van elke staatsgemeenschap, dat j' nochtans in vele landen niet dan na harden en soms eeuwenlangen strijd J is veroverd. Dit verkregen recht legt ons echter ook niet geringe verplichtingen op, I waaraan niemand zich zal mogen ont- trekken eerlijk te zijn in zijn strijd- j wijze, bezonken te zijn in zijn oor deel,! en slechts het doel hooger te stellen dan de middelen. Eerst dan mag en kan van het recht van critiek hoe hard het eindoordeel daarbij ook moge uitvallen, een onbeperkt en on bekrompen gebruik worden gemaakt. Deze critiek zal dan ook nimmer kleineerend, of kleinzielig kunnen zijn, zal nimmer ook de personen boven de zaak tot doelwit kiezen integendeel zij zal opbouwend en versterkend werken, zal zoowel hem dien de critiek treft, als hem die haar uitoefent tot leer en tot eer verstrek ken zij zal, in éen woord, het manna kunnen zijn, dat dagelijks ons maat schappelijk en huiselijk leven tot ver sterkend geestesvoedsel verstrekt, evenals weleer het hemeibrood der woestijn tot voedsel der Israëlieten, gelijk ons wordt geleeraard, dagelijks uit den hemel dauwde. In dif licht beschouwd en mits ten volle aan de ons daarbij opgelegde verplichtingen voldoende, behoeft niemand onzer zich het recht van critiek te laten ontzeg gen veeleer zal een juist gebruik daarvan den mensch tot eer, de maatschappij tot zegen verstrekken. I Politie. Een benoeming. De laatste groep gemeente-ambte naren, die nog niet opnieuw hun sa laris geregeld zagen, zal een aange name Sinter-Klaas-avond hebben immers de gemeenteraad is zoo wel willend geweest deze regeling nog vóór dien dag van algemeene gulheid in orde te brengen. Bij de tachtig duizend gulden die door het dage- iijksch bestuur werd voorgesteld voor de verhooging van de algemeene kos ten der politie, voegde de raad er nog veertig duizend bij.Met de verhooging aan de inspecteurs en de toenemende progressie van de salarissen, kunnen wij dus gerust zeggen dat voortaan de politie in den Haag anderhalve ton gouds meer zal kosten. Wij erkennen gaarne dat de tracte- menten voor de agenten niet vol doende waren en omdat zij in geen verhouding stonden tot die van andere gemeente-ambtenaren èn omdat de politie nu eenmaal een bijzondere plaats inneemt. Of het nu noodig „En dat zal de mijne ook. Dat zul len wij allen, wg Welses." Hg schudde haar plagend heen en weer en dit was een teeken, dat zyn opgewektheid terugkwam. „Maar ik koop me overal uit, mynen, Han- delsmaatschappg, alles, en ik ga Browning bestudeeren." „Toch blijft u strijden. U kunt het bloed niet verloochenen, vader." „Waarom was je geen jongen?" vroeg hij opeens. „Je zoudt een prachtexemplaar geweest zgn. Zooals het nu is, een vrouw, geschapen om de vreugde van een man uit te ma ken, moet je van me heengaan morgen, overmorgen, het volgend jaar om dezen tijd, wie weet, hoe spoe dig Ah, nu weet ik, welke richting myn gedachten genomen hebben. Evenals ik weet, dat jy het doet, zoo erken ik er de onvermijdelijkheid van en de billijkheid. Maar de man, Frona, de man?" „Niet doen, vader," zei Frona. „Ver tel mg van den strijd van uw vader, den laatsten strijd, den grooten een zamen stryd te Treasure City. Vertel er my van." „Neen, Frona. Weet je wel, dat wij voor het eerst in ons leven samen ernstig spreken, als vader en dochter voor het eerst? Je hebt geen moeder gehad, om je te raden geen vader, want ik vertrouwde op het bloed en liet je gaan. Maar er komt een tijd, wanneer de raad eener moeder noodig is, en jy, jy, die er nooit een gekend hebt." Frona wachtte en nestelde zich dichter tegen hem aan. „Deze man, St. Vincent hoe staat het tusschen jullie „Ik.... ik weet niet. Hoe bedoelt u „Denk er altyd aan, Frona, dat je de vrije keuze hebt, het laatste, be slissende woord. Toch zou ik het graag begrypen. Ik kon.... misschien.... ik kon een wenk geven. Maar niets meer. Toch een wenk Er was iets onuitsprekelijk heiligs in dit alles, toch kon zy niet spreken. In plaats van het eene bepaalde ding te zeggen, kruisten tallooze gedachten haar brein. En dan, kon hy haar begrijpen Was er niet een verschil, dat hem belette, de beweegredenen te eerbiedigen die voor haar overwe gend waren? „Er is niets tusschen ons, vader," was de salarissen van de inspecteurs te herzien die twee jaar geleden nog pas aardig waren verbeterd, betwij felen wij eenigermate. De eischen die aan een politie-agent in een groote stad worden gesteld, zullen steeds toenemen en het zal in de naaste toekomst een belangrijke kwestie worden hun opleiding vooral zoodanig te regelen, dat zij meer bij draagt tot de vorming van den agent, 't Is ongelukkig wanneer eenmaal een bepaalde betrekking min of meer in discrediet staat en min of meer als weinig waardig wordt aangezien. Het is dan bijna onmogelijk de waarde te doen stijgen. Vergelijkt men de taak van de politie met die van vele andere gemeente-ambtenaren dan staat ze niet alleen veel hooger in moei lijkheid, doch ook uit een sociaal oog punt is ze van veel meer gewicht. Toch werd de politie bijzonder slecht gesalarieerd, wat weer tot gevolg had dat een eenigszins minder ontwik kelde categorie van personen het „vak" ambiëeren, hetgeen weer met zich sleept een daling van de kwaliteit en het gehalte van dat corps. Alleen een verbetering van de salarieering zal kunnen maken dat een corps uit an dere kringen van de samenleving zijn leden betrekt. De verandering zal wel langzaam en geleidelijk gaan, doch de mogelijkheid daarvoor is alleen gegrond zoodra het goede sa laris een lokmiddel is. Eenige jaren geleden is een diep gaande reorganisatie in het politie- stelsel hier ter stede ingevoerd, waardoor vooral de administratieve rompslomp van de schouders der politiedienaren is weggenomen. Deze is opgedragen aan een afzonderlijk administratief corps dat de justitieele politie ter zijde gesteld is. Op deze wijze is de taak van deze laatste zeer verlicht, hetgeen stellig ten goede zal komen aan den practischen dienst, j Nu het salaris bovendien aanmerke lijk is verhoogd, hebben wij hoop dat de omstandigheden zóó gunstig zijn geworden, dat wij hier een zeer volmaakten toestand nabij gekomen zijn Een eigenaardig geval heeft zich in de raadsvergadering van jl. Maan dag voorgedaan. Vooral voor juristen kan het een een kluifje zijn. De vraag is deze Kan de raad een benoeming die geschied, nog in dezelfde raadsver gadering ongedaan maken Ieder be sluit kan door den raad herroepen worden, doch is dit ook het geval met een benoeming De zaak droeg zich aldus toe, dat verschillende leden op een wijze gestemd hadden die naar hun oordeel goed was, doch die door het stembureau als ongeldig werd verklaard. Onmiddellijk werd dit ingezien en wilde één der leden met een motie trachten de gevallen sprak zy ineens vastberaden. Mr. St. Vincent heeft niets gezegd, niets. Wy zqn goede vrienden, wy mogen elkaar graag, wq zyn zeer goede vrienden. Ik geloof, dat dat alles is." „Maar je moogt elkaar graag iq- denje houdt van hem. Is het op de manier, waarop een vrouw van een man moet houden, vóór zy eer- lijk zyn leven kan deeien, geheel in hem opgaan Voel je zoo ais Ruth, zoodat als de tqd komt, je kunt zeg gen jou volk is mijn volk, en jou hemel is mqn hemel „N—een. Het kan zijn; maar ik kan, durf het niet onder de oogen zien, het zeggen of niet zeggen, het denken of r.iet denken nog niet tenminsie. Het is de groote bevesti ging. Als het komt, moet het komen, niemand weet, hoe of waarom, ineen groote witte flikkering, als een open baring, niets verbergend, alles open barend in een schitterende, verblin dende waarheid. Tenminste zoo denk ik het my." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1915 | | pagina 1