JI Eerste Blad.
gitHummerbestaatuitZ bladen.
13 NOVEMBER
Oorlogswinsten.
No. 268
53e Jaargang
1Q15
jMgin: firma f. VAH OE VELDE Ir., Kleina Harkt 58, missing». TbIbIdoh loterc. 10
Verschijnt dagelijks, oitgezonderd op Zondig in algemeen erkende Cbrlstelijte fustdigsi
FEUILLETON
Buiten de beschaafde
Wereld.
Brieven uit de Hofstad
tegen billijke
rente en provisie,
avenhage, Nieuwe
jlcnwater 52.
VLISSINGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren 1.30
per drie maanden. Franco door het geheele rijk f 1.50. Voor België 2.20
Voor overige landen der Post-Unle 3.35 Afzonderlijke nummer* 3 cent
ADVERTENTIEPRIJS Van 1—4 regel* 0.4# voor iedere regel meer 1® cenk
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Bij abonnement speciale pr|s
Reclame* 2® ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragen 5 ct. per regel
iterd tegen ongelukken voor: 4tUUU heid tot werken uil een ongeluk ÜUU voet oi oog JUIU een duim 1UU wijsvinger U%3 anderen Winner.
ultkeerlnjen worden VERDUBBELD lndl«n d« ?«rz»k«rden, voonltn t«n flaldlg plxitxb»»;», ongeluk b«kom«n op lulu, boot ol tr»m. O* altkeerlng wordt gewaarborgd door de „holl. Alg, Verxek. Bank" te Sckledsgi
Als een naamloos leed woedt in on
verminderde kracht de grootste aller
oorlogen reeds langen tijd in talrijke
landen. Deze oorlog, hij is niet alleen
de grootste in omvang, hij is tevens
langer vair duur dan ooit een verwoede
krijg, met schier dagelijksche ernstige
gevechten, heeft gewoed. De Euro-
peesche oorlog, die tot dusver als de
belangrijkste der moderne oorlogen
gold, de Fransch-Duitsche oorlog, nu
45 jaar geleden, blijft verre ten ach
ter, bij hetgeen deze reusachtige vol
keren-worsteling ons te aanschouwen
geeft. Millioenen mannen staan te
velde en bevechten elkander met on
gekende hardnekkigheid op leven en
dood honderdduizenden vrouwen en
kinderen zijn reeds tot weduwen en
weezen gemaakt en eiken dag voegt
zich een nieuw somber getal bij de
reeds tallooze slachtoffers van den
krijg. Bij milliarden zijn de oorlogs-
onkosten te tellen, die zwaar drukken
>op den welstand van het' tegenwoor
dig geslacht en niet minder zullen
drukken op het geslacht, dat na ons
komt. Want als eenmaal de oorlog
ten einde zal zijn, dan zullen zoowel
overwinnaar als overwonnene, vrijwel
in gelijke mate een uitputting aan
totaal verbruikte volkskrachten nabij
zijn, die niet eer dan na ettelijke tien
tallen van jaren zal kunnen afnemen
om eindelijk'te verdwijnen. En al dien
lijd zullen nevens het zieleleed dat
over de wereld werd uitgestort, de
finantieele naweeën dezer wereld
worsteling als zwarte schaduwen over
de landen blijven hangen, en wel
vaart en geluk bedreigen. Wat het
einde dezer verslinding van wereld-
kapitaal in den muil van het vraat
zuchtig oorlogsmonster zal brengen,
wie vermag het te zeggen Wel we-
ten wij, dat naar mate de krijg langer
duurt ook de dagelijksche onkosten,
bij beide partijen, maar steeds grooter
worden; en dat terwijl nu reeds van
het bedrag dat een enkel etmaal oor-
logvoerens kost, duizenden en dui
zenden hun leven lang in welvaart en
voorspoed zouden kunnen leven.
Bij zulke toestanden is het alles
zins begrijpelijk, dat de spanning
vaak tot berstens toe is opgevoerd en
dat, hoezeer ook de uiterlijke schijn
door de oorlogvoerende partijen mag
bewaard worden, het innerlijk gemoed
der volken aan groote beroeringen
onderhevig is. Die beroeringen vinden
wij terug in de verschillende berich
ten, die nu eens gewagen van een
door J". Iv.
42.) —o— (Mmi verboden.)
„Croede Hemel, de goede dingen,
die aan me voorbij zijn gegaan alleen
door mijn gouddorst. Zeg eens, mr.
Corliss, u moet gaan trouwen en
dadelijk. Ik zeg het, u ronduit. Neem
de waarschuwing van mij aan en blijf
n'et langer alleen, heusch niet
Corliss lachte.
«Stellig, ik meen het. Ik ben ouder
"an u, en weet wat ik zeg. Er is een
dteiaje in Dawson, dat moet u zien
le krijgen. U bent voor elkaar ge-
Miaoen.*
Vroeger zou Corliss de bemoeizucht
'en Del Bishop als een onbeschaamd-
"e'd behandeld hebben.
"et moeizaam streven in het pri
mitieve land, dat mannen hut, bed en
voedsel doet deelen, en hen tot broe-
?ers maakt, was de groote gelijkma-
■Sy&n rang en stand, zooals hilgg^
doorzetten van den krijg tot het bit
terste einde toe, dan weder spreken
van een mildere stemming, die in het
uiten van vredesverlangens weerklank
vindt. Zoo zien wij ook telkens vre-
desgeruchten opdoemen, die echter
even snel weer verdwijnen als zij te
voorschijn treden. In de vorige week
schenen deze geruchten weder meer
van zich te doen spreken deze week
vernamen wij weder, zoowel uit Lon
den als uit Parijs en ook uit Berlijn,
dat men er nog niets van vrede we
ten wil. Het spreekt van zelf noch
tans, dat beide partijen evenzeer
naar vrede verlangen, doch alleen,
zoo deze hun het beoogde doel, de
nederlaag van den tegenstander,brengt.
En daar noch de eene, noch de an
dere partij, naar ons wil voorkomen,
aan den vooravond van een besliste
en volkomen afdoende nederlaag staat,
zal het nog geruime tijd kunnen
voorkomen, dat nu eens de vredes-
bazuin, dan weder de krijgsklaroen
vernomen wordt, terwijl inmiddels de
oorlog onverpoosd en onverminderd
voortgezet wordt.
Dat op- en nedergaan der vredes-
kansen heeft aan een groote catego
rie van menschen gelegenheid gege
ven om aan hun lust tot kansspel
gehoor te geven. Bij den aanvang
van den oorlog was daar nagenoeg
geen gelegenheid voorde stem
ming was te somber, de ongewis
heid was te groot, de dag van mor
gen te onzeker, om er het heden op
te kunnen bouwen. Doch zoodra
kwam er niet eenige vermindering
van zorg en angst, of de lust ont
waakte bij allen, hun voordeel uit de
omstandigheden te trekken. Allerlei
slag van menschen werden op een
maal kooplieden in welk artikel of
artikelen ook, mits het kans leverde
op snellen rijkdom. En zoo groot en
omvangrijk is dit bedrijf geworden,
dat het; gevoegd bij de groote oor
logswinsten, gemaakt door tal van
ondernemingen in den lande, ons na
tionaal vermogen met niet minder dan
2 milliard gulden heeft doen toene
men. Inmiddels dienen er bij dit be
drag in mindering te worden gebracht
de zeer groote verliezen op andere
wijze geleden, nochtans blijft een
aanmerkelijke oorlogswinst over. Een
bedroevend feit echter is, dat waar
deze winst zich in handen van be
trekkelijk weinigen heeft opgehoopt,
verreweg het grootste deel onzer be
volking in druk en last is komen te
verkeeren. Tal van groote en kleine
geldbeleggers hebben hun effecten,
waaronder de meest soliede, in waarde
zien verminderen. Zoowel ons staats
papier, als onze gemeentelijke schuld
brieven, om niet te spreken van de
buitenlandsche staatswaarden, als daar
zijn de Russische en Oostenrijksche,
zijn alle aanmerkelijk in waarde ge
daald.
En het zijn vooral deze papieren,
leerd had. Hij gooide dus de panne-
koek om en bleef zwijgen.
„Waarom gaat u er niet heen en
wint het meisje?" bleef Del Bishop
aanhouden. „Houdt u niet van haar?
Ik weet wel beter, anders zou u, als
u bij haar geweest zijt, 's avonds niet
zoo vroolljk en opgewekt terugkomen.
Het is beter, nu naar haar toe te gaan,
nu u nog kans hebt. Wel, daar had
je Emmy, een meisje, zoo knap als
er éen was, en wij mochten elkaar
dadelijk graag lijden. Maar ik bleef
maar goud zoeken en goud zoeken
en uit stellen. En toen begon een
groote, zwarte kerel, een Kanuck,
haar het hof te maken, en ik besloot
te spreken maar ik ging nog éen
keer delven naar een goudader, nog
éen keer maar, en toen ik terugkwam,
was zij de vrouw van den ander.
Weest dus gewaarschuwd. Daar Is
die pennellkker-opsnijder, die schurk,
dien ik buiten het Operahuis in de
sneeuw smeet. Hij komt daar dage
lijks en is dikke vriendenen hier is
u, evenals ik, den heelen dag op de
been, het land doorsjouwend en on
derzoekend en laat de tijd voorbijgaan
die men bij voorkeur in het bezit der
spaarzame beleggers aantreft. Het ver
lies uit dien hoofde door ons volk
geleden, wordt geschat nog grooter
te zijn, dan het bedrag onzer jongste
groote staatsleerhng. Hieruit blijkt
hoezeer ook ons land, zij het ook
niet op bloedige wijze, zijn deel in
de oorlogsramp te dragen heeft.
Aan den anderen kant echter mag
niet worden verzwegen, dat talrijke
maatschappijen, zoowel scheepvaart
ondernemingen en industrieele zaken
als anderszins een tijd van grooten
voorspoed doormaken. Daarbij komt
nog deze omstandigheid, dat door ons
publiek gretig gebruik gemaakt wordt
van de omstandigheid, dat in het
neutrale buitenland, met name de
Vereenigde Staten, tal van bedrijven
zeer voorspoedig gaan, wegens de
reusachtig omvangrijke oorlogsbestel
lingen. De wakkere Amerikanen heb
ben reeds honderden en honderden
millioenen aan de oorlogvoerende
partijen verdiend en gaan nog eiken
dag voort grove winsten te behalen
uit hun leveranties van oorlogsmate
riaal aan de Entente-mogendheden.
Duitschland en zijn bondgenooten
kunnen zij, door afgesloten zeewegen,
niet bereiken, anders zouden zij ook
daar even gaarne hun oorlogswaren
slijten. Ons publiek, dat nauwelijks
zijn eigen oorlogswinst binnen heeft,
schijnt geen geduld meer te hebben
om hetkwijt te raken, en gaat
zich thans ijverig interesseeren voor
die Amerikaansche oorlogswinsten.
Het spreekt echter van zelf, dat de
schandere Amerikaan, eerst dan een
ander mede smullen laat, wanneer het
vet van den ketel is. Dit heeft hij
altijd gedaan en doet zulks ook nu
met hetzelfde gevolg, hetwelk hier te
lande door velen maar al te zeer tot
hun schande en schade zoo dikwerf
betreurd is. Want meer dan ooit is
het kansspel thans zeer hachelijk. Im
mers wij zagen hiervoren hoe snel de
vredes- en oorlogsklanken wisselend
aangeheven worden of verstommen
en even snel wisselt ook de kans op
oorlogswinst. Een aanstaande vrede
toch beteekent het einde van al die
schromelijk hooge oorlogswinsten, en
daarom zijn er'zoo velen, helaas,die
louter uit kortzichtige eigenbaat, niet
meer naar vrede, maar naar een zoo
langdurig mogelijke bestendiging van
het oorlogsdrama uitzien. Dit nu is
een droef verschijnsel, dat niet alleen
echter in ons land, maar ook daar
buiten valt waar te nemen in steeds
toenemende mate. En daarom dient
met alle kracht te worden geprotes
teerd tegen deze verderfelijke uitwas
van den rampzaligen oorlogeen
verblinde, op oorlogswinsten beluste
menigte, die zoo zij nog meer to--
neemt en zich gelden laat, een wer
kelijk gevaar zal opleveren voor mo
gelijke vredeskansen.
Op een mooien, helderen winter
dag zult u van een uwer expedities
in het kamp terugkomen, en zult be
vinden, dat zij een huishouden heb
ben opgezet. Zeker! En voor-u blijft
er niets over dan goudzoeken
Het tafereel was zoo weinig uit
lokkend, dat Corliss zich gemelijk
omkeerde en hem beval zijn mond te
houden.
„Wie? Ik?" vroeg Del Bishop zoo
beleedigd, dat Corliss lachte.
„Wat zou jij dan doen
„Ik? In alle oprechtheid zal ik het
u zeggen. Zoodra u terugkomt, gaat
u haar een bezoek brengen. Maak af
spraken met haar voor verschillende
dagen, en a's u thuiskomt, schrijf ze
dan op, om het vooral niet te verge
ten. Leg vooral beslag op haar vrijen
tijd, om dien anderen kerel geheel
buiten te sluiten. Verneder u niet te
veel voor haar, zij is niet van het
soort, om daarvan te houden maar
wees ook niet te hoog en te trotsch.
Zoo, zoo ziet u En dan, op een
keer, als u ziet, dat zij u goedgezind
is, en tegen u glimlacht, zooals alleen
zij dat doen kan, dan moet u er bij
Een wijze les, die gehoord moet worden
In den gemeenteraad zijn toezeg
gingen gedaan dat de plannen inzake
den bouw van een nieuw stadhuis
spoedig zullen worden ingediend.
Wat onder het woord „spoedig" ver
staan moet worden hebben wij nog
nimmer goed leeren begrijpenne
men wij het echter in de oud-HoI-
landsche beteekenis, dan is binnen
korten tijd, een verreljaars bijvoor
beeld, wel iets te wachten.
Wij hopen dat vooral getracht zal
worden iets tot stand te brengen dat
voor het nageslacht een monument
zal blijven van de hoogte waarop
thans de architectuur staat. Over
het algemeen zijn de architecten in
ons vaderland met hun laatste kunst
producten niet bijster gelukkig. Het
kan zijn, dat er een nieuwe stijl op
de komst is en dat de thans gescha
pen gebouwen voorboden zijn van
dien nieuwen stijl, doch het is ook
niet onmogelijk dat wij op het oogen-
blik een overgangsperiode op dat
gebied doormaken, waarvan het ty
pische kenmerk is dat het geen eigen
stijl heeft.
In de Tweede Kamer heeft de heer
Bichon van IJsselmonde den bouw
trant van de Nederlandsche postkan
toren besproken en het is wel ge-
wenscht de vele zeer juiste opmer
kingen, die in de Kamer niet verder
doordrongen dan tot de stenografen,
aan de vergetelheid te ontrukken.
Bij nalezing in de Handelingen
blijkt deze rede niet alleen raak cn
juist te zijn, doch tevens zeer geestig.
Reeds meermalen heeft de afgevaar
digde voor Ommen de aandacht ge
vestigd op het gebrekkige stelsel dat
bij den bouw van de Nederlandsche
postkantoren wordt gevolgd, doch,
naar hij zegt, heeft de regeering zijn
opmerkingen beantwoord op een
wijze die aantoont, dat men er aan
het departement niets van begrepen
heeft en zich ook niet de moeite
heeft gegeven om te trachten er iets
van te begrijpen.
Met de herhaling van zijn opmer
king koesterde de geachte afgevaar
digde niet de minste illusie thans
gehoord te worden. Ik ben, aldus
sprak hij, altijd gedachtig aan het
onderricht dat John Morley, als En-
gelsch staatsman bekend als „Honest
John", eens gegeven heeftprent je
dat goed in als iemand iets beweert,
moet je in de eerste plaats vragen
wie heeft het gezegd Dat is het
allerbelangrijkste. In de tweede plaats
hoe heeft hij het gezegd in welken
vorm, op welken toon enz. En in
de derde plaats, maar daar komt het
't minst op aan wat heeft hij gezegd j
Deze geestige opmerking is aan de i
aandacht van de Kamer ontsnapt
alleen de minister heeft ze waar-
schijnlijk gehoord. Dat hij er dan 1
kan ik niet zeggen, wat de uitkomst
zal zijn. Dat is aan u, om uit te vin
den. Maar wacht er niet te lang mee.
Beter vroeg getrouwd dan nooit. En
als die pennelikker zich wil Indrin
gen, geef hem dan maar een pak
slaag maar flink! Dat hij voor-
loopig genoeg heeft. Nog beter, neem
hem alleen en spreek met hem. Zeg
hem, dat u een kwade is, en zeg hem
ook, dat u al rechten had, vóór hij
nog droog achter de ooren was en
dat, als hij er zijn neus tusschen durft
te steken, u hem den kop zult afslaan."
Bishop stond op, rekte zich uit,
en ging naar buiten, om de honden
te voeden. „Vergeet niet, hem den
kop af te slaan", riep h'j nog eens
achterom. „En als u er een beelje
huiverig voor is, roep my dan maar.
Ik zal hem niet lang laten wachten."
HOOFDSTUK XIV.
„Ach, het zoute water, miss Welse,
het sterke, zoute water en de groote
golven en de zware booten voor
passagiers en koopwaren dat alles
ken ik. Maar het zoete water, en de
vooral ook zijn voordeel mee doe
Om dan terug te komen op het
type postkantoren, een instelling die
in veel opzichten overeenkomt met
het stadhuis. In ons land bouwt men
ze aldus een groote vestibule, waar
in alle loketten in de rondte, en éen
of twee uitgangen. Bij de verbou
wing van het Haagsche postkantoor
is dat systeem ook weer gevolgd.
Een enorme vestibule met aan de
twee uiterste punten een ingang en
een uitgang. Het eenige dat men er
van kan zeggen is dat het er ruim is.
En toch weer nauw. De loketten
zitten zoo dicht naast elkaar, dat als
er queu gemaakt moet worden, de
rijen elkaar hinderen. Intusschen zij
dit erkend dat het een kolossale ver
betering is, vergeleken met het oude
kantoor.
De heer Bichon vertelt ons hoe het
postkantoor te Génève gebouwd is.
Het gebouw staat daar aan de straat,
met een gevelbreedte van 70 meter.
Er is een corridor aan de straatzijde
met verschillende toegangen en in
dien corridor bevinden zich aan de
lengte-zijde de verschillende loket
ten, zoodat iemand, die aan een be
paald loket moet zijn, door den toe
gang binnen gaat, die hem het snelst
bij dat loket brengt. Aan de rechter
zijde komt die corridor uit in een
vestibule die naar het telegraaf
kantoor leidt, aan de linkerzijde een
vestibule die de automaten voor
postzegels en briefkaarten, brieven
bussen en postboxes bevat.
Deze wijze lessen van den heer
Bichon mogen de Nederlandsche
bouwkundigen wel eens ter harte
nemen. Het is waar dat in ons land
maar nageknoeid wordt van het een
op het ander en dat zelden eens naar
het buitenland wordt gekeken. Waar
je in ons land komt, tot op de
kleinste plaatsjes, vindt je dat zelfde
systeempje bij de postkantoren terug.
En overal hetzelfde inconveniënt dat
het akelig koud is in de vestibules
en dat het er geweldig tocht.
Bij den bouw van een nieuw stad
huis zal het loketten-vraagstuk ook
aan de orde komen en het is te ho
pen dat dit ook niet naar het oude
recept behandeld zal worden. Over
het algemeen wordt wel groote strijd
gevoerd om de schoonheid van den
gevel zeker ze is van vee! ge
wicht doch wordt er heel weinig
aandacht geschonken aan de practi-
sche indeeling voor het publiek. Over
het algemeen wordt door de archi
tecten het publiek veracht. Indien
de opmerking van den heer Bichon,
die wij gaarne verder verspreiden,
er toe mocht leiden, dat eens wat
meer gelet werd op de gemakken
voor het publiek, zou de geachte af
gevaardigde voor Ommen in zijn
pessimisme beschaamd worden en
John Morley's wijze les zou voor
Nederland niet blijken op te gaan.
Eiber.
bellen éen diepe ademhaling,
éen zucht, éen hartklop te veel,
en poefom sla je neen dat, dat ken
ik niet."
Baron Courbertin glimlachte in
zelfmedelijden en ging voort: Maar
het is heeriyk, prachtig. Ik heb er
met alle attentie naar gekeken en ik
was jaloersch. Maar eens zal ik het
ook leeren."
„Het is niet zoo meeiiyk," viel St.
Vincent hem in de rede. „Is 't wel,
miss Welse Niets dan een ze
ker evenwicht tusschen geest en
lichaam
„Zooals de koorddanser
„O, u is onverbeterlijk," zei Frona
lachend. „Ik ben er zeker van, dat u
evenveel van cano's weet als wij."
„En u kent het ook? een
vrouw Hoe cosmopolitisch de
Franschman ook was, de onafhanke
lijkheid en handigheid der Yankee-
vrouwen waren een voortdurend won
der voor hem. „Hoe leerde u het?"
„Toen ik nog een heel klein meisje
was, te Dyea, onder de Indianen."
■■■Ml
/\xr. ji -