thu muil DONDERDAG lO JUNI ¥aWeroverzkht. GEMEËNTËBËSTIR FEUILLETON Roman dooi MINA VQH HALM. Vaderland ssi da Oorlog. No. 134 53e Jaargang1 1913 VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS; Vooi Vlissingen er» de gemeenten op Walcheren 1.3C per drie maanden. Franco door het geheele rijk 1.50. Voor België 2.30 Voor overige landen der Post-Unie 3.35 Afzonderlijke nummers 3 cent ÉpvsFirma F. VAH BE VE13E Jr., Klsiin W 53, Vliisjngin. IbIëim latere. 10 ADVERTENTIEPRIJS: Van 1-4 regels 0.40voor iedereregel mm cevsj Driemaal plaatsen wordt twee maal berekend. Bij abonnement speciaie prfjs Reclames 20 ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragen 5 ct. per regel !>e abonnés, in't bezit eener ijfart flffcgulden biJ levens-Hf Fff* gulden bij dood gulden bij verlies A |T*f| gulden bij verlies J f*f| gulden bij verlies f| ff gulden bij' verliet polis, zijn GRATIS verze- #1II SI I lange ongeschikt- B door <1111 van een hand, l^Sg van! II III vaneen h van eiken kei'd tegen ongelukken voor: heid tot werken i een ongeluk *Lm%3 U voet of oog JL&JU een duim 11JU wijsvinger wj anderen vinger. a«se ultkeeringen worden VERDUBBELD Indien de verzekerden, voorzien van geldig plaatsbewijs, een ongeluk bekomen op trein, boot oi tram. De ultkeerlng wordt gewaarborgd door de „Holl. Aig. Verzek. Bank" te Sehladsie BRANDWEER. Beproeving der brandspuiten. De Opperbrandmeester te Vlissin gen brengt ter kennis van het personeel bij de brandweer alhier dat een beproeving der brandspuiten bepaald bij art. 439 der algemeene verordening van ooliiie, zal plaats hebben op MAANDAG 28 juni a.s. voor de Spuiten A en B en WOENSDAG 30 Juni d.a.v. voor de Spuiten C en D telkens des namiddags ten 6 ure aan de Arsenaalstraat en bij ongunstige weersgesteldheid alsdan op 29 Juni en 1 Juli d.a.v. op hetzelfde uur. Vlissingen, 10 Juni 1915. De Opperbrandmeester voornoemd, WEMELSFELDER. Vergadering van Woensdag. De discussie over het wetsontwerp dat bedoelt een tijdelijken gezant aan te stellen bij het Vaticaan heeft in de Kamer niet die opwinding verwekt welke daarbuiten is gebleken. Het blijkt wel dat de Kamerleden zich niet uit hun kalme overweging laten rukken door een nogal lawaaierige oppositie. Zelfs in de rede van den heer Eerdmans die alles bijeenbracht om het ontwerp te bestrijden, kwam het niet boven een normale temperatuur van de Kamerdebatten. Wil men de rede van dezen afgevaardigde in het kor; weten dan komt ze hierop neer. Toen de Regeering dr. Nolens uit zond, vermoedde zij dat het Vaticaan tot vredes-actie ger.eigd was. 01 dacht ze soms dat het mogelijk was dat de heet Nolens terug kwam mèt de mededeeling dat een gezantschap niet noodig was Dat de Paus krach tens zijn positie voor een vredes bemiddeling is, weet wel ieder. De Regeering gaf echter een deel van haar buitenlandsch beleid over in handen van dr. Nolens. Zal hij straks wellicht verklaren da t bestendiging van den vrede als een definitieve aan stelling geldt Bij het Vaticaan zijn zoo goed als geen vertegenwoordigers meer van de oorlogvoerende volken. De Pruisische en Oostenrijksche gezanten gingen heenalleen Rusland en Enge and blijven over. Op die wijze is het con tact verbroken. De heer Eerdmans plukhaarde hier en daar in allerlei argumentjes die uit en de na reeds besproken zijn buiten de Kamer. De Regeering zou deze alle wellicht met één slag af weren door mededeelingen te doenij Ze doet dit echter niet en dan is het gemakkelijk allerlei bezwaren, van 69. O— (Nadruk verboder.) De Bregunoffs vormden een groote familie. In den zomer waren op het landgoed altijd veel gasten. Gelegen heid voor ongestoord samenzijn met Walter zou Thea dus wel nauwelijks vinden. Zij koesterde nog altijd de hoop, dat ze een omkeer van zijn inwendi- gen mensch zou kunnen bewerkstel ligen en invloed op zijn zieleleven uitoefenen. Toch kwam alles zoo, als Thea gevreesd had De tijd van haar verblijf op Bregunoffka verliep, zon der dat haar gelegenheid werd ge boden tot haar echtgenoot op de wijze, zooals zij wenschte, in nauwer be trekking te komen. Walter was de lieveling van den gezelligen kring. Was hij met Thea onder vier oogen, dan verdween de diplomatischen en religieusen aard, te opperen, die feitelijk niets anders zijn dan evenlueele vragen, die men aan de Regeering zou kunnen stellen, indien zij bereid was te antwoorden. Maar juist hier ligt het belangrijke puntje. Namens vele zijner vrienden, legde de heer Van Bylandt de ver klaring af, dat hij op het oogenblik de noodzakelijkheid van een gezant schap niet inzag, maar dat hij op gezag van de ernstige mannen die thans de Regeering vormen en nu vol vertrouwen op hun beleid, zich er bij neerlegt. De bezwaren die deze fractie heeft, zijn niet minder in aantal en in gewicht dan die van den heer Eerdmans, doch zij leggen er zich bij neer. In denzelfden geest als de heer Van Bylandt spraken de heeren Van Idsinga, Van Leeuwen, De Meester, V. d. Voort v. Zijp, Bos, De Beaufort, in verschillenden toonaard hebben zij verklaard meer of minder nut te zien in dit gezantschap en naar die mate waren zij minder of meer geneigd de Regeering te sleunen. Het is voor allen een kwestie van vertrouwen en dat wil men de Re geering gaarne geven. Een afzonderlijk stmdpunt nam de heer Van Raalte in. Hij meent dat het logisch en onvermijdelijk gevolg is van een tijdelijk gezantschap, dat men het belang zal inzien van een definitieve vertegenwoordiging. Z. i. heeft de Regeering meer kans van slagen, wanneer zij zelfstandig op treedt, dan wanneer zij dit doet onder auspiciën van den Paus. Precies hetzelfde betoogde de heer Tydeman, die een meer nationaal karakter aan de zaak wil geven door in elk gevai een gezant te benoemen, die Protestant is. Nog vroeg de heer Troelstra eenige inlichtingen over de verhouding waarin de te benoemen gezant tot het Vatikaan zal staan. Met eenige kracht is door den heer Van Bylandt en door den heer Troelstra geprotesteerd tegen de pers voorzoover zij oorlogszuchtige ten- denzen tracht te wekken. Ten slotte harkte de heer de Sa- vornin Lohman de geschiedenis om, om ten deze zich tegen een bestendig gezantschap te verklaren. Alleen de internationale positie van den Paus geeft aanleiding om ons daar te doen vertegenwoordigen. Nederland en Duitschland Wij maakten in ons nummer van Maandag melding van het onderhoud dat prof. H. Treub gehad heeft met den heer Schweriner, medewerker der „Vossische Ztg." Dezelfde journalist heeft nu den heer C. j. K. van Aalst, zorgelooze vroolijke trek op zijn gelaat, welken hij anders altijd vertoonde, en maakte plaats voor een verdrietige. Thea was immers thans niet meer lijdend en behoefde dus niet meer gespaard te worden. Heb je zorgen of onaangenaam heden, Walter? vroeg Thea belang stellend, toen ze hem eens in een klein, tweepersoonsrijtuig van het van het spoor weg-station afhaalde. Het deed haar pieizier zelf te men nen. Het paard, dat meneer von Bre- gunoff haar tot dat doel ter beschik king stelde, was doodmak, en de af stand van het landgoed tot het station bedroeg nauwelijks een kwartier. ja, ik had onaangenaamheden in zaken, antwoordde Walter korten onvriendelijk. Waarom behoefde Thea te verne men, dat hij in den afgeloopen nacht een zeer liooge som had verloren De vrouwen, vond hij, zooals hij zich kort geleden in intieinen heerenkring uitstiet, doodelp verve lend. Het spel, waaraan hij zich van dag tot dag meer overgaf, trok hem daaren president der Ned. Handelmi;. geï t- tervieuwd. De heer Van Aalst sprak eerst over de stricte onzijdigheid der Overzee- Trustmaatschappij. Toen, zeide hij, de onderhandelingen met Engeland over het oprichten van de Trust wer den aangeknoopt, geschiedde dat niet om te ageeren tegen Duitschland, maar uit den aard der zaak moest men het in de eerste plaats eens zien te worden met Engeland om den toe voer der schepen te verzekeren. Ten slotte heeft ook Duitschland ingezien, dat de maatschappij geen ander doel had dan de absolute verzekering van de neutraliteit in het belang van Ne derland. En thans kon de heer Van Aalst met genoegdoening verklaren, dat de economische toestand van Nederland tengevolge van de oprich ting der Trust werkelijk goed is. De heer Van Aalst is het niet eens met prof. Treub ter zake van de volkssympathie. Hij meent dat „der Hollander dem Deutschen darchaus zugetan" is. Niettemin heerscht er in Nederland een zekere ontstemming tegen Duitschland, al is het, reeds om de hierboven aangegeven redenen, verkeerd te spreken van bepaalde Duitschenhaat. Maar er bestaat het niet te beschrijven, instinctmatig waargenomen gevoel van onbehaag lijkheid, dat altijd hand aan hand gaat met wantrouwen. Met andere woor den de Nederlander is bevreesd voor een te machtig Duitschland. Openhartig erkende de heer Van Aalst„Door dit gevoel gedreven hoopt de meerderheid van het Neder- landsche volk op DufcScfcland's neder laag. Niet, en daarop leg ik nog maals den nadruk, uit haat tegen Duitschland. Doch uit vrees, dat het Nederland vergaat zooals België." En deelt u deze meening? vroeg de verslaggever. Qeiooft u, dat Duitschland, indien het als overwin naar uit dit strijdperk treedt, Neder land met huid en haar zal verslin den En (schrijft Schweriner) de grootste koopman van Holland, een man met ruimen blik, antwoordde Neen, zeer bepaald neen. Want Duitschland zal aan een vriendschap- pelp gezinden, zelfstandigen Neder- landschen buurman meer hebben, dan aan een vijandelijken bondsstaat. Ik geloof niet dat men in Duitschland thans het minste voornemen koestert om de zelfstandigheid van Nederland te bedreigen. Intusschen, ging de heer Van Aalst voort, en dit voelen wij allen, indien Duitschland België houdt en ook op deze grenzen onze buur wordt, zijn wij in een groot Duitschland als eenigen buur geklemd. En, al zijn de voornemens nog zoo goed, die groote kerel om ons heen beneemt tegen met onweerstaanbare bekoring aan. Het vlak, waarop hij zich bevond, begon steeds meer te hellen. Hadden de Hartungs in een kleine stad geleefd, Thea zou ongetwijfeld van Walter's doen en laten onderricht zijn geweest. Kort voor haar vertrek van Bregu noffka kreeg de jonge vrouw een brief van haar moeder, die haar wel zeer moest ontstemmen. Aan het slotschreef juffrouw Lindner namelijk „Daar je wel weet, mijn lieve kind, hoe jouw welzijn mij bezig houdt, en mij aan 't harte ligt, kan ik niet na laten je mee te deelen, dat ik ten opzichte van je geldelijke omstan digheden zeer bezorgd ben. Zooals je bekend is, is het raadslid Bergstraat, de oude, trouwe vriend, van je vader, zeer nauw verwant aan den bankier, bij wien het geld van tante Eugenie, dat jou ten deel viel, werd gedepo neerd. Nadat Bergstraat mij toenmaals verzekerde, was al het geid uitstekend belegd, zoodat ik in dit opzicht vol komen gerust was, beste Thea. Maar nu verneem ik tot mijn bevreemding weer door Bergstraat, wien zijn neef, de bankier, het in vertrouwen ons lucht en adem. Wij stikken in een atmosfeer van voortdurende be klemming. Want wij zouden ons nooit kunnen bevrijden van de gedachte dat Duitsch land, zooal niet vandaag, en niet bin nen tien jaren, dan misschien toch over vijftig of honderd jaar, het nood zakelijk zal achten, Nederland in te lijven. Bedenk wat dit voor ons zou beteekenen. Het absolute einde. Want Engeland zou onmiddellijk de Nederlandsche koloniën in bezit ne men. En onze rol in de wereldge schiedenis ware uitgespeeld. Achterblijven van verlof. De opperbevelhebber van land- en zeemacht heeft de navolgende order uitgevaardigd Ik bepaal, dat militairen, van wie op grond van rapporten van officieren van gezondheid blijkt, dat zij zonder noodzaak wegens „ziekte" met verlof zijn achtergebleven, na hun terug komst bij hun korps en na het ver strijken van de hun eventueel op te leggen sfraf, gedurende minstens éen maand van alle verloven verstoken blijven. Dit tijdvak kan door den commandeerenden officier tot ten hoogste twee maanden worden ver lengd, indien de duur der wederrech telijke onttrekking aan den dienst daartoe aandleiding geeft. Gedurende dit tijdvak worden aan de bedoelde militairen alle vergun ningen tot afwezigheid buiten hun standplaatsen onthouden. Naar het veldleger. De miliciens der lichting 1915, die in Februari j.l. voor eerste oefening onder de wapenen zijn gekomen, zullen omstreeks 15 Juni overgaan naar het veldleger. Tegemoetkoming uit's rijks kas. Bij Koninklijk besluit is bepaald, dat, te rekenen van 1 Mei 1915 af, gedurende den tijd, de Nederlandsche strijdkrachten gemobiliseerd blijven, indien tengevolge van het verblijf in werkelljken dienst van een lot de Koninklijke marine reserve behooren den militair voldoende middelen tot levensonderhoud ontbreken, aan zijn gezin of aan dat waartoe hij behoort of waarin hij als pleegkind is opge nomen, dan wel aan personen die hem in den eersten of tweeden graad van bloed of aanverwantschap bestaan aan het gezin of aan die personen een tegemoetkoming uit 's rijks kas kan worden verleend van niet meer dan f 1 voor eiken dag dien de re servist in werkelijken dienst is. Voorts is bepaald, dat.de tegemoet koming niet mag te b tven gaan het bedrag aan inkomsten dat wordt ge derfd door de afwezigheid van den reservist, eventueel verminderd met de kosten van diens eigen levenson derhoud. had meegedeeld dat je reeds een zeer belangrijk gedeelte van je kapi taal uit de bank hebt genomen. Lieve kind, is dat werkelijk het geval Ik waag het trouwens niet aan de woor den van Bergstraat te twijfelen. Je kunt je voorstellen, lieveling, hoe bezorgd mij deze aangelegenheid maakt 1 ik smeek je, schrijf mij per omgaande, of mijn bezorgdheid ongegrond is ge weest of niet. Misschien, zeg ik tot mij zelve om mij te troosten, misschien berust alles op een misverstand. Beste kind, weldra heb ik zestig jaar op deze wereld geleefd en ofschoon ik maar een eenvoudige oude wrouw ben, wefet ik toch vele dingen juist te beoordeelen. Zoo onderschat ik ook niet de waarde van het geld en het maakte mij gelukkig mijn eenig, teer bemind kind in levensomstandigheden te weten, weike het in de gelegen heid stelden om zonder eenige zorg voor het dagelijksch brood, ja zelfs in overvloed te leven. Maar te oor- deelen naar hetgeen ik nu vernam, zeg ik vol angst tot mij zelve, dat, wanneer het zoo doorgaat, de erfenis van tante Eugenie spoedig opgeteerd zal zijn. Toen ik inderdaad van haar Os zorg voor vluchtelingen in België. De heer W. A. van der Veen, voor zitter van het Antwerpsch Centraal Bureel voor Belgische Vluchtelingen, deelde in een persgesprek met een medewerker van het Corresponden tiebureau het volgende mede „De vluchtelingen-verzorging in België is nu in een geheel nieuw stadium gekomen. Hetgeen tot dusver geschiedde door het particulier ini tiatief, is thans zorg der overheid ge worden. Daar het een zuiver Belgi sche aangelegenheid is, zou, naar de inzichten van sommige Belgen, deze zaak in sympathieker handen jzijn, indien het Comiteitvoor Hulp en Voeding de zaak ter hand had ge nomen. Toch zou dit te veel gevergd zijn van dit energieke lichaam en ook zou de samenwerking met de mili taire overheid moeilijk te regelen zijn. Nu is de uitvoering aan de gemeen- tezorg toevertrouwd en practisch is dit het beste. Eenigen tijd geleden, zoo vervolg de de heer Van der Veen, werden Burgemeester en Schepenen van Ant werpen onverwacht door de kennis geving opgeschrikt, dat onderdak voor 20,000 vluchtelingen moest wor den verschaft. Men mompelde dat deze vluchtelingen uit de ettape-li miet zouden komen. Gelukkig echter zijn ze nog niet aangekomen, want het wil wat zeggen in een stad, waar alle openbare gebouwen in militaire handen zijn, gelegenheid te bieden voor zooveei personen. Alles wijst er echter op, dat de aanzegging maar een vcotloopige is geweest om op aiie mogelijkheden voorbereid te zijn. De postdienst zoo deelde de heer v. d. Veen verder mede is in België tnans redelijk goed. Dit is ook aanleiding geweest voor de leiders van 't Antwerpsch CentraalBureel voor Vluchtelingen om zijn inlichtingsdienst te staken. Het filiaal te Roosendaal is gesloten en het Bureel te Antwer pen alleen geopend voor algemeene zaken en voor den stationsdienst. Algemeen kan worden waargeno men dat de gevolgen der ramp in de huisgezinnen en bij het terugvin den van familieleden zich niet meer doen gelden. Bovendien kan men gebruik maken van de post en di rect schrijven aan de burgemeesters of secretarissen der gemeenten. Het bankwezen funclienneert ook weer eenigszins, terwijl zelfs de Duilsche overheid blijken geeft bijzonder moei lijke gevallen ook onder haar be scherming te willen nemen. Een overzicht te geven van de werk zaamheden voor dit deel van onzen arbeid is vooralsnog niet raadzaam. We zouden bezwaren moeten uiten en misschien wel klagen over sommige elementen uit het publiek. Bovendien heeft zoodanig verslag alleen waarde testament hoorde, dankte ik haar van ganscher harte, dat ze jou, mijn doch ter, met goud overlaadde. Maar éen overtuiging heb ik van mijn verblijf bij jou, Thea, helaas meegenomen vergeef je oude moeder, wanneer ze openhartig uiispreekt, wat haar het gemoed zoo bezwaart: je bent niet zoo gelukkig in je huwelijk, als je hoopte te worden. Ik wil niets kwaads van je man zeggen, je niet tegen hem opstoken. Als echtgenooten elkaar niet goed begrijpen, ligt de scnuld ge woonlijk aan allebei. Ik wil niet verder onderzoeken en vragen, waarom jullie verbintenis geen gelukkig huwelijk is geworden. Mis schien is jullie geld er de schuld van. Het heeft je vervreemd van je thuis, het stelt je in de gelegenheid om jullie tijd aan de gezelligheid, aan het vermaak te wijden. Gave de hemel, dat ik mij de zaken verkeerd voor stelde Hoe gaarne zou ik eens met je praten, en je alles zeggen, wat mij op 't hart ligt. Je zoudt daarom stellig niet boos op mij worden, maar mijn zorgende liefde begrijpen. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1915 | | pagina 1