2000' Eerste Blad. 1 MEI lnummerbBstaatujt2iiladBii. meidag. No. 102 iisavefirma F. MH DE VELDE Ir., Kleine Harkt 58, Iflissinp. Telefoon lnterc. 10 uitgezonderd ep Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen FEUILLETON liman to Mill VON HUM. Brieven uit Je Hofstad 1915 VLISSINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ1.30 per drie maanden. Franco door het geheele rijk 1.50. Voor België 2.20 Voor overige landen der Post-Unle 3.35 Afzonderlijke nummers 3 cent» m ADVERTENTIEPRIJSVan 1—4 regels 0.40voor iedere regel meer 10 cenj Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Bi] abonnement speciaie prijs Reclames 20 ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragen 5 ct. per regel I gulden bij levens- n f* gulden bij dood A A gulden bij verlies J| prt gulden bÜ verlies A ft gulden bij verlies ft P^gulden bij verlies lange ongeschikt- /'lil door van een hand, 1*1 II van| II III van een M*\ van eiken heid tot werken ff (JU een ongeluk (lUU voet of oog IvU een duim JLU U wijsvinger LÜ anderen vinger, gilt ultkeerlngen worden VERDUBBELD Indien de verzekerden, voorzien van geldig plaatsbewijs, een ongeluk bekomen op trein, boot ol tram. De ultkeering wordt gewaarborgd door de „Holl. Alg. Verzek. Bank" te Schiedam Pe abonnés, in 't bezit eener polis, zijn GRATIS verze kerd tegen ongelukken voor: Is het waarlijk de vroege zomer, die thans zijn intrede doet De weldoend warme zonneschijn,de blauwe lucht, onbewolkt en frisch, de ontluikende bladerenpracht aan boom en struik, het kwinkeleeren der vogels, dat alles doet ons thans reeds een voorproef smaken van het nade rend zonnegetij. En ook de kalender spreekt er ons van de eerste Meidag js het heden. De lieflijkste maand onder al haar twaalf zusteren viert haar blijde inkomste en heel het aard rijk juicht in levenwekkende accoor- den. Wij hebben den wintertijd vaar wel gezegd en bereiden ons voor om de schoone zomergaven te ontvangen en te genieten. En toch, hoe zeer vindt de eerste Meidag ditmaal ons anders terug, dan in vorige jaren hoever ligt de Mei maand van verleden jaar achter ons Wat al rampen, wat al wisseling van lot en ervaring is er in die korte spanne tijds ons deel geworden Van de zes groote mogendheden staan er niet minder dan vijf op het oorlogs- veld.Van een gelukkigen, bloeienden, onafhankelijken staat is het naburig België een diep beklagenswaardig land geworden van de veiligheid ter zee is geen sprake meer en van uit de baren grimt het beeld van vernie ling en rouw de zeevarende volken tegen. De oorlogsgebeurtenissen, die van Europa schier éen slagveld maak ten, volgden elkander in verbijsterende snelheid opde volken ondergingen gewaarworderingen als nimmer voor kwamen. De buitenlandsche vijand heeft met eenen slag aan de binnen- landsche tweespalt een einde gemaakt en de grootste politieke tegenstanders in alle landen staan schouder aan schouder in den strijd voor het va derland. Ook de neutrale landen hebben den weerslag der groote wereldgebeur tenissen in sterke mate gevoeld ook daar trad onder den druk der ernstige omstandigheden alle partij-politiek in de parlementen en daarbuiten op den achtergrond en voelden alle burgers zich kinderen van één land. De Gods vrede deed zijn intrede in alle volks vertegenwoordigingen en beheerschte het politieke leven. Ook in ons land was zulks het gevalook Nederland heeft, al zij het gelukkig niet op bloedige wijze, zijn deel aan den oorlog te dragen ook hier traden diepgaande wijzigingen 39) O(Nadruk verboden. Het trof bijzonder dat mevrouw von Wege juist dien morgen eenige be zoeken moest afleggen, welke geen uitstel duldden. Thea bleef zoodoende geruimen tijd aan zichzelve overge laten en gebruikte den tijd om den "lief op te stellen, die haar los zou waken van haar verloofde. Het viel haar moeilijker dan zij het had voorgesteld. Verschillende vellen Papier verscheurde en verbrandde ze, uur een brief klaar kwam, welks in houd ze goed vond. Een paar malen druppelden er ook heete tranen op het papier. Het slot van den brief werd ge vormd door een herhaalde bede om vergiffenis. Toen de klep van de groen gelak- 16 brievenbus dichtklapte, was het zoowel in het politieke als economi sche leven in. De eerste Meidag strekt daartoe tot bewijs. Immers hoe was niet telken jare deze dag gereede aan leiding voor een der staatkundige partijen en hare aanhangers om van hun denkbeelden en toekomstdroomen getuigenis af te leggen. De éen-Mei- dag in alle landen behoorde henhij was tot het symbool van hun leer en werken verheven. Weliswaar waren de tijden, dat met geconsigneerd gar nizoen en gereedstaande politiemacht die eerste Mei in tal van Europeesche hoofdsteden tegemoet gezien werd, allengs afgenomen en hadden zij plaats gemaakt voor meer vreedzame betoogingen.Toch kenmerkte zichMeze dag nog steeds door een zekere uit dagende houding eenerzijds, een on- geveinsden wrevel anderzijds, beide gepaard gaand met een algemeene stemming van ongerustheid, dikwijls dagen lang te voren. Van dat alles is ditmaal nagenoeg geen sprake geweest, zoomin in de oorlogvoerende als in de neutrale landen. Ook in dit opzicht heeft de oorlog blijkbaar een zeer groote wij ziging in de denkbeelden en gevoe lens der menigte gebracht. De mensch- heid toch heeft voor alles nieuwe idealen noodigzij heeft, gelijk wij nog dezer dagen aan een der laatste bekende „Van-dag-tot-dag"-opstellen van den heer Charles Boissevain ont leende, zij heeft levensbehoefte aan vernieuwd geloof, aan een vernieuwd levenwekkend vertrouwen in hare roeping. Dat geloof kan niet een en kele partij, niet een enkele groep aan de volken schenken zuik geloof moet uit zich zelf geboren worden, zij het ook na een tijd van veel lijden en na de smartelijkste ervaringen. Maakt de wereld thans zulk een tijd van pijn en banden door, om er gelouterd te eeniger tijd uit te voor schijn te treden Wie vermag het met zekerheid te zeggen Wij kunnen het slechts vurig hopen, dat der mensch- heid eenmaal het leed vergoed moge worden, dat zich thans over haar in zoo ontzaggelijke mate heeft uitge stort, en waarvan het einde zich nog niet laat bevroeden. Want nog dag aan dag, week aan week, maand aan maand dreunen de velden van het oude Europa van de slagen der don derende kanonnen, die vuur en ver nieling uitbraken over duizenden onzer medemenschen nog vallen dagelijks ontelbare bloeiende jonge menschen- levens ten offer aan deze vreeselijkste aller oorlogen, nog wordt de welvaart van talrijke volken dag aan dag ver nield en neemt de rampspoed geen keer. En waartoe dat alles dient? Ziet de blonde Mei, hoe hij tot ons gekomen is, het hoofd omkranst met groene winde, en den lieflijksten lach op het gelaat, den lach der hope, den haar, alsof er een ondoordringbare voorhang voor een deel van haar le ven was geschoven. Het hoofdstuk „Odo" en „Elmershorst" was nu uit. Thea haalde verruimd adem, alsof ze van een zwaren last bevrijd was, zij gevoelde zich gelukkig ontkomen aan den geestelijken dood, die volgens haar meening aan de zijde van Odo haar deel geworden zou zijn. Ook vond ze zichzelve wel een beetje een heldin goed beschouwd was het toch geeh kleinigheid, een schatrijken aanstaanden majoraatsheer af te wijzen en weliswaar de neiging van het hart, maar dan toch ook een onbemiddeld man te volgen.... Maar wat deed dat er toe Thea gelooide vast, dat Walter een schitterende carrière zou maken. Dat kon niet uitblijven hij met zijn groote geestesgaven moest wei een der meest gezochte, beroemde advocaten worden. En al werd dat ook niet het geval, al moest Thea zich ais zijn vrouw ook bekrimpen, naar den geest zou ze niets missen. Door deze gedachte bezield, snelde het jonge meisje naar huis. Toen, ongeveer twintig schreden lach van het bloeiend, komend zomer- geluk. Heugt u nog de tijd dier don kere, zwart-donkere dagen, als in de natuur alles doodsch en kil, alles droevig en verlaten ligt Weet ge nog de bulderende voorjaarsstormen met hun ijzige kracht en de felle re gens uit het sombere zwerk neerschie tend op de aarde Maar zwarte som berheid en droevige verlatenheid zij klaarden op, de doodsche kilheid maakte plaats voor nieuw bloeiend leven, en ziet, in zijn stralend kleed staat de jonge Mei aan den drempel van het zomerpaleis Aldus ga het ook der menschheid na dezen tijd van gruwelijk verderf en zwarten rouwWij mogen, wij kunnen niet wanhopen aan een ein- delijke uitkomst na zooveel mensche- lijk leed als het oog thans alom ont waart. Daar moet, óók voor haar een maal een dag aanbreken, waarop het onheil voorgoed een einde nam, en waarin zij gelouterd door naamloos lijden, zich het geprangde hart ontlast gevoelt van dien eindeloozen oorlogs druk van maanden lang, van die felle smartelijkheid, over de wereld uitgestort, wellicht voor jaren lang. Dan zal gelijk heden de Meidag aan brak in de natuur, ook eenmaal der menschheid Meidag dagen, verkwik king en lafenis brengend waar wij nu nog slechts rouw ontwaren, en hope stortend in de harten dergenen, wier oogen thans nog van tranen verduisterd zijn. Moge die schoonste aller Meidagen wel spoedig aanbreken! Totok en Indo. De belangstelling die de Neder- landsche natie koestert voor hare Koloniën, is al zeer gering. Ze is even. gering als de kennis die zij omtrent de beteekenis, het wezen, het leven en werken van onze koloniën heeft. Of de geringe belangstelling het ge volg is van dat gemis aan kennis, dan wel of het verband juist omge keerd is, vermogen wij niet te be- oordeelen. Misschien zijn ze parallel- loopende verschijnselen. Omtrent Indië weten de meeste Nederlanders niet veel meer dan dat het baboes en kokosnoten uitvoert en dat arme bleeke Hollanders er heen gaan om rijk en bruin terug te keeren. Alleen in de residentie is de warmte der belangstelling een eindje boven nul. Dat verschijnsel vindt zijn oor zaak niet alleen in de omstandigheid dat het verband van het moederland met zijn koloniën hier ter stede wordt onderhouden, maar ook in de omstan digheid dat het percentage oud-Indi- sche gasten nergens zoo groot is als in de hofstad. Er is hier bijna geen familie die niet de een of andere van de huisdeur der von Wege's ver wijderd, zag Thea voor het huis een vigelante stilhouden waaruit een heer stapte. Ze bleef ais aan den grond genageld staan en wilde haar oogen bijna niet gelooven. Het was Odo, die met al de be daardheid, die hem ten dienste stond en die Thea zoo haatte, den koetsier betaalde en daarna zonder Thea te zien hij keek niet naar dien kant der straat, waar zijn verloofde als ver stijfd door zijn aanblik stond in het huis verdween. Onmiddellijk kreeg Thea het gevoel, dat ze moest vluchten. Voor geen geld ter wereld zou ze Odo thans willen ontmoeten. En nooit zou ze hem kunnen zeggen, wat in haar brief aan hem geschreven stond. Zij was bang voor den helderen blik van zijn trouwe oogen ja, ze schaamde zich, ofschoon ze volstrekt geen berouw over haar daad had. Maar waarheen zou ze gaan om een ontmoeting met Odo te voorko men Het liefst zou ze onmiddellijk naar W., naar de ouderlijke woning terug- keeren. Liever dadelijk alles aan haar relatie in de koloniën heeft of geparen teerd is aan families, waarvan één of meer leden in Indië vertoeven. Dit feit wordt voldoende bewezen door deze enkele mededeeling dat meer dan de helft van alle mail-corres- pendie die in ons land aankomt, voor den Haag pleegt bestemd te zijn. Er loopt in den Haag, zooals te begrijpen valt, heel wat Indisch bloed rond. De gelaatskleur, de lichaams bouw, de eigenaardige gang verraden bij velen hun afkomst. Behalve deze typische verschijnselen, die men met één oogopslag kan waarnemen, is het vooral hun uitspraak van de Nederlandsche taal, die hun Ooster- sche relatie onmiddellijk doet kennen. Wij zullen de laatste zijn om er den draak mede te steken, doch wij mogen niet nalaten te verklaren, dat die uitspraak vaak op onze lachspieren werkt. De zonderlinge woord-combi natie, het minder gelukkig gebruik van een bijvoegelijk naamwoord, het omzetten van de volgorde der woorden heeft vaak zoo'n grappig effect dat de meest beleefde toehoorder zijn lachen niet kan houden. Wanneer men een dame hoort vertellen dat zij tegenwoordig zoo gezond is als een kern, terwijl zij kern-gezond bedoelt, dan kost het moeite het gelaat strak te houden. Dat half-verindischte deel van de hofstad is sinds eenige weken lichtelijk geraakt over de openlijke wijze waar op de draak is gestoken met zijn karakter-eigenschappen en zijn fysieke gebreken. De bekende Indische too- neelschrijver Fabricius heeft een stuk geschreven „Totok en Indo" dat al vele opvoeringen heeft beleefd in het Verkade-theater. In dat tooneelstuk nu wordt de Indo, de half-bloed in het zonnetje gezet. Hoezeer hij in Indië aan de zon gewend moge zijn, dit soort zon kan hij niet best verdragen. Wij zijn zelf nooit in Indië geweest en kunnen dus uit eigen ervaring niet de juistheid beoordeelen. Echter heeft de omgang met tientallen In dische gasten, ook van het soort dat door Fabricius in de maling wordt genomen, ons echter eenigermate een kijk gegeven. Fabricius overdrijft, dat staat vast. Maar dat is nog het ergste niethij geeft noodeloos aan stoot en prikkelt categoriën van per sonen, die een dergelijke onaangename bejegening niet verdienen. De Indo staat in onze „blanke" samenleving altijd in een eenigszins scheeve positie. En bijna altijd voelt hij dat scheeve zelf zeer scherp, scherper dan het misschien wel in werkelijkheid is. Meestal heeft hij voortdurend het gevoel met éen oog te worden aangezien, terwijl zijn capaciteiten en zijn gezindheid tegen over de „blanken" dit niet verdienen. ouders bekennen, en, als het zijn moest, een storm doorstaan. Ver wijten over haar trouweloosheid zou ze zich laten welgevallen alies, zou ze liever dulden dan onder vier oogen met Odo te zijn. Maar zoo maar zonder complimenten naar W. terug- keeren, dat ging toch niet, doch Thea kreeg plotseling een ingeving. Ze zou naar tante Eugenie gaan daar kon ze eenigszins tot kalmte komen, van daar uit kon ze aan Walter schrij ven, hem raadplegen en eindelijk me vrouw von Wege alles mededeelen zonder iets te verzwijgen. Maar tante Eugenie zou voorloopig niets vernemen van den stap, dien ze had gedaan. Ze was immers verrukt geweest over de verloving van haar nicht met den aanstaanden majoraatsheer vanElmers- horst Thea was in verscheiden dagen niet bij haar tante geweestze had er dus toch eens heen moeten gaan om naar haar sukkelende bloedverwante te gaan, die zij bij haar laatste bezoek erg verkouden en ongesteld had ge vonden. Daarom sloeg ze met vluggen tred Hij weet ook wel dat in hun zelf overschatting de „blanken" licht ge neigd zijn hem niet voor vol aan te zien. Het mankement aan hun rede naarstalent biedt voortdurend gelegen heid tot bespotting en voor niets is een Indo zoo gevoelig als voor spot. Een hard woord, een onaangename behandeling verdraagt hij tienmaal beter dan een minachtende bespotting. Het is dus te begrijpen dat al wat Indo is en in den Haag vertoeft, voorts dat al wat Indisch bloed in de aderen heeft zich min of meer ergert aan het stuk van Fabricius. Het heeft in de kranten reeds inge zonden stukken geregend en niemand minder dan de bekende Indische spe cialiteit mr. C. Th. van Deventer, Tweede Kamerlid voor Assen, nam voor de Indo's den handschoen op. Een Indische klucht noemt deze schrij ver het tooneelstuk en die benaming nemen wij gaarne als juist aan. Hopen wij ook dat de betrokken groepen van personen het als zoodanig zullen opvatten. Wij hebben met opzet deze aangelegenheid in onze brieven eens ter sprake gebracht, omdat allicht het Verkade-Theater met dit succes stuk het land gaat afreizen en het dus goed is hen, die zich bij de voor stelling zeker zullen vermaken, van te voren even te waarschuwen, dat zij met dit stuk hun geringe kennis van Indië niet vermeerderd moeten achten. Eer is het tegendeel waar en loopen zij gevaar een verkeerde voorstelling te krijgen van de toestanden daar ginds. En dat dit niet gewenscht is zal ieder Nederlander, hoe weinig belang stelling hij ook gevoelt voor onze koloniën, inzien. Vaak is al overwogen wat toch gedaan zou kunnen worden om de belangstelling voor onze koloniën te vermeerderen. Men zal zich wellicht herinneren dat indertijd door den vorigen minister van koloniën, gelden zijn aangevraagd voor het aanschaffen van wandplaten, die aan de scholen zouden worden geschonken. Deze platen zouden Indië in beeld brengen en op die wijze meende men belang stelling te kunnen wekken. Of dit plan uitgevoerd is, is ons niet bekend. Wij herinneren ons echter reeds dat in onze schooljaren Indische platen aan den wand hingen. Aangezien de leeraren zelf zoo goed als niets van Indië afwisten of hoogstens hun boek jes napraatten, is onze kennis ondanks de platen niet vermeerderd. Wij twij felen dus een weinig aan het nuttig effect der wandplaten, die de minister cadeau wilde doen. Toch dit houden wij vol is het alleszins gewenscht, dat Nederland wat meer op de hoogte is van de Indische toestanden. Hoe tot die meerdere kennis te geraken, is een vraagstuk dat wij aan de specialiteiten den weg naar de voorstad in, waar tante Eugenie een kleine, pijnlijk schoon gehouden woning reeds ver scheiden jaren bewoonde. Odo moest dan ondertusschen maar bij de von Wege's op haar terugkomst wachten. Toen Thea de vestibule van haar tante's woning binnentrad, ontmoette ze hier den huisdokter van de oude dame, met wien ze vroeger vluchtig kennis had gemaakt. Ah juffrouw Lindner, welk gunstig toeval brengt u hier Met deze woorden begroette de bejaarde man met zijn welwillend gezicht het jonge meisje. Ik wilde juist zoo vrij zijn om u bericht te zenden. Maar zooais ik meende te bespeuren, hebt u reeds van de ernstige ongesteldheid van uw tante gehoord: want u ziet er erg verschrikt en onthutst uit. Nu, nu, voegde de dokter Braunfeld er ver troostend bij, men moet altijd het beste hopen, ofschoon hij personen op gevorderden leeftijd longontstekingen dikwijls zeer gevaarlijk zijn. (Wordt, vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1915 | | pagina 1