Eerste Blad.
Pil nummer bestaat uil Z bladen.
20 MAART
laveFirma F. VAX DE VELDE Jr., Kleine Markt 58, Vlissingen. Teieioon Interc. 10
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke ieestdagn
JjEMEENTEBESTü UR
FEUILLETON
Roman door MINA VON HALM.
Buitenlandscha Politiek.
Brieven uit de Hofstad
No. 67
1915
VLISSINGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJSVoor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ1.30
per drie maanden. Franco door het geheele rijk 1.50. Voor België 2.20
Voor overige landen der Post-Unie 3.35 Afzonderlijke nummers 3 cent
■m
m -
ADVERTENTIEPRIJS Van 1—4 regels 0,40 voor iedere regel meer 10 cent
Driemaal plaatsen wordt twee maal berekend. Bij abonnement speciale prijs
Reclames 20 ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragen 5 ct. per regel
nTabönnésTin 't bezit eener Oflfl flgulden bii levens" gulden bij dood A ffcgulden bij verlies.J ^f|gulden bij verlies.4 gulden bij verlies ft jKgulden bij verlies
.„lis zijn GRATIS verze- #1111II lange ongeschikt- ftM door <I||| van een hand, Iftll van! l|l|l vaneen van eiken
ïerd tegen ongelukken voor: uMMv heid tot werken f UU een ongeluk (|UU voet of oog lvU een duim iUv wijsvinger tJ%J anderen vinger.
gaie ultkeerlngen worden VERDUBBELD Indien de verzekerden, voorzien van geldig plaatsbewijs, een ongeluk bekomen op trein, boot ot tram. De ultkeerlng wordt gewaarborgd door de „Holl. Alg. Verzak. Bank" te Schiedam
Zij die zich met
1 April op de da
gelijks uerschijnende „VLIS
SINGSCHE COURANT" abon-
neeren, ontuangen de Courant
lot dien datum GRATIS.
VORDERINGEN TEN LASTE VAN
DE GEMEENTE.
Burgemeester en Wethouders van
Vlissingen
Gelet op de circulaire van den
Heer Commissaris der Koningin dezer
Provincie, d.d. 5 Maart j. 1. A. No.
109, le afdeeling, waarbij de wen-
schelijkheid wordt geuit, dat in het
belang van een geregelde administra
tie, de vorderingen ten laste der ge
meente over 1914 zoo spoedig moge
lijk worden ingezonden en betaald en
daarmede niet tot het einde van het
dienstjaar worde gewacht;
noodigen belanghebbenden uit spoe
dig hunne rekeningen ten laste der
Gemeente ter Secretarie (Griffie) in
te zenden.
Vlissingen, 17 Maart 1915.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
De Secretaris,
WITTEVEEN.
MILITIE.
Vrijstelling Broederdienst,
lichting 1916.
De Burgemeester van Vlissingen
brengt ter kennis van belanghebben
den dat vanaf 22 Maart a.s., dagelijks
tusschen 10 uur v.m. tot 12uurnm.,
uitgezonderd des Zondags, ten raad-
huize, bureau militie, zitting zal wor
den gehouden tot het doen opmaken
van getuigschriften ter bekoming van
vrijstelling wegens broederdienst;
dat zij, die op zoodanige vrijstel
ling aanspraak maken, op gemelden
tijd ten raadhuize moeten verschijnen,
vergezeld van twee bij den burge
meester bekende meerderjarige inge
zetenen en zullen medebrengen de
bewijzen van geboorte van hem zeiven
en van de nog in leven zijnde broe
ders, benevens het paspoort of ander
bewijs van ontslag, of een uittreksel
uit het stamboek of een bewgs var
werkelijken dienst van den broeder
of de broeders op wiens of wier
dienst zij hunne reclames gronden.
Voor broederdienst komt ook in
4)
(Nadruk verboden.
Thea Lindner had ze bij het
voorstellen op eenigszins bedeesden
toon gezegd blijkbaar verkeerde ze
voor de eerste maal in een dergelijke
Positie. Zij gevoelde zich nog geen
meester van den toestand, dat was
duidelijk. Ze wist ook niet, of het
wel gepast was geweest, dat ze zich
aan den wildvreemden heer had voor
gesteld.
Geen zweem van een dame uit
ae groote wereld, zei Alfred tot zich-
aelven.
Ook haar toilet, waaraan men
"et meisje uit een kleine stad herkent,
verraadt dat.
Lindner Lindner herhaalde
bjl in gedachten, 't Was hem, alsof hij
fllen naam reeds ergens had hooren
noemen.
aanmerking volgens art. 24 eerste lid
der Militiewet 1912, die dienst van
den broeder van wien op 21 Maart
vaststond dat hij bestemd is om in
1915 te worden ingelijfd.
Vlissingen, 20 Maart 1915.
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
Men kan gerust zeggen, dat ons
volk in zijn geheel beschouwd, tot
voor korten tijd ten eenenmale vreemd
gebleven is aan, wat men in staat
kundigen zin noemt, het volgen der
buitenlandsche politiek. De belang
stelling der natie afgemeten naar den
omvang der beraadslagingen in ons
parlement over de verschillende hoofd
stukken der rijksbegrooting, sprak
zich slechts in de laatste plaats uit
ten opzichte van het politiek beleid
onzer regeering met het buitenland
de begrootingen van binnenlandsche
zaken, van leger en marine, water
staat, landbouw, handel en koloniën,
bogen alle in meer of mindere mate
op een groote belangstelling on
zer Kamerleden, evenredig aan het
belang, dat onder de breede rijen des
volks in deze verschillende takken
van landsbestuur wordt gesteld. Doch
voor de begrooting van buitenland
sche zaken is, op enkele uitzonde
ringen na, de aandacht der Kamer
altijd aanmerkelijk geringer geweest
en ons parlement is ten deze slechts
een getrouwe afspiegeling van de
gevoelens dergenen, die zijne leden
afvaardigen.
Deze toestand duurt reeds tientallen
jaren, ja zoo niet eeuwen, daar feitelijk
immer de regeling der verhouding
van het vaderlandsch gemeenebest
tot de andere landen een zaak is ge
weest, waarmede de gemiddelde Ne
derlander zich het hoofd niet brak,
en in welker geheimen dan ook slechts
enkele tientallen uitverkorenen sche
nen te zijn ingewijd. Eerst de latere
jaren zagen daarin gaandeweg een
wijziging komen en bleef de diplo
matie niet langer een zoo geheimzin
nig boek met onverbreekbare sloten,
als de bezitters het bij voorkeur deden
voorkomen. Het wereldverkeer en de
reusachtige uitbreidingvan den wereld
handel deed in de meeste landen een
nieuw geslacht van meestal voortref
felijke ambtenaren, de beroeps-consuls
ontstaan, die ten nauwste samenwer
kend met de diplomaten, er niet
weinig toe bijdragen den sluier der
geheimzinnigheid, waarin deze laatsten
zich zoo gaarne hulden,te verscheuren.
Wel bleef nog de diplomatie een
soort afzonderlijke „kaste", waartoe
slechts weinigen toegang kregen, doch
ook daar werden door de eischen der
moderne tijden en van het wereid-
Pardon, juffrouw, zei hij haastig,
is Will Bergstrat uit W. misschien
een van uw kenissen
Zeker, antwoordde Thea, we
zijn buurkinderen. Will heeft thans
een betrekking in 't Zuiden van Rus
land.
Ja, juist, in den Kaukasus, be
vestigde Alfred. Hij heeft me daar
vandaan eens geschreven. In 't laatste
jaar van onzen studietijd zijn we
nauwer met elkaar in aanraking ge
komen. Maar onze correspondentie is
langzamerhand weer minder druk ge
worden, zooals dat gewoonlijk gaat.
Uw naam kwam mij dadelijk zoo be
kend voor, juffrouw. Halt, dacht ik,
dien heb je al vaker gehoordmaar
waar en wanneer En toen kreeg
ik plotseling licht: van Will Berg
strat
Thea bloosde.
Zij had een gevoel, alsof ze droom
de.
Uit de eenvoudige, ja betrekkelijk
armelijke omgeving der ouderlijke
woning voor de eerste maai de we
reld ingetreden, bevond ze zich ge
heel onverwachts tegenover twee
heeren aan wier ridderlijkheid ze het
verkeer onder de volken, talrijke ver
ouderde hinderpalen uit den weg ge
ruimd. Kortom, de belangstelling van
het groote publiek wendde zich ook
meer en meer naar dezen, voor elk
land, zoo belangrijken tak van lands
bestuur en thans is, onder den drang
der omstandigheden, de belangstelling
in onze verhouding tot het buitenland,
als het ware gemeen goed geworden.
Het kan niet anders of, mits met
mate en bezadigd inzicht gepaard
gaande, moet zulk een belangstelling
goede vruchten dragen. Men leert
dan gaandeweg de wereldgebeurte
nissen om ons heen, meer en meer
begrijpen en tast niet langer in het
duister. Dit beter begrijpen der staat
kundige verhoudingen in de wereld
en van ons eigen land tot de om
ringende landen, door ons allen, zal
ook zich afspiegelen in hen, die ons
in 's lands vergaderzaal vertegen
woordigen, en de iregeering, gesteund
door een vast beraden parlement, zal
bij haar buitenlandsch politiek beleid
alsdan te eerder en te gereeder den
juisten weg vinden. Dat zulks noodig
zal zijn, vooral in den tijd, dien wij
thans te gemoet gaan, zal men moeilijk
kunnen ontkennen. Alleen wanneer
een regeering gerugsteund wordt door
een van zijn eigen plaats, rechten en
verplichtingen in de rij der volken
welbewuste natie, kan zij op de hoogte
harer taak zijn en hare krachten on
beschroomd aan de zaak geven, die
haar werd toevertrouwd. Die taak zal
zijn het schip van staat door de bran
ding der woelige Europeesche belan-
gen-politiek te stfcreh; waarvan de
eerstvolgende tijd zal gewagen.
Deze politiek der staten is er eene
die slechts het oog heeft op de be
langen van elk hunner afzonderlijk,
en alleen wanneer, door toevallige
dan wel opzettelijke omstandigheden,
deze belangen samengaan, zal de eene
staat den andere bijstaan. Deze, ver-
eenigd, zullen weder tegenover andere
wier belang hèn tezamen bracht, ko
men te staan en in die lijn voort
gaande,- zal het er wellicht mede
eindigen, dat de geheele wereld in
twee reusachtige belangen-groepen
van staten gesplitst wordt, die elkan
der alsdan op leven en dood bekampen
gaan. Wat wij reeds thans aanschou
wen in de groepeering der Entente-
mogendheden eenerzijds en die der
midden-Europeesche mogendheden
anderzijds, ligt al geheel in die lijn.
Het spreekt vanzelf, dat bij zulk een
historische ontwikkeling van staten-
belangen, die elkander aanvullen of
vernietigen, de persoonlijke inmenging
van vorsten of staatslieden geenszins
zulk een overwegend karakter kan
dragen, als dit in vroeger tijden op
den loop der gebeurtenissen het geval
was. Ook thans ziet men, nu de eerste
felle indrukken bij het uitbreken van
te danken had, dat ze vandaag in den
overvollen trein nog gelukkig een
plaats had gekregen. Ze had nog nooit
eerste klasse gereisd. Wat aardig van
tante Eugenie, papa's zuster, om haar
een weekje in Kramon uit te noodi
gen 1 De ziekelijke oude dame had
daar voor den zomer pension geno
men. Wat zou mama er wel van zeg
gen, als ze wist, dat haar Thea thans
met twee jonge heeren van den land
adel de naam von Elmer had een
goeden klank in een coupé eerste
klasse op pluche kussens zat en door
de steeds mooier wordende landstreek
vloog.
Mama was door haar fatale migrai
ne, die gewoonlijk zich op den meest
ongeschikten tijd aanmeldde, verhin
derd geweest haar dochter naar den
trein te brengende oude dienstbode
der familie Lindner had haar plaats
moeten innemen.
Alfred herinnerde zich ondertusschen
heel goed, dat zijn vroegere studie-
makker Bergstrat hem van een Thea
Lindner had gesproken, die toen als
vijftienjarig bakvischje reeds de erken
de beauté van het stadje was.
Het was vier jaar geleden, dat
den tegenwoordigen oorlog ontstaan,
wat geluwd zijn, duidelijk in, dat
weliswaar de staatshoofden het conflict
eenigen tijd hadden kunnen uitstellen,
doch geenszins voorgoed konden voor
komen. Het door Duitschland's voor-
beeldelooze opkomst in de laatste
halve eeuw verbroken evenwicht in
de machtsverhouding der groote staten
kon niet anders dan op een reusach-
tigen oorlog uitloopen, die dit even
wicht, zij het ook ten koste van
honderdduizenden menschenlevens en
van ettelijke tientallen milliarden, zal
moeten herstellen. En het hangt slechts
van het meer of minder herstel van
dit evenwicht der staten af, of de
oorlog, eenmaal beëindigd, niet weder
na luttele jaren opnieuw zal ontbran
den gaan.
Het belang, dat ons land bij dit
alles heeft, is duidelijk genoeghet
gaat daarbij om niet minder dan om
zijn plaats van onafhankelijk rijk in
de rij der staten, om het koninkrijk,
dat gelijk wij nog dezer dagen meld
den, nu juist een eeuw bestaat. Om
dat belang te dienen, elk naar de
mate zijner krachten, mag niets ons
te veel zijnwij kunnen daartoe het
onze doen, door zoo wij nog jong
genoeg en krachtig zijn, den wapen
handel te leeren om als geoefend
weerbaar burger, met het zwaard in
de vuist, ons de aanranders van het
vaderlandsch gemeenebest van het
lijf te houden maar, zoo wij de jaren
dier onstuimige kracht te boven zijn,
kunnen wij ons beijveren met juist
overleg en bezadigd en vooral met
een helder inzicht in het wezen der
dingen, ons zelf en anderen te nutte
te zijn en aldus ook de gemeenschap
en het gemeenschappelijk vaderland
te dienen. Om dat helder inzicht ons
deel te doen worden, dient onze be
langstelling zich uit te strekken tot
alles, wat met 's lands welvaart en
het behoud van zijn plaats in de
wereld in verband staat. En de ernstige
tijden die wij thans beleven, hebben
ons maar al te zeer geleerd, dat een
onbekrompen volgen en inzicht er
langen in de roerselen, die aan de
verhouding der staten en hun onder
linge betrekkingen, kortom aan de
buitenlandsche politiek ten grondslag
liggen, waarlijk geen overdaad is.
Van ridders en parasieten.
Het is niet een alledaagsche ge
woonte van een journalist om te be
kennen dat hij van de een of andere
kwestie geen verstand heeft, 't Be
hoort niet bij het „vak," want dit
omvat alle kwesties die zich ter we
reld maar kunnen voordoen. Wij moe
ten echter voor een enkele maai de
openhartigheid laten gaan boven
Alfred von Elmer en Will Bergstrat
samen hun laatste examen aan de
hoogeschool hadden gedaanThea
moest thans dus ongeveer negentien
jaar zijn.
Ze was werkelijk alleraardigst en
dit weegt bij meeste mannen nog
zwaarder een pikante verschijning.
Alles was onregelmatig in het frissche
gezicht, doch zoo, dat het geheel een
betooverenden invloed uitoefende,
't Was waar, het reiscostuum, dat
Thea droeg, liet, tenminste in 't oog
van Alfred, die op dit punt een zeer
verfijnden en verwenden smaak had,
nogal wat te wenschen over.
De hoed stGnd Thea goed, maar er
zat te veel kant en lint op. Een
eenvoudige donkere veer zou veel
beter gepast hebben. En de hand
schoenen die waren nuheelemaal
niet chique!
Van dat alles bemerkte Odo na
tuurlijk niets.
Wat verstand had hij ook van
vrouwenmodesHij had behalve zijn
oude tante Luise, die op Elmershort
voor de huishouding zorgde, en Jella
Greenhoff, met wie hij door een
vriendschap uit de kinderjaren was
vak-prestige en wij willen eerlijk
verklaren dat wij van hetgeen men
in het dagelijksch leven noemt „za
ken-doen" geen sikkepit verstand
hebben. Zeifs niet datgene, wat met
een populair woord „benul" wordt
genoemd, ontbreekt ons te dien op
zichte.
Enkele grondstellingen die aan het
zaken-doen algemeen verbonden zijn,
zijn wel tot ons doorgedrongen. Zoo
weten wij dat zaken-doen, hoe vrien
delijk de handelsmenschen ook te
genover het publiek zijn, hoe wel
willend hoe meegaand ook, geen
filantropie is. Noch als uitgangspunt
noch als doel wordt deze schoonste
deugd der menschelijke ziel aange
namer. Hoofdzaak is het verwerven
van winst als vergoeding voor ar
beidskracht en risico.
Niets is dan ook aangenamer voor
het publiek dat met ons van de
bovenstaande opvatting doordrongen
is, dan door een handelsman de
meening te worden opgedrongen als
of hij wel de filantropie beoefent.
Een enkele onnoozele laat zich er
wel eens door bij den neus nemen
en ervaart dan dat schade de beste
leermeesteres is, doch het gros van
het publiek is al lang wijs genoeg.
Na deze filosofische inleiding ko
men wij tot Het onderwerp van ons
gesprek, te weten de kwestie der
Witte-Kruis-zegels, die hier ter stede
de gemoederen der winkeliers in be
weging heeft gebracht. Het doel daar
van is met een enkel woord te be
schrijven. De winkeliers zullen hun
afnemers vijf procent korting geven
voor contante betaling en deze kor
ting uitbetalen in zegels die ten ge
tale van 2500 bijeengeplakt in een
register recht geven op een witte
kruisobligatie van f 12,50
Het imitatie-filantropische karakter
van deze allersnoezigste uitvinding
van het Witte Kruis springt iedereen
onmiddellijk in het oog. Onder schijn
van mooie woorden is het stelsel
aangekondigd, maar zoo mooi was
de schijn niet of Jan Publiek grijns
lachte al van genot over de slim
migheid, die geen vat op hem zou
hébben.
De winkeliers zullen vijf procent
korting gevenFilantropie Och
kom, maak ons niets wijs. Vijf pro
cent van den bruto verkoopsom wil
zeggen inruiling a vijf en twintig pro
cent van de winst. Dat kan een win
kelier niet geven. Hij zal om de
gevolgen van deze filantropische
neiging weg te nemen, op andere
wijze zich moeten schadeloos stellen.
Het publiek schiet er in dit geval
niets mee op, houdt zich zelf alleen
maar wat voor den mal.
verbonden, haast nooit een dame aan
gezien.
Hij zou Thea trouwens in elke klee
ding verrukkelijk gevonden hebben.
De trein snelde door de zonnige
landstreek. Tegen den avond kwam
men in Segewald, het doei van de
drie reisgenooten.
Alfred had per telefoon postpaar
den aan het station besteld, welke
hem en Odo naar Kramon, het schil
derachtige middelpunt der Lijflandsche
Alpen, zouden brengen.
Thea had van kennissen in haar
woonplaats gehoord, dat ze aan het
station wel gelegenheid zou vinden
om naar Kramon te rijden eenige
vigelantes waren steeds aanwezig om
de aangekomen passagiers op te ne
men en verder te brengen.
Naar deze inderdaad aanwezige
rijtuigen vloog nu bijna alles, wat uil
den tiein was gekomen. Thea, te be
deesd om naar voren te dringen, zou
radeloos op het leege perron achter
blijven want tante Eugenie, die,
door juffrouw Lindner schriftelijk was
verzocht haar nicht af te halen, was
nergens te zien als niet dezen heer
Odo, daarbij ijverig geholpen door
Alfred, haar had verzocht met hen in
het postrijtuig te gaan.
(Wordt vervolgd.)