Dt 11 If Md!.
In afwachting
33 JANUARI
Nederland en de Oorlog.
No. 19
53e Jaargang
1915
UitgaveFirma F. Villi Ut VELDE lr„ Kleine Marlrl 58, Vlissingen. Telefoon Inters. 10
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke leestdagen
lij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
GEMEENTEBESTUUR
FEUILLETON
VLISS1NGSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Voor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ1.30
,per drie maanden. Franco door het geheele rijk 1.50. Voor BelgiS 2.20
Voor overige landen der Post-Unie 3.35 Afzonderlijke nummers 3 cent
ADVERTENTIEPRIJSVan 1 4 regels 0.40voor iedere regel meer 10 cent
Driemaal plaatsen wordt tweemaal berekend. Bij abonnement speciale prijs
Reclames 20 ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragen 5 ct. per regel
De abonnés, in 't bezit eener f% gulden bij levens- gulden bij dood AA f| gulden bij verlies f gulden bij verlies A ft gulden bij verlies ft f^gulden bij verlies
polis, zijn GRATIS verze- #111 III lange ongeschikt- *|l door <l|l| van een hand, 1*1 II vanl 11 III vaneen van eiken
kerd tegen ongelukken voor: LUUU heid tot werken ff UU een ongeluk UUU voet of oog 1UU een duim 1UU wijsvinger LU anderen vinger.
Due ultkeerlngen worden VERDUBBELD Indien de verzekerden, voorzien ven geldig pl>atsbewf]s, een ongeluk bekomen op trien, boot ol tram. De ultkeerlng wordt gewaarborgd door de „Holl. Alg. Verzek. Bank" te Schiedam
BEKENDMAKING.
Aangifte van nieuwe Leerlingen voor
de Openbare Lagere Scholen.
Burgem. en Weth. van Vlssingen
brengen ter kennis van belangheb
benden, dat op MAANDAG 1 MAART
a.s. als leerlingen tot de Scholsn
A (Coosje Buskenstraat,) B (Hen-
drikstr.) en F (|oost de Moorstr.)
kunnen worden toegelaten kinderen
van On- en Minvermogenden, die op
het tijdstip der toelating zes Jaren
oud zijn.
De aangifte der nieuwe Leerlingen
kan geschieden van Maandag 18 Ja
nuari tot en met Dinsdag 26 Januari
e. k., des voormiddags van 9—12
uren, ter Gemeente-Secretarie (Griffie).
Bij. de aangifte wordt men verzocht
eenTrouwboeKje mede te brengen.
Vlissingen, 14 Januari 1915.
Burg. en Weth. voornoemd,
VAN DOORN VA"N KOUDEKERKE.
De Secretaris,
WITTEVEEN.
Voor drievierde deel behoort Louw-
mand al wederom tot het verleden
in het midden dezer maand plegen
de koudste dagen van het jaar te
vallen, dan heerscht de wintervorst
met zijn gestrenge ijzige hand opper
machtig. Doch als zooveel wat thans
geheel anders is dan gewoonlijk, is
ook het weder in deze eerste maand
geheel van streek. In plaats van barre
koude, ijzige winden, zware sneeuw
val, is het schier dag aan dag luw
weder, met nu en dan veel regen en
zelfs een mild zonnestraaltje daar-
tusschen. De barometer die dagen
lang in snelle opvolging groote ver
schillen aantoonde, is sedert opnieuw
sterk af- en opgeloopen en de tem
peratuur blijft bij al die barometrische
verschillen aanziertlijk boven het ge
middelde.
Voor huismoeders en stedelingen
is zulk weder nog het onaangenaam
ste niethoe minder in deze dure
tijden, die zwarte gast, ginds bij de
schouw aan kolenvoedsel verslindt,
hoe liever dit naar den zin is van
moeder de vrouwen hoe minder
koude winden door de straten gieren,
hoe minder de wegen met sneeuw,
straks modder wordend, zijn opgetast,
hoe aangenamer dit voor de stads-
menschen is.
Maar voor onze buitenlui, onze
landbouwers, voor wie een droge,
koude Louwmaand het verkieselijkst
is, en een natte en te warme maand
door S. H.
86) O(Nadrok verboden.
Zorg zou tot haar komen, maar
zij dacht er niet aanmet een be
weging van de prachtige armen, nog
bloot tot boven den elleboog, wierp
zij de herinnering van haar dwaas
heid van zich en dacht alleen aan
de liefde, die nooit de hare zou
zijn.
„Hij zal met de kleine dame trou
wen," mompelde zij. „Zij past juist
bij hem, wat iedereen kan zien. Haar
manieren en gewoonten zijn wat de
zijne waren, vóór hij naar Lostwit-
hens kwam, en hij zal teruggaan,
zoodra zij hem geheel in haar netten
verstrikt heeft. Nu het is niet aan
mij, hem kwaad toe te wenschen,
ofschoon het als uitgestorven zal zijn,
als er geen meester meer te Lost-
withens is".
Mevrouw Nethercliff werkte" in-
Januari bepaald nadeelig, voor hen is
alweder geen reden tot lof, waar wij
voor ons, eiken dag, met het weder
van thans, „alweer één gewonnen"
noemen, gewonnen op den strengen
ijskoning. Dat deze zijn staf weet te
zwaaien in dezen tijd, herinnert men
zich nog van verleden jaar, toen
juist op den dag van heden af, heel
Nederland op het ijs stond, al
was de echt vaderlandsche vreugd
ook spoedig gedaan.
Intusschen de -vrije natuur gaat
haar gang en stoort zich aan stede
lingen, noch landbouwers, aan huis
moeders noch schaatsenrijders. En
met ot zonder koude, de maand Ja
nuari is er eene van stilte in de
gaarde en op het veld, in de tuinen
en de weiden alles verkeert in stille
afwachting van wat het naderend
nieuwe jaargetijde brengen zalhet
ontbottende nieuwe leven aan tak en
stengel, de voorbereiding van een
eenmaal naderenden bloei, die tot
vrucht zal zetten en rijpen, om het
aardrijk te tooien met de gaven, den
mensch tot voedsel en verkwikking.
Afwachten, tot de tijd daar zal zijn,
die tijd, die eenmaal komen móét,
dat leert ons de natuur in deze dagen
en ach, ook van afwachten, doch in
gansch anderen geest, spreekt deze
tijd.
Daar brak, nu reeds vele maanden
geleden, een ramp over de mensch-
heid los. als waarmede in grootte en
gevolgen geen wereld-onheil tot dus
ver zich kan meten daar staan mil-
lioenen en miilioenen menschen, al
dien tijd, gereed elkander het kost
baarste, het leven-zelf, te ontnemen,
met middelen die alle goed, alle
oorbaar geacht worden, mits zij vol
doen aan den eenigen, alles over-
heerschenden eisch van het schrik
kelijk oogenblikverdelging. Daar
staan reeds maanden lang gansche
rijken, ja werelddeelen in brand en
elke dag, elk uur eischt zijn schatting
tallooze bloeiende menschenlevens,
tallooze schatten gouds.
En ziet, dat alles is nóg niet vol
doende geweestde winter naderde,
het nieuwe jaar deed zijn entree, Ja-
nuari-maand spoedt alreeds henen en
men komt geen duim breeds verder
bij het doelde eind-beslissing.
Integendeel, evenals in de natuur
gelijk wij zagen alles in afwachting
verkeert, zoo is het parool ook bij
de strijdende menschheid afwachten,
en afwachtend ons versterken, om
straks
Het lijdt schier geen twijfel of het
voorjaar, dat niet ver meer af en
eiken dag naderend is, zal een her
leving van strijd, over alle fronten,
op alle slagvelden, in alle oorlogs
landen zien intreden. Al wat Duitsch-
land aan nog beschikbare weerbare
krachten heeft, wordt voorbereid
tusschen aan de karnton. Haar kracht
was nog niet tot haar teruggekeerd,
en zij was blij, toen Hester kwam,
om haar af te lossen.
„Het zal nu spoedig klaar zijn,"
zei het meisje; „dan moet ik me
haasten, terug te keeren, want mr. Lo-
max zal graag zijn waar zijn hart
is," voegde zij er bij, naar het ont
gonnen land wijzende.
Haar eigen smart was zoo groot,
dat zij deze kleine plagerij niet kon
latenen zij was blij, dat zij de
ander zag ineenkrimpen. Maar de
dag had zijn zegel van rust op me
vrouw Nethercliff gezet en zij was
nog altijd kalm, toen zij naar de hut
ging, om haar eigen maaltijd te gaan
gebruiken.
Zooals de gewoonte der vrouwen
is, ais haar mannen weg zijn, zat zij
niet lang aan tafel, en had niet veel
eetlust; zoodra zij klaar was, ging
zij weer naar de heide en lag daar
den geheelen langen middag met den
hond, die zijn eigen droomen droomde,
naast zich.
Lager en dager daalde de zon en
zachter en zachter werden de gelui
den der gevleugelde dingen en van
Engeland gaat onverpoosd en in steeds
omvangrijker mate voort zijn contin
genten versche troepen voor den na
derenden tijd gereed te houden
Frankrijk herstelt zijn gelederen met
den meest mogelijken spoed en vult
de opengevallen plaatsen aanRus
land voert onophoudelijk in eindeloos
lange treinen nieuwe krijgers uit zijn
verre gebieden naar het Europeesch
front aan Oostenrijk tracht zijn leger
scharen nieuwe krachten toe te voe
gen Italië ziet uit met angstvallige
nauwgezetheid naar het juiste oogen
blik, waarop ook zijn zwaard uit de
scheede moet rijzen, Roemenië en
Bulgarije loeren met Argus-oogen
rond en wachten af, om ook hun
slag te slaan.
Heel de wereld verkeert thans, bij
een betrekkelijken stilstand op alle
gevechtslinies, in een tijd van af
wachting, van voorbereiding tot de
worsteling, die brengen moet, wat ai
deze maanden van krijg en wee nog
niet brachten de zegegraal. Maar de
zegepraal voor wie Ziedaar de vraag,
grooter en van reusachtiger strekking,
dan er ooit een in de wereld-geschie
denis gesteld werd. Niemand, wie
het ook zij, die thans reeds vermag
haar te beantwoorden. Het spreekt
van zelf, dat allerminst onze voorkeur
voor deze of aan gene der strijdende
partijen, ons tot richtsnoer bij de
beantwoording van de vraag, bij de
oplossing van het raadsel dienen
kan. Want bij alle dusgenaamde
openbaarheid der ambtelijke commu
nique's en rapporten over den strijd
en den stand der partijen gegeven, is
het nog niemand, vriend of vijand,
gelukt zich eenig .feitelijk afdoend
denkbeeld der verschillende leger-
sterkten, hun posities, hun materiaal,
hun aanvoering te maken. Geen oorlog
heeft ooit grooter omvang, grooter
legerscharen, grooter oogmerk gekend
maar omtrent geen enkelen oorlog
was onze kennis, noodig ter beoor
deeling der plaats hebbende feiten
en mogelijk aanstaande gebeurtenissen
kleiner en beperkter dan bij dezen.
Dit toch is een der verschijnselen van
dezen modernsten aller oorlogen, dat
buiten de hoogste bevelvoerders en
hun naaste omgeving, zoo goed als
niemand eenig inzicht heeft vermogen
te krijgen omtrent de werkelijkheid,
omtrent hetgeen daar ginds waarlijk
geschiedt. Aan de oorlogs-correspon-
denten wordt juist zooveel getoond,
als de generale staf wil dat getoond
wordt en omtrent den gang van zaken
en zijn aanstaand verloop zijn zij,
even veel-of even weinig ingelicht en
op de hoogte dan wij alle.
Zoo verkeert alles om ons heen,
in de natuur, zoo goed als in de
menschelijke samenleving en deze
evenzeer in de oorlogvoerende als in
de onzijdige 'staten, in ,een periode
den winden nog altijd lag Nell
daar, tevreden naar de heuvels te
zien en haar eigen gedachten te den
ken.
Zij zag Grift, zooais hij lang ge
leden op den dag van de jacht naast
haar reed, zij zag Griff, zooals hij was,
tóen hij haar uit de sneeuw redde, of
als hij zich over spade en houweel
heenboog, in zijn ongelijken strijd
met de heide al deze gezichten
kwamen en gingen, dit waren de
schilderingen op het uitgestrekte doek
der heide. Dan weer scheen zij een
ander te zijn en zich te verwonderen
en het sterke licht der liefde te zien
op het gelaat der vrouw, die gisteren
nog Nell Netercliff was geweest.
Geen enkelen keer dacht zij er
aan, haarfiliefde te verloochenen. Zij
was er te sterk voor geworden. In
al de landen van de geheeie wereld
was slechts éen man een man
sterk, ruw, vriendelijk, volmaakt
en hij was nu haar meester.
Hester was nu klaar met karnen,
en ging naar de hut om mevrouw
Nethercliff goeden dag te zeggen en
toen ze haar niet vond, was zij op
weg gegaan naar Windy Farm. Twee
van afwachtingmaar het is geen
berustend, geen blij vol, geen kalm
afwachten ditmaaleen angstig, den
geest drukkend, het hartrijeklemmend,
het levensgeluk vernietigend afwach
ten is het, dat ons kwelt en de sta
melende zucht naar de lippen doet
rijzen „hoe lang nog
De mijnramp.
Op de algemeene begraafplaats te
Bussum heeft gisteren onder zeer veel
belangstelling de teraardebestelling
plaats gehad van den luit. ier zee 2e
kl. J. H. Luden, die bij het ongeluk
op de Westerschelde het leven ver
loor.
Aan de groeve waren tegenwoordig
jhr. C. L. H. Quaries van Ufford, als
vertegenwoordiger van H. M. de Ko
ningin de adjudant i. b. d. van de
Koningin C. D. Zegers Ryser voor
den minister van marine, de chef van
den staf der zeemacht te Amsterdam
voor den opperbevelhebber van land
en zeemacht, de vice admiraal Tyde-
man, commandant in de marine-óirec-
tie Amsterdam, de luit. kolonel baron
Röell als vertegenwoordiger van den
commandant der N.Holl. Waterlinie,
kolonel de Jager, commandant van de
7e inf. brigade, de heer H. M. van
Bemmeien, voorzitter van Onze Vloot,
het dagelijksch bestuur van Bussum
en een deputatie van 5 officieien,
vertegenwoordigende de groep Naar-
den.
De begrafenisstoet kwam te half
een uit Hilversum op de begraafpaats
aan. Nadat de lijkkist met het stoffelijk
overschot in het familiegraf was neer
gelaten, werden daarop neergelegd de
Nederlandsche vlag, de steek, de sa
bel, en de epauletten van den omge
komen officier. Nadat de zeer vele
kransen rondom de groeve waren
neergelegd, sprak ds. Loeff uit Breda
een woord van diepen weemoed, her
innerend aan de blijmoedige levensop
vatting en het ernstige vroom gemoed
van den officier Luden.
Verder hebben het woord gevoerd
de vertegenwoordigers van den minis
ter van marine, id. van den opperbe
velhebber van land- en zeemacht, id.
van den vice admiraal Colenbrander,
de oudste kameraad van Luden, vroe
ger zijn leermeester te Breda, een
kapitein ter zee, de voorzitter van
Onze Vloot, en een korporaal der
marine. Allen brachten in treffende
woorden hulde aan de gaven van
verstand en hart van den overledene.
De vader van den overledene bracht
dank voor de eer zijn zoon bewezen,
aan den vertegenwoordiger van H. M.
de Koningin, aan alle autoriteiten en
alle aanwezigen. („N. R. Ct.")
maal keek het meisje achterom naar
Lostwithens en beide keeren vervolg
de zij haar weg met een ongeduldi-
gen zucht.
„Hij is niet voor mij", herhaalde
zij„hij is in deze wereld nooit
voor mij."
De Westelijke hemel werd langza
merhand purperkleurig, en nog al-
iijd lag mevrouw Nethercliff daar,
met den heerlijken geur van de heide
om haar heen en het geloei van
Griff's vee in de ooren. En toen viel
de slag plotseling als een donderslag
uit den blauwen helderen hemel. Er
was niemand in 't gezichtde heide,
zoo scheen het tenminste, was ais een
oogenblik geleden maar zij was on
der den indruk van hetzelfde voor
gevoel van den vorigen avond. Zij
kon niet twijfelen aan de boodschap,
die tot haar was gekomenzij was
nu even bijgeloovig als de oudste
heidebewoners.
„Griff, Griffriep zij onwillekeu
rig, en zij verborg het gelaat in de
handen.
Trash, die onmiddellijk merkte, dat
er iets niet in den haak was, kroop
dichter bij haar en begon te huilen.
Drijvende mijnen.
De kapitein t. z. W. C. J. Smit,
chef van den Marinestaf, schrijft ons
het volgende
Dagelijks komen in de couranten
berichten voor over het zieif van
drijvende mijnen en over het vinden
en onschadelijk maken van op onze
kusten aangespoelde mijnen, dikwijls
vergezeld van beschouwingen over
het gevaar dat deze aandrijvende
mijnen voor de scheepvaart en voor
de kustbewoners opleveren.
Ook het ongeluk, dat in den na
middag van 19 dezer op de Wester
schelde aan de motorsloep van Hr.
Ms. mijneniegger „Triton" overkwam,
en dat aan 5 opvarenden het leven
kostte, heeft weer opnieuw de alge
meene aandacht op het mijnengevaar
gevestigd.
Een en ander is wel geschikt om
schrik en ontsteltenis in den lande
te verspreiden en de meening ingang
te doen vrinden dat de schepen aan
de grootste gevaren zijn blootgesteld.
Onder die omstandigheden acht ik
het nuttig er op te wijzen, dat de
gevaren die den zeeman bedreigen,
in vele berichten veel ernstiger wor
den voorgesteld dan zij in werkelijk
heid zijn, en ik geloof een goed werk
te doen met te trachten dit nog eens
kortelijk uiteen te zetten.
Er wordt steeds gesproken van
„drijvende mijnen". Men dient hier
wel te onderscheidenjtwee soorten van
drijvende mijnen
lo. De mijnen, die van af het dogen-
blik dat zij door den gebruiker te
water geworpen worden, aan de op
pervlakte der zee drijven, dat zijn de
niet verankerde mijnen. Zij worden
alleen gebruikt tijdens het zeegevecht,
b.v. door een vluchtend schip, dat
zich tegen de hem achtervolgende
vijanden wil beveiligen. Deze mijnen
mogen, volgens het in 1907 gesloten
mijnentraktaat, dat o. a. door Enge
land, Duitschlani, Frankrijk en ook
door Nederland werd bekrachtigd,
alleen dan gebezigd worden, wanneer
zij zoodanig zijn vervaardigd dat zij
binnen een uur, nadat zij zijn uitge
worpen, onschadelijk worden.
Met deze soort mijnen, zoo ze al
bij sommige gelegenheden in dezen
oorlog gebruikt zijn waaromtrent
twijfel geoorloofd is hebben wij
uit den aard der zaak op onze kust
niet te maken.
2o. De mijnen, die bij het te water
werpen veranderd worden, doch ten
gevolge van stormweer of andere oor
zaken door het breken van den anker-
kabel van hun ankers losraken, ten
gevolge van hun drijfvermogen aan
de oppervlakte, en daardoor drijvende
mijnen worden. Deze verankerde mij
nen, die door de oorlogvoerenden in
grooten getale in de Noordzee zijn
gelegd, mogen volgens de bepalingen
„Er is ongeluk voor ons op komst,
Trash ongeluk, te groot voor ons",
mompelde de vrouw, hem liefkoozende
met de wanhopige teederheid van
iemand die een vriend in den nood
vindt.
Haar blikken gingen over de heide
en zij zag een zwarte vlek langzaam
naar haar toe bewegen. Nog ver in
de richting van Ling Crag was de
vleken nu kwam zij al naderbij en
werd grooter; en even later kon zij
er zelfs een mannelijke gedaante in
herkennen.
Zij dacht aan Ahab, aan Elia, aan
de wolk, niet grooter dan de hand
van een mansloeg de naderende
gedaante gade, als betooverd, wach
tende op zij wist niet wat.
Gabriël Hirst want hij was de
indringer zoodra hij dicht genoeg
bij was, om de vrouw op de helling
boven Lostwithens te zien zitten, zei
tot zichzelf, dat de Voorzienigheid
hem daar zeker in een goed uur had
heengeleid. Het was mevrouw Nether
cliff, die hij wenschte te spreken,
Griff niet, en zij was alleen.
(Wordt vervolgd.)