ER. Concert, Vlisigsche Coarant LEN. Cuwjaai I Dec. mijn eemf proef flissingen. oerisfen-Club HINGEN istlbode, BIJVOEGSEL Zaterdag 24 October 1914, No. 251. Van 's levens SGNaduwkant. ADVERTENTIËN Veilige itwaring van Effecten HVPOTHfUH. SSSiMIlES. >TAAN VRAGEN C 8- C. WIBAUT Co- ond. CAMBY, |Y CAMBY. .EIS JE Dienstbode IIENDE. GEMENGD NIEUWS onden methode om in FRANSCH en ENGELSCH en en schrijven. iO per maand. \N NIEUWKUYK— Gasille. ot dien da'um. de avonden. Twee :tuur gratis. :kt Zaterdags van g LANGE iele der behoeftige :htelingen, op Maandag 1914,8 ure 's avonds n de Concertzaal i heer BUNING, oote Markt, leven door de looze medewerking van bi aan de Muziek-Aca- j twerpen, en Mad.elle Antwerpsche pianiste, 'leiding door Mad.elle I 3Y. bekomen a 50 cent, des avonds aan de zaal. |ER vraagt Liter Melk, ïieven letters M. M. Bu- Ische Courant." regels f O.S6, iedere 5 cent. Zonder rabat, kl plaatsen wordt twee- kend. tegen hoog loon een en. Adres :A.H. POLAK, /lissingen. en net aankomend Zich aan te melden des uur. AdresCoosje 18 (benedenhuis). net 1 December. Adres )YE, Boulevard de Ruij- IlSJE (vluchtelinge) zoekt g, ter assistentie in een rekend met het Cosfuuni- >k bereid op een atelier zijn of iets dergelijks- resseeren, of te bevragen /L1EGER, Groenewoua Coiffeur (vluchteling) voor DE WINTER, Vrouwe- VAN DE VAN Wat aarzelend nog kwam hij den boekwinkel binnen, keek dan, als hij niemand bemerkte, wat vrijer rond en kuchte een paar maal. Maar er kwam nog niemand en hij keek om naar de deur, die hij zoojuist achter zich ge sloten had, als dacht hij eraan weer terug te keeren naar de straat. Even flitste het door zijn hoofd, dat het toch eigenlijk niet goed en ook wel een beetje gevaarlijk was, wat hij ging beginnen. Maar dan bedacht hij, dat anderen het immers ookdeden.Had Willem Geverts hem niet verteld, dat je hier zoo makkelijk boeken kon koopen op afbetaling? Daar had hij dan toch zeker ook ai eens gebruik van gemaakt. En hij had hem immers ook verteld, dat je die boeken voor vier gulden weer verkoopen kondt. Hoe was dat ook weer gegaan Op een avond was hij hem tegen gekomen in de Leidsche straat. Ze hadden mekaar toen in lang niet gezien en Willem had belangstellendgevraagd hoe het hem ging. Toen had hij hem alles verteld. Waarom hij dat zoo plotseling gedaan had, begreep hij niet goed meer. Hij hield zich altijd groot tegen iedereen, vooral tegen oude kennissen. Maar dien avond was het hem blijkbaar te machtig geweest. Twee dagen al had hij hongerig rond- geloopen. Het was een trieste, regen achtige dag geweest en het water, dat door zijn kapotte schoenen gedrongen was trok koud op langs zijnbeenen. Hij had zich miserabel en triestig ge voeld en het leven had hem zoo uiter mate rampzalig geleken. Daarom ze ker had hij niet kunnen zwijgen, had hij zijn ellende, maar ook zijn verbit tering, in korte, afgebroken zinnen uitgezegd. Willem had eerst wat verwonderd gekeken, had dan deelnemend de hand op zijn schouder gelegd. „Ga eens mee, man," had hij ge zegd en hem dan meegetroond naar een café. Daar had hij wat voor hem besteld, een paar broodjes en een kop koffie. En glimlachend, toen de kellner het had neergezet en was weggegaan, had hij gezegd „Zelf heb 'k ook niet veel, maar dat heb 'ktoch nog wel voor jou over." Hijzelf had ook geglimlacht. En hij had hem nauwelijks bedankt, toen ze van elkaar waren gegaan, omdat hij de woorden niet uit zijn keel kon krijgen. En in een vreemde, weeke stemming was hij alleen naar huis gewandeld, naar het zolderkamertje, waar hij bivakkeerde, daar waar ze hem, nu vier dagen geleden, ook af hadden gezet. Daardoor, dat wist hij nu, stond hij hier. Hij had een paar maal volk ge roepen. En eindelijk was uit een glazen deur een juffrouw gekomen, die door liep tot achter de toonbank. Zij had hem tweemaal gevraagd „Wat blieft u, meneer?" voor hij eraan dacht te bestellen. Want in zijn herinnering leefde weer dat oogenblik, toen hij ook het zolderkamertje, dat hem de laatste weken tot eenige schuilplaats had gediend, had moeten verlaten en dakloos op straat had gestaan. Dien eersten nacht daarna had hij rond gezworven en toen hadden ze hem in het Leger des Heils opgenomen, maar voor één nacht, omdat er voor menschen, als hij was, zeiden ze waarom had hij ook nog die nette kleeren geen plaats was. En toen was hem te binnen geschoten, wat Willem hem dien avond verteld had, dat je hier in dezen boekwinkel boe ken op afbetaling kon krijgen, zelfs wel boeken, waar je op de boeken markt 3 en 4 gulden voor kreeg. „Meneer", kwam de juffrouw weer, „wat is er van uw dienst?" Hij schrok. „O, neem u mij niet kwalijk", zei hij, een beetje verlegen, „ik dacht juistMaar ik zou graag een boek van u hebben, „De Electrische School" van Ten Bosch". De juffrouw knikte. „Als 't u blieft, meneer", zei ze. „Ja", voegde hij er wat aarzelend bij, „maar op afbetaling". De juffrouw, die zich al naar de boekenplanken gekeerd had, keerde zich om en keek hem aan. „Ja", kwam hij verlegen, „dat gaat immers Vrienden van mij, die hier geregeld koopen „O, wel zeker", zei de juffrouw „dan betaalt u één gulden vooruit op dit boek." „Eén gulden vooruit", kwam hij verschrikt. „O, ik dacht, dat „Neen, meneer, natuurlijk," begon de juffrouw verwonderd. Maar hij had zich al hersteld. „Och, ja", zei hij onverschillig, „dat begrip ik, maar ik heb er niet zoo gauw om gedacht. En nu heb ik niets bij mij". „Ja," meende de juffrouw, weer terugkeerende bij de toonbank, „dan zultu nog eens terug moeten komen". „Zoo jazei hij, „dat treft wel jammer. Ik heb het boek juist noodig op een cursus vanavond, die om 9 uur begint en 'k kan voor dien tijd niet meer naar huis". De juffrouw keek op haar horloge. „Neen", zei ze, „dat gaat niet, als u tenminste wat ver weg woont". Hij schudde het hoofd. „Neen", zei hij ook, ,,'k woon heelemaal op de Nassaukade. Jammer". De juffrouw keek hem aan. „Maar", begon hij, „als ik u nu mijn naam en adres geef en straks voor 9 nog even dien gulden kom brengen". De juffrouw deed verbaasd. „Ja maar, meneer ,,'t Is maar," zei hij, „dat'k het zoo hard noodig heb. Jammer, dat 'k van middag maar niet even gekomen ben". De juffrouw bedacht zich. „Nou meneer", zei ze eindelijk, „als u mij dan uw adres opgeeft, zal 'k het u meegeven". „Als 't u blieft", kwam hij verheugd. Hij gaf het adres van Willem en stapte een oogenblik later met het boek den winkel uit. Den volgenden morgen verkocht hij het op de boekenmarkt onder de Oudemannenhuispoort voor f 4. En dadelijk bracht hij een gulden bij de juffrouw. „Gisteravond was 't Iaat geworden", zei hij. De juffrouw glimlachte en bedankte. Maar toen hij "den volgenden dag zijn laatste gulden in de hand nam, schoot hem eensklaps een gedachte door het hoofd. En glimlachend stapte hij opnieuw naar den winkel. „Daar ben 'k al weer, juffrouw," -zei hij, ,,'k kom nu voor een vriend, met wien ik samen studeer en die datzelfde boek ook wel zou willen hebben." Meteen legde hij zijn gulden op tafel. „Alsjeblieft, meneer", kwam de juf frouw gedienstig en zocht het boek uit, dat ze hem dan netjes ingepakt overreikte. „Het adres?" vroeg ze. Hij aarzelde even, verzon dan een naam en gaf een straat op in Water graafsmeer. Glimlachend stapte hij met het boek den winkel uit. Dat ging prachtig, bedacht hij. Hij kon het nog wel een keer doen. Maar toen hij drie dagen later nog eens den winkel binnenkwam,glimlach te de juffrouw niet. „Kunt u het morgen niet komen halen vroeg ze, ,,'k heb het op 't oogenblik niet in den winkel". Dien volgenden morgen vond hij de politie op de stoep. Het aantal treffers bij veldslagen. Vergelijkt men het aantal patronen, dat in veldslagen wordt gebruikt met de dooden, die daarbij vielen, dan komt men tot een vreemd resultaat. Dan merkt men namelijk, dat ondanks de groote verbetering der geweren 't aantal treffers steeds geringer wordt. Naar verhouding worden de dooden, die er in de veldslagen vallen, klei ner in aantal. Van verschillende veldslagen weet men, hoeveel patro nen er gebruikt werden en ook hoe veel menschen daardoor werden ge troffen. Zoodat het niet moeilijk was te constateeren, dat in den loop der tijden de verliezen, dus het aantal treffers, verminderde. In den slag bij Waterloo waren de verliezen niet minder dan 24 procent. Dat percentage was in den slag van Sedan gedaald tot 12 pCt. Men ver klaart dit feit hierdoor, dat de af standen, waarop geweergevechten worden geleverd, grooter zijn gewor den. In dat geval ziet men het doel natuurlijk minder goed en is het aantal treffers geringer, ook al wor den meer patronen gebruikt en zijn de geweren beter. Over het algemeen kan men het aantal treffers in een slag toch niet hoog noemen. De Transvaalsche Boeren, die toch zeer goede schut ters waren, hadden in den slag bij Colenso slechts één treffer op de 600 schoten, terwijl de Engelschen, die zeer slechte schutters waren en bo vendien heelemaal niets van hun vij anden zagen, een treffer hadden op de 5000 schoten. Toen de Franschen in 1897 streden tegen Raisuli, ge bruikten zij niet minder dan 80.000 patronen, gaven 800 schoten met hun machinegeweren, wierpen 120 grana ten en hadden ondanks dat geen enkelen treffer. Zoo zijn er meer voorbeelden, hoewel dit van de Fran schen dan wel heel sterk is. In den strijd bij Zarobrod op 24 November 1885 losten de Serviërs 20.000 scho ten op de Boelgaren. Die twintig duizend vermochten niet meer dan 58 Boelgaren te treffen, nog niet eens allen te dooden. in 1881 gebruikten de Franschen in een gevecht bij Chellala 35.000 patronen en losten zij 41 schoten met hun artilieriekanonnen om 70 Arabieren buiten gevecht te stellen. Naar aanleiding van deze resulta- taten heett een Engelschman zich de moeite gegeven een soort van sta tistiek samen te stellen. Hij komt daarbij tot de conclusie, dat een leger dat gemiddeld op 600 schoten een treffer heeft, gerekend mag worden te zijn het beste leger van de wereld. Intusschen is hét niet gemakkelijk uit te maken of dit wel juist is, en of daar geen andere omstandigheden zijn die men in aanmerkinng moet nemen. De geweren van tegenwoordig zijn veel beter dan die van vroeger, zij zijn ook zuiver op zeer grooten af stand. Wordt dus het geweer-ge vecht op grooteren afstand gevoerd, het aantal treffers moest nog grooter zijn omdat de geweren veel zuiver der werk.n. Men heeft zich echter afgevraagd, of de soldaat van tegen woordig wel met dezelfde liefde oor log voert en zijn medemenschen dood maakt als die van vroeger. Velen zijn geneigd aan te nemen, dat de haat, die tegenwoordig in geval van oorlog onder de strijdende sol daten wederzijds bestaat, niet zoo groot is, dat de soldaten zich wer kelijk ernstig toeleggen op het ver nietigen van eikaars leven. De gegevens van den bewusten Engelschman zullen spoedig weinig meer waarde hebben, als de oorlog voor een groot deel in de lucht zal worden gevoerd. Er zullen dan weer andere, mo derne geraffineerd-gevonden vuurwa penen zijn, waarmee men vele slacht offers tegelijk kan maken en die wel licht wel zoo goed te richten zijn, dat het percentage van het in het gevecht gedoode menschen weer aanmerkelijk zal stijgen. De moderne luchtvaart brengt' een omwenteling teweeg.in de manier van strijdvoeren. De aanval van boven zal zeer gevaar lijk zijn, terwijl men van beneden minder kans heeft om het vliegtoestel te treffen. Maar niettemin zal de mo derne techniek dan wel weer een middel weten te vinden om de men schen beneden op aarde te beschut ten tegen de projectielen uit de vliegtoestellen. Lichtenberger over keizer Wilhelm. André Lichtenberger, de bekende ELasser romancier, heeft in „Les An nates" aldus zijn meening over den Uuiischen keizer weergegeven. Eenige maanden geleden was hij den keizer in Griekenland tegenge komen, toen deze met de „Hohenzol- iern," vergezeld van de „Göben" en de „Breslau", langs de eilanden voer op weg naar den Archilleion, waar hij de villa van de ongelukkige kei zerin Elisabeth gekocht heeft. De koetsier moest voor de voorbijsnor- rende grijze auto even stilhouden, die door een chauffeur in groot livrei Desiuurd werd. Deze ontmoeting, hoe kort ook, staat mij levendig voor den geest en telkens rijst zijn beeld weer bij mij op, wanneer ik mij in de laatste da gen afvraag, wat er in het gemoed van dien man thans wel moet om gaan.' Wilt ge mijn oprechte meening weten? In tegenstelling met anderen, kan ik iet aannemen, dat de keizer uit eigen wil dezen oorlog begonnen is. Impulsief en toch voorzichtig heeft hij te vaak in veel gunstiger omstandigheden voor zijn rijk op een vredelievende oplossing aange drongen, dan dat hij thans, volko men op de hoogte van den toestand zijn toestemming tot het begin der vijandelijkheden zou geven. Lang heeft hij zelfs toenadering mei Frank rijk gezocht, en misschien, als hij volkomen meester o-er zijn daden was gebleven, had hij enkele tege moetkomingen niet van de hand ge wezen. Helaas! Zijn lust tot heer- sch n, zijn ont mbare trois werden hem te machtig. Vóór naar Noorwe gen ie veitrekken, had hij zijn goed keuring gehecht aan het Oosten rijksche initiatief, zonder op de mo gelijke gevolgen hiervan te letten. Tr-en hij van z'jn reis ♦eiigkeerd wees men hem er op, dat Duitsch- land's eer op het spel stond. Een keizerrijk, dat zijn kracht in ruw geweld stelt, weet niet van wij ken. Doorzijn militairen meegesleept, vo rgelogen door zijn diplomaten, heeft de keizer zijn keus gedaan, na aarzelingen, waarvan men mis schien eens den noodlottigen samen hang za! ieeren kennen. Van dat oogenblik af werd hij verantwoorde lijk gesteld voor alle leugens, wreedheden en rampen, die in af- zienbaren tijd op den ondergang van zijn land moeten uiiloocn. Dat weet hij zelf zeer goed. Vandaar die •nrust die al zijn daden kenmerkt. Van Berlijn naar Aken, van Brussel na-r Metz en Luxemburg drijit hem zijn angstig gemoed. Breedsprakig en snoevend volgen proclamatie op proclamatie die alle even valsch blinken. Hij doet beroep op zijn sol daten, den president van de Ver eenigde Staten, den koning van Italië, heeft steeds den mond vol over „zijn" God. Zijn soldaten beginnen te wijken, te Am'rikaansche republiek wendt zich van hem af, de kleinzoon van Victor Emanuel luistert meer naar d< n wensch van zijn volk dan naar zijn stem God laat hem aan zijn lot over en treft he n in zijn zonen. On langs gehuld in zijn witten mantel met den veldkijker gewapend, volgde hij den slag om Nancy's veste. De veldslag stond hem wei"ig aan zwij gend, de tanden op elkaar geklemd, keerde hij naar zijn auto en reed weg. Binnen een maand moest Frankrijk verpletterd worden. Volgens zijn ministers was dit voor Ouitschland een levenskwestie. Frank rijk heeft tot nog toe dezen woeden den aanval weten te keeren. Berlijn is vol vluchtelingen uit de Oost- Pruisische steden en dorpen. Oos tenrijk komt mannen te kort, de Slaven komen steeds in machtiger scharen opdagen. Engeland is nog slechts aan het begin van zijn cam pagne Wat moet er 's nachts wel in het hoofd van den keizer om ga n! Sire, zoo gij niet de verantwoorde lijkheid droegf van de verwoesting van Leuven, Badonvillers en Seniis, van het laf"a tig vermoorden van viouwvn en kinderen, in waarheid, Sire, ik zou medelijden m-t u hebben. Het huidige Duitschland heeft dit gevoel van medeüjde echter verbeurd. De eenige gratie die wij u mógen toewenschen, dat, gelukkiger nog dan Napoleon I, dien gij op zij wilt s revi-n, dan Napoleon ill wiens lot uw slapelooze rachten verontrust, gij den i ood moogt vinden op het groote slagve d, waar het keizerrijk Duitsch ian en de troon der Hohenzol.erns in één zullen storten. De loopgraven. In een bericht omtrent de krijgs verrichtingen in Noord-Frankrijk zegt de correspondent van de „Westm. Gaz." o. a., dat de reeksen van loop graven niet alle in eenzelfde lijn ach ter elkander liggen,.maar in verschil lende richtingen. Soms loopen ze in de richting van Oost naar West, langs een zijde van een daldan weer bijna van Noord naar Zuid langs een dwars- vallei hier loopen ze langs een boschrand, ginds op de helling van een heuvel, of zooveel mogelijk langs een hollen weg. Op verschil lende plaatsen springen de loopgra ven als voorgebergten uit in wat men zou kunnen noemen het terrein van de tegenpartij. Hoewel aan beide zij den op sommige punten vorderingen zijn gemaakt en op andere punte-i men moest terugtrekken, is er toch geen verandering van beteekenis ge komen in den toestand, ondanks da herhaalde aanvallen en tegenaan vallen. De ondervinding heeft geleerd dat een ruim voorterrein niet altijd noodig is om de infanterieaanvallen van ;*en vijand te stuiten. Ook op een korten afstand kunnen die voldoende wor den afg-slagen. Verscheidene van de Duitsche lonpgraven zouden, al wer den ze veroverd, toch voor de Fran sche of Engelsche troepen geen waarde hebben, en niet houdbaar zijn, om dat ze zouden zijn blootgesteld aan het vuur van de in de achterhoede geplaatste Duitsche batterijen ei aan een beschieting uit de flank van de naburige aardwerken. De uitgebreid heid van het kruisvuur is ook merk waardig. Verscheidene gedeelten langs de Aisne worden niet onder vuur ge nomen door de verschansingen in het front, maar worden bestreken door batterijen die men in 't gebee! niet zien kan. Zoo zeer is dit het geval, dat er onder dtze heuvelen en val leien zijn waar de troepen onmoge lijk kunnen ontdekken van waar ze beschoten worden. Er is daar een vtTfdu'end dri h -ckfg art'I'eric Jue'. De infanterie van A. ziet geen vijand, maar wordt door de geschutbatterijen va r B. onder vuur genomen. Het schieten van B's kanonnen trekt de aandacht van een deel van A's artillerie, die in afwachting is van een geschikt doel. Deze laa ste wordt op haar beurt weer aangevallen door an dere batterijen en zoo gaat het door. in boschrijk terrein is het ondanks vliegtuigen en observatieballons, ten gevolge van het gebruik van rook- zwak kruit, buitengewoon moeilijk elkanders opstelling uit te vinden. Soms wagen de troepen in de loop graven een onverwachten, stoutmoe diger! aanval'i lijkt wel een sport geworden elkander te verrassen. Een Fransch officier deed daaromtrent een verhaal, waarin hij vertelt, dat de vij andelijke stelling zoowat 400 a 800 meter verwijderd lag. Van tijd tot lijd werd een patrouille uitgezonden om te zien wat er aan den kant van den vijand voorviel. Een paar dagen ge leder. waren drie Fransche verkenners, twee korporaals en éen vrijwilliger, zoo dicht mogelijk de Duitsche stel lingen genaderd. Over den grond krui pende, naderden zij langzaam en ze hadden ongeveer twee uren werk om aldus 200 meter te vorderen. Ze waren toen nog maar 10 meter verwijderd van een Duitsche mitrailleuse sectie, zonder dat men het had opgemerkt. De aansacht van den vijand was eenigszir.s verslapt, de helft van de manschappen was gaan eten en de anderen hadden zich van de machine geweren verwijderd. De drie mannen aarzeden niet. Ze sprongen opeens in de loopgraaf. Een hunner, een gewezen koloniaal, die wist hoe hij met een mitrailleuse moest omgaan, liet üeze een halven slag omdraaien en opende het vuur op de dichtstbijzijnde Duitschers. Dezen verrast konden geen tegenweer meer bieden en moesten vluchten. De Fransche artillerie, die het geval gevolgd had. richtte dadelijk het vuur op de vluchtenden en bracht hun zware verliezen toe. Aldus waren drie mannen er in geslaagd twee mitrailleuses buit te maken en twee compagniën van den vijand terug te slaan. Dienzelfden avond nog werden de drie mannen bevorderd. De nieuwe koningin van Roemenië. Koningin Maria van Roemenië is een waardige op oigster van de kunstlievende ko ningin Elisabeth, de dichteres Carmen Sylva. Ook zij heeft absoluut artis tieker) aanlegzij voelt zich echter minder aangetrokken tot de poëzie dan wel tot de beeldende kunsten. Ook zij heeft getracht door te dringen in den geest van het Roemeensche volk. Zij bezit een kostbare verzame ling manuscripten en waardevolle boeken. Nog beter behe^rschte zij echter de nationale kunst van het volk, een kunst waaraan zij nieuw leven gaf en die zij met hait en ziel beoefent. De koningin is een kunste nares in het ontwerpen van teeke- ningen en patronen. De inwendige decoratie van haar p-leis is door haar ontworpen. In het C otocenni-paieis te Boekarest en in het Koningsslot te Sinaja zijn alle vertrekken naar haar smaak gerestaureerd. Er zijn zaien bij van sprookjesachtigen pracht, want de Koningin voelt veel voor het bonte kleurenspel der Roemeensche volkskunst, tevens voelt zij nog voor den trots van den Byzan ynschen stijl, die zulke diepe sporen in Roe menië heeft achtergelaten. De z.g. gouden zaal in het Gro- toceni-paleis zet de kroon op Konin gin Maria's werk. Blauw licht stroomt door het koepelvormige dakde wan- den' zijn gedekt met haar lievelings bloem, de lelie, en de kleuren roe pen den tijd van de Byzanlysche Kei zerin Irene en Eudoxia weer op. Toch houdt de Koningin ook van eenvoud. Te Sinaja ontvangt zij haar gasten b. v. in haar „nesije", een dood een voudige boerenwoning. en andere geldswaardige papieren in de loketten der SAFE-INRICHTING van Voordeelige tarieven en voorwaarden. Afzonderlijke kamers voor het knip pen van Coupons.

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1914 | | pagina 5