IN Eerste Blad «TELLING 5 JUNI. 30 MEI Het zout der aarde. 52e Jaargang 1914 i erfellen. ARD. irfSK EOOT lina F. VU OF Villi! Ir, Kleine Marl! SS, Vlissingen. Teieiosn Intern. 10 Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zondag en algemeen erkende Christelijke feestdagen Bittiummerbesliiat uit2bladen FEUILLETON king 10 cent extra. ÏÖNGËR Brieven uit de Hofstad kwaliteit zijn onze alom NO. 126 rschillende >rten. ets. per ons. ANTASIE.) LIJSPEL.) S PRE. iÉE. eunt de Vereenl- voor werkver- lor alle couranten, doozen, Irtom alles wat maar lemaakt, te schenken, petjes worden gaarne afhaling van papier laangenomen door den |RMaN, Walstraat, den 3ERG, Glacisstraaten LIMONARD, Coosje In aan het papierma- lraat VLISSIINGSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJSVoor Vlissingen en de gemeenten op Walcheren ƒ1.30 per drie maanden. Franco door het geheele rijk 1.50. Voor België 2.20 Voor overige landen der Post-Unie 3.35 Afzonderlijke nummers 3 cent ADVERTENTIEPRIJS Van 1 —4 regels 0.40voor iedere regel meer 10 cent Driemaal plaatsen wordt tweern aal berekend. Bij abonnement speciale prijs Reclames 20 ct. per regel Dienstaanbiedingen en -aanvragend ct. per regej De abonnés, in't bezit eener O ft (ft, ft gulden bij levens- Hf gulden bij dood A AO gulden bij verlies A Pfrt gulden bij verlies J ffeA gulden bij verlies ffVHguIden bij verlies polis, zijn GRATIS verze- Ml IIII lange ongeschikt- *"|l I door <|M| van een hand, 1*1 II van II III vaneen M*\ van eiken kerd tegen ongelukken voor: heid tot werken ff UU een ongeluk UUtl voet of oog JLVv een duim 1UU wijsvinger U%3 anderen vinger Deze ultkeeringen worden VERDUBBELD indien de verzekerden, voorzien van geldig plaatsbewijs, een ongeluk bekomen op trein, boot ol tram. De ultkeering wordt gewaarborgd door de „Holl. Alg. Verzek. Bank" te Schiedam igr Wegens het PINKSTERFEEST zal de „Vlissingsche Courant" Maandag avond 1 Juni NIET verschijnen. Het is de Engelsche staatsman Mor- ley geweest, die eens sprekend van de beteekenis der kleinere staten in de rij der mogendheden, deze het„zout der aarde" heeft genoemd. Aan den wereld-disch zijn het dan de groote mogendheden, die voor de hoofdge- gerechten zorgen, waarom het al te doen is; de kleinere staten echter vullen de gerechten aan, maken dat de maaltijd aangenaam genuttigd, „smakelijk" kan toebereid worden. Zij zijn het onmisbare zout, dat zoowel bij de toebereiding der spijzen, als bij de nuttiging daarvan uitnemende diensten bewijzen kan. Dit gezegde van den beroemden staatsman zal velen wellicht dezer dagen in herinnering gekomen zijn, in verband met het bezoek van het Deensche koninklijk echtpaar, niet alleen aan de machtige staatshoofden van Engeland en Frankrijk, maar ook aan de vorstenhuizen van het kleinere België en van het land, dat zich daar uitstrekt aan de zee, van Dollar tot Schelde, van Nederland. Al hebben, buiten de inwoners onzer drie grootste steden, weinig landgenooten de ge legenheid gehad, de hartelijke ont vangst den Deenschen koninklijken gasien bereid, te aanschouwen en bij Ie wonen, allen hebben niettemin! uit uitvoerige verslagen van dit bezoek kennis kunnen nemen, gelijk ook met onze lezers het geval is geweest. Zij hebben daaruit kunnen ervaren, hoe, wars van alle officieele ophemelarij, I dit bezoek van den Deenschen koning en koningin inderdaad over en weer een recht hartelijk karakter heeft ge dragen. Meer dan zulks ooit bij andere soortgelijke gelegenheden het geval mocht zijn, was er tusschen gast en volk een sympathieke stemming voel baar, die slechts zelden in die mate le constateeren valt. Geldt dit voor het bezoek aan ons I land, het geldt evenzeer dat aan het land, dat in de geschiedenis te boek staat als „deZuidelijke Nederlanden", aan België. Ook daar, eveneens als hier, brak aanstonds een hartelijke stemming door, die zoowel in de hoogere meer of minder officieel kringen als in die der lagere standen duidelijk aan het licht trad. En on- aandag (2e Pinkster) am. 2 uur GROOTE oorstellingen zullen geëindigd zijn voor er laatste trams. plaatsen 3e Rang f0.60, 2e Rang f 1.20, Stalles 2.-. pend voor plaatsbe- 10—1 uur en vanat Bureau „Vlissing DOOS FLORENCE WARDEN. 70) O(Nadruk verboden) Zijn ledematen waren stijf enpijn- I 'ijk, zijn rechterarm was gekneusd en gezwollen en zijn hals was in zulk een conditie, dat hij nauwelijks het hoofd kon wenden of slikken kon. „De man, die mij aanvielIk heb hem de trappen afgegooid. Ik kon me niet anders helpen. Heefthij het u niet gezegd Is hij dood De konstabel schudde het hoofd. „Ik heb geen dooden man gezien", |Jei hij. „Waar was hij?" Matthew herinnerde zich langza merhand alles en hij ging hen voor kamer uit, op den voet gevolgd door den politieagenthieruit begreep I hij, dat hij zelf als 't ware onder poli tietoezicht stond. Langzaam, linksen rechts kijkende, J lleP hij de trap af en toen hij bene- Men was aangekomen, zag hij rond getwijfeld kan geconstateerd worden, dat de indruk een blijvende zal zijn, en in de toekomst vruchten dragen zal, van allicht vèrstrekkenden aard. Want, inderdaad, hier is een gevoel tot uiting gekomen, luider en wel sprekender dan wellicht, zelfs ter hoogste plaatse, verwacht werd, waarvan de oorzaken wel waard zijn er eenige oogenblikken bij stil te staan. In de onrustige, op sommige mo menten zelfs gevaarlijke tijden, die wij thans, in sterkei mate dan ooit, op internationaal politiek gebied door maken, is het woord uitsluitend aan de „sterken", aan de groote mogend heden. Wie van hen de sterkste is, diens woord zal het meeste gewicht in de schaal der wereldgebeurtenis sen. leggen, en dies zijn zij alle, elk voor zich, er op uit, zich tot den sterkste te maken. Zoo in de laatste jaren de oorlogsfakkel, zelfs in Euro pa, maar al te fel ontstoken is ge weest, wie, die durft voorspellen, dat het niet mogelijk is, dat reeds in de naaste toekomst, de brand van het oosten, naar het westen zal kunnen overslaan, en dat het zwaard nauwe lijks in Oost-Europa opgestoken, niet plotseling en zelfs voordat het ver bijsterd verstand het alles in vollen omvang bevatten kan, opnieuw uit de scheede rijst, maar dan in West- Europa Wee dan dengene, die niet de sterkste zal. blijken in de rij der machtige mogendheden, die over het lot van Europa, die over het wel en wee van miilioenen beschikken. Het is echter, komt het eenmaal zoover wat de hemel verhoede niet aan de kleinere staten van West Europa vergund, daarbij zich te doen gelden, zich te meten met de strij dende partijen, noch ook hun zwaard te leggen in de weegschaal der kam pende partijen. De minste neiging daartoe zou zeker de noodlottigste gevolgen voor elk hunner met zich kunnen sleepen.Doch zoo zij al niet bij machte zijn den eenmaal uitgebroken brand te blusschen zij, en wij denken hier aan de drie noordelijke konink rijken, Denemarken, Zweden en Noor wegen, aan Nederland en België, en ook aan het kleine vrije maar niet het minst belangrijke Zwitserland, zij, deze alle kannen wel degelijk aan de voor koming, van de zooveel mogelijke beperking aan het dreigend gevaar het hunne doen. Eerstens tot handhaving van den vrede in het algemeen, doch tweedens in niet mindere mate tot behoud vaa hun eigen positie in de rij der Staten. Maar zoo ooit of ergens, dan gelde hier de aloude waarheid,dat Eendracht maakt macht, en dat wat zeker door elk dezer kleinere staten afzonderlijk niet mogelijk zou blijken gedaan te kunnen worden, wel zeer mogelijk door alle tezamen, vereend en een- naar den man, dien hij verwachtte beneden in een donkeren hoek te zien liggen. Maar er was niemand en Matthew, half verlicht, half teleurgesteld, wend de zich weer tot den politieagent. „Ik heb hem naar beneden gesme ten en hij moet hier ongeveer geval len zijn," zei hij, de plaats wijzend, waar hij het lichaam van zijn aan valler met een smak tegen den muur had hooren slaan. „Nu dan is hij niet dood, in elk geval." Het was een verademing te weten, dat hij geen moord had bedreven, hoe vergeeflijk dit oojc zou geweest zijn. Maar, aan den anderen kant het ge heim bleef even als altijd. De konstabel nam zijn notitieboek uit den zak en vroeg naar bizonder- heden. Hoe zijn aanvaller er uitzag, kon Matthew zoo goed als geen op heldering van geven. Het was een man, kleiner dan hijzelf was, lenig en gespierd. Naar zijn kracht en zijn vlugheid te oor- deelen was hij waarschijnlijk jong. Hij moest wel eenige oefeningen hebben in het gebruik zijner vuisten, moest vlug zijn, sterk op de beenen drachtig, tot stand gebracht worden kan. Want hunner is de taak, niet tot het vormen van een materieel verzet tegen de machtspolitiek der groote staten, maar tot het opwerpen van een onstoffelijke, zedelijke, maar zoo veel te sterker barrière tegen het grof geweld van die naar mach'suitbreiding strevende rijken. Dat is de voornaamste band, die deze kleinere Europeesche staten zal kunnen maken tot een factor waarmede de kabinetten der groote mogendheden rekening te houden heb ben. Zonder nog daarbij het oog te hebben op een economische of poli tieke combinatie, zal het gevoel van saamhoorigheid, van eenheid van be langen, hoe onderscheiden de afzon derlijke omstandigheden over elk dezer kleinere staten ook zijn mogen, tot een bewust-worden van eigen redelijke kracht kunnen leiden, die in de toe komstige geschiedenis der volkeren heilzaam werken kan. Het is voorna melijk aan dat gevoel van saamhoo righeid der kleinere Europeesche sta ten te danken, dat het bezoek der Deensche souvereinen, aan de landen benedenen boven den Moerdijk zulk een bijzonder hartelijk karakter heeft kunnen dragen, en dit bezoek een dieper beteekenis in het leven dezer volken kan hebben, dan gemeenlijk aan dergelijke officieele gebeurtenissen kan worden toegekend. Reeds werd in de buitenlandsche pers der kleinere staten gesproken van het feit dat thans het tijdstip reeds daar is, om die eenheid van belangen tot uiting te doen komer in een dusge naamde „entente cordiale", en der halve in een tot viiendschappelijke doeleinden opgestelde overeenkomst vast te leggen. Wij, voor ons, achten echter het oogenblik voor het totstand komen van zulk een „entente" tusschen de kleinere staten nog niet aanstonds gekomen toch zal wellicht de tijd niet ver meer af zijn, dat het daartoe komen zal en komen moet. Want om het woord van den Engel- schen staatsman, hiervoren vermeld, tot volle waarheid te doen worden, is het noodig, dat zich de zes kleinere Europeesche staten, die waarlijk het zout uitmaken op den internationaal- politieken disch, zich van hun groote waarde als belangen eenheid in veierlei opzicht, meer en meer bewust worden. Het is van die bewust-wording dan dat, ook in ons land, de laatste dagen getuigd hebben. Het bezoek; de straten; de ambtenaren. De uitvoerige beschrijvingen van het bezoek, dat door het Deensche vorstenpaar aan de residentie is ge bracht, ontslaan ons van den plicht en wonderbaarlijk met de lokaliteit bekend, daar hij Matthew in de duis ternis met groote nauwkeurigheid ge volgd was. „Hebt u er eenig idéé van, wie hij zijn kan, mijnheer vroeg de politie agent. „Dit weet ik, ik ben er zeker van, dat hij ook betrokken is bij andere aanvallen, die gedaan zijn op leden mijner familie", zei Matthew, en toen gaf hij zijn naam op en de konstabel werd opeens dubbel opmerkzaam. „BensingtonFamilie, mijnheer, van lord Bensington van de Towers „Ja. Ik ben zijn kleinzoon." Beiden, hij en de politieagent, wis ten, dat zijn avontuur van belangrijken invloed kon zijn op het geheim, dat de politie zoozeer bezighield en nadat zij 't gas hadden opgestoken, stelden zij in de kamers een nauwkeurig on derzoek in naar eenig spoor van zijn tegenwoordigheid, dat de aanvaller kon achtergelaten hebben. Er scheen slechts éen kleinigheid van zijn bezoek over, dit was een klein stukje van de franje van een witten wollen das, zooals Matthew dacht gedurende een der worstelingen er bijzonderheden van te vertellen. Wij zullen geen kwaad zeggen van de krantenverslagen, maar moeten toch opkomen tegen de daaruit sprekende opvatting als zou het een evenement geweest zijn, dit bezoek. Het tegen deel is eerder waar. Wel staan dui zenden langs den weg geschaard en werd er hoera geroepen, maar het dient ten eenenmale ontkend, dat dit aan spontane sympathie ontspruit. Het Is zonderling en er is zoo hier en daar al eens zach'jes op gewezen noe juist in de residentie de popu lariteit van het hof met al den aan kleve van dien in sterke mate ver minderd is en nog steeds verminde rende is. Men mag dat betreuren, het feit kan niet ontkend. Wij zullen er de oorzaak niet van nagaan en er allerminst een oordeel over uitspre ken, doch het feit, dat het zóó is, kan niet ontkend worden. Er is een groote koelte ten aanzien van een gebeurtenis a's het jongste bezoek, in de residentie. Men kijkt ernaar, amuseert zich er mee, is in zijn nopjes met de afwisseling die het geeft, maar het laat niet meer indruk achter dan een bioscoop-film pleegt te doen. Over het algemeen krijgt men een gevoel dat de geheele vertooning te veel kunstmatig en opgeschroefd is en dientengevolge maakt het geen aangename impressie zelfs. Daarbij komt, dat men ter be- voegder plaatse er te wein'g naar streeft contact te brengen tusschen het publiek en de gebeurtenis zelf. Het tegendeel is waar; men tracht op alle mogelijke wijze dat contact af te snijden of te yoorkomen. En de Hoilandsche aard is te gemoedelijk, om dit aangenaam te vinden. Het te militairement een dergelijk bezoek inrichten, het te-deftig-doen stoot het publiek af. Eigenaardig dat altijd zulke domme dingen gebeuren bij dergelijke gele genheden we zien het nu weer aan hetgeen de pleegzusters uit het Zie kenhuis die bij het concert ter eere van de gasten genoodigd waren, is overkomen. Zij bleken onder politie- geleide te verkeeren en zij mochten niet eens zich vrij bewegen. Een bij zonder soort gastheerschap houdt onze burgemeester er op na, niet waar? Trouwens die gala-avond is niet verstandig, omdat noodzakelijk de deelname zeer beperkt blijft en dus in breeden kring afgunst wekt en er toe bijdraagt dat het contact wordt afgesneden, zooals wij zooeven reeds opmerkten. Over de bejegening die den verte genwoordigers van de pers weer is aangedaan, zullen wij zwijgen. Het is hun eigen schuld omdat wie, gelijk het Fransche spreekwoord zegt, zich zelf tot „lam" maakt, niet verbaasd door hemzelf afgebeten. Dit stukje wol werd door den kon stabel meegenomenen Matthew, die het aanbod van een der medebewo ners, om hem in zijn kamer gezel schap te houden, aannam, ging op een sofa liggen om wat te rusten, voor zoover het zijn gezwollen hand en gekneusde ledematen het hem toe stonden. Natuurlijk kon hij niet slapen. In de eerste plaats moest hij uit denken, hoe de man zich toegang kon hebben verschaft tot zijn kamers hij herinnerde zich het lichte trekken aan de bel in den loop van den avond, zijn eigen vergeefsche reis naar beneden, om te zien naar een bezoeker, dien hij niet kon vinden en hij kwam tot de conclusie, dat de vijand aan de bel had getrokken, zich in den gang boven had verborgen, tot Matthew naar beneden was ge gaan, om den laten rustverstoorder te zoeken, en toen de kamers was bin nengedrongen. Nu bleef de belangrijke vraag: Wie was hij Het scheen Matthew het grootste geheim toe van alles, dat hij niet moet zijn als de wolf hem op-eet. Het loopt ten slotte de spuigaten uit' wanneer een politie-auto dwars over den weg geplaatst wordt, ten einde de pers-auto te verhinderen door te rijden. In den Haagschen raad zitten twee journalisten, die niet op hun mondje zijn gevallen; misschien dat zij daar waar zulks effect kan sorteeren, hun beklag zullen doen. Onze burgemeester is een flinke kerel, maar is niet vrij' te pleiten van despotische neigingen. Te weinig ziet hij in, dat despotisme dan niet al te zeer misplaatst is, wanneer redelijk heid er aan ten grondslag ligt. In zijn dubbele kwaliteit van burge meester en kamerheer in dienst van H. M. heeft hij zich in deze dagen wat al te veel „gevoeld" en door zijn optreden velen verbitterd. Het woord „gelasten" moet een burgervader nimmer in den mond nemen, wanneer nog in de verste verte van geen verzet is gebleken. Een zacht woord keert de grimmigheid af, een boos woord doet den toorn oprijzen, aldus staat er in het boek der boeken. Doch genoeg daarvan. Het heeft de aandacht getrokken dat het Deensche koningspaar van Rotterdam komende, toch arriveerde aan het station der Staatsspoor. Dat heeft velen verbaasd, omdat het hun onbekend schijnt te zijn dat er, zij het dan overgroeid door gras en on kruid, nog een verbindingsbaantje tus schen beide stations aanwezig is. Men verhaalt dat dit baantje indertijd speciaal is aangelegd voor het even tueel transport voor militairen, die op deze wijze een wandeling door de stad bespaard bleef,wanneer zij van de S.S. naar de H.S.M. overgingen. Langs dit soldaten-baantje is ditmaal de ko ninklijke trein gereden. Weliswaar is in dat gedeelte het aanzien van Den Haag niet van het fraaiste, doch het is in elk geval veel beter dan de nu al weken en weken bestaande ruïne op den stationsweg nabij de H. S. M. Misschien viel het oog der lezers reeds op de foto's,die deWereldkroniek en andere geïllusteerde bladen daar van gaven, wat al een bewijs is, dat het als een curiosum te beschouwen is. De straatmakersstaking heeft ons dit koopje bezorgd. Gelukkig is ze nu ten einde en kan het werk voort gang vinden. De werken staan in verband met de asfalfeering van ver schillende straten. Uit de gemeente- begrooting over 1912 is een bedrag van driekwart millioen overgebleven, waarvan een kwart zal worden besteed aan de asfalteering van die straten, welke als verbindingswegen tusschen de stations der spoorwegen en Sche- veningen zijn aan te merken. De bedoeling was natuurlijk dat deze straat-verbeteringen vóór het zomer seizoen gereed zouden zijn. Het staat wist, wie zijn moorddadige bezoeker zijn kon. Was het Randolph? Hoe verdacht ook Randolph's houding was geweest, hoe zeker het ook was, dat hij naar een betere positie verlangde, het was in de eerste plaats bijna onmogelijk te gelooven, dat een man van zijn opvoeding en stand zulk een serie van moorden kon bedreven hebben; en in de tweede plaats dacht hij, dat in zulk worsteling als hij had gehad met zijn aanvaller, hij wel eer.igtee- ken zou gevonden hebben van de identiteit van zijn neef. Aan den anderen kant, als het zijn neef niet was, wie was het dan? Matthew trachtte nog eenigen tijd het raadsel op te lossen, maar gaf het eindelijk op en besloot zijn neef den volgenden morgen weer op te zoe ken. Toen hij echter aan de woning van mrs. Claughton kwam, bleek spoedig, dat hij op een zeer ongelegen tijd was gekomen. (Wordt vervoldg.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1914 | | pagina 1