Dinsdag
16 December
Se Stijl om een Gravenkroon.
No 297
51e Jaargang,
1913.
500.- bij dood door een ongeluk
,150.-
GEMEENTEBESTUUR
FEUILLETON
KAMEROVERZICHT
VLISSINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ÈNvan 1 —4 regels 0.40. Voor elke regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10. flbonnements- fiduerfenfiën op zeer ooordeelige voorwaarden.
Wie zich met ingang van 1 Januari
op de „Vlissingsche Courant" abonneert,
ontvangt de tot dien datum verschijnende
nummers GRATIS, ook week-abonné's.
Alle abonné's zijn vanaf 1 Januari GRATIS
tegen ongelukken verzekerd en wel als volgt
I 1AAA hij levenslange ongeschikt-
I lUUU.- heid tot werken;
XAA klj verlies van een hand,
JUUVoet of oog;
bij veriies van een duim
mnbi' ver|ies
wV/. vinger;
van een wijs-
JC bij verlies van eiken ande-
ff jLsJren vinger.
De uitkeering geschiedt voor ongelukken
zoowel in als buiten het beroep overkomen.
AANGIFTE TER
INSCHRIJVING VOOR HE MILITIE.
He Burgemeeester der Gemeente Vlissingen
brengt ter kennis van wie liet aangaat, inzon
derheid van de in het jaar 1895 geboren man
nelijke personen, dat bij de Militiewet (Staats
blad 1912, No. 21) liet volgende is bepaald:
Artikel 12. 1. Behoudens het bepaalde in art.
13 wordt voor de militie ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
op 1 Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hy het 18de levensjaar heeft volbracht, binnen
het Rijk, in het Buitsche Rijk of in het Konink
rijk België woonplaats heeft, of wiens vader,
moeder of voogd op genoemd tijdstip in een dier
Rijken woonplaats heeft
2o. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander,
die op genoemd tijdstip in een der genoemde
Rijken woonplaats heeft
3o. ieder mannelijk niet-Nederlander, die op
genoemd tijdstip ingezetene van het Rijk is.
2. Voor ingezetene in den zin dezer wet wordt
gehouden
A. de minderjarige niet-Nederlander, die bin
nen het Rijk woonplaats heeft
lo. indien zijn vader, moeder of voogd binnen
het Rijk woonplaats heeft en gedurende de voor
afgaande achttien maanden in het Rijk of iu de
koloniën of bezittingen des Rijks in andere we-
relddeelen woonplaats gehad heeft;
2o. indien hij zelf gedurende de voorafgaande
achttien maanden in het Rijk of in de koloniën
of bezittingen des Rijks in andere werelddeelen
woonplaats gehad heeft, tenzij hij in den zin dezer
wet een vader of moeder heeft en deze elders
dan binnen het Rijk woonplaats heeft
B. de meerderjarige niet-Nederlander, die bin
nen het Rijk woonplaats heeft en gedurende de
voorafgaande achttien maanden in het Rijk of
in de koloniën of bezittingen des Rijks m andere
werelddeelen woonplaats gehad heeft.
3. Voor de toepassing van het bepaalde in het
vorig lid wordt gehouden
voor minderjarig hij, die minderjarige is in den
zin der Nederlandsche wet
voor meerderjarig hij, die meerderjarig is in
den zin der Nederlandsche wet.
Art. 13. Voor de militie wordt niet inge
schreven
lo. de ingezetene niet-Nederlander, die blijkt
te behooren tot een Staat, waar de Nederlanders
niet aan den verplichten krijgsdienst zijn onder
worpen of waar ten aanzien van den dienstplicht
het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen
2o. hij, die blijkt in de koloniën of bezittingen
des Rijks in andere werelddeelen woonplaats te
hebben, mits dit niet zij ter zake ven krijgsdienst.
Art. 14. 1. De inschrijving geschiedt
lo. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid,
onder lo.
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnenliet
Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woon
plaats van vader, moeder of voogd
Roman van G. H. v. D.
(Nadruk verboden.)
65). —o—
Wolfgang bloosde. Hij zag, dat
de koopman, als hij deze houding
aannam, juist datgene deed, wat ver
hoed moest worden. Ontzegde Wolf-
sohn Waily zijn huis, dan was hier
mee op Wally de verdenking geval
len, dat zij aan het gebeurde onschul
dig was.
„Mijnheer Wolfsohn," zei hij, „in
uw woorden ligt iets beleedigends
voor de jonge dame, wat ik niet
dulden mag. Ik heb u uitdrukkelijk
gezegd, dat zij van mijn hierzijn
geen vermoeden heeft gehad. Wij
beiden alleen hebben schuld aan de
scène."
„Ik niet, ik wilde u alleen mijn
goeden wil toonen. Ik heb weinig
dank gehad voor mijn bereidwillig
heid, u te dienen. Als u meende,
Graaf, dat de eer van een meisje er
b. zoo hij binnen het Rijk woonplaats heeft,
in de gemeente zijner woonplaats, tenzij hij in
den zin dezer wet een vader, moeder of voogd
heeft en deze m eene andere gemeente binnen
het Rijk woonplaats heeft;
c. zoo zijn vader, moeder of voogd in het
Duitsche Rijk en hij niet binnen het Rijk woon
plaats heeft, in de gemeente Amsterdam;
d. zoo zijn vader, moeder of voogd in het Ko
ninklijk Belgie en hij niet binnen het Rijk woon
plaats heeft, in de gemeente Rotterdam
e. zoo hij m het Duitsche Rijk en zijn vader,
moeder of voogd niet binnen het Rijk of in het
Koninkrijk België woonplaats heeft, in de ge
meente Amsterdam
f. zoo hij in het Koninkrijk België en zijn va
der, moeder of voogd niet binnen net Rijn of in
het Duitsche Rijk woonplaats heeft, in de ge
meente Rotterdam
2o. van hem, bedoeld in art. 12, eerste lid
onder 2o.-.
a. zoo hij woonplaats heeft binnen het Rijk,
in de gemeente zijner woonplaats
b. zoo hij woonplaats heeft m het Duitsche
Rijk, in de gemeente Amsterdam
c. zoo hij woonplaats heeft iu het Koninkrijk,
België, iu de gemeente Rotterdam
3o. A. van hem, bedoeld iu art. 12, eerBte lid,
ouder 3o., mdieu hij minderjarig is
a. zoo zijn vader, moeder of voogd binnen het
Rijk woonplaats heeft, in de gemeente der woon
plaats van vader, moeder of voogd
b. zoo hij in den zin dezer wet geen vader,
moeder of voogd heeft of zoo zijn voogd niet
binnen het Rijk woonplaats heeft, iu de gemeente,
waar hij zelf woonplaats heeft
B. van hem, bedoeld iu art. 12, eerste lid,
onder 3o., indien hij meerderjarig is
in de gemeente, waar hij woonplaats heeft.
2. De m het vorig lid ais plaats van inschrij
ving aangewezen gemeente is die, waar de woon
plaats gevestigd is of was op 1 Januari van het
jaar, volgende op dat, waarin de in te schrijven
persoon het 18de levensjaar volbracht. Ten aan
zien van hem, wiens inschrijving te Amsterdam
of te Rotterdam moet geschieden wegens woon
plaats onderscheidenlijk in het Duitsche Rijk of
m het Koninkrijk België, wordt de gemeente,
waar de inschrijving moet plaats hebben, bepaald
naar het Rijk, waar de woonplaats gevestigd is
of was op I Januari van het jaar volgende op
dat, waarin de in te schrijven persoon het 18de
levensjaar volbracht.
Art. 15. 1. Hij, die volgens art. 12 moet wor
den ingeschreven, is verplicht zich daartoe aan
te geven hij den burgemeester der gemeente, waar'
de inschrijving moet geschieden.
2. Indien hij ongesteld of afwezig is, rust de
verplichting tot het doen van de aangiftea. in
dien het een minderjarige betreft, op zijn vader,
moeder of voogd, mits de vader, moeder of voogd
binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het
Koninkrijk België woonplaats heeft, of indien
de voogdij is opgedragen aan eene rechtspersoon
lijkheid bezittende vereeniging, aan eene stichting
of aan eene instelling van weldadigheid op 6e
bestuurders; b. indien liet een meerderjarige be
treft, die onder eurateele staat, op zijn curator.
3. De minderjarige, die in den zin dezer wet
geen vader, moeder of voogd heeft, of wiens va
der, moeder of voogd niet binnen het Rijk, in
het Duitsche Rijk of in het Koninkrijk Belgie
woonplaats heeft, is, behoudens hst bepaalde in
het volgend lid, steeds zelf tot het doen van de
aangifte verplicht.
4. Hij, die is opgenomen iu een der in art. 16
vermelde gestichten en inrichtingen of behoort
tofc de in het tweede lid van gen0em^ artikej
bedoelde personen dan wel in dienst is bij de
zeemacht, bij het leger hier te lande of bij de
koloniale troepen, behoeft niet ter inschrijving te
worden aangegeven.
5. De aangifte geschiedt in de maand Januari
van het jaar, volgende op dat, waarin de in te
schrijven persoon het 18e levensjaar volbracht.
6. Voor hem of haar, die tot het doen van de
aangifte verplicht is, kan de aangifte geschieden
door een ander, daartoe schriftelijk gemachtigd
Art. 16. 1. De bestuurders van krankzinnigen
idioten-, doofstommen- en blinjengestichten, van
gevangenissen, van rijkswerkinrichtingen,van rijks
opvoedingsgestichten en van tuchtscholen, zenden
jaarlijks vóór 10 Januari eene opgave, ingericht
in den door Ons te bepalen vorm, van de daarin
opgenomen mannelijke personen, die alsdan voor
de militie moeten worden ingeschreven, aan Onzen
onder lijdt, dat u haar hier opzoekt,
dan moest u dat laten. Maar ik
geloof, dat een fatsoenlijk meisje
daardoor niet gecompromitteerd kan
worden. Vergeef mij, zoo besloot de
koopman, toen hij zag, dat zijn woor
den den Graaf hevig deden ontstel
len, maar u hebt bedreigingen uitge
sproken, ik moest de dingen wel bij
hun naam noemen.
Wolfgang streed met een besluit,
dat hem veel kostte. Maar het gevoel,
dat hij vóór alle dingen Wally's eer
moest beschermen voor elke aantij
ging, bewoog hem, zijn aristocratische
ijdelheid te overwinnen.
„Mijnheer Wolfsohn," antwoordde
hij, „den twijfel over den aard mij
ner bedoelingen kan ik het best op
heffen, door u mee te deelen, dat ik
vandaag het verrassend bericht heb
gekregen, dat juffrouw Wildenfels
een bloedverwante van mij is en dat
ik haar hier kan ontmoeten. U zult
nu inzien, dat alles mij zeer pijnlijk
moest zijn, wat aan mijn ontmoeting
met haar een dubbelzinnige betee-
kenis zou kunnen geven indeoogen
van uw personeel en dat u geen re
den hebt, de dame te zeggen, uw
commissaris in de provincie, binnen welke de in
schrijving moet plaats hebben.
2. Ten aanzien van de mannelijke personen,
die ingevolge art. 39 van het Wetboek van Straf
recht ter beschikking van de Regeering zijn ge
steld en niet in een Rijksopvoedingsgesticht zijn
opgenomen, geschiedt gelijke opgave vanwege
Onzen Minister van Justitie.
3. De inschrijving van de in het eerste en het
tweede lid bedoelde personen, zoomede van die,
welke in dienst zijn bij de zeemacht, bij het leger
hier te lande of bij de koloniale troepen, geschiedt
overeenkomstig door O113 te geven voorschriften.
Art. 17. 1. Voor de militie wordt ook inge
schreven of wordt opaieuw-ingeschreven
lo. ieder minderjarig mannelijk Nederlander,
die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór
het intreden van het 21ste levensjaar zijne woon
plaats binnen het Rijk, in het Duitsche Rijk of
in het Koninkrijk België gevestigd heeft en wiens
vader, moeder of voogd niet reeds in een dier
Rijken woonplaats had
co. ieder minderjarig mannelijk Nederlander, die
niet in een der genoemde Rijken woonplaats
heeft, doch wiens vader, moeder of voogd nul
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
de minderjarige het lbde levensjaar volbracht, en
vóór het intreden van diens 21ste levensjaar, zijne
of hare woonplaats binnen een dier Rijken ge
vestigd heeft
ëo. ieder mannelijk minderjarige, die na i Ja-
neari van heb jaar, volgende op dat, waarin hij
het i8de levensjaar volbracht, en vóór het intre
den van het 4 ste levensjaar Nederlander of op
nieuw Nederlander is geworden, zoo hij of zijn
vrder, moeder of voogd binneu het Rijk, in het
Duitsche Rijk of in het Koninkrijk België woon
plaats heeft;
-lo. ieder meerderjarig mannelijk Nederlander,
die na 1 Januari van het jaar, volgende op dat,
waarin hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór
het intreden van het ülstelevensjaar zijne woon
plaats binnen het rijk, m het Duitsche Rijk of
in het Koninkrijk België gevestigd heeft
5o. ieder mannelijk meerderjarige, die na 1
Januari van het jaar, volgende op dat, waarin
hij het 18de levensjaar volbracht, en vóór het
intreden van het 2lste levensjaar Nederlander of
opnieuw Nederlander is geworden, zoo hij binnen
het Rijk, in het Duitsche Rijk of in het konink
rijk België woonplaats heeft
öo. ieder mannelijk niet-Nederlander, die na 1
Januari Yau het jaar, volgende op dat, waarin
hij het i.8de levensjaar volbracht, en vóór het
intreden van het'2l'ste levensjaar ingezetene of
opnieuw ingezetene is geworden in den zin van
art. 12, tweede lid;
7o. hij, die vóór het intreden van het 21ste
levensjaar ophoudt te verkeeren in een der ge
vallen, bedoeld in art. 18, mclien hij overigens,
hetzij volgens art. 12, hetzij volgens het hier
boven onder lo.öo. bepaalde, ingeschreven zou
moeten worden.
2. Met betrekking tot het bepaalde onder lo,
6o. gelden art. 12, laatste lid, en art. i3,
3. Ten aanzien van de gemeente, waar de in
schrijving of de inschrijving opnieuw moet ge
schieden, geldt art. l4, eerste lid, met dien ver
stande, dat de plaats van inschrijving wordt be
paald naar de gemeente of het Rijk, waar de
woonplaats gevestigd is of was op den dag, waarop
de in te schrijven persoon of zijn vader, moeder
of voogd is geraakt in een der in het eerste Lid
van dit artikel omschreven gevallen.
4. Ten aanzien van de aangifte of opgave ter
inschrijving of ter inschrijving opnieuw gelden de
artfc. 15 en 16, met dien-verstande, dat de aan
gifte geschiedt binnen dertig en de opgave binnen
tien dagen na den dag, waarop de in te schrij ven
persoon of zijn vader, moeder of voogd is geraakt
in een der in het eerste lid van dit artikel om
schreven gevallen.
Artikel 102. 1. Met hechtenis van ten hoogste
veertien dagen of geldboete van ten hoogste
honderd vijftig gulden wordt gestraft de in art.
15, eerste of tweede lid, bedoelde persoon of
diegene der in laatstgenoemd lid'bedoelde be
stuurders, die niet voldoet aan eene hem hij dat
artikel of bij art. 17, vierde lid, opgelegde ver
plichting.
2. Met gevangenisstraf van ten hoogste twee
maanden of geldboete van ten hoogste zeshon
derd gulden wordt gestraft hij, die opzettelijk
een der in het eerste lid bedoelde feiten pleegt
De bijzondere aandacht-^ wordt er op gevestigd,
huis verder te mijdenzij zal het
van zelf niet weer betreden."
Isaac Wolfsohn boog diep. De rae-
dedeeling op zichzelf had hem niet
verrast. Mozes had er immers reeds
over gesproken, wel echter veran
derde de omstandigheid, dat de Graaf
eerlijk e* rond voor zijn bloedver
wantschap met de naaister uitkwam.
Welke bedoelingen de Graaf ook
mocht hebben, in elk geval veran
derden de omstandigheden dei naai
ster zoo, dat zij van een werkster
een klant kon worden."
„Graaf," antwoordde hij, „dat heb
ik niet kunnen vermoeden, ik zal de
juffrouw vergiffenis vragen."
Graaf Wildenfels hoorde hem niet
ten einde toe aan. De nieuwsgierige
blikken der winkeljuffrouwen wer
den hem pijnlijk; hij verwijderde
zich, nadat hij het zijne had gedaan,
Wally's eer voor alle verdenking te
beschermen. Pas toen hij op straat
was, overdacht hij, wat hij gedaan
had. Hij schaamde er zich niet over,
dat hij gevolg had gegeven aan zijn
gevoel, dat hij de bloedverwant
schap met een arme naaister bekend
had, maar de blos der schaamte steeg
dat bij de in art. 15 vermelde aangifte ter in
schrijving gelegenheid bestaat om op te geven
de reden van vrijstelling, die de in te schrijven
persoon vermoedelijk zal kunnen doen gelden.
Waar in het bovenstaande sprake is van
vader, moeder of voogd, heeft zulks betrekking
op minderjarigen en strekt de uitdrukking
„vader" voor het geval, dat de vader de ouder
lijke macht of de voogdij uitoefentde uit
drukking moeder' voor hot geval, dat de moe
der de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent;
en de uitdrukking „voogd" voor het geval, dat
over den minderjarige voogdij wordt uitgeoefend
door een and®r dan den vader of de moeder. De
uitdrukking „curator'1 heeft betrekking op meer
derjarigen en strekt voor het geval, dat dezen
onder eurateele staan.
Waar in het bovenstaande sprake is van
woonplaats, wordt ten aanzien van hen, die geen
vrijwillige woonplaats hebben dat zijn o. a. de
minderjarigen daaronder verstaan de plaats,
waar zij werkelijk wonen, en, zoo deze ontbreekt,
de plaats van verblijf.
Door of voor hen, die elders geboren zijn,
behoort bij bet doen van dc aangifte ter 'in
schrijving te worden overgelegd eefi uittreksel
uit het geboorte-register, welk uittreksel op aan
vrage kosteloos wordt verstrekt.
Voor het doen van de aangifte ter inschrij
ving, die moet plaats hebben tusschen I en 3
Januari a.s., zal meer bepaald gelegenheid wor
den gegeven ter Gemeentesecretarie op eiken
werkdag, des voormiddags van 9 tot 5 uur,
's voormiddags, uitgezonderd Zaterdag op welken
dag slechts gelegenheid tot inschrijving besbaat
van 9 12 uur 's voormiddags.
Men wordt dringend verzocht, zich-zoo moge
lijk op een der aangegeven uren voor liet doen
der aangifte ter Gemeentesecretarie te vervoegen.
Vlissingen, den 15 December 1913
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
Vergadering vaa Maandag.
Justitie.
Bij de behandeling van hoofdstuk II
(hooge colleges van staat) wisten
de heeren Ter Laan en Dolk den
minister een post te ontfutselen voor
de ambtenaren var. de rekenkamer.
Het loopt een beetje in de war met
de bespreking ervan, doch het resul
taat is dat de ambtenaren een 3300
gld. meer te verdeelen krijgen.
Nadat de heer Kleerekoper geklaagd
had over het stijgend getal ridder
orden, die jaarlijks worden uitgedeeld
en geen der ministers zijn opmer
kingen had gerescontreerd, werd ook
dit hoofdstuk goedgekeurd.
Aan de orde kwam nu Justitie.
Aangezien het kabinet zichzelf een
beperkte taak heeft voorgesteld, zal
de minister van justitie geen groote
zaken ondernemen. Alleen het wet
boek van strafvordering zal in aan
merking konsen voor de herziening.
Door de staatscommissie te dier zake
is een ontwerp samengesteld dat
ailerwege zeer geprezen wordt. Van
deze commissie was minister Ortt
destijds president. Allicht heeft hij
een zwak voor dit onderwerp.
Overigens ried de heer Mendels
den minister aan niet te veel hooi
op zijn vork te nemen. Misschien
lag het weer op den weg om eens
in vele wetten de groote en kleine
fouten, die dagelijks tot moeilijkhe
den en onaangenaamheden aanleiding
hem naar 't gelaat, als hij er aan
dacht, welk oordeel Wally's vader
vellen moest over zijn handelwijze,
als hij hoorde in wélke pijnlijke po
sitie hij Wally lichtvaardig gebracht
had.
Het had op Wolfgang een diepen
indruk gemaakt, hoe Wally in haar
verlegenheid er toch aan gelooid
had, dat hij geen beleedigende be
doeling had gekoesterd. De blik ha-
rer oogen was hem diep in 't hart
gedrongen en had hem aangespoord,
op hartstochtelijke wijze voor haar
eer op te komen. Maar nu moest hij
tot zichzelf zeggen, dat de koopman
gelijk had gehad, alle schuld op hem
te werpen. Hij was dom, onhandig
geweest. De vader van Wally had
wantrouwen getoond en Wolfgang
zelf had nu bewezen, dat de oude
men daarin geen ongelijk had gehad.
Wilde hij Wally als bloedverwante
erkennen en begroeten, dan zou de
oude Wildenfels hem zeker de deur
hebben geopend, in elk geval had
hij door zijn handelwijze den man
recht gegeven, hem ook nu met arg
waan tegemoet te treden, wanneer
t hij als bloedverwant wilde komen.
geven, te herstellen. Een dankbare
taak stellig, al zon de minister dan
aan geen groot werk zijn naam ver
binden. Het denkbeeld is goed, maar
of de minister er trek in heeft?
Uit de praktijk somde de heer
Mendels verschillende voorbeelden
op van gebrekkige wetgeving in de
echtscheidingsprocedure, in het ar
beidscontract enz. Ook zou de minis
ter zijn krachten eens kunnen richten
op bepalingen, die het recht spreken
zou vereenvoudigen en versnellen.
Ook vroeg hij dat de minister zijn
afkeuring te kennen zou geven over 't
optreden van de Kamer van toezicht
voor norarissen te Middelburg, welke
notaris Van Daisum een berisping
toediende wegens een door hem ge
schreven artikel in „de Volkswil."
Een kweslie van urgent belang werd
door den heer van Hamel aangeroerd
Men weet, dat de vereeniging voor
lijkverbrandingte Westerveld een
crematorium heeft gesticht, terwijl niet
is uitgemaakt of lijkverbranding vol
gens de Nederlandsche wet geoorloofd
is Voordat een toepassing daarvan
een proces uitlokt, zou de lieer van
Hamel wenschen, dat een zoodanige
wijziging werd gebracht in onze be
grafeniswet, dat de toelaatbaarheid
boven twijfel verheven is. Het was
toch te mal, meende de heer van
Hamel.dat een Nederlanderin Duitsch-
land een vrijheid eeniet. die hier
niet getolereerd werd.Daarmede achtte
hij de zaak feitelijk opgelost,
Overigens gaf de heer van Hamel
eenige algemeene wenken op juridisch
gebied. Hij zag in dat de wetgeving
uit technisch oogpunt alles behalvë
fraai is. Samenwerking van het de
partement en specialiteiten daarbuiten
kan leiden tot de vorming van een
permanente commissie, die vooral het
technische gedeelte van de wetten tot
groste volmaaktheid zal brengen.
De nieuwe afgevaardigde van Dor
drecht hield zijn maiden speech over
een urgente kwestie, die der wering
van de oneerlijke concurrentie. Niet
enkel strafbepalingen willen hier uit
komst brengen. Naast een duidelijke
merken-wet en de bepalingen op de
onrechtmatige daad, zag de heer
Schim van der Loeft heil in de in
stelling van een handelsregister De
bedoeling daarvan is een burgerlijke
stand voor den handel op te richten,
waardoor het geven van schoonklin
kende namen aan onbeduidende zaak
jes zai worden voorkomen, een oorzaak
van bedrog wegnemend.
Bij het vele dat den minister ter
overweging werd gegeven, behoorde
dit geheele belangrijk vraagstuk.
Avondvergadering.
Waterstaat.
Niet minder dan 27 sprekers heb
ben gevraagd en geklaagd om ver-
Hij voelde, dat er slechts één mid
del was voor Wally's vader zijn eer
te reddenhij moest bekennen, dat
hij verkeerd had gehandeld, dat de
liefde voor Wally hem daartoe ver
leid had.
De liefde voor Waliy De gedachte
joeg hem het bloed snel door de
aderen. Hij kende het meisje nauwe
lijks en toch voelde hij, dat die lief
de nooit verdwijnen zou. Maar hij
was de majoraatsheer van Wilden
fels van zijn jeugd af was het hem
ingeprent, dat hij slechts een hoog
adellijke dame als vrouw 't huis Wil
denfels mocht binnenvoeren. Al was
Wally ook 'n bloedverwante van
hem, al had de advocaat Wolfsohn
ook de waarheid gesproken, wat de
papieren betreft, die haar vaders ge
boorte legitimeerden, dan was het
nog de vraag, of het den nakomelin
gen van den verdwenene vergund
zou zijn, den adellijken titel weer aan
te nemen, of zij dat wilden, of de
familiewet zulke onregelmatigheden
toestond.
(Wordt vervolgd.)