pood. mum Eerste Blad :isje 29 November STo 283 51e Jaargang. 1913. d. er pond. VALITEIT. 9A6SIU0. EN Zaterdag Verschijnt dageiijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10 flbonnements- fldoertentiën op zeer uoordeelige uooriwaarden. DitnurtetiititSWei GEMEENTEBESTUUR Een nieuwe Koers! FEUILLETON Oe Slrijd im een Sravsnkroon. Brieven uit de Hofstad I® if lilst B 13. E 0.35, iedere - Zonder rabat. In wordt twee- ezer Courant kan Zich in pef' Kleine Markt 5& Ineden 16 jaan ïlevard de Ruy'e' Is na half nege3' VLISSIINGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTlENvan 1 -4 regels 0.40. Voor elke regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. MEDISCHE POLITIE. De Bur.-emeester van Vlissingen; brengt ter kennis van belangheb benden dat blijkens bij hem ingekomen ambtsbericht de haven van Con- stantlnopel is besmet verklaard wegens Aziatische Cholera. Vlissingen, 28 November 1913. De Burgemeester voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. Hoe komt het toch, hoort men dikwijls velen zich afvragen, dat menig rechtgeaard vaderlander na eenige jaren in den vreemde te heb ben vertoefd, en naar het land zijner geboorte terugkeerend, zoo menig maal een gevoel van teleurstelling niet onderdrukken kan? Tusschen het tijdstip waarop hij het land zijner vaderen verliet om in den vreemde zich een beteren werkkring te schep pen of zijn blik te verruimen en het tijdstip waarop hij weder voor goed den vaderlandschen bodem betrad, liggen voor de meesten jaren van noesten arbeid, van een dikwerf moeitevol bestaan, van ontbering soms, ja zelfs van kommer. Doch bij de wisselvalligheden waaraan, meer dan in het eigen land, het leven der- zulken ginds rijk pleegt te zijn, houdt dikwerf de herinnering aan het geboorteland en de hoop er nog eenmaal, als welgeslaagd burger terug te keeren, hen siaandeen jaren lang koesteren zij de illusie aan het weerom-zien van land en luiden, waar en te midden van wie hun bakermat eenmaal zich bevend. En toch, is dan eindelijk na jaren de tijd daar, dat de lang gekoesterde hartewensch bevrediging kan vinden, komt dan het oogenblik, waarop zij, gelijk zij zich dat voorstelden, als onafhankelijk man den vaderland schen bodem betreden, dan, zeker, klopt hun het hart sneller, maakt zich een innige en diepe vreugde van hen meester en voelen zij zich gelukkig, als loot van den Holland- schen stam, wederom de heerlijkheid te ondervinden van op Nederland- schen grond te staan en er, zoo zij willen, voor altijd te kunnen blijven. En toch, hoe vaak is na eenigen Roman van G. H. v. D. (Nadruk verbode».) 51). o- Deze verklaring had geholpen, men had de navorschingen gestaakt Benno behoefde niet meer te vluch ten en zich te verbergen. Was het echter waar, wat Frans had gezegd, en Benno kon er niet aan twijfelen, daar er anders zeker niet over de zaak zou gesproken zijn. Had Adda Wil- denfels voor haar redder niet alleen een dankbare, maar ook een liefheb bende herinnering bewaard, dan was het zeer verklaarbaar, dat de graaf op een oogenblik, dat hij zijn doch ter er toe gebracht had, een vrijer haar jawoord te geven, het verschij nen van Benno op het slot niet wilde toelaten, dat hij er op het oogen blik, dat hij gehoerd had, dat Ben no een en dezelfde persoon kon zijn als de redder zijner dochter, alles op het spel zette, om dezen van het slot tijd de stemming zoo gansch anders gewordenOngetwijfeld, hun hart kiopt nog even warm voor het eigen landmaar toch zij gevoelen zich niet meer zóó thuis onder de land- genooten als zij meenden, dat zij zich geyoelen konden. Waar zij voorai op stuitten als op een rots vasten muur, dat is het enghartig standsverschil, dat zij in geen ander land zoo tot uiting zagen komen als juist in dit. Zij waren gewend aan een eenigszins ruimer omgang met ieder, die aan de over de geheele wereid gestelde eischen van fatsoen lijk man te zijn, voldeedzij waren gewoon geraakt in het dagelijksch verkeer een anderen maatstaf aan te leggen, dan juist die, welke zij hier zoo telkens toegepast zien, en die voortkomt uit een laatdunkenden coterie-geest, een zich in hoogmoe dige enghartigheid opsluiten binnen de wanden van een overdreven ge voel van eigenwaarde en zelf-over- schatting. Zij voelen zich niet meer thuis in het doolhof van eindelooze rangen en standen, waarin zij van hoog tot laag, hun landgenooten ingedeeld zien. Zij hebben buiten het eigen land en veraf in den vreemde, geleerd, dat niet de rang of de stand, maar de mensch in de eerste plaats daar in tel komt. En al erkennen zij, dat er wellicht velen hier zijn, die evenzoo gevoelen als zij, de meerderheid meenen zij, is anders. Na eenigen tijd zien wij de zulken wederom het land verlaten, om ergens elders hun leven verder te slijten, daar waar zij meenen, dat geen kleingeestigheid hen steeds op hun weg zal tegemoet treden. Mag men hen, die zoo denken en handelen geheel ongelijk geven Voorzeker niet, want ontkend kan niet worden, dat er inderdaad veel waars in hun beweringen ligt. Alleen, zij overdrijven wellicht, en raakten te zeer ontwend aan het goede, dat het oude vaderland hen schenken kan, om er wat niet goed en zelfs afkeurenswaard is, voor lief bij te nemen. En tot dit laatste behoort ongetwijfeld het, zoo men wil natio naal euvel waarvan hier sprake is, en dat is een inderdaad al te scherp onderscheid maken in rang en stand tusschen de zonen van hetzelfde land. Nu treft het, dat ter hoogster plaatse wellicht dit nationaal euvel bevroed wordt, en zooveel mogelijk verminderd wordt. Dit althans valt op te maken uit eenige daden, welke door het hoofd van staat in den laatsten tijd zijn verricht. Bij het laatste bezoek, dat onze Koningin aan de hoofdstad bracht, waren ter be spreking en voorlichting omtrent een aantal zaken verband houdend met 's lands welvaart, een aantal voor- verwijderd te houden. Van deze overtuiging uitgaande, zei Benno tot zichzelf, dat, als hij vandaag niet op het rendez-vous was gekomen, men een ander voorwend sel zou gevonden hebben, hem van Haidebruch uit weer naar huis te zenden. Be vriendelijkheid, die de graaf hem bewezen had, scheen hem als huichelarij. Men had toch be rouw, hem geroepen te hebben. Benno had geleefd in de hoop, Adda te kunnen weerzien, naar iets meer had zijn hart niet verlangd. Hij had de gelegenheid daartoe niet op ver boden of aanmatigende wijze ge zocht. Zij was hem geboden en nu behandelde men hem grof en onbe schoft, als een schuldige Maar zon derling, in ditzelfde oogenblik na men ook de vage beelden, waarmee men ijdele hoop en rijkdom in zijn hart had willen wekken, een vaste gestalte aan. Een man, die op het slot van den Graaf inzage had ge nomen van de oude familiepapieren, zei hem, dat hij de nakomeling was van een telg uit het oude gravenge slacht, noodigde hem uit, aanspraken te doen gelden op een groote erfenis mannen, uit den handel, den land bouw en de industrie, ten paleize verzocht en hebben deze burgers, naar luid van berichten, omstandig geconfereerd met het hoofd van staat. Viel deze nog nimmer, althans niet op dusdanige wijze, plaats ge had hebbende gebeurtenis velen op, ook toen H. M. weder op het Loo vertoefde, zijn uit dezelfde kringen uit Gelderland, voormannen ter be spreking en voorlichting uitgenoo- digd. Deze feiten nu sluiten zich in zekeren zin aan bij hetgeen in de proclamatie van verleden week, met blijkbare instemming van H. M. tot tweemaal toe op den voorgrond is gesteld, n. i. dat het woord van de bekende mannen van een eeuw ge leden, zich richtte tot alie burgers, „zonder onderscheid van staat of rang of van Godsdienstige gezindheid." Staat de aanhaling dezer woorden van 1813 met duidelijk welgevallen in de proclamatie van 1913, tot tweemaal toe herhaald, in verband met de ontvangst te Amsterdam en op het Loo, van mannen, die geen anderen rang of stand heoben, dan van nijvere burgers te zijn? Wordt hier ten bate van het algemeen een nieuwe koers ingeslagen, waarbij het land niet anders dan baat kan vinden? Vragen, wier beantwoording met tertijd slechts mogelijk zal zijn, maar waarop de aandacht te vestigen reeds nu geboden is. Want bij niets meer heett een land belang, dan dat het op de eendracht zijner buigers, op hun verdraagzaamheid en eensgezind heid staat kan mak"1", njet alleen in lijden van nood en oorlogsrampen, maar juist en vooral in de tijden van vreedzamen nationalen groei. Wij zijn een democratisch volk en geen volk van militaire of autocra tische neigingen geen kaste hoege naamd zou hier de teugels blijvend kunnen voeren, zonder in botsing te komen met wat ons het dierbaarst is, de zucht naar vrijheid. Maar wel wordt hier nog al te veel plaats in geruimd aan zich op niets grondende vooroordeelen van duizend-en-een rangen en standen, die belemmerend werken op het wederzijdsch elkaar begrijpen en waardeeren. En wanneer, wat wij hopen,te dien aanzien ter hoog ster plaatse een nieuwe koers wordt ingeslagen, waarvan naar wij meenen en vernamen, de kenteekenen niet bedriegen, dan valt het inslaan van zulk een nieuwen weg slechts te lo ven door allen, die het met hun land wél meenen. Inmiddels, met éenen slag kan niet aanstonds een euvel, welk het ook zij, uit een samenleving verdwijnen daartoe is tijd en arbeid noodig, en eerst uiterst langzaam, ja schier on merkbaar, pleegt zich zulk een proces Benno had in het gevoel zijner on schuld, in de verontwaardiging over het beleedigend verwijt, dat Georg hem gedaan had, de verklaring ge geven, dat hij geen intrigues smeed de, dat hij niet naar erfenissen zocht. In de bitterheid over de behandeling die hij ondervonden had, drong zich de gedachte aan hem op, dat hij een dwaas was, misschien rechtmatige aanspraken zonder onderzoek als nietswaardig te laten vallen, in plaats van de grafelijke familie het hoofd te bieden. Hoe trotsch moest het gevoel zijn, den Graaf en zijn zoon te kunnen be schamen, tegenover hen zijn rechtte bestrijden en dan verachtelijk te wei geren hun een deel van het goud af te nemen, waaaraan zij zoozeer hin gen, hu te bewijzen, dat zij hem miskend hadden! Deze gedachte deed Benno weer ruimer ademen en gaf hem de hoop op zijn manier te kunnen afrekenen met hen, die hem beleedigd hadden en die hem waarschijnlijk nu bij Ad- da belasterden. De oude houtvester, die zijn gast gemist en overal gezocht had, kwam te voltrekken. Doch dat het zich vol trekken kan, leert de geschiedenis want zoo wij met vallen en opstaan, als volk, niet veel geleerd en meet nog afgeleerd hadden, in den loop der jaren, het zou er met ons niet zoo uitzien gelijk het thans doet, en zooals wij het in meer dan een op zicht hartelijk prijzen mogen. De Eerste Kamer en de Pers. De regeering van ons land is door alle tijden heen zeer zuinig, wij mogen wel zeggen krenterig geweest bij het stichten van de gebouwen waarin zij zich zetelde. Of haar daarbij een ze ker soort schroomvalligheid weerhield om voor zichzelf een behoorlijk on derdak te vragen of een nederigheid, die de ware eenvoud zou uitbeelden, wij weten het nieteen feit is het echter, dat de gebouwen allesbehalve fraai en allerminst practisch zijn. Eén ding moeten wij echter bij de beoor deeling in aanmerking nemende steeds toenemende staatsbemoeiing eischt steeds meer ambtenaren en deze vragen hun plaatsje op bureaux. Zoolang mogelijk houdt men ze in de oude gebouwen, tot ze er haast uitpuilen, dan richt men filialen op in woonhuizen tot er ten slotte wel een nieuw gebouw moet komen. Vroeger groepeerden alle departe menten zich om het Binnenhof. Zij kropen op éen hoopje, tot ook dat niet meer kon. Een paar jaar geleden heefteen vernieuwing plaats gehad. Het ministerie van buitenlandsche zaken verhuisde naar het prachtige archief-gebouw op het Piein. Het gebouw van binnenlandsche zaken ligt op het oogenblik geheel gesloopt, straks zal het mooier en grooter ver rijzen. Waterstaat zit in de verdruk king tusschen het Eerste Kamerge bouw en binnenlandsche zaken. Om daaraan wat te gemoet te komen, heeft minister Regout de Eerste Kamerleden weten te paaien op een slimme wijze. Het Kabinet van de Koningin, dat in een hoekje achter de Eerste Kamer gevestigd was, werd verplaatst naar een mooi heerenhuis, de Eerste Kamer kreeg de lokaliteiten en Waterstaat gapte aan den anderen kant een stuk van haar lokalen weg. Zoo kreeg ieder wat, de Eerste Kamer had niet te klagen en Waterstaat was geholpen. Deze veranderingen kosten natuur lijk een lieven duit, vooral de ver bouwing der Eerste Kamer. Wij heb ben het voorrecht gehad de resultaten te bewonderen en wij hebben het genoegen onze lezers te kunnen mee- deelen, dat ook van hun belasting penningen een goed en dankbaar gebruik is gemaakt, 't Was niet hem met somber gelaat tegemoet. Ook hij verdacht er zeker den jon gen man van, dat hij op heimelijke wegen ging. „Waar is u geweest?" vroeg hij. „Is het uw gewoonte vóór het ont bijt in den morgennevel wandelingen te doen? Frans is er ook niet. U hebt zeker samen een uitstapje ge maakt Martha Kroneck, die haar vader gevolgd was, zag Benno zoo nieuws gierig angstig aan, alsof zij een woordenwisseling vreesde. Misschien was het ook bezorgdheid voor haar broeder, wat uit haar oogen sprak, want de houtvester had in heftige opgewondenheid tegen zijn familie verdenking uitgesproken, dat Frans waarschijnlijk door den een of an deren leugen of voorspiegeling zijn gast verleid had, tegen de wenschen van den Graaf te handelen haar blik scheen Benno te smeeken, haar vader niets te verraden. Benno was niet in de stemming, den houtvester te woord te slaan en hem ophelderingen te geven, maar de aanblik van het liefelijke meisje, dat hem in haar angst vertrouwen schitterend zooais de vijftig heeren gehuisvest waren. Behalve de ver gaderlokalen was er éen foyer, waar geluncht moest worden, en die tevens rook- en leeskamer was. De minister, als die in de Kamer aanwezig moest zijn, had geen eigen verblijf. Hij werd, om te twaalfuren, eenvoudig in éen der afdeelingska- mers opgeborgen. Dat was wat al te mal. Met twee a drie flinke kamers was de Eerste Kamer geholpen. De steno- graphische dienst kon ook beter gehuisvest worden, twee kamers voor hen waren geen overdaad. Met vijf a zes kamers was alles puik-puik geweest. Nu wil het geval dat men er elf a twaaif ter beschikking kreeg en feitelijk geen raad wist met de ruimte. Laat ons eerst iets vertellen over de wijze waarop de verbouwing is geschied en wat er tot stand ge bracht is. Waar vroeger het trappen huis stond, is een hal gemaakt, die er zeer fraai uitziet, mooi gebeeld houwd, met keurigen haard en een aangenaam zitje.Deze hai vormt tevens de veibinding tusschen den foyer en de afdeelingszalen. Tevens komen de kamers der griffie er op uit. Met deze hal was feitelijk alles opgelost. Een geschikte verblijfplaats voor hen, die niet in de vergaderzaal aanwezig willen zijn of willen rooken, terwijl gegeten wordt in den foyer, Verder richtte men ineen rook kamer, een leeskamer, een ontvang kamer, een kamer zonder bestemming, een ministerskamer, een ministers spreekkamer, drie stenographenkamers. Als in iedere kamer vijf leden ver toeven, is er geen lid in de vergader zaal aanwezig Aan de meubileer ing en stoffeering is geen geld gespaard. Men loopt er over Deventer- en Kralingsche tapijten, men zit er op de allergemakkelijkste leeren fauteuils,dewandbetimmeringen zijn bijzonder fraai, overal prachtige lichtkronen. Inderdaad, Nederland kan tevreden zijn, zijn Hoogerhuis is schitterend ge huisvest. 't is jammer dat het geheel hoogstens een vijftig dagen s jaars dienst doet. De belangrijkste kwestie die in het gebouw was op te lossen, de zaal-kwestie, heeft men onaange roerd gelaten. Wat zeer te bereuren is f Toen de journalisten Dinsdagmor gen al het schoons hadden bewonderd, en aan het eind var. hun tocht waren, opende de griffier, die ons leidde, nog éen kamer. „En deze is voor de hee ren journalisten", aldus de mededee- iing. Wij stonden pafwas dat hok voor ons Een groote kamer, akelig leeg, met vunzig hofjesbehang, een spek-zeiltje, éen electrisch pitje voor ons allen, schenk, noopte hem tot een vrien- 1 delijker antwoord, dan hij onder an dere omstandigheden zou gegeven hebben. „Houtvester," antwoordde hij, „uw vraag bekrachtigt een ervaring, die ik tot mijn verwondering heb opge daan. Ik ben het als kunstenaar ge woon, mij overal vrij te bewegen, naar lust en willekeur rond te zwer- zwerven. In uw vraag schuilt een verdenking. Ik zou gisteren reeds weer vertrokken zijn, als men mij gezegd had, dat ik in's Hemels vrije natuur niet mag wandelen, waar ik wil. Wat heeft u zoon daarmee te maken Mocht ik hem soms niet naar den weg vragen „U is zeker op het slot geweest „Neen houtvester daarmee zou ik een onbescheidenheid begaan heb ben, want de Graaf heeft mij daar niet uitgenoodigd, maar ik ben in het mooie rotsdal geweest. ilil XI (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1913 | | pagina 1