liilll
3 November
éf ZOO
No 260
51 e Jaargang.
>ns,
drukkers voor den
met de nieuvfS(0
maohinoa,
OOLBOEKEN,
"EN enz.
rs-Maldi|ksi.
i 1913.
osf
curreerend
s
g
S s
If.
i
r
Maandag
BINNENLAND
FEUILLETON
Da Strijd an esn Sravenkroiin.
1
se
1913
i
lingatraat 31.
ALA2ER, Nieuwejidjjjj
UDE MARKT 43^
Telefoon 119,
EENS.
1.18
1.29
1.40
1.59
2.18
2.23
2.40
2.53
3.06
3.19
11
4.40
4.52
5.05
5.17
5.32
5.40
6.03
6.24
6.35
6.45
3.04
3.19
6.17
5.32
11A
6.05
6.16
6.28
12A
7.27
7.39
7.50
10
4.30
4.41
4.52
5.11
5.30
5.37
5.52
6.04
6.16
6.29
13
7.22
7.35
7.51
8.03
8.LS
8.31
8.50
9.09
9.19
9.29
N
5.35
5.50
8.16
8.30
13A
8.—
8.11
8.23
14A
8.25
8.37
8.48
12
7.20
7.30
7.40
7.59
8,20
8.31
8 42
14 A
8.60
9.08
14
8.45
9.—
8 33
8.47
8.48
9.03
Mi npcadp ing aangev1*1"'''
ter Inzage,
lpatronen.
te verwerken,
uizen.
verdwijnen.
2.54
12.35
0.54
7.56
5.53
6.25
7.05
6.45
7.50
8.19
8.54
9.34
9.51
10.18
10.31
10.51
10.59
7.14
<1
7.50
<1
s
A
i
g
P<
a.
10.38
10.52
11.38
11.52
8.-
8.67
8.20
9.47
8.54
11.0
120
lonton. Komt de boot later
-Duitgchland, a. ea b.
1 Oooh, Oberhsmeen, naar
op de D-treiuen uudor
Mtddal-Sarofiinbo tijd.
VLISSINGSCHE
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alie Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDF. Jr., Kleine Markt 58.
COURANT
ADVERTENTIËNvan 1—4 regels 0.40. Voor elke regei
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. Abonnemenfs- fidwertentiën op zeer ooordeelige voorwaarden
De Staatsbegroting.
Het Voorloopig Verslag der Tweede
Kamer op de Staatsbegrooting bevat
zeer uitvoerige algemeene beschou
wingen over de crisis, over de ver
kiezingen, over de vorming van dit
ministerie, over de troonrede etc. etc.
Ons bestek laat niet toe om van deze
beschouwingen een te uitvoerig over
zicht te geven, afgedacht van de
groote waarschijnlijkheid, dat onze
lezers nog op een herhaling zullen
worden getracteerd ais straks de
Tweede en Eerste Kamer hun open
bare zittingen beginnen en natuurlijk
nog eens dunnetjes (of uitvoerig)
overdoen wat reeds in de afdeelin-
gen is gedaan.
Het waren weer vele leden, som
mige leden, andere leden, medestan
ders en tegenstanders van deze, van
de vorige regeering, die hun opmer
kingen gaven en wat door de eene
groep werd gecritiseerd, werd door
de andere geprezen.
Eenige leden vroegen of het de
bedoeling is de successiebe'asting in
de rechte lijn te verhoogen. Daar
tegen zou h. i. in den lande zeker
veel bezwaar bestaan.
Het plant om uitkeeringen krach
lens levensverzekeringen aan de suc
cessiebelasting te onderwerpen vond
instemming.
Voorts werd het denkbeeld van
staatserfrecht in de overweging der
regeering aanbevolen. Verscheidene
leden waren gestemd voor invoering
van eene belasting op goederen in
de doode hand. Ook werd heffing
van een beursbelasting aanbevolen
voorts een technische herziening van
bet tarief van invoerrechten, belastin
gen op cinematografen, grammopho-
nen en speelkaarten en een debiet-
recht op tabak.
Eenige leden meenden, dat een
wenschelijke besparing ware te ver
krijgen door niet voort te gaan met
den bouw van het fort te Vlissingen.
Men zou gaarne van de regeering
vernemen of de mogelijkheid hiertoe
alsnog bestaat en zoo ja, of zij be
reid is de verdere afwerking te staken.
Sommigen drongen opnieuw aan
op verlaging van den suikeraccijns.
Ten aanzien van de paragraaf om
trent de Grondwetsherziening weid
in de eerste plaats gevraagd of de
bedoeling is, dat die herziening zich
uitsluitend zal bepalen tot het kies-
rechtvraagstuk. Velen achtten dit on
denkbaar en onderstelden, dat het
kabinet ook een voorstel tot wijzi
ging van art. 192 zal doen. Men
herinnerde aan een bij het rapport der
jongste commissie voor Grondwets
herziening gevoegde, mede dooi mr.
Cort van der Linden onderteekende,
Nota, waarin het behoud van het
Roman van G. H. v. D.
(Nadruk verboden.)
28). -o~
„Ah dan is u de zoon var. den
houtvesterU hebt het gesprek van
den Graaf met mij afgeluisterd
De houtvesterszoon glimlachte
boosaardig. „Ik heb slechts weinig
woorden gehoord" antwoordde hij.
Als u zwijgt, zwijg ik ook."
Benno bloosde van verontwaardi
ging. „Ik heb u niet om uw stilzwij
gen verzocht," riep hij, „maar ik zal
bet den Graaf zeggen, dat u hem
beluistert."
„Dat is niet waar, dat heb ik niet
gezegd," antwoordde de jonge man
brutaal en zijn oogen fonkelden, „ik
ban het niet helpen, als ik zoo luid
boor spreken. Klaag mij aan, als
a wilt, maar als men mij uit het
buis jaagt, zal ik weten aan wie het
'b te danken heb."
„Men zal u daarvoor niet zoo
artikel uitgesloten wordt genoemd en
gezegd wordt, dat er een onmisken
bare kloot bestaat tusschen de onder-
wijswetgeving en den geest der
Grondwet. Men kon niet aannemen,
dat de minister van binnenlandsche
zaken deze kloof opzettelijk zou
willen laten bestaan. Vele leden acht
ten gelijktijdige herziening der grond
wettelijke bepalingen omtrent beide
vraagstukken noodig. Men wenschte
in de paragraaf over het onderwijs
een bewijs van toenadering tot de
rechterzijde te zien, maar merkte op,
dat, indien de regeering prijs stelt
op den steun der rechterzijde voor
haar voorstellen betreffende het kies
recht, zij goed zal doen het onder
wijsvraagstuk te gelijk aan de orde
te stellen.
Het had verwondering gewekt, dat
in de Grondwetsparagraaf niet ge
sproken wordt over de evenredige
vertegenwoordiging. Acht de regee
ring hiervoor wijziging van de Grond
wet nietj noodzakelijk Meent zij
althans niet, dat zoodanige wijziging
in elk geval wenschelijk is ten einde
een goede regeling te bevorderen
Velen verlangden, dat zoo spoedig
mogelijk tot invoering van dit stelsel
zou worden overgegaan. Voorts werd
op grondwettelijke bepalingen tof in
voering van stemplicht aangedron
gen, hetgeen als een correctief van
het algemeen kiesrecht werd be
schouwd.
Verscheidene leden achtten de
groote financie'ele moeilijkheden,
waarvoor de Regeering zich geplaatst
ziet, een gevolg van de onvoorzich
tige en onverstandige.
Naar aanleiding van hetgeen in de
Troonrede omtrent de sociale ver
zekeringen is gezegd, werd in de
eerste plaats opgemerkt, dat tot dus
verre door de elkander opvolgende
hard straffen," antwoordde Benno,
maar ik wil niemand kwaad berok
kenen. Als u niets verkeerds hebt
gedaan, zal ik zwijgen, maar ik wil
de u slechts hierop antwoorden, dat
u gedreigd hebt over dingen te spre
ken, die niet voor uw ooren be
stemd waren. Mij gaat het niets aan,
maar den Graaf. Aan hem zou ik
het verplicht zijn, te zeggen, dat zijn
onderhoud met mij een getuige heeft
gehad, en als ik dit nalaat, dan doe
ik dit in de verwachting, dat u geen
misbruik maakt van het toevallig
gehoorde."
„Ik heb niets van de geheele zaak
begrepen" antwoordde Frans Kro-
nek nu op veranderden toon en hij
naderde Benno op bijna gemoede
lijke wijze, ik hoorde slechts, dat de
Graaf u iets aanbood, en dat u iets
hebt afgeslagen. Ik zou u veel kun
nen zeggen, als u mij vertrouwen
wildet. Er gebeurt heel wat op het
slot. Daar is een vreemdeling, die u
niet zien mag en in de bibliotheek
rondsnuffeltde rentmeester moest
naar het station rijden, opdat u maar
niet op het slot zoudt komen."
Benno was, hoe pijnlijk hem oak
ministeries continuïteit werd in acht
genomen.
Men betreurde, dat de regeering
thans een anderen weg wil inslaan
en de op voorstel van den minister
Talma tot stand gekomen verzeke
ringswetten niet schijnt te willen uit
voeren dan nadat zij op ingrijpende
wijze zullen zijn gewijzigd. Vereen
voudiging van de Radenwet door
een minister, wiens amendementen
bij de behandeling der wet werden
verworpen, beschouwden sommigen
als eene bedenkelijke reactie.
Door sommige leden werd het
optreden van dezen minister met het
in de Troonrede cn de Miilioenen-
nota ontwikkeld sociale piogramma
voor de rechterzijde niet sympathiek
genoemd.
De voorgenomen uitsluiting van
bedeelden had bij verscheidene leden
groote teleurstelling gewekt.
Sommige leden meenden, dat het
geen in de Troonrede en in de mil-
lioenenennotavoorkomt,nietvoldoende
is om de voornemens van het kabinet
op sociaal gebied te beoordeelen. Zij
wenschen dat de regeering reeds nu
eene meer duidelijke en uitvoerige
uiteenzetting harer plannen zou geven,
met name ook van hetgeen in de
miiiioenennota omtrent de wijziging
der Invaliditeitswet wordt gezegd.
Met de belangstelling was vernomen,
dat eene spoedige herziening van het
Wetboek van Strafvordering bevor
derd zal worden, intusschen zai nog
wel geruime tijd vooroij gaan, voor
dat die herziening tot stand kan
komen. In dien tusschentijd zal er
gelegenheid bestaan een ander ge
wichtig onderwerp ter hand te nemen,
dat spoedig voor openbare behan
deling rijp kan zijn, namelijk de ad
ministratieve rechtspraak. Verscheide
ne leden spraken de hoop uit, dat
het vertrouwen van dezer mensch
was,hem toch niet in de rede gevallen
om te zien, hoe ver de brutaliteit
van dezen gaan zou en wat hij hem
wilde aanbieden. De inededeeling,
die de jongen deed, had echter iets
zoo verrassends voor hem, dat hij
met geweld de ontwakende nieuws
gierigheid moest onderdrukken. De
woorden van Kronek illustreerden de
handelwijze van den Graaf op zon
derlinge wijze.
„Genoeg," viel hij den knaap in
de rede, „ik heb anders nog berouw
van mijn belofte, ik wil de dingen,
die u beluis'erd hebt, niet weten."
Met deze woorden sloeg hij den
weg naar de houtvesterij in. De jon
ge man wierp hem een blik toe,
waarin haat afwisselde met woede,
dat hij zoo weid afgescheept. Hij
was echter plotseling verdwenen,
toen de houtvester, die uit zijn huis
kwam, zich liet zien.
De houtvester moest gehoord heb
ben, dat Benno met iemand gespro
ken had, want hij za? onderzoekend
rond.
„Was er niemand bij u vroeg hij
Benno.
de minister van justitie het zijne zal
doen, om spoedige afdoening der
belangrijke voorstellen, welke sedert
jaren bij de Kamer aanhangig zijn,
krachtig te bevorderen.
De groote vergissing.
in de Memorie van Toelichting
van het ontwerp tot aanvulling van
het Xe hoofdstuk der Staatsbegroo
ting voor 1913 deelde minister Talma
mede, dat het aantal rentetrekkers
volgens art. 169 der invaliditeits
wet door prof. Ktuyver werd geschat
op 25,000. Maar zoo voegde de mi
nister er bij, het kan hooger of la
ger zijn.
Lager is het echter niet.
Dan hooger
Minister Treub deelt mede in zijn
Nota van Wijziging van bovenbedoeld
ontwerp, dat het aantal vermoedelijk
zal bedragen... 70.000. Er is hier dus
alle reden om van de groote vergis
sing te spreken. Minister Treub
vraagt dan thans ook een bedrag van
f840.000, alleen voor de maand De
cember 1913 of iiefst f530.000 meer
dan minister Talma op grond van de
groote vergissing had aangevraagd.
Art. 369 treedt 3 December a. s. in
werking en op 9 December zullen
de pensioenen voor het eerst worden
uitbetaald.
Bij de f 840.000 zijn inbegrepen
f 250.000 als kosten van voor
bereiding. Het eigenlijke pensi
oen-bedrag bedraagt dus voor Decem
ber bijna 6 ton. Naar dezen maatstaf
berekend, zullen de kosten van de
nieuwe bepaling bedragen over 1914
niet minder dan ongeveer 7Vs millioen
gulden, zuiver aan uitgekeerde pen
sioenen. Terwijl minister Talma
volgens zijn raming had gerekend op
ruim 2 Va millioen.
De groote vergissing is inderdaad
voor het nieuwe kabinet geen mee-
vailer. („Tel.")
Opleiding van de militie.
De Staatscommissie voor het leger-
vraagstuk komt in haar verslag be
treffende de opleiding der militie o.m.
tot de volgende conclusies
Na de inlijving der jonge milliciens
bij de troepen moeten de werkzaam
heden, alshet uitgeven der kleeding
enz., het afnemen van examens, het
vaccineeren e. d., zóó worden ge
regeld, dat de aanvang der opleiding
zoo min mogelijk wordt vertraagd.
Het aantal gymnastiektoesteilen, bij
de infanterie aanwezig, is te gering.
Het aantal beschikbare hindernisba-
nen behoort mede te worden uitge
breid. Het overwinnen van hinder
nissen moet veelvuldig worden be
oefend, ook met de volledige uitrusting.
Het afstanden schatten en het seinen
moet slechts worden onderwezen aan
een genoegzaam aantal van de mili-
„Ja, uw zoon ik weet niet, waar
hij gebleven is."
De houtvester riep, maar hij kreeg
geen antwoord. Hij ging met Benno
in huis en een diepe zucht ontsnapte
hem. „Het is bitter voor een vader"
zei hij, „vreemden voor zijn eigen
zoon te moeten waarschuwen. Mijn
zoon is een deugniet, neem u voer
hem in acht. Hij heeft er pleizier
in, kwaad te doenhij hoort de
menschen uit en vertelt het gehoorde
over, hij spreekt van iedereen kwaad.
De Graaf heeff hem reeds den toe
gang tot het slot verboden en als
hij hem nog op het landgoed duldt,
doet hij het om mijnentwil, maar ik
wilde bijna dat hij hem de wereld
injoeg. Hier komt het toch nog tot
een slecht einde met hemer steekt
een duivel in den jongen, ik wilde,
dat nooit geboren was."
Benno zweeg. Het zou hem onmo
gelijk geweest zfin, het verdriet van
den ouden man te vermeerderen
door hem te zeggen, hoe hij dit
zelf reeds had ondervonden. Frans
liet zich pas zien, toen het avond
maal werd opgedragen. Zijn blik
zocht nu eens zijn vader, dan weer
ciens, welke daarvoor aanleg blijken
te bezitten. Aan het zg. „werktuigelijk
tiraiileeren" moet meer tijd worden
besteed dan strikt niet noodzakelijk
is. Bij het bajonetvechten moet den
man geleerd worden in den looppas
werkelijk stoeten toe te brengen op
eenig weerstand biedend voorwerp.
De stormaanval moet het beeld ver-
toonen van een onweerstaanbaren
drang naar voren van allen, die „er
bij" kunnen zijn. Aan den milicien
moet het bewustzijn worden bijge
bracht, dat in den aanval meer kracht
zetelt dan in de verdediging,
Het snel zich afdoende dekking
schaffen en zich ingraven moet met
ernst worden beoefend.
Het ontblooten van hais en borst
bij marschen en bij warm weer moet
veelvuldig worden toegestaan, Er be
hoort leiding te worden gegeven aan
de wijze, waarop het trainen voor het
marcheeren moet geschieden. Bij de
opleiding in den velddienst moet
vooral het te veel en te lang theorie
houden worden vermeden. Spijsbe
reiding door den soldaat te velde
behoort een deel van de leerstof uit
te maken en door eiken milicien ge
durende zijn oefentijd eenige malen
te geschieden. Het is noodig, dat
meermalen oefeningen worden ge
houden, waarbij de milicien den ge-
heelen nacht buiten doorbrengt. Ook
het slapen onder den blooten hemel
moet nu en dan plaats hebben.
Het reglement op den inwendigen
dienst der infanterie eischt dringend
herziening; alle bepalingen behooren
zóó te zijn gesteld, dat zij voor uit
voering vatbaar zijn; er behoort zoo
veel ruimte te worden gelaten, dat
het reglement aan verschillende plaat
selijke toestanden kan worden aange
past. Met de manschappen, die voor
herhalingsoefeningen onder de wape
nen komen, moeien niet dagen ach
tereen detailoefeningen worden ge
houden. Opheffing der kleine garni
zoenen is gewenscht.
De geest bij den troep, besluit het
verslag, is over het geheel opgewekt,
bereidwillig en goed.
Mr. J. H. van Goor f.
Op 65-jarigen leeftijd is te 's Gra-
venhage overleden de heer mr. j. H.
van Goor, raadsheer in den Hoogen
Raad der Nederlanden.
De ontslapen magistraat promo
veerde in 1872 magna lauda aan de
Academie ie Leiden, op een proef
schrift over de verificatie van schuld
vorderingen bij faillissement. Weinige
jaren later weid hij in zijn geboorte
plaats, Amsterdam, benoemd tot rech-
ter-plaafsvervauger bij de rechtbank
aldaar, waarna hij in 1883 werd be
noemd tot rechter in dat college.
Deze betrekking vervulde mr. Van
Goor tot 1898, toen zijne beneeming
Benno, alsof hij wilde zien, of de
beeldhouwer hem verraden had. Op
de vraag van den houtvester waar
hij had rondgezworven hij had
toch de jachtgeweren moeten poet
sen antwoordde hij, dat hij het
spoor had gevolgd van een vos, dien
hij hoopte te vangen. „Ik weet ook
nieuws van het slot," voegde hij er
bij, om het onderwerp van gesprek
te veranderen, „daar zal spoedig brui
loft zijn, de zaak is vandaag in orde
gekomen."
„Men heeft je zeker de verlovings
kaart gezonden spotte de hout
vester.
„Graaf Boltenstern trouwt met de
Gravin," antwoordde Frans, zonder
op de spotternij te letten. „Zij heeft
toch den rijksten uitgezocht."
„Boosaardige babbelaar 1" zei de
houtvester.
„Heb je ook hier weer je gif bij
de handJe zou haar misschien wel
willen beschuldigen, dat zij alleen
om geld heeft gekozen?"
(Wordt vervolgd.)