m
■as-Etalage
isise
msurn
1 November
h Strijd n m SroiKÉM.
1913.
ïgenhedenj
.©EMEfi,
Zaterdag
liieuisfisr bastaatuitS bisden
jonjen
isfbode
litkmfl
'stam schiduwkanl
Gemeenteraad.
No 259
51e Jaargang.
4 wmehiI
3
iGER.
per ons.
)NEN.
NGEN.
n.
FEUILLETON
eed
ibevelend
iden methode
itijd franschI
te leeren spreken"
per maand.
NiEUWKUYK-
Qasillei
op verscliiliende
en Uitspanningsl
Woensdags
16 cent
ons.
'J
STEENENBEElij
f 0.35, iedere
Zonder rabat,
taen wordt twee-
i/LISSIINGSCHE
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1,50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
COURANT
ADVERTENTlENvan 1—4 regels 0.40. Voor eikeregel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweern aal berekend. Oroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijkSj uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER. 10.
flbonnements- flduertentiën op zeer uoordeelïge uooriuaarden.
ÏRSOON, in hel
van diploma Boekt
e nog enkele uren]
zet door het b(jj
oeken. Brieven
reau „Vlissingschej
rden ter drukkerij
oon. Te bevragen
he Courant."
een nette
bureau „Vlissingt
r-Schelde-
arl 1914.
.43 b en 6.35 e) o)|
1.10 b) en 7.05 c).
g) en 5.05 c).
3.43 en 5.45 e) «1
het vertrek vM|
n. Neuzen VB. 8.5"j
isfeens, Borsseisn 1
rene ten hoogste
ot des Zrndags
an hoogste
(Uit de Rechtzaal.)
Rechtop nog, maar zich nu en dan
met de tengere, blanke hand steunend,
stond hij in de beklaagdenbank. De
zon, die door een der hooge ramen
jaar binnen scheen, deed zijn langen,
witten baard zilverig glinsteren. De
jjjne, dunne haren, die voorzichtig
over zijn ai kaal wordenden schedel
gekamd lagen, glansden als witte zij
en vielen als zijïg witte viokken over
den vuiien kraag van zijn groenig
verkleurde jas, die op den rug blonk
als een geboend meubel, maar waar
onder aan de voorzijde het glanzige
zilver van zijn baard neergolfde. Het
hoofd, dat rechtop rees boven den
nog nauw gebogen rug, hield hij even
Ier zijde gebogen. Zijn grijs-blauwe
oegen stonden flauw onder borstelige
wenkbrauwen, die langs een hoog,
blank voorhoofd streepten. En over
zijn ingevallen, bleeke wangen, was
een grauwe schijn.
Hij stond onbewegelijk, de oogen
gericht op de rechters voor hem. Al
leen nu en dan bewoog hij even met
een voornaam gebaar onder het spre
ken de rechterhend, die dan weer
steunde op de bank voor hem.
Hij was in België geboren, vertelde
hij en had gestudeerd in de letteren,
was doctor. Nog jong, was hij in
Amerika leeraar geworden aan een
onderwijs-inrichting. Maar na enkele
jaren was die inrichting genoodzaakt
geweest te liquideeren. Toen had hij
wel graag naar België terug willen
gaan, maar hij schaamde zich voor
de menschen. Want zijn vader zijn
moeder was intusschen overleden
was
Hij zweeg plotseling en boog
het hoofd. Dan, donker voor zich
uitstarend, zonder de rechters aan te
zien, ging hij voort.
„Hij was veroordeeld wegens
bedriegelijke bankbreuk, 't Was zijn
eigen schuld geweest, dat hij failliet
ging. Zijn moeder had hij door 't
leven, dat hij de laatste jaren geleid
had, in 't graf geholpen. En toen dat
nogDaarom wou ik niet meer
terug.
Zoo was hij naar Nederland ge
gaan. 't Was hem niet gemakkelijk
gevallen eerst hier werk te vinden.
Een betrekking kon hij niet krijgen,
omdat zijn diploma hier niet gold.
Maar eindelijk was hij er toch in ge
slaagd allerlei vertalingswerk ie krij-
Roman van G. H. v. D.
(Nadruk verboden.)
27). -o-
„Uw open, eerlijke verklaring", zei
hij, „doet den laatsten argwaan ver
dwijnen. Tegenwoordig zijn de men
schen zeldzaam, die de verzoeking
weerstaan, een dwaze hoop na te
jagen, ik wil u nu echter met de
zelfde openhartigheid antwoorden.
Ik ben bijna overtuigd, in u een na
komeling van mijn verdwenen oud
oom te zienbevestigt zich dit, dan
ben ik genoodzaakt volgens de wet
ten der billijkheid zoover ik kan,
weer goed te maken, wat misdreven
is en ik zal dit met vreugde doen,
waar men mij vertrouwen schenkt,
terwijl ik tegenover een bruusken
eisch of een heimelijken aanval mijn
rechten verdedigd zou hebben, ik
zal navorschingen doen, om recht
vaardig te zijn jegens hen, die het
versmaden, aan twijfelachtige eischen
gen.Hij vertaalde van het Nederlandsch
in het Fransch, Duitsch, Engelsch en
Italiaansch er> verdiende daarmee be
hoorlijk zijn brood. Maar plotseling
was hij ziek geworden, zwaar ziek.
in het ziekenhuis hij woonde toen
te Amsterdam was hij tweemaal
geopereerd. En toen hij eindelijk
weer gezond, maar zeer zwak nog,
weer op straat stond, had hij geen
cent meer en geen werk. Het enkele
duitje, dat hij had liggen gehad, was
er met zijn ziekte aangegaan en een
kennis had hem nog met een klei
nigheid geholpen voor die operaties.
„Ja, als ik die niet gehad had,
toen
Hij zuchtte even.
,,'k Moest van voren af aan weer
beginnen," ging hij dan voort. „Kan
toren en menschen, voor wie ik
vroeger werkte, hadden een ander
genomen. En 'k was nog zwak; 't
werken ging nog niet best. Ja, als ik
hem toen niet gehad Maar 'k wou
van zijn goedheid geen misbruik
maken. Hij kon 't zelf ook niet mis
sen. En toen 't in Amsterdam niet
meer lukken wou met 't werk, 'k er
niet meer goed aan den stag kon
komen, ben 'k naar den Haag
gekomen".
Hij zweeg, stak, wat verschuivend,
de andere hand tot steun vooruit.
,,'k Heb wat ellende gekend, hier,
meneer," begon hij weer. „Niet niet
alleen nou den laatsten tijd, maar
vroeger ook, toen 'k nog meneer
was, meneer moest zijn, om werk te
krijgen, een meneer in een goed pak,
die honger leed."
Zijn stem klonk bitter. Zijn hand
streek even langs zijn voorhoofd, als
wilde hij er herinneringen wegvagen.
Dan zachter, ging hij voort: „Die
ellende, die ellende, 'k Ben er niet
meer uit geweest, edelachtbare, al die
jaren niet, al die jaren."
Zijn rechte gestalte scheen kleiner
te worden, als boog ze ineen onder
den druk dier pijnigende herinnering.
Jarenlang nog, vertelde hij verder,
had hij zoo doorgeleefd. Soms ging
het hem een enkele maand eens wat
beter. Dan kon hij kleeren koopen.
Maar meestal had hij nauwelijks ge
noeg te eten gehad. En hij had ai
minder werk gekregen. Och, hij be
greep dat wel. Als je altijd op den
rand van het gebrek leefde, werd je
werk ook minder, je lusten je kracht
slonken langzaam weg. En het ging
langzamer ook. Al je haasten, om
maar gauw weer wat geld te krijgen,
als het af was, had alleen tot ge
volg, dat je slordiger ging werken en
minder nauwkeurig. En zoo verloor
je telkens de kianten, die je pas met
moeite gekregen had en maar zelden
vond je een nieuwe. Toen begon ook
langzamerhand het geld te ontbreken,
om nieuwe kleeren te koopen. En
gevolg te geven. Deel dit uw vader
mee, schrijf hem, dat ik hiermee een
plicht vervul jegens mijn geweten.
En laat ons nu over iets anders spre
ken, mijn zoon Wolfgang is verrukt
over een beeld, dat u gemaakt hebt.
Hij sprak den twijfel uit, of een
kunstenaar, zooals u, in het werk
hier voldoening zou vinden en gaf
fe kennen, dat zeker alleen de slechte
tijden u noodzaken, geringer werk te
zoeken."
„Graaf
„Mijnheer Wildenfeleis, u zult wel
niet denken, dat ik u beleedigen wil,
dus val mij niet in de rede. Ik acht
de kunst te hoog om een harer jon
geren een aalmoes te bieden, ook
om een kracht die iets edels tot
stand kan brengen, voor gewoon werk
te gebruiken. Ik wilde twee allego
rische werken hebben voor den in
gang naar het jachthuis het bewer
ken in zandsteen wil ik niet van u
vergen. Maak u het ontwerp, het
model blijft uw eigendom, tot ik dan
beslis, of ik het origineel in marmer
voor het slot bestel of niet."
„Graaf, als mijn ontwerp u bevalt,"
antwoordde Benno, „zai ik u verzoe
als je dan, wat schunnig er uitziende,
op de kantoren kwam of bij parti
culieren om werk, dan konden ze je
met zoo'n minachtenden blik opne
men en het hoofd schudden.
„Dat is hard, edelachtbare, als je
't niet gewend bent, erg hard. En je
durft haast niet meer te gaan vra
gen, je doet het aarzelend. Dat
merken ze dadelijk."
Zijn stem was heel aacht gewor
den en langzaam. Moeilijk scheen hij
te leunen op de uitgestoken hand.
„Eindelijk ging het niet meer,
edelachtbare," ging hij voort, „hee-
lemaal niet." Maar een enkele maal
had hij een stukje vertaalwerk. Hij
woonde op een dakkamertje en at
slechts nu en dan wat. Tot hij ein
delijk, nu een half jaar geleden ruim,
ook zijn dakkamertje moest verlaten
en onder den blooten hemel stond.
„Ik was een oud man geworden,
edelachtbare," ging nauw-hoorbaar
zijn verhaal, „en daar stond ik zon
der onderdak, onder den blooten he
mel. Een dag of wat heb ik nog
eens in een volkslogementje geslapen.
Maar nu heel dezen zomer in de
Scheveningsche boschjes op een
bank of ergens tusschen struiken.
Dat is bitter koud meneer, ook in
den zomer, wanneer je niet te eten
hebt gehad den geheelen dag."
Hij keek even op naar de rechters,
die roerloos te luisteren zaten, knipte
dan met zijn moede oogleden tegen
de winterzon, die zijn mooien baard
verzilverde.
„Dat is niet uit te houden zoo dagen
lang zonder eten en nooit op bed.
Soms kreeg ik eens wat, als ik vroeg
bij dezen of genen, maar toen dien
avond
Hij zweeg plotseling en bracht de
hand aan de oogen. Zijn stem scheen
gebroken, toen hij voortging: „ik
had zoo'n honger en ik wist niet dat
de dokter mij helpen zou en ik was
bang, zoo bang voor den herfstnacht,
die komen ging. Toen, terwijl de meid
mijn boodschap ging overbrengen en
ik alleen was in die kamer en de
zilveren taartschep liggen zag, toen
Och, had ik maar vertrouwen gehad
in de goedheid van de menschen.
Maar ik was ai zoo vaak weggestuurd
en daarbinnen brandde het en die
nachtdie nacht
Een heftige snik schokte op in zijn
keel.
„Maar je kon de schep toch dade
lijk terug geven vroeg de president
met medelijdende stem.
„Ik durfde niet, edelachtbare. Toen
ik daar boven stond, met de schep
in mijn zak en de dokter mij eten gaf
en nog wat geld, toen was 't, of ik
door den grond zou gaan van schaamte.
„Dan hadt je de schep toch in den
gang kunnen laten meende een der
rechters.
ken, het in zandsteen te mogen uit
voeren. De blokken zijn er, daarnaar
neem ik de maat. Reeds betere kun
stenaars dan ik hebben in zandsteen
gewerkt. De lof van uw zoon werd
beïnvloed door de omstandigheid,
dat hij in mijn beeld iets vond, wat
hem persoonlijk sympathiek was; des
kundigen hebben helaas minder gun
stig geoordeeld. Ik ben een beginner,
ik moet dus elke bestelling, waarbij
de prijs niet in overeenstemming is
met de waarde van het werk, aan
zien met de gedachte, dat het een
ondersteuning is."
„U zult dan uw zin hebbenuw
bescheidenheid is een waarborg voor
rechtmatig zelfvèrtrouwen. ik hoop,
dat u zich hier bij het werk thuis
zult gevoelen ik heb order gegeven
u het verblijf hier zoo aangenaam
mogelijk te maken. Ik zou u wel
vandaag reeds uitnoodigen, mijn slot
te bezichtigen ik bezit kunstwerken
die uw belangstelling zullen boeien,
maar] u zult inij wel excuseeren, als
ik er nog eenige dagen mee wacht,
ik heb gasten."
Benno boog en graaf Wildenfels
verliet spoedig het jachthuis, uiterst
„Dat durfde ik niet, werkelijk niet.
Maar 'k had hem den volgenden mor
gen stilletjes terug willen brengen
aan de deur. Toen 's avonds werd
ik Och, God
Hij brak in een heftig schreien uit.
Zijn gestalte, klein nu en gebogen,
schokte, zijn beide handen omklemden
zenuwachtig de bank.
,,'k Had het niet moeten doen."
snikte hij. 'k Had het niet moeten
doen. Maar een dief ben ik toch niet,
een dief niet."
Hij zakte op de bank neer
De rechters in hun wijd-plooiende
toga's zaten roerloos toe te zien,
Langzaam rees de officier van justitie
overeind.
Zitting van Vrijdag 31 October, des
middags 2 uur.
Vervolg.)
Hierna werd aan de orde gesteld
de behandeling der gemeente-be
grooting voor 1914, welke in het
geheel een bedrag aanwijst van
f 557.004.20 in ontvang en uitgaaf,
met een post van onvoorziene uit
gaven ad f 1392.25.
Alvorens met de artikelgewijze be
handeling der begrooiing werd aan
gevangen, werd gelegenheid gegeven
tot bet houden van
algemeene
beschouwingen.
Het eerst werd hiervoor het woord
gevraagd door den heer Lindeijer.
Hij meende dat de financieele toe
stand der gemeente niet gunstiger is
geworden. Integendeel deze toestand
wordt ongunstger. in vergelijking met
andere gemeenten bedraagt de ge
meenteschuld hier veel meer, waardoor
een vrij groot deel der belastingpen
ningen noodig is voor rente en af
lossing.
Hierdoor kunnen voor verschillende
andere nuttige uitgaven de noodige
middelen niet gevonden kunnen wor
den.
Het wordt daarom zaak in onze
gemeente naar andere bronnen van
inkomsten uit te zien, vooral ook om
het mogelijk te majren aan verschil
lende andere in dienst der gemeente
zijnde personen een betere salaris-
regeling toe te kennen.
Hij gaf de eer om dergelijke mid
delen te virfden aan de heeren Sta-
verman en Tichelman, die in het
begin van het jaar hebben voorgesteld
retributie voor het gebruik van de
straat voor gas- en waterleiding.
Het zou zeker wei wenschelijk zijn
als in deze een uitspraak van den
raad werd verkregen, tenminste als
de concessie voorwaarden zich daar
niet tegen verzetten, in Middelburg
voldaan over den indruk dien hij ge
kregen had. De jonge beeldhouwer
geleidde hem tot het rijtuig toen
de Graaf was weggereden en Benno
inplaats van links om het jachthuis
te gaan en zich naar zijn woning in
de houtvesterij te begeven, toevallig
zijn schreden wendde rechts naar de
schuur, waar zich de beide zand-
steenblokken bevonden, hoorde hij
een dof geluid, alsof iemand van
een zekere hoogte op den grond
sprong en toen hij den hoek omging
zag hij een jongmensch achter de
schuur verdwijnen.
Een raam van het jachthuis aan
deze zijde was wijd geopend, de
grond er onder toonde de diepe spo
ren van twee voeten.»
De verdenking lag voor de hand,
dat de jonge man, die zich heimelijk
verwijderd had, in het jachthuis was
geweest en het niet door de deur
had willen verlaten. Het was nu de
vraag, of hij daar was binnengeslo
pen, om te luisteren, of dat hij daar
met een nog boozer bedoeling ver
borgen geweest was.
Het laatste was nauwelijks aan te
nemenBenno had tenminste in de
wordt hiervoor ook befaald door de
gasfabriek en waterleiding.
Het billijke van zulk een retributie,
zette de heer Lindeijer nader uiteen.
Daarna besprak de heer Lindeijer
de positie der gemeente-ambtenaren
en hij noemde deze,'wat de loonen be
treft, niet zoo heel voorbeeldig.
Met cijfers lichtte hij toe, dat de
loonen voor de arbeiders in directen
dienst der gemeente, dienen verbeterd
te worden. Daarom steide hij voor
de Joonen van deze arbeiders met
1 cent te verhoogen.
Ook voor de arbeiders der gemeente-
reiniging achtte hij verhooging zeer
billijk. Deze loonen stelde hij voor
met 50 cent per week te verhoogen,
Vervolgens besprak hij de wen-
schelijkheid van het toekennen van
jaarlijksche verlofdagen aan de arbei
ders in dienst der gemeente. Zoolang
het werklieden-reglement nog niet is
vastgesteld, stelde hij voor 6 dagen
verlof per jaar toe te kennen, met
behoud van loon. Hij gelooft dat
hiertegen niemand bezwaar kan heb
ben.
Daarna kwam de heer Lindeijer op
een der belangrijkste punten voor de
gemeente, nl. het onderwijs. Het speet
hem, dat nog geen voorstel is inge
diend tot het invoeren van kleinere
klassen.
Hij wees er op dat steeds moet
gebruik worden gemaakt van de oude
school in het Groenewoud. Dat deze
afgekeurde en minderwaardige schooi
steeds wordt gebruikt, npemde hij een
toestand, welke niet bestendigd dient
te worden.
Ook kwam hij op tegen het stelsel
van het aanstellen van tijdelijke leer
krachten.
Daarna besprak de heer Lindeijer
de wenschelijkheid van het verkrijgen
van een kinderspeelplaats, waarvoor
aan de Hendrikstraat een uitstekende
gelegenheid bestaat.
Verder besprak de heer Lindeijer
de noodzakelijkheid van toezicht op
de bewaarscholen. Over het algemeen
werden hiervoor benauwde lokalen
gebruikt. Hij wees bijzonder op de
bewaarschool in de Korenstraat.
Aisnu kwam de heer Linderijer op
de woningverbetering. De 180 wonin
gen hebben wel verbetering gebracht,
doch nog niet voldoende.
De drinkwatei voorziening voor onze
gemeente noemde hij ook niet vol
doende. Het plaatsen van water-
automaten noemde hij als een middel
tot verbetering van dezen toestand.
Dringend noodig achtte hij ook
een betere en veiliger gelegenheid
om te zwemmen. Het strand achter
de Dijkstraat zou voor een gedeelte
afgepaald kunnen worden. Den velen
bewoners van het Eiland zou hier
mede zeker een goede dienst worden
bewezen.
kamers, waarin hij geweest was,
niets gezien, wat tot diefstal verlok
ken kontoch hield hij het voor zijn
plicht, den houtvester in kennis te
stellen van de zaak. Hij overtuigde
er zich nogmaals van, dat de voet
stappen versch waren, dat hij zich
dus niet vergist had omtrent de oor
zaak van het doffe geluid. Daar zag
hij den jongen man terugkeeren en
op zich afkomen.
Het gelaat van den jongen was
hooggekleurd, zijn oog was schuw,
ofschoon hij moeite deed, onver
schillig te schijnen. Zijn gelaat had
niets aangenaamser lag boosheid,
hartstocht, sluwheid in.
„Ik was het" zoo sprak de knaap.
„U behoeft niets ergs te denken, ik
heb maar iets in de wapenkast ge
legd, wat de Graaf niet missen mag,
daar behoeft u mijn vader niets van
te zeggen."
„Wie bent u Wie is uw vader
„De houtvester Kronek. U woont
immers bij ons."
(Wordt vervolgd.)