Eerste Blad
SLOTEI
Muisje op Min
HUUF!
Zaterdag
11 October
De Strijd om ten Gravinkroon.
No 2tl
51e Jaargang.
1913
dvertentiën
IflBOBimerliBStaaiiiii 2 bladen
fortuin en Geluk,
feUTlleton
IERS POLAK. Ü1SS1I
PROGRAMMA
lood van Jacobusj
Brieven uit de Hofstad
I.A. meerendeels voor
snst bestemd, en van Or?'
irop het arsenaal, jnfi,rl'
tloods in de Nieuw;
ende terreinen.
deze dading ook d0„,
Generaal goedgekeurd
en gemeente in dit 0j,":
lar af en betalen met
rs. De gemeente krijj
ïikking over eene grol
voor bouwterrein en sitJ
geschikt te maken terrein
pr dien rijksgrond waai|
A met onderwijzerswoJ
as de hoogere burgèScjJ
band met de bedenking,
^Staten tegen het door de
met het raadslid den h
ssum Waalkes gesloten c.
6 bevattende bij de gemeei
rboden dienst-prestatie d
Islid, werd deze van zijn,
tot het gereedmaken
liddelen voor de armen n
net ingang vat 10 Octo
dels zullen Burg. Weth.
ek instellen of die zaak in
vorm kan geregeld wor
rover het gevoelen inwin
J, Staten.
VL1SSINGSCHE COURANT
Wegens FEE5
DflQ zal de Zj
\Q 10 OCTOBER ua
Ms 6 uur tot den u
dag ZATERDAG 110
des auonds 6 uur 1
voor
[ERDAG 11, ZONDAG
MAANDAG 13 en
INSDAG 14 OCTOBER j
o—
°athé Courant.
fat er van de Egyptid
Tempels is overgebleven,j
(OpenlucM
'omeo, agent tegen wil
dank. (Komisch
(Drama 850 M.)|
(Hist, scene.)
brie gezworen Kameraden.]
vigadin is een rare Chinet
(Komisch,)j
DE D1RECTI
BOVENHUIS bevalt
tmers en Suite, Balconka
en een gesloten Wara
nog drie Kamers met Zo|
evragen Oprit 23.
DE ADMINISTRATIE
van ons blad
belast zich met het
VTissiiigenv.m. 6.,—-,
20,8.50, 9.3Ó, 10.- 10 JU|
1.30. Nm. 12.—, 12.30,ÏO j
-*, 3.25, 3.55, 4.30. 4-5U'
10, 7.—,7.20,7 40, 8,20
de Buitensluis ,n' [I
-.8.30, 9.10,9.50, ÏO^A j
L1.10, 11.50.
40*. 2.50*, 3.10*,
40,6.25,6.50, 7.10,7
afvaarten vallen de»
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIÊNvan 1—4 regels 0.40. Voor elke regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. ftbonnements- Rduertentiën op zeer uoordeelige uooruiaarden
Naar het zeggen van ervarene mê-
despelers in het kansspel, hetwelk de
Nederlandsche staat zijn burgers
eenige malen per jaar aanbiedt, is
deze week er eene van meer dan
gewone spanning geweest. Weliswaar
was de hoogste prijs reeds „uitge-
komen", doch daarnevens waren bui
ten den tweeden hoofdprijs, nog meer
dere hooge prijzen „er in" gebleven
en dies stond de kans voor hen, die
nog medespeelden, buitengewoon
gunstigtechnisch gesproken stond
de loterij deze week „mooi". De
belangstelling der nog niet door de
wisselvalligheden van de lotbus aan
het kansspel, voor déze reis, onttrok-
kenen, spitst zich dan op de laatste
2 a 3 dagen scherp toegeen won
der, waarom zou niet juist hén een
dier prijzen kunnen toevallen, waar
toch elk dezer zeker een van hen
toevallen móét. Want wanneer voor
de laatste maal de beide lotbussen,
van prijs en van nummer, hun wen
teling gedaan hebben, dan zijn tevens
alle prijzen maar ook alle nieten
op de nummers gevallen, die
Fortuna daartoe voorbeschikt had. De
oude Romeinen, men weet het, stel
den deze iotbeschikster meestal voor
met een rad, dat wenteltmaar ginds
in den Haag wentelen niet zinne
beeldig, maar zeer reëel de bussen
van fortuin, uit wier inhoud de gou
den, maar o zoo wisselvallige gaven,
doch ook niet minder de nieten, naar
alle oorden worden rondgestrooid.
Wie dan voor luttel geids, het
tien- of honderd- of duizendvoudige
daarvan terugkrijgt, wie „er uitkomt"
met een prijsje of een prijs of ook den
hoogsten prijs, hij wordt gelukkig ge-
heetenimmers het Qeluk diende
hem!
inderdaad het geluk? Staat het
dan zoo onomstootelijk vast, dat het
rad van fortuin, in een ommezien
dezen of genen, waarlijk niets min
der dan het geluk vermag te bren
gen? Is het een wiskundige waar
heid, dat ieder onzer, wien het
„geluk" diende, hetzij dan in de
loterij van den Nederlandschen Staat
of in die der dagelijksche wisselval
ligheden met al hare onberekenbare
kansen van weislagen of tegenspoed
in handel en wandel, dat die
allen het geluk van buitenaf
maar voor het aannemen hebben en
®p te sluiten in kabinet of brand
kast, ten einde zich waarachtig ge-
Roman van G. H. v. D.
(Nadruk verboden.)
9.) o
„Ik handel eigenlijk tegen mijn
belang," zei hij tot Benno. „Als gij
naar Wiidenfels gaat, kunt ge dit
heerlijk werk niet voltooien. Ik wilde
dat mijn vader het zien kon. Zou
het al te veel last geven, als u dit
werk meenaamt
„Het is marmer," zei Benno, „het
weegt eenige honderden ponden en
moet met zorg verpakt worden. Ik
kan slechts hier in het atelier
er aan werken later zou dan weer
het transport terug noodig zijn.
„Dan moeten we het maar laten,"
zei de Graaf maar het beeld behoort
mij toch
„U hebt mij niet naar den prijs
Eevraagd Graaf."
»U zult mij niet overvragen, maar
11 moet ook niet te weinig vragen,
vader heeft in Florence voor een
lukkige menschen te weten Wij
zouden, eik in onze omgeving, wel
andere voorbeelden kunnen noemen
van hen, die eenmaal een giooten
prijs uit de staats- of uit 's levens
loten) ontvingen, en daarna tever
geefs hebben gewenscht, nóg te mo
gen zijn, die zij waren vóór het zoo
genaamd geluk hun deel werd. Zoo
het sterke beenen moeten zijn, die
de weelde dragen, nog sterkere zijn
vereischt, om bestand te zijn tegen
wat men met een verkeerd woord,
een onverwacht geluk noemt, waar
een plotseling fortuinlijk zijn de
eenige juisYe uitdrukking is.
Een buitenkansje te krijgen, een
fortuintje te hebben „in het leven,
er zijn weinigen die nimmer zoo iets
ontvingen. Maar veel zeldzamer zijn
de voorbeelden, waarbij een groot
fortuin, een groot lot uit ,,'s levens
loterij" getrokken werd; en toch nóg
schaarscher dan deze, zijn de voor
beelden, dat er ook waarlijk geluk
sproot uit zulk een plotselingen keer.
Want fortuinlijk zijn en gelukkig zijn
hebben zoo vaak weinig met elkan
der gemeen, en Fortuna's gunst is te
zeer velen tot vloek geweest, dan
dat haar gaven gezegd mogen worden
steeds allen tot zegen te zijn. Het ware
geluk trad voorzeker menige woning
binnen, welker drempel nimmer de
fortuin overschreed wantfortuin
en geluk zijn twee.
De eerste, zeker, kan uit de iotbus
ieder onzer in den schoot vallen
daar vali zoo min iets aan- als af te
doen, te verwikken noch te verwe
gen. Te dikwijls echter wordt iémand
eèn gelukskind, een fortuinlijk mensch
genoemd, die feitelijk niet anders is
dan iemand, die zich aan te passen
weet aan hetgeen hem het meest
dienstig is. Menig winkelier, dien
het goed gaat, menig koopman wiens
zaken fioreeren, menig staatsman
wiens beleid geprezen wordt, wordt
daarbij een gelukskind genoemd,
wien het van alle kanten meeliep.
Maar meer nauwkeurig beschouwd,
blijkt die winkelier, of koopman of
staatsman, veelal een flink mensch
tevens, een gewikst handelaar, een
handig diplomaat, toegerust met
werkzame handen en scherpe oogen.
Terwijl hij, die een ongeluksvogel
heet, iemand wien alles tegenloopt,
op de keper beschouwd, dikwijls
een onhandig mensch zal blijken
een man die te hoog greep in ver
houding tot zijn krachten en niet de
klippen voorzag, waarop zijn ave-
rechtsche berekeningen zonder man-
keeren moesten stranden. Men noeme
dezulken geen fortuinlijke of onfor
tuinlijke, want waar oorzaak en ge
volg zoo duidelijk aanwijsbaar zijn,
daar heerscht fortuin niet meer
onbegrensd en gevoelt Fortuna zich
onttroond.
beeld van ongeveer dezelfde grootte,
door een meester vervaardigd, vijf
honderd thaler betaald. Maai dat
beeldhouwwerk was copie, dit is
een origineel, heeft dus veel grootere
waarde."
„Ik zou met vijfhonderd thaler
meer dan betaald zijn," zei Benno,
terwijl zich op het gelaat van zijn va
der deels vroolijke verrassing, deels
argwaan afspiegelde.
„U is te bescheiden," antwoordde
de officier.
„Mijn zoon taxeert zijn werk," zoo
nam de oude heer het woord en zijn
stem had een scherpen klank, „de
kooper biedt alleen meer, als hij iets
schenken wil. Mijn zoon staat niet
gelijk met een Florentijnsch meester
hij heeft reeds veel gevraagd. Is het
u te weinig, dan komt er niets van
den verkoop."
Er lag iets zoo bruusks, ja belee-
digends in het optreden van den
ouden Wiidenfels, dat de Graaf, die
op zulk een verwijt zeker niet voor
bereid was geweest, en donkerrood
werd.
„De gedachte, iets te willen schen
ken," antwoordde hij, „was mij eéen
Maar om de tvieede, om het ge
luk te winnen, daaraan kan, zoo niet
alles, toch zeer veel worden gedaan.
Hier baat wel degelijk weloverlegde
arbeid want men kan zoo goed zijn
geluk methodisch belpen opbouwen,
eik naar de mate zijner krachten, als
de nijvere tempeibouwers van weleer,
steen bij steen bijdroegen tot einde
lijk het geheel claar stond. Al zijn
niet voor ieders oog te aanschouwen
de tempels van het geluk, die bin
nenskamers worden gesticht in de
harmonie van het gezin al zijn het
geen steenen wanden die aansluiten
de harmonie met het leven, die in
elks gemoed kan worden aange
kweekt, zij zijn er r.iet minder ware
tempels, zij het ook onstoffelijke,
om, moeizaam opgebouwd en waar
van de bewoners de wijding van het
geluk ontvangen.
Maar, met de staatsloterij heeft
dit geluk al zeer weinig van doen.
Het klachtenboek.
Wanneer de boomen dorren in het
laat seizoen, verschijnt er telkenjare
een officieel klachtenboek, waarin een
veertigtal uitgelezen mannen alles
uitstorten wat zich in den loop van
het jaar op hun hart heeft opgestapeld.
Men zal begrijpen, dat wij het oog
hebben op het verslag dat de critische
beschouwingen bevat van de door
B. en W. samengestelde gemeente-
begrooting. De lectuur van dit fraaie
en kostelijk stuk werk heeft weinig
hartverheffendshét heeft iets van het
dagboek van Nurks, van den zwart-
galligen wandelaar, die zich overal
en aan alles ergert en zijn ergernis
lucht op een wijze, die even zuur
als pessimistisch, even afstootend als
irriteerend is.
Er is natuurlijk geen stedeling, die
niet zijn eigen wenschen zoowel als
grieven heeft in zake het beleid van
de stedelijke regeering. Het raderwerk
van deze wordt steeds ingewikkelder
en steeds grooter de kans dat een
der samenstellende deelen maar matig
past in het geheel. Wanneer aan de
samenstelling van het klachtenboek
niet slechts veertig raadsleden deel
namen, doch de geheele burgerij, men
kan er zeker van zijn, dat het boek
deeltje een lijvig foliant zou zijn. Het
getal grieven moge groot zijn, oneindig
veel grooter is het getal plannen die
men oppert, denkbeelden, die men
koestert ten aanzien van de uitbreiding
der taak van het gemeentebestuur.
Concours van stokpaardjes zien wij
in het verslag, sommige leden hebben
er een stal vol van en wie onze
vroede vaderen kent, van haver tot
gort, ziet bij de lectuur van het ver
slag ze éen voor éen in het veld
verre, als de bedoeling, hier iemand
te willen beleedigen. Maar het ver
moeden lag voor de hand, dat de
mensch, het beeld te verkoopen, uw
zoon zou kunnen bewegen, liever
een te geringen prijs, dan een te
hoogen te vragen, ik sluit nu den
koop en verzoek de helft der koop
som vooruit te mogen betalen."
„Ook dat zal mijn zoon niet aan
nemen," antwoordde Wiidenfels.
„Een edel motief moge u er toe
brengen, Graaf, daar u onze positie
raadt, zulke aanbiedingen te doen,
maar mijn zoon zai het met mij eens
zijn dat wij voor deze goedheid moeten
bedanken. Mijn zoon kon door iets
verhinderd worden het werk aan het
beeld te voltooien."
„Dan zou het onvoltooide werk mij
meer waard zijn dan de vooruitbe
taalde som," antwoordde de Graaf,
lachend om de eigenzinnigheid van
den ouden heer. „Doch zooais u
wilt, ik verzoek alleen, dat het beeld
mij in alle geval toebehoort. Ik zal
het aan deskundigen laten zien en u
zult waarschijnlijk hooren, dat ik een
zeer billijken koop heb gedaan. Ik
mag toch ook gedurende de afwe-
galoppeerenhij ziet ze draven en
hoort ze doordraven.
Op sommige oogenblikken is het
verslag humoristisch, o.a. daar waar
de heeren het over zichzelf hebben.
Er wordt naar de opvatting van som
migen veel te weinig vergaderd en
ook te weinig gepraat. Wekelijksche
vergaderingen wit men hebben, met
nog veel meer gelegenheid om inter
pellaties te houden. Is dit op zich
zelf al vermakelijk voor wie weet hoe
de gemeentelijke tijd in de raadzaal
wordt volgepraat, nog grappiger wordt
het wanneer wij lezen, dat sommige
leden klagen over de samenstelling
der Handelingen van onzen raad. Men
wil het lijkt bijna giootheidswaan-
zin een analisiisch verslag van het
verhandelde, vooral omdat de pers
verslagen vaak te wenschen overlieten.
Wat zou er in dat analytisch verslag
moeten staan Want als men het
gesprokene analyseert, zou het verslag
der analise wel een zeer klein cijfer
voor deugdelijke bestanddeelen aan
wijzen; zooveel te grooter het water
gehalte. Wij zeggen dat nu niet om
onze vroede vaderen onaangenaam
te zijn en zelf als de 41e mopperaar
ons te scharen in de rij der klagenden,
wij bezien het alles als buitenstaan
der, die minstens even veel belang
stelt in het wel en wee van onze
residentie als die anderen.
Blijkens de begrooting is den Haag
een zeer rijke stad. Stel u voor
het is om van te watertanden dat
er een saldo is van niet minder dan
750,000 gulden Wat zullen wij daar
nu mee aanvangen Dat is de
groote Vraag die de iedeii va'n den
raad evenals die van het dagelijksch
bestuur heeft beziggehouden. B. en
W. zijn daarbij echte Hollanders ge
bleven zij zijn voor oppotten. Een
derde deel willen zij gebruiken voor
een goed doel, asfalteering van eenige
straten, doch tweederde wordt het
beroemde appeltje voor den dorst. Na
tuurlijk zijn er leden, die zeggen, laat
ons de boel maar deelen, of te wel
verminderde belastingen, doch de
voorzichtige aartsvaderlijke aard komt
bij velen toch boven.
De voorstellen van B. en W. ge
tuigen van omzichtigheid, wijl stabi
liteit in de belastingheffing wensche-
lijk is. Hou wat je hebt, zeggen zij.
Het gaat met belastingen als met de
stijging der prijzen van levensbehoef
ten. Ze stijgen, maar dalen doen ze
zelden of nooit.
Het Rotterdamsche denkbeeld, de
stichting van een fonds voor stads
verbetering en stadsverfraaiing, heeft
ook zijn verdedigers gevonden. Zelden,
veel ie zelden spiegelt men zich aan
de groote Maasstad en nu men het
eens doet, is het al zeer ongelukkig.
Rotterdam heeft verfraaiing dringend
noodig, maar de residentie allerminst.
zigheid van uw zoon terug komen
„Het atelier zal voor u open staan,"
antwoordde de oude Wiidenfels,
„zoodra u zoo goed zijt, mij vooraf
u bezoek aan te kondigen."
De oude heer had zoo den klem
toon gelegd op het woord atelier,
dat er bij zijn verdere houding twij
fel mogelijk was, dat hij voor den
Graaf dan slechts het atelier, niet zijn
huis zou openen. Een zonderlinge
glimlach vloog over de trekken van
den jongen aristocraat, wien deze
grofheid uit argwaan meer scheen te
amuseeren dan te beleedigen. Toen
hij afscheid had genomen en zich
naar zijn rijtuig begaf, wachtte hem
in elk geval een groote verrassing,
Watly voor het raam der huiskamer
te zien en haar een vriendelijken
groet toe te werpen, want hij zag er
uit, dat zij het wantrouwen van haar
vader niet deelde.
„U was zeer scherp, bijna belee-
digend," zei Benno verwijtend tot
zijn vader, maar deze scheen r.og
meer ontstemd door den groet, dien
Wally ontving.
„Ik wilde, dat ik den gek reeds
vroeger de deur had gewezen," zei
Een raadslid heeft gevraagd of er niet
meer fonteinen konden worden ge
bouwd, want dat vindt hij zoo'n keu
rige stadsversiering. Zeker is dit lid
van den zomer in Schaffhausen ge
weest en heeft de waterval-koorts
hem aangegrepen.
Er schuilen .oolijkerds onder de
raadsledenGevraagd werd, zoo le
zen wij, naar het oordeel van B. en
W. omtrent een vrij tramabonnement
voor de raadsleden. Zoo zoetjes aan
werd het een aardig baantje. Vijf
gulden per raadsvergadering, een
kopje thee met een beschuitje, vrij
trammenhet ontbreekt nu nog dat
zij vrij schoeisel krijgen en kleeding,
want die stellen ze ook ten dien
ste der gemeente. Voorts willen
sommige leden een penning hebben,
waardoor zij zich zouden kunnen
legimiteeren en op afgezette terreinen
toegelaten worden. Daar zou ik glad
tegen zijn. In den raad betreden de
leden zoo vaak een terrein waar zij
niet thuis zijn en waar ze nietthuis-
behooren, dat ik van het gebruik van
die politie-penning een schromelijk
misbruik verwacht.
Onder de overige humoristische
hors d'oeuvres in het verslag noe
men wij het voorstel om een gemeen
telijke kleermakerij op te richten. Wij
vreezen dat daardoor de lust om ge
meentelijke costuums voor de raads
leden te vragen, te verleidelijk wordt.
Een equipage voor arrestanten is
mede een wensch van eenige raads
leden, eveneens een school voor „on
handelbare" kinderen. Indien ook
deze laatste categorie van kinderen
'werd geschapen en tevens geschei
den van de overige, zouden er dus
twee soorten scholen komende
brave Hendrikken-school en de school
van bengels en deugnieten.
Zoo zouden wij nog meer puntjes
kunnen aanstippen in de 64 kolom
men, die het klachtenboek beslaat.
Aan B. en W. thans de weinig benij
denswaardige taak antwoorden te ge
ven op de vragen. Zij mogen wel
eenige karrenvrachten vette klei laten
aanrukken, ten einde de lastige vra
gers en klagers allen met een kluitje
in het riet te kunnen sturen. Want
dat zij dat zullen doen is zeker,
evenals het een feit is, dat zij het
moeten doen, want zonder onze
vergelijking smadelijk te willen ma
ken herinneren wij aan den diep-
zinnigen stelregel dat éen dwaas meer
kan vragen dan tien wijzen kunnen
antwoordenstellig kunnen dan 40
raadsleden ook meer vragen dan vijf
wethouders kunnen beloven te zullen
doen.
Het verslag op de gemeentebegroo-
ting is slechts een voorbijgaand schip
in den nacht.
Voor de burgerij is het het bewijs
dat haar vertrouwelingen op het
Wiidenfels, „ik heb een voorgevoel,
dat er niets goeds kan komen van
deze kennismaking. Waarom kwam
hij vandaag in den bonten rok en den
eersten keer in civiel? Toen dacht
hij te kunen binnensluipen, nu co-
quetteert hij met de uniform. Ben je
zoo ijdel, dat je meent, dat hij jou
eer wilde aandoen, toen hij nog meer
voor je beeld bood, dan je gevraagd
had? Ik verdenk hem sterk, dat hij
je werk op het slot aanbiedt, om den
broeder van de zuster te verwijde
ren. Maar hij zal zich misrekenen, ik
houd de oogen open."
„Eerst koesterde u een andere ver
denking, vader, u schijnt tegen den
jongen man een bijzonder wantrouwen'
te gevoelen
„Dat is ook zoo, Benno, ongeluk
vermaant tot voorzichtigheid. Mijn
vertrouwen op een vriend heeft mij
van mijn vermogen beroofd. Nu komt
het er op aan, de eer te behoeden.
Er moet een bond van bloedver
wantschap tusschen ons en deze
grafelijke familiie zijn, die rijke lui
moeten reden hebben, van ons iets
te vreezen.
(Wordt vervolgd.)