TRATEOB DE Si
ijzen vanaf f 22.50.
VELO'
Maandag
22 September
ZOOft
No. 224
51e Jaargang.
1913
e in 'I gebruik
.lingBtraat 31.
tr chocolad
por plia. 1000 personeD.i
1-50 Heli,
lias 1 gulden Beli,
DAGMEISJE
sch machines
beslist de beste
WASGHMAEHINE MtATSCI
STAAN 3IEDINÖÊ
De H. B. School en
de Handelsschool.
.LA2KR, Nieuwi
endij|J
10 cent per ons, bij
27. - LENSVELTacJ
JAAR DE
OP
21 September 19ii'
ER SALONBOOT
jan VLISSINGEN 6 J
orgens (Buitensluisu
3ENT 6 uur 's aucndi
luff at aan boord,
billijke prijzen.
|ZEN:
De Directeur,
H. MATERS
boven de 16 jaar, ofeij
oor dag en nacht, ij
kan doen. Aanmelden
n 8 tot 9 uur. Adres:Ij
Isingsche Courant."
twee jaar garantie)
itant en op afbetaling.
3roef te bekomen en in
ng te tien iederen Din»'
van 2—4 uur te Vlissin-
n Donderdag van 1—3
p Middelburg, uitsluitend
t filiaal der
lewoud 76 - VIissinge".
Burg C 89 - Middelburg
:acht U uoor minder-
rdige NftMAftK.
op het me k
25 cent per Jvcrtentie
Iriemaal plaatsen <0 cent, Contan
VLISS1NGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post l.SO.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ËNvan 1—4 regels 0.40. Voor elke regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts Tweemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
jnet Persoon, 34 !aar 5
zoekt een hem Pa*j?llir
EKK1NG. Onverscn
anche. Brieven letters p
„Vlissingsche Courant.
«f Nieuwe Abonïïé'9, uit
gezonderd bij wekelijKsche
betaling, ontvangen de dage-
lijKs verschijnende „VLIS
SINGSCHE COURANT" kos
teloos tot 1 October 1913.
Het adres door den heer J. Coster,
directeur van bovengenoemde scho
len aan den gemeenteraad gezon
den van welk adres wij Zaterdag
reeds onder „Laatste Berichten" mel
ding maakten is van genoegzaam
algemeen belang om in het in zijn
geheel over te nemen.
Het luidt als volgt:
Geeft met verschuldigden eerbied
ie kennen ondergeteekende, J. Coster,
Directeur der H. B. S. 3 en H. S. 2
alhier
dat hem op Maandag, 8 September
j.l. overhandigd werd een schrijven
van Burgemeester en Wethouders,
dat o. a. de mededeeling inhield, dat
de Raad dezer Gemeente in de ver
gadering van 2 September 1913 be
sloten had „den heer Jan Brander
voor het tijdvak 1 September
1913 tot 31 Augustus 1914 op te
dragen de lessen in Staathuishoud
kunde aan de aan de Hoogere Bur
gerschool verbonden Handelsschool,
bedragende voor het tegenwoordige
diens jaarwedde als zoodanig 100
(voor 2 lesuren)
dat hem de bepaling, vervat in
het door hem onderstreepte, dade
lijk zeer bevreemdde, aangezien in
de drie voorafgaande cursussen den
heer Br. voor het vak Staathuishoud
kunde steeds een vergoeding was
toegekend van f 100 per lesuur, zoo
dat deze bezoldiging thans tot op de
helft was teruggebracht
dat hem bij onderzoek bleek, dat
de betrokken leeraar zelf op dien
8sten September in den waan ver
keerde, dat dit jaar dezelfde vergoe
ding zou worden toegekend als
vorige jaren, aangezien hem van het
legendeel niets bekend was
dat ondergeteekende gerust durft
aannemen, dat bij geen der raadsle
den, toen zij 't bovengenoemde be
sluit namen, ook maar één oogenblik
de gedachte is opgekomen, dat er
eenige afwijking bestond met vroe
ger jaren in zake het voorstel tot
tijdelijke benoeming van denzelfden
leeraar voor de zelfde betrekking;
reden, waarom hij, opkomende
voor de belangen van dezen leeraar
meent te mogen verzoeken, dat er op
het genomen besluit terug gekomen
worde en dat de jaarwedde thans,
evenals tot nu toe, bepaald worde
op f 100 per jaar voor elk weke-
lijksch lesuur, welk verzoek hij, in
't belang der school meent te moe
ten doen vergezeld gaan van de vol
gende toelichting en opmerkingen,
't Welk doende enz.
De Dir. derH. B.S.3enH. S.2,
J. COSTER.
Toelichting:
Den 22sten Juli 1910 werden
directeur en leeraren der Handels
school benoemd.
Den 23sten Augs. 1910 werden
B. en W. er door ondergeteekende
op attent gemaakt, dat er geen be
noeming geschied was voor Staat
huishoudkunde en ook niet voor
Stenografie en Machineschrijven.Toch
duurde het tot 25 November, dus drie
maanden, voor er een benoeming
Plaats had. In de Raadsvergadering,
°P dien datum gehouden, werd o. m.
besloten „de lessen in de Staathuis
houdkunde aan de Handelsschool
voor het tijdvak, aanvangende 1 De
cember 1910 tot het einde van den
cursus 1910/1911 aan den heer J.
Brander op te dragen."
Hoe was een en ander gegaan?
Toen de Inspecteur, Dr. Fockens,
bij een bezoek aan de school be
werkte, dat er nog altijd geen les
werd gegeven in Staathuishoudkunde,
werd door hem de leeraar Brander
gepolst, of deze bereid zou zijn het
vak in kwestie op zich te nemen.
Deze weigerde, daar hij reeds ge-
ruimen tijd bezig was zich te bekwa
men voor de acte Geschiedenis M. O.
en weinig lust had die studie te laten
varen voor een andere.
Na lang praten heeft de heer
Brander erin toegestemd de taak op
zich te nemen, mits hem voor elk uur
f 100 per jaar werd toegekend. Na een
schrijven van den Inspecteur voor
noemd aan B. en W. is zonder twijfel
door dit College aan den Raad een
voorstel in dien geest gedaan en
aangenomen.
In de Raadsvergadering van den
30den Juni 1911 is voor het tijdvak
1 Sept. 1911 t.m. 31 Augs. 1912 de
heer Br. opnieuw benoemd en ontving
2 XflOO; in de Raadsvergadering
van 23 Augs. 1912 is voor het tijdvak
1 Septr. t.m. 31 Augs. 1913 opnieuw
benoemd de heer Br. en ontving hij
2 X f 100 en thans... wordt hij op
nieuw benoemd, maar op een jaar
wedde van f 100 voor de beide lesuren.
M. i. heeft hier iets plaats gehad,
dat niet behoorlijk wasop eens,
zonder waarschuwing, wordt een jaar
wedde, terwijl de cursus 1913/14 be
gonnen is, tot de helft gereduceerd.
De betrokken leeraar had plan de
benoeming op deze voorwaarde niet
weer te aanvaarden, voor de eer te
bedanken, maar heeft dit niet gedaan
om meer dan éen redenvooreerst
verklaarde de Wethouder van Onder
wijs niet te weten, dat de benoeming
geschied was tegen een bezoldiging
van f 100 voor 2 lesuren en te gelooven
aan een vergissing en /bovendien
antwoordde de Burgemeester op een
door den leeraar gedane vraag, dat
deze geen haast behoefde te maken
met te bedanken voor de opdracht,
daar de zaak door B. en W. nog eens
zou overwogen worden.
Waar wijzen deze uitlatingen op
Men zou geneigd zijn te denken, dat
zij geloofden aan een vergissing, maar
daar tegen over staat de pertinente
verklaring van den Secretaris der
Gemeente, dat van vergissing geen
sprake was, maar de reductie tot de
helft met opzet gebeurd was.
Er heeft in dezen iets raadselachtigs
plaats gehad: vergissing of geen
vergissing
Was het voorstel, wat de jaarwedde
betreft, er een van B. en W. en wist
dus de Wethouder van Onderwijs
speciaal ervan of was het geen voor
stel van B. en W. en dus de Wet
houder ook onkundig Ging het
voorstel, nu het afweek van vroegere,
vergezeld van verkregen adviezen en
was de vermindering van het salaris
gemotiveerd of was dit niet het
geval
Ondergeteekende vertrouwt, dat het
den Raad dezer Gemeente gelukken
zal dezen knoop te ontwarren.
De ervaring, vroeger opgedaan,
noopt hem zich, met voorbijgaan van
B. en W., rechtstreeks tot den Raad te
wenden. Ter rechtvaardiging van deze
handelwijze vraagt hij beleefd uw
aandacht voor 't volgende afschrift
van een brief door hem aan B. en
W. gericht en het antwoord daarop
ontvangen.
Afschrift.
Vlissingen, 26 April 1913.
verzonden 3 Mei.
Aan Heeren Burgemeester
en Wethouders van Vlissingen.
Het zij mij vergund voor het on
derstaande, dat mij langer heeft be
zig gehouden af en toe dan mij lief
was, uwe aandacht te vragen.
In het Weekblad voor Gymnasiaal
en Middelbaar Onderwijs van den
6den en 13den Juli 1911 werd een
oproeping geplaatst voor tijdelijk
leeraar in het Engelsch a-d. Hoogere
Burgerschool en daaraan verbonden
Handelsschool alhier.
Uit een aanbeveling van vier per
sonen werd in de Raadszitting van
17 Augs. 1911 benoemd tot tijdelijk
leeraar a.d. Hoogere Burgerschool en
Handelsschool de heer K. F. Bartstra.
ftbonnements- Aduertenfiën op zeer uoordeelige uooruiaarden.
Het aantal uren voor den cursus
1911/1912 bedroeg voor dien nieuw
benoemden leeraar 4 vier). Hem
kon dus worden opgedragen óf éen
der klassen 11 A en II B, óf klasse
III, óf éen der beide klassen der Han
delsschool. Toen hij 1 November
1911 in functie trad, was onder de
gegeven omstandigheden de eenige
weg hem de 2de klasse der Handels
school toe te vertrouwen, wat ge
beurd is.
Toen tegen 't einde van den cur
sus 1911/1912 beslist moest worden,
of de heer B. voor een definitieve
benoeming in aanmerking zou kun
nen komen, werd bij schrijven van
26 Juni 1912 (A no. 449b) bij den
Inspecteur voor het Handelsonderwijs
door uw college advies ingewonnen
omtrent het aan den Gemeenteraad
ter benoeming voordragen van leera
ren aan cfè Handelsschool in deze
Gemeente, „n.l. c den heer K. F.
„Bartstra definitief lot buitengewoon
„leeraar in Engelsch."
Daarbij was deze opmerking ge
voegd „Voor den cursus 1911/1912
„werd laatstgenoemde leeraar aan de
„Hoogere Burgerschool benoemd tot
„tijdelijk buitengewoon leeraar in
„Engelsch, daar wegens vermeerde-
„ring van het getal klassen de Direc
teur der Hoogere Burgerschool en
„Handelsschool te veel lessen zou
„krijgen. Opdat de Directeur alle
„lessen in Engelsch aan de Hoogere
„Burgerschool zou kunnen blijven
„waarnemen, blijkt het meer geschikt
„den heer Bartstra aan de Handels
school te benoemen."
Daar de benoeming geschied was
overeenkomstig de oproeping, aan
Hoogere Burgerschool en Handels
school, is in de bovenstaande op
merking een vergissing geslopen.
(Aangezien het in de salariëering
toch geen verschil maakt, zal het
trouwens voor vakken, die niet spe
ciaal óf aan de H. B. S. óf aan de
H. S. worden onderwezen, steeds aan
beveling verdienen een benoeming
voor beide scholen te doen, om pre
cies dezelfde reden als in groote
gemeenten leeraars benoemd worden
niet aan een bepaalde school, maar
bij het Middelbaar Onderwijs.)
De slotzin van genoemde opmer
king, luidende„Opdat de directeur
alle lessen in Engelsch aan de Hoogere
Burgerschool zou kunnen blijven
waarnemen, blijkt het meer geschikt
den heer Bartstra aan de Handelsschool
te benoemen," heeft op mij een vreem
den indruk gemaakt.
Deze zin toch zal bij ieder, die hem
leest, onmiddellijk de volgende vraag
doen rijzen
„Wanneer iemand als directeur-
leeraar is benoemd èn aan een H.B.S.
3,èn aan een H.S. 2, die er de voort
zetting van is, met de bepaling dat
hem hoogstens 16 is zestien) lesuren
per week kunnen worden opgedragen,
is het dan wenschelijk voor of in 't
belang van de inrichting, wier belangen
hij moet voorstaan, dat hij aan een
der beide scholen alle 16 uren en aan
de andere geen enkel uur les geeft
welke vraag zonder twijfel een leek
zelfs dadelijk beslist ontkennend zal
beantwoorden."
In de tweede plaats is mij het ver
band tusschen den met „opdat" be-
ginnenden bijzin,die een doel aanwijst,
en het woordje „blijkt" nooit duidelijk
willen worden.
Het genoemde schrijven, d.w.z. het
gedeelte erin dat handelde over de
benoeming van den heer Bartstra aan
de Handelsschool alleen, verbaasde
en trof den geadresseerde, d.i. den
Inspecteur van het Handelsonderwijs,
in die mate, dat hij zich terstond na
ontvangst ervan op Vrijdag, den 28sten
Juni 1912 naar Vlissingen begaf, om
gewaar te worden of een dergelijk, z.i.
absurd plan van mij was uitgegaan
of mijn goedkeuring wegdroeg.
Het is misschien onnoodig te zeggen
welk een pijnlijken indruk het op mij
maakte, toen ik vernam, dat uw college
het voornemen had mij op die manier
zonder vorm van proces als leeraar
van de Handelsschool te verdringen.
Niets toch was meer geschikt mij
aan de school onmogelijk te maken
en mijn gevoel van eigenwaarde te
kwetsen.
Werd het belang der school erdoor
gediend? Ik deelde den Inspecteur
mede, dat ik van het heele plan on
kundig was en 't motief niet kon gis
sen ik kon hem op een ontworpen
rooster van lesuren voor den cursus
1912/1913 laten zien, hoe ik mij de
verdeeling der lesuren tusschen den
heer B. en mij gedacht had, welke
verdeeling zijn volkomen goedkeuring
wegdroeg.
De zomervacantie brak aan; ik dacht
niet anders of uw college zou, na 't
advies van den Inspecteur voornoemd,
van plan veranderd zijn en den heer
B. hebben voorgedragen als definitief
buitengewoon leeraar èn aan H.B.S.
èn aan H.S. Het bleek mij, dat daartoe
eerst is overgegaan op het allerlaatste
moment, in de eigen raadszitting,
waarin de benoeming zou plaats vin
den.
Vergun mij U in herinnering te
brengen, hoe de zaak zich toedroeg.
Aan de benoeming der leeraren niet
denkende en niet anders kunnende
aannemen, of inzake de benoeming
van den heer B. was 't advies van
den Inspecteur gevolgd, ging ik
op Vrijdag 23 Aug. nadat ik 's avonds
te voren in Vlissingen was terugge
keerd na een afwezigheid van een
week, de vergadering van den ge
meenteraad gedeeltelijk bijwonen, daar
ik belang stelde in den afloop over
het voorstel in zake de splitsing van
klasse Illb. der H.B.S.
Toen ik kwam was de vergadering
al een poos begonnen. Daar ik vlak
naast een der reporters kwam te zitten
vroeg ik dezen of misschien de split
sing in kwestie al aan de orde was
geweest. „Neen" was 't antwoord, dat
gevolgd werd door de vraag, of ik
hem misschien kon inlichten over het
aanhouden der benoeming van een
der leeraren enz wat mij onmogelijk
was. Later werd mij die vraag duidelijk
toen ik las, dat de heer Staverman
had voorgesteld den heer Bartstra te
benoemen, niet alleen als leeraar aan
de Handelsschool, maar ook aan de
Hoogere Burgerschool.
Hem had het, evenals den Inspec
teur, verwonderd dat genoemde heer
B. niet aan beide inrichtingen was
voorgedragen, 't Gevolg toch zou zijn,
dat de Directeur enkel a/d H. B. S.
les zou kunnen geven.
Daarop was door den voorzitter
voorgesteld o.a. de benoeming van
den heer Bartstra voorloopig uit te
schakelen.
Terwijl ik op de (publieke) tribune
zat te luisteren kreeg de Wethouder
van Fabricage mij in 't oog, kwam
naar mij toe en vroeg mij zoo onge
veer, hoe het eigenlijk zat met de
benoeming van den heer B. 't Eenige
antwoord, dat mogelijk was luidde,
dat, zoo de splitsing van klasse III
doorging, het voorstel van B. en W.
het voor den Directeur onmogelijk
zou maken ook maar één uur les
a/d Handelsschool te geven.
Daarna is de voordracht gewijzigd
overeenkomstig het voorstel van den
heer Staverman en zonder hoofdelijke
stemming aangenomen, dusde heer
Bartstra benoemd a/d Hoogere Bu r-
gerschool en de Handelsschool.
De manier, waarop in deze zaak
door Uw college gehandeld is, is
mij steeds een raadsel geweest en is
het dat nogik moet aannemen, dat
er goede gronden waren, waarop
door U gemeend werd tegen 't ad
vies van den Inspecteur in te gaan,
maar aan den anderen kant kan ik
mij niet voorstellen, dat die opeens
vervielen, zonder dat er door U be
raadslaagd was, wat ik gerust mag
zeggen, nu ik de vergadering bij
woonde en de heele verandering
meemaakte.
Vergun mij nog dit op te merken
Indien Uw eerste voordracht was
aangenomen, dan zou daardoor, zon
der mij er in 't minst in gekend te
hebben, door Uw college ingegrepen
zijn in de inwendige aangelegenhe
den der school, want de zaak kwam
daarop neer, dat de directeur-leeraar
van beide inrichtingen niet eens vrij
was te bepalen in welke klasse(n)
door hemzelf het best, d. w. z. in 't
belang der heele school, les zou ge*
geven worden.
Het plan van B en. W., waardoor
ondergeteekende als leeraar werd uit
geschakeld aan de Handelsschool,
was niet in 't belang der school.
Waarom niet Om deze redenen
lo. Het zou een ideale toestand
zijn aan élke school, welke ook, zoo
de directeur in eike klasse les kon
geven, desnoods slechts één uur per
week, spdat hem daardoor de gele
genheid geschonken werd de leer
lingen alle, anders dan van naam en
gezicht alleen, te kennen. Het is m.
i. dan ook te betreuren, dat het mij
thans b.v. niet mogelijk is aard,
aanleg enz. der leerlingen der H. B.
S. te leeren kennen, voor zij in de
2de klasse met Engelsch beginnen.
Daar valt voorloopig niet aan te
veranderen, maar dwaas zou 't ge
weest zijn om, waar het heel goed
kon dit juist te beletten door een
voorstel als dat, hetwelk meermalen
al genoemd is
2o. Bij 't streven om voor het
einddiploma der Handelsschool ge
lijkstelling te krijgen met dat eener
gewone 5-jaiige H. B. S. of van een
Gymnasium is o. a. dit gebleken
dat door betrokken autoriteiten, wier
advies door de Regeering gevraagd
vtas, de opmerking gemaakt was,
dat gelijkstelling niet kon gegeven
worden, zoo lang het geen regel
was, dat, evenals aan H. B. S. 5 en
Gymnasium het onderwijs in de mo
derne talen aan Middelbare Handels
scholen gegeven werd door bezit
ters van de hoogste bevoegdheid, de
akte B. Hiertegen kon niets worden
ingebracht.
Het zal dus wel een dwaling mo
gen genoemd worden om aan de
Handelsschool alhier, waar op 'toogen-
blik slechts éen der leeraren in de
moderne talen die akte B bezit, juist
dezen uit te willen sluiten van het
onderwijs a/d Handelsschool en
daardoor enkel te belasten met het
onderricht aan de H. B. S waarvoor
de akte A bevoegdheid geeft.
3e. Nu, tengevolge van de reeds
verkregen rechten, het noodig is ge
worden letterkunde te onderwijzen
van het Nederlandsch en de 3 mo
derne talen (Zie Eindexamen-Regle
ment en Programma) is het onge-
wenscht en niet in het belang der
leerlingen hem, die daartoe bevoegd
is niet alleen, maar ook twaalf a
dertien jaar lang aan een 5-jarige
H. B. S. letterkunde van het Engelsch
heeft onderwezen, opzettelijk uit te
schakelen en het daardoor op te
dragen aan een niet-bevoegde, die
op dat punt bovendien geen ervaring
heeft opgedaan.
Was Uw voorstel niet in 't belang
der school, de behandeling, waar
aan ik bloot stond, was voor mij
zeer grievendik was aan de Han
delsschool, eigenlijk aan de heèle
school onmogelijk geworden, was
niet door een toeval 't gevaar afge
wend geworden.
Waaraan ik deze bejegening te
danken heb, is mij tot nu toe niet
duidelijk geworden, en toch brengt
mijn belang mee, dat ik dat weet.
Ik heb reden om aan te nemen,
dat zij niet door 't heéle College
van B. en W. bedoeld is. Waarom
Ik heb mij gewend tot den Wet
houder van Onderwijs met het ver
zoek mij te willen mededeelen,
waarom door B. en W. in deze zaak
zoo gehandeld was. Ik vernam, dat
hij van het schrijvan van 16 Juni
namens B. en W. a/d Inspecteur
onkundig was gebleven, evenals een
der andere Wethouders, en dat hij
door ongesteldheid in den tijd, die
voorafging aan de vergadering van
23 Augustus, aan de voorbereiding
van het voorstel in kwestie geen
aandeel had genomen en ook niet
in de vergadering aanwezig had
kunnen zijn.