Eerste Blad Zaterdag 14 Juni 1913 Tentoonstellingen. O 139 51e Jaargang. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. flbonnements- Rduertentiën op zeer yoordeelige uoorwaarden. FEUILLETON Brieven uit de Hofstad VLISSINGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËNvan 1 —4 regels 0.40. Voor elke "regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts /weemaal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Er zullen maar weinigen zijn, die als zij waarlijk iets bèlangstelling- wekkends bezitten, dit bezit niet gaarne te aanschouwen geven. De voldoening zijn medemenschen een genoegen te kunnen verschaffen en tegelijkertijd daarbij, hetzij direct, hetzij indirect, welverdienden lof te kunnen inoogsten, zijn de meest een voudige drijfveeren, welke hierbij in het spel zijn. Ingewikkelder worden de beweegredenen naar mate nevens het doel, louter genoegen te schen ken, nog andere oogmerken worden nagestreefd, terwijl het karakter een gansch ander wordt, wanneer een aantal belangwekkende zaken bijeen gevoegd worden, niet door toeval, doch met het duidelijk uitgesproken oogmerk voor zich zelf nut en voor deel te trekken uit het tentoonge spreide. Waar voordeel wordt beoogd of kans op verkrijging daarvan bestaat, daar treedt al spoedig het commer cieel inzicht op den voorgrond, en eenmaal op handelsterrein overge bracht is het .oorsponkelijk uitgangs punt iets gaarne anderen te aan schouwen geven om dat ge het zelf belangwekkend vindt nagenoeg geheel verdwenen, en hebben alle overwegingen voor deze berekening plaats gemaaktiets zoo belangwek kend mogelijk saam te stellen, ten einde zoo veel mogelijk medemen schen daar heen te lokkenen de commercieele, de groote tentoonstel lingen zijn geboren. Zulke groote tentoonstellingen, waaraan duizenden hebben gearbeid en die millioenen kapitaal vereischen zijn verschijnselen van den modernen tijd; zij kwamen óp gelijk met het groote wereldverkeer, dat sedert de toepassing van den stoom op de mechanische voortbeweging, de eer tijds reusachtige afstanden tot allengs kleiner en kleiner wordende afme tingen terugbracht. De eerste groote wereld-tentoonstelling, die als het ware een revolutie medebracht in de Europeesche industrie en handel is die, welke in het midden der vorige eeuw in de Fransche hoofdstad werd gehouden. Daar voor het eerst tra den de beschaafde volkeren met el kander in het vreedzaam strijdperk van industrie en kunst. Het werd als het ware de wereld-traditie, dat tel kens, na een bepaald aantal jaren de cultuur volken elkander in dit vredelievend arena ontmoetten. Aan Roman uit het leven door O. Elster (Nadruk verboden.) 57.) Ze zullen zich nu in acht nemen. Ze zijn bang voor onze karabijnen. Als die vervloekte nevel er maar niet was. Hoe laat is het? De zon moet spoedig opkomen en dan verdwijnt gelukkig ook de nevel. Zijn de paarden in veiligheid? Ja, ze staan onmiddellijk ach ter ons. Eenige zeldzame huilende klanken werden in de verte verneembaar. Ze kwamen van de Hottentotten, die el kaar toeriepen. Ademloos luisterden de ruiters met de hand aan den trekker. Een ijskoude wind streek over de vlakte, en joeg de nevelwolken voor zich uit. Aan den oostelijken hori zont werd een lichte streep zichtbaar. vankelijk toevalligerwijze terugkee- rend met een tusschenruimte van 11 jaar (1856 1867) werd later aan dit tijdstip nauwkeurig de hand ge houden (1878 1889 1900), bij hei inrichten dier wereld-tentoonstel lingen te Parijs. Wel hadden ook in andere groote steden in Europa en in de nieuwe wereld diergelijke ten toonstellingen plaats, doch wat het reusachtig bezoek en de inrichting daarvan betreft, zijn de periodieke tentoonspreidingen van al wat indu strie, kunst, menschelijk vernuit op een zeker tijdstip vermochten, in de „ville lumière", niet overtroffen ge worden. jEn zóó hield de Fransche natie aan het denkbeeldig recht vast, dat haar uitsluitend toekwam op ge noemde jaren een wereld-tentoonstel ling in te richten, dat toen keizer Wilhelm er van sprak om in 1912 te Berlijn een groote wereld-tentoon stelling te organiseeren, Frankrijk dit als een verkorting zijner rechten, erger nog, als een beleediging aan merkte. En om kwader dingen te voorkomen heeft de Duitsche keizer toen maar de wijste partij gekozen. Doch ziet 1912 is voorbijgegaan en na een halve eeuw, heeft Frankrijk, eigener beweging, met de traditie gebroken en Berlijn, noch Weenen of Londen hebben zich ge haast haar op te vatten. Wat was de oorzaak daarvan, dat zoo op een maal alle lust er af was? Deze, dat met den reusachtigen opbloei van het internationaal verkeer, ook de eertijds nog groote verschillen op allerlei gebied van kennis en kunst door de verschillende natiën, nage noeg geheel verdwenen waren. Een Fransche wereld-tentoonstelling had wonderveel van een in elk ander land, en het specifieke „nie-dage- wesene" van hetgeen men er vroeger zag, was gaandeweg nagenoeg ge heel verdwenen. Wat men daar nu zag, kon men feitelijk ook wel in het eigen land aanschouwen, zoozeer had het wereldverkeer alles tot een vrijwel zelfde niveau opgevoerd. De eigenlijke oorzakelijke kern van de reusachtige tentoonstellingen was daarmede verdwenende kosten die in de tientallen millioenen beliepen werden op stukken na niet meer goedgemaakt, en waar dus het com mercieel voordeel niet alleen geheel verdween doch in reusachtige verlie zen verkeerde, bleef de animo geheel weg. Toch zou daarmede niet het ten toonstellingswezen geheel verdwijnen; integendeel, zoo de omstandigheden het inrichten van bepaalde groote wereld-tentoonstellingen weinig raad zaam meer maakten, er bleef nog genoeg levenskracht over voor lan delijke en gewestelijke tentoonstel lingen. Immers tal van landen en ge De hemel zij dankfluisterde de onderofficier, de zon komt op. Met wonderbaarlijke snelheid breid de zich de lichte streep aan de oos telijke kim uit; op het vale schemer licht volgde snel een rooskleurig licht en na weinig minuten werd de vlakte, die nog in een lichten nevel gehuld was, met goud overgoten. Maar eer de zon de nevelwolken geheel uit elkaar had gejaagd, weer klonk op een afstand van on geveer honderd passen een woest gehuil en een groot aantal donkere gedaanten, zwaaiende met allerlei wapenen, vie len op de stelling van den kleinen, Duitschen troep aan. Drie patronen snelvuurcom mandeerde Walter. De overige patro nen sparen De karabijnen kraakten een woe dend gehuil weerklonk verschei- denen der aanvallers vielen neer de anderen verdwenen weer in het hooge gras. Langzaam vuren commandeerde Walter. Ieder zoeke zijn man De Hottentotten kropen terug eenige oogenblikken later sprongen ze op en liepen ze haastig weg. Toen westen herbergen en produceeren nog zulke belangwekkende zaken, dat de aanschouwing door daarbij betrokkenen en niet direct betrokke nen het bezoeken dier tentoonstel lingen ten volle loonten zoo zien wij in de meeste cultuur-staten op nieuw het tentoonstellingswezen tot bloei geraken, doch dan meer met een nationaal en minder internatio naal karakter. Ook ons land heeft déze evolutie op het tentoonstellings-gebied mede gemaakt, zij het ook in verkleinde mate; de enkele wereld-tentoonstel lingen in de hoofdstad des lands zijn in finantieel oogpunt een groote mislukking geweest; zij zou het ook nu zijn, indien ter gelegenheid onzer onafhankelijkheidsfeesten zulk een groote tentoonstelling werd ingericht, immers de landzaat alleen kan met zijn bezoek zulk een tentoonstelling niet ioonend maken, en de buitenlanders komen wel gaarne te onzent, doch niet om er zaken te zien, die zij juist zoo goed of wellicht nog beter te hunnent aanschouwen kunnen. Waar bovendien éen groote lande lijke tentoonstelling grootere bezwa ren medebrengt van inrichting en wat het bezoeken betreft voor zooveel mogelijk onzer landgenooten dan verschillende kleinere, daar dunkt ons het houden van een groot aan tal gewestelijke tentoonstellingen nog zoo kwaad niet gezien. In dezen zomer en dit najaar nu zullen er over heel ons land eenige tientallen gehouden worden, waarbij ook een teestelijk karakter niet ontbreken zal. Elk gewest is daarbij stsgewezen op het tentoonstellen van hetgeen als het ware het meest eigenaardige van zijn zeden en gebruiken uitmaakt, en zoo zullen wij in het midden der volgende maand ook in onze gewes telijke hoofdstad, de tentoonstelling van Zeeuwsche kleederdrachten en volksgebruiken zien geopend worden. Inmiddels, gelijk het bekende ge zegde luidt, wanneer twee menschen hetzelfde doen, is het daarom nog niet immer hetzelfde. Zoo ergens, dan wordt de waarheid dezer woor den bevestigd ten opzichte van ten- toonstellings-bezoek. De een zal daar geheel iets anders meenen te zien, dan de ander, gene komt louter voor vermaak, deze weder uitsluitend om zijn kennis te vermeerderen, een ander weder om weer andere beweegrede nen. Maar allen dienen voorzien te zijn van een oogen-paar, dat terdege den kost moet gegeven worden en den kost ook verteren kan. Want daarop komt het aan zijn geest te verrijken, het tentoonstellingsbezoek vrucht te doen dragen. Al te veel zijn, vooral in de laatste jaren, de tentoonstel- lings-terreinen het karakter van schier louter vermakelijkheden gaan aanne kraakten de karabijnen nogmaals en deden verscheiden vijanden neertui melen. Ziezoo, die aanval is gelukkig afgeslagen, zei Wal tér en haalde ver ruimd adem. A4aar we moeten op onze hoede wezen, de strijd is nog niet uit. Een nog luider gehuil dan dat van straks belette hem meer te zeggen. Thans kwam van een anderen kant een hoop vijanden aanstormen. Snelvuur Het goed berekende snelvuur der re- peteer-karabijnen deed ook dezen keer zijn plicht en brak de kracht van den aanval. Doch thans trokken de Hottentotten zich niet weer terug, maar bleven op ongeveer vijftig passen van de stelling der Duitschers liggen en deden daar een regen van speren en pijlen op neerdalen. Ook vielen er eenige scho ten. Maar de ruiters waren goed ge dekt door de steenen, die een soort van ringmuur vormden, zoodat de speren en de kogels der Hottentotten geen uitwerking hadden. Nog eenmaal beproefden dezen het met een aanval, die echter wederom men- Zelfs het kermis-karakter is aan vele dezer inrichtingen niet geheel vreemd meer. Een tentoonstelling mag echter ook tot amusement strekken, maar zij blijve gescheiden van wat haar aard voor goed bederven zou. En door dit reeds al te veel uit het oog te hebben verloren, is het ten toonstellingswezen, tot schade van hoogere volksbelangen, naar een lager niveau teruggegaan, dan waar het rechtens aanspraak op kan maken. 4 Zoo zijn wij dan genaderd tot de groote verkiezingen, die voor een wijle heel het land, dus ook de re sidentie, in rep en roer zetten. Nu is er veel voor noodig, onze veste in rep en roer te zetten. Maar de ver- kiezings-hartstochten hebben kans ge zien, dat te doen, wat aan een andere gebeurtenis onmogelijk is, namelijk de gemoederen in beweging te bren gen en wel op een dusdanige wijze, dat er haast geen houden meer aan is. Het is, in tegenstelling met een viertal jaren geleden, een vechtpartij, in figuurlijke beteekenis, die lang niet mal is en de diverse politieke rich tingen zijn danig in de weer elkander het leven zoo zuur mogelijk te maken. Ons gemeenteraadslid, de heer Wes- seling, men zou hem katholiek-so cialist kunnen noemen, heeft aan den lijve den strijd gevoeld en ik geloof wel, dat de heer Wesseling kan zeg gen, dat hij de verkiezingscampagne van 1913 heeft „meegemaakt". Het vechtpartijtje, dat onze edelachtbare in de Zaanstreek heeft gehad, zal den lezers wel bekend zijn. En ik zal dan ook niet in herhalingen vallen, door de geschiedenis die in schier alle couranten heeft gestaan, nog eens van voren af op te halen, maar dat de heer Wesseling op een alles behalve zachtaardige wijze de zaal, nog wel door hem zelf, of door de zijnen ge huurd, is uitgezet, en liefst nog wel door een agent van politie, daar ge meente-veldwachter genoemd, is voor dezen propagandist een koopje, dat .hem waarschijnlijk zijn leven lang wel heugen zal. Nu kan de heer Wesse ling, een collega van uwen briefschrij ver, zich nog al eens driftig maken, en gaat hij er spoedig toe over, iemand belachelijk te maken, zooals ik mij herinner, dat hij het een paar jaren terug een Delftsch gemeenteraadslid deed, maar dan komt het nog niet te pas, dat men hem als het ware aan raadt, zooals men thans ongetwijfeld wel gedaan zal hebben, anders zal hij, evenmin als ieder ander zijn han den uitsteken. Doch hoe het ook zij, onze stadgenoot heeft het in de Zaan streek ervaren, dat het heusch niet allemaal rozengeur en maneschijn is door het snelvuur werd afgeslagen. Daarop trokken de vijanden zich weer in de steppe terug, maar gaven nog eenige schoten op de Duitschers af. Blijf in dekking,uilenant, riep de onderofficier, toen Walter zich op richtte om de vluchtenden gade te slaan. Die bruine schurken schieten tamelijk zeker. Verscheiden schoten kraakten, toen Walter met een deel van zijn iichaam boven de borstwering kwam met een kreet deinsde hij achteruit, liet de karabijn vallen en sloeg beide handen voor 't gezicht. O, u bent getroffen, luitenant riep de onderofficier. Mijn oog! antwoordde Walter. Maar bekommert jullie niet om mij geeft den schurken nog een salvo Door razende pijn gefolterd viel hij op de knieën, de onderofficier ondersteunde hem en keek verschrikt in het door bloed overstroomde ge zicht van den officier. Laat mij eens kijken, luitenant 1 Mijn linkeroog is getroffen, jam merde Walter. Het brand als een gloei ende kool.... water.... en bewusteloos viel hij in de armen van den onder in de politiek. Nu is de heer Wesse ling een man, die zich heusch niet gauw uit het veld iaat slaan en des noods de volgende week weer op dezelfde plaats terug komt, om zijn rede, die hij thans niet heeft kunnen houden, voort te zetten. En ik twijfel dan ook niet, of de heer Wesseling zal, mogelijk feller dan voorheen, zich op de politiek werpen, maar dan zal het hem toch een les zijn, om in den vervolge zich niet meer te laten mee slepen door zijn hartstochten. Zeker is het, dat het weinig heeft gescheeld, of hij was met de justitie in aanraking gekomen. Doch ter zake. De verkiezingsharts tochten hebben dan gedaan gekregen, wat aan niets bijna gelukt, de men schen. en thans niet alleen de mannen, maar ook de vrouwen, zijn een en al strijdlust en vliegen elkaar met woor den en geschriften danig in het haar. En in het eerste district is men al bijzonder aan het werk elkaar de zege te betwisten en men kan er van op aan, dat het den dag der stem mingen, en dien der herstemmingen nog feller zal toegaan. De sociaal- democralen op den uitslag waarschijn lijk niet al te gerust, loopen het heele district als het ware huis aan huis af, om bij de eerste stemming zoo veel mogelijk troepen in het vuur te brengen, teneinde den heer Ter Laan zoo het maar eenigszins mogelijk is, ineens in de Kamer te brengen. Want zij voelen het wel, dat als het ongeluk, of het geluk, zooals men het wil op vatten, het wil, dat de roode candi- daat, evenals voor, ik meen voor vier iaar aan de herstemming, moet deel nemen, en dan nog wel met den vrijzinnig democraat, den heer Deen, de strijd voor hen nog zwaarder, om niet te zeggen, netelig wordt. Want het feit, dat de heer Deen een in den Haag I zeer geziene persoonlijk heid is, baart den Rooden broeders veel zorg. Niet dat zij den strijd met den heer Ter Laan als candidaat niet aandurven, neen, dat niet, want eerlijk gezegd, is de heer Ter Laan al is hij doordat hij nu eenmaal niet die mid delen bezit als de filantrophische heer Deen, niet in staat dat te doen wat laatstgenoemde gedaan heeft en nog doet voor de lijdende Haagsche menschheid, even gezien. En waar wij hier komen te staan voor het feit. dat beide heeren een zeer goed klin kenden naam hebben in onze stad en ook daarbuiten, daar kon het wél eens gebeuren, dat de rechtsche can didaat, die niet zuik een bekendheid heeft, komt af te vallen, en er her stemming moet plaats hebben tusschen de twee linksche heeren. Dan zullen natuurlijk de rechtsche kiezers als éen man op den heer Deen gaan stemmen, en legt de heer Ter Laan het lootje. De kunst is dus voor de sociaal officier. HOOFDSTUK XIX. Mary lag snikkend aan de voeten van haar vader en hield krampachtig zijn handen omklemd. Vergeef mij, vader! je hebt lichtzinning, je hebt slecht gehandeld, Mary, sprak Hilde- brandt op ernstige», doch niet drifti- gen toon, toen je mij verliet om een droombeeld na te jagen. Maar ter wille van de groote liefde, die Brun- hilde jou en ons allen bewezen heeft wil ik je vergeven en je weer bij mij nemen, jij bent immers ook niet de eenige schuldige, ook ik heb deel aan jouw schuld. Jij bent immers mijn dochter, en wat jou tot de ver keerde daad heeft gedreven, is een erfenis van mijn bloed O, vader! Sta op, kind. Ga naast mij zit ten. En ween nu niet meer. Wat ge beurd is, is gebeurd. Wij woeten dat trachten te verdragen. (Wordt vervelgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1913 | | pagina 1