3 Mei Eerste Blad Zaterdag Oil aifBimef beslaat uit 2 bladen JSo. 104 51e Jaargang. 1913. GEMEENTEBESTUUR R E1Z E N7~ FEUILLETON Brieven uit de Hofstad VLISSINGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTIËN van 1—4 regels 0.40. Voor elke regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. Abonnements- Aduertentiën op zeer uoordeelige voorwaarden. VERKIEZINGEN. De Burgemeester van Vlissingen gelet op artikel 33, al. 2 der kieswet brengt ter openbare kennis dat de met redenen omkleede beslis sing van het Gemeentebestuur op een ingekomen verzoek om verbetering van de kiezerslijst in haar geheel op de Secretarie der Gemeente voor een ieder ter inzage is nedergelegden in afschrift, tegen betaling der kosten, verkrijg baar is. Vlissingen, 3 Mei 1913. De Burgemeester voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. Nog eenigen tijd en voor velen breekt het seizoen aan waarin zij zich gereed maken om huis en haard voor een wijle te verlaten en naar vreemde landen te trekken. Dan begint de drukke tijd van inpakken en zich reisvaardig maken, de drukke tijd ook voor de tallooze maatschappijen die het personen-vervoer in binnen- en buitenland onderhouden, de tijd dat hotels en pensions overvol ge raken, de tijd dat bekenden elkander niet ontmoeten kunnen zonder de vraag te stellen, waar gaat ge heen Het is een vooral in de laatste jaren zulk inheemsch gebruik gewor den, een deel van den zomertijd aan „Ausflüge" te besteden, dat menig een die, door welke omstandigheid ook, daaraan niet of weinig mede doet, het gevoel bekruipt als of hij zich zelf te kort gedaan ziet, als of hij eigenlijk niet weet „hoe het hoort". Ons vorige geslacht wist van die meer of minder omvangrijke „uitstap jes", die zich vaak tot landen in een of anderen uithoek van ons wereld deel, vaak ook zelfs naar een geheel ander werelddeel uitstrekken, maar weinig. Men ging niet naar b. v. Amerika, om zich maar eens te ver zetten; niet naar de noordkust van Afrika, louter voor het genoegen te Caïro of te Tanger een kameelritje te ondernemen, nien besteeg niet de Noorsche gletschers, dan voor weten schappelijke doeleinden of zakte de Wolga af, als ware men een Rus sische riviervlot-bewoner. Wie toen ter dage een „well-to- ao-man" was, die met en de zijnen in welstand kon leven, ging, zoo hij als groot-stedeling geen „buiten" be Roman uit het leven door O. Elster 22.) (Nadruk verboden.) Lieve hemel, juffrouwfluis terde ze, wat ziet mevrouw bleek 1 Gaat u toch ons kijken... om 's he mels wil, ze is dood Brunhilde snelde naar het bed en viel er met een kreet van schrik voor neer. Haar tante was zacht ingesluimerd om nooit meer te ontwaken. HOOFDSTUK VIII. De begrafenis van mevrouw Hilde- brandt had met veel pracht en praal jm onder groote belangstelling plaats. De handelsraad scheen niet genoeg te kunnen doen om de overledene eeren en uiting aan zijn smart te Seven. Hij alleen leidde de begrafe nis plechtighedenhij ontving de bloedverwanten en de vele anderen, "'e kwamen om van hun belangstel- zat, in den zomertijd wel eens voor eenige weken met het gezin naar een ander landelijk gewest, ging zelfs ook wel eens de landpalen over, naar een kleine Duitsche badplaats, dicht bij de Hollandsche grens altijd. Wie het minder „voegde", trok op zomersche dagen de wandelschoenen aan, nam een zak met proviand mede, en liet zich gaan waarheen de vrije natuur hem lokte. En de welgestelde, zoo goed als de minder met aardsche goederen bedeelde, zij genoten van hun reisje, genoten te meer naar mate men regelrecht op het zuiver genieten en niet op allerlei buitensporigs, wat het rechte genot van reizen vergalt, het oog gevestigd hield. Dat alles is sedert lang geheel ver anderd trein, automobiel, stoomschip en fiets, zijn de vervoermiddelen ge worden, die u in weinig uren daar brenge'n, waar eertijds dagen mede gemoeid waren. Hoe verder van huis luidt rhans het parool, hoe interessan ter, hoe mooier het alles is. Het eene jaar is het hiefhgen, dan is het daar heen, mits er maar eerst eenige dagen rijdens in sneltrein of auto of dagen varens in de geriefelijkste turbine stoomschepen tusschen hen en het vaderland liggen. Eerst wanneer de taal een gansch andere is dan de hunne, de zeden aan de eigene geheel vreemd zijn, begint voor de meesten dier reis-maniakken pas het rechte genoegen. Dan, bij hun thuiskomst, weten zij u veelal weinig anders te vertellen, dan hoe vreemd, hoe on gewoon en hoe „nie-dagewesen", dat velerlei is, wat zij zagen, en wat gij tot schade van uw wereldkennis niet zaagt. Slechts hoogst zelden ontmoet ge onder die reizigers maar enkelen, die behalve wat zij zagen, het geziene ook begrepen hebben. Het hoe en het waarom van al het exotische, wat zij op hun reis tegenkwamen, het wer kelijke wezen van land en luiden in den vreemde, het is den meesten een gesloten boek gebleven, hoe ook hun koffers mogen volgeplakt zijn met de etiketten van de grootste hotels in de oude en de nieuwe wereld, waar zij verblijf hielden. Want waar het bij het reizen in de eerste, zoo niet in de eenige plaats op aankomt, is te reizen met den geest, met het klare inzicht, dat ken nis en ervaring, voorbereiding en ontvankelijkheid, een koel hoofd en een warm gemoed, slechts geven kan. Wat baat het dan velen, zoo zij niet verder komen in het aanschouwen en in zich opnemen van 's werelds ca leidoscoop, dan het begrip strekt van hun hotelgids of de laatste uitgave van hun Baedekerzoo zij slechts waarnemen, wat hen aangewezen wordt, slechts begrijpen kunnen wat hun wordt voorgezegdhoe gemak kelijker ware het dan niet thuis te ling te doen blijken hij drukte ieder een zwijgend de hand, terwijl zijn oogen zich met tranen vulden en zijn gezicht zich in droeve rimpels plooi de, of hij wilde zeggen: vergeef me, dat ik mijn dank voor je komst niet in woorden kan uitdrukken kort om, hij was overalhij bezorgde al les hij bepaalde alles en wees zelfs het aanbod van zijn zoon om hem te helpen tamelijk barsch af. Walter voelde zich gekrenkt en hield zich op den achtergrondhij vond het niet goed van zijn vader, te doen, alsof hij alleen bedroefd was en treurdehij, de zoon der overledene, had zeker evenveel, zoo niet nog meer verloren dan zijn va der, wiens verhouding tot zijn echt genoot immers zeer koel en con ventioneel was geweest. In elk geval had in de laatste jaren de zoon veel dichter bij zijn moeder gestaan dan de man bij zijn echtgenoote. Maar Walter droeg nog een ander leed dan dat, hetwelk het overlijden van zijn moeder hem veroorzaakte. Hij had niet alleen zijn moeder verloren, maar ook de hoop op een geluk, waar naar zijn hart sinds den dag, waarop hij blijven en zich de reis uit Baedeker en reisboek voor te laten lezen. Waarlijk het percentage der zomer- reizigers is niet gering te stellen, dat ge den heeleiuwinter daarna over hun groote reizen hoort praten, zoo onper soonlijk en weinig doordrongen van hetgeen zij zagen en ondervonden, dat het eerste het beste handboek van een dieper inzicht getuigt, dan het hunne ooit zal worden. Want reizen is een der moeilijkste, maar tevens een der voor zijn beoefenaars dank baarste kunsten. Het eischt een onbevangen geest, die al hetgeen buiten de gewoonte sfeer ligt, gul aanvaarden kan zonder vooroordeelmaar ook een critisch inzicht, dat het oppervlakkig aantrek kelijke, in den vreemde ontwaard, niet aanstonds klakkeloos de voorkeur geeft boven hetgeen in eigen land te vinden is. Niets misstaat den land genoot meer, dan hem bij zijn thuis komst de loftrompet te hooren steken over velerlei voortreffelijks ginds, ten koste van wat hem hier tot dusver nog zoo kwaad niet leek; waarbij vergeten wordt dat met gevulden buidel te reizen door steden en stre ken, nog heel iets anders is, dan er te wonen en er de zorgen en den bestaansstrijd van den landzaat te moe ten medemaken. Dan zou ongetwijfeld veel van al dat z. g. voortreffelijks in den vreemde in een gansch ander licht komen te staanen zij die nu zoo prat gaan op hetgeen het buiten land volgens hen voorheeft op het eigen vaderland, zouden weieens de eersten kunnen zijn om het land den rug toe te keeren, zoo zij er in stede van luxieus doorheen te reizen, er moesten wonen en hun brood ver dienen. Daar is een schok gevaren in Den Haag, dat toch zoo langzamerhand aan alles gewoon geraakt is. De schrikkelijke geschiedenis van den moord op het 19 jarige meisje in de Van Merlestraat heeft een rilling van ontzetting doen gaan door al wat Hagenaar is. Ik behoef u niet meer te schilderen het drama dat zich daar heeft afge speeld. Het is u reeds bekend uit de dagbladen. Trouwensik zou u niets nieuws kunnen vertellen. De couranten, wetend dat dergelijke „gruwel"berichten met graagte gelezen, zelfs verslonden worden, hebben u 't relaas reeds haarfijn opgenoemd. Daar is dan ook over deze zaak gesproken, op een wijze, met een deelneming als ik mij niet herinner, dat er ooit over een moordzaak van den laatsten tijd gesproken is. En, de eer is al bijzonder twijfelachtig, om nog niet eens te zeggen afschuwelijk, met Brunhilde kennis maakte, had gesmacht. Deze dubbele smart deed hem nog stiller en droetgeestiger schijnen dan anders wel het geval geweest zou zijn en deed hem van de eenzaamheid houden, waartoe de opzettelijke werkzaamheid van zijn vader hem veroordeelde. Mary daarentegen kon haar vader geen hulp verleenen. Op haar leven dige manier gaf zij zich met de haar eigen overdrijving van alle gevoelens aan haar smart over. Daar ze aller minst aan zulk een dichtbijzijnde cata strophe had gedacht, scheen thans haar smart, waarmee ze trouwens wat veel te koop liep, des te dieper ge voeld te zijn. De last, om in deze dagen van rouw voord» huishouding te zorgen, de gasten te ontvangen en te ontha len rustte geheel en al op Brunhilde, die zich met de haar eigen kalmte en waardigheid aan deze taak wijdde. Wel gevoelde ze groote droefheid over het verlies der vrouw, die in haar laatste uren voor haar nog een moederlijke vriendin was geworden wel beefde haar hart, als haar oog toevallig den ernstigen, droeven blik de residentie is in de laatste paar jaren al dikwijls getuige geweest van bloedige geschiedenissen. En de enorme belangstelling en deelneming heeft zich dan ook on omwonden geuit bij de ter aardebe- stelling van het slachtoffer. Gerust kan gezegd worden, dat duizenden menschen op de been waren. En al- lerwege ontblootte men het hoofd en werden, toen de stoet, de treurige triestige stoet, in aantocht was, de gordijnen neergelaten. Maar .toch, die belangstelling, was zij niet hinderlijk, niet stootend, ook al meende men het goed Zelfs op 't kerkhof had men moeite door de groote menigte belangstel lenden heen te komen. En dit is volgens mijn bescheiden opinie toch werkelijk onverantwoordelijk. Is het nu zoo onmogelijk voor die gelegen heden, die, hopen wij, zeer zeld zaam zullen zijn, den doodenakker af te zetten Is het nu zoo onmogelijk er dan geen menschen op te laten Laat ik eerlijk zeggen, dat 't thans niet alleen nieuwsgierigheid was, wel ke de talrijke schare naar 't kerkhof trok. Neen, 't was onverdeelde be langstelling. En menige vrouw snikte als een kind en in 't oog van menigen man blonk een traan. Nog is de tragedie niet geëindigd. Nog staat een bedrijf van dit groote treurspel afgespeeld te worden. De rampzalige dader van dezen moord moet terecht staan en helaas in 't openbaar. Onze wet schrijft ons eenmaal voor, dat rechtzaken, behalve een bepaalde categorie, die met „gesloten deuren" behandeld moeten worden, in 't open baar moeten worden behandeld. En dat heeft werkelijk zijn goede zijde. Doch zou, en dat is een tweede vraag, die echter diepgaander is dan de eerste, de wet niet zoodanig ge wijzigd kunnen worden, dat dergelijke processen, die dan toch, men vergeve mij de uitdrukking „sensatie-wekkend" zijn, in gesloten zitting voorkomen Moordzaken trekken steeds de be langstelling en vooral van dames, die altijd verzot zijn geweest op die za ken, die nu eenmaal 't treurigst zijn, verdringen elkaar om een plaatsje op de publieke tribunes. Ook heb ik zelf bijgewoond, dat een vertegen woordigster van het „zwakke" ge slacht, een tientje bood voor een plaats. Nu ben ik over het algemeen niet te vinden voor wetten hiervoor en wetten daarvoor, maar in een ge val als dit, vind ik iedere „open baarheid" een onding. Dat juristen toegang hebben tot de rechtzaal, welke zaak er ook be handeld wordt, kijk, dat is zeer goed, Die leeren altijd en door alles. Maar dat het publiek en dan vooral het publiek, dat op dergelijke dingen van Walter opving, als ze aan de laatste woorden en wenschen der overledene dacht, maar zij vervulde haar plichten kalm en bedaard. Haar trots verbood haar, aan de wereld en aan haar beminde haar droefheid en haar verdriet te toonen. En zoo kwam het, dat Walter haar koel en harteloos vond en zich hoe langer hoe meer van haar terugtrok. Wie had hem ook de waarheid moeten zeggen? Wie hem mededee- len, welke wenschen het hart van zijn moeder nog in de laatste oogen- blikken had gekoesterd, welke beken tenis de moederlijke lippen aan Brun hilde ontlokten De mond der over ledene was voor altijd verstomd haar moederlijk zorgend hart had opgehouden te kloppen, de bekente nis van Brunhilde was het geheim van een graf geworden, waarin het voor altijd scheen te zijn besloten. Alleen de handelsraad erkende met bewondering en dankbaarheid, wat Brunhilde gedurende deze dagen van rouw deed. Hij wendde zich slechts tot haar, wanneer hij bij het arran geeren der rouwplechtigheden of bij de verzorging der gasten den eenen verzot is, er met den neus moet bijzijn, dat wil er bij mij niet in. Zaken, waarvoor 't goed is, belang stelling aan den dag te leggen, daar voor ontbreekt ten eenermale die be langstelling, doch die dingen, die be ter niet aan de groote klok gehangen kunnen worden, die zoekt men op. Dat is, vooral bij de vrouwelijke menschheid, zoo geweest door de tijden heen. En met de practijk voor oogen, kan dunkt mij, de wet gever zonder eenig bezwaar ingrijpen. Men moppert dan wel den eersten tijd, maar spoedig zal men er zich bij neerleggen, omdat men dan weet, dat er niets aan te doen is V 3» Zoo heeft dan de zomer zijn intrede gedaan en wel plotseling en lang niet misniet frisch zou ik haast zeggen. Want 't was wel wat te bar. En de menschen, die in Scheveningen hun bestaan hebben, die nog een week tevoren in 't winterpak waren, zijn plotseling ontwaakt en maakten zoo vlug het kon, alles gereed, om zoo spoedig mogelijk de gasten, de „logées", zooals zij 't noemen, te kunnen ontvangen. Daar was, waren de café's en hö- tels in orde geweest, een aardig ka pitaal te verdienen geweest. Trou wens toch is er een aardig duitje blijven hangen. De trams brachten massa's men schen aan en enkele zaken, die een nood-inrichting hadden gemaakt, zijn er wel bij gevaren. De dorstigen wa ren niet te lesschen. Hoe heel anders stond daar te genover de Hemelvaartsdag. De re gen druilde gestadig neer, de men schen hebben de winterkleeding weer aangedaan. 't Ongelukkigste trof 't zeer zeker wel de openlucht-bijeenkomst, die bij Duindigt gehouden werd, het is daar nu toch juist niet een van de stilste plekjes in den Haag, en nu was 't er al bijzonder winderig. Ech ter 's middags klaarde het eenigszins op, regende het althans niet meer. Doch het ware waslhet niet. Toch zijn er dien dag een res pectabelen hoeveelheid menschen in onze residentie geweest en ware het weder wat meer geweest als de vorige dagen, dan voorzeker, zou 't bezoek enorm geweest zijn. Nu hebben, en dat is best te begrijpen, heel wat zaken in meerdere of mindere mate schade geleden. Men rekende vast op warm, mooi weer, voor zoover men ten minste in ons heerlijk, Hollandsch klimaat op mooi, bestendig weer re kenen kan. En men heeft ingeslagen naar gelang men dacht bezoek te krijgen, met dat warme weer en heel wat zaken zijn met „de bullen" blij ven zitten. De kattekroegen, die 't in de zo- of anderen raad noodig had hij leg de alles vol vertrouwen in haar han den en verlangde van de dienstboden, dat ze haar zouden gehoorzamen, alsof zij de vrouw des huizes was. Bij de drukte der eerste dagen zag Brunhilde in deze manier van han delen geen onrecht tegenover de kin deren der overledene zij geloofde niet meer dan haar plicht te doen, wanneer ze haar oom trouw ter zijde stond. Maar de oogen van anderen zagen scherper dan haar eigen. Op het verdrietige gezicht van juffrouw Ritter kwam soms een eenigszins spottende glimlach en het bleeke gelaat van Walter werd nog somber der dan anders, wanneer hij zag, hoe zijn vader Brunhilde voortrok en haar bij alle kwesties, welke de begrafenis en de huishouding betrof fen, om raad vroeg. Eindelijk was de begrafenis voor bij de overledene rustte in haar graf, dat door de zorgen van den handels raad prachtig versierd was en waar voor hij bij een der eerste beeldhou wers een kostbaar monument had besteld. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1913 | | pagina 1