Eerste Blad Zaterdag 26 April Pil summer bestaat iili 2 bladen No. 99 51e Jaargang. 1913 WELDADIGHEID. GEMEENTEBESTUUR FEUILLETON Brieven uit de Hofstad VLISSINGSCHE COURAINT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËNvan 1—4 regels 0.40. Voor elke regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweern aal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER ÏO. flbonnements- Aduertentiën op zeer uoordeelige uooriuaarden. MILITIE. Eerste zitting van den militieraad. De Burgemeester der gemeente Vlissingen brengt bij deze het navol gende ter openbare' kennis. In de eerste zitting van den Militieraad wordt in het algemeen uitspraak ge daan omtrenta. vrijstelling van den dienst wegens eigen vrijwilligen dienst en wegens broederdienstb. uitslui ting van den dienst. Voor zooveel betreft vrijstelling van den dienst wegens aanwezigheid van in hetzelfde jaar geboren broeders, doet de Militieraad eerst uitspraak in zijn tweede zitting, welke later zal worden bekend gemaakt. De inge schrevenen dezer Gemeente voor de lichting van het volgend jaar, die vrijstelling wegens eigen vrijwilligen dienst of wegens broederdienst hebben aangevraagd, zullen in de gelegenheid worden gesteld desgewenscht die aan vrage toe te lichten of te doen toe lichten en vervolgens de uitspraak hieromtrent van den Militieraad te vernemen op Dinsdag, den 29 April e.k., te uur namiddags te Middel burg in het gymnastieklokaal óp de Groenmarkt. De uitspraak zal voorts door ondergeteekende schriftelijk ter kennis worden gebracht van den in geschrevene, die aanvrage om vrij stelling deed. De aandacht wordt nog gevestigd op onderstaande bepalingen Tegen de uitspraak van den Militieraad om trent vrijstelling of uitsluiting kan binnen tien dagen, te rekenen van den dag, waarop die uitspraak is geschied, bij Gedeputeerde Staten der Provincie, behalve door den Militiecommissaris, bezwaar worden ingebracht1 o. door den ingeschrevene, -wien de uitspraak geldt, of door zijn vader, moeder, voogd of curator 2o. door elk der overige voor de gemeente ingeschre venen of door zijn vader, moeder, voogd of curator. Hij of zij, die be zwaren inbrengt, levert het daartoe strekkend verzoekschrift, dat behoor lijk met redenen omkleed moet zijn, in ter Secretarie dezer gemeente. Van de inlevering wordt een bewijs van ontvangst uitgereikt. Bezwaarschriften, ingericht of niet ingeleverd op de hier boven aangegeven wijze, kunnen geen gevolg hebben. Voor zoover omtrent een en ander nadere inlichtingen worden gewenscht, vervoege men zich ter gemeente-se cretarie, Bureau Militie; op een werk Roman uit het levèn door O. Elster 17) (Nadruk verboden.) Toen mevrouw eenigen tijd later het bewustzijn terugkreeg, verlangde K dringend naar u, juffrouw Walter- 'ing. Daarna werd ze weer bewuste loos. Daar hebben we dus de oor zaak van dezen aanval, zei de dokter. Het schijnt mij toe, dat meneer de handelsraad niet voorzichtig gehan deld heeft, toen hij zijn echtgenoote aanleiding gaf om zoo opgewonden te worden. Nu, juffrouw Brunhilde, u weet, hoe er gehandeld moet worden, onvoorwaardelijk rust ijsomsla- &en op het hoofd zoo noodig ook °P het hart dan alle twee uur tien van deze droppels. Mochten er weer krampen komen, dan moeten we kras ser maatregelen nemen. Maar ik hoop, dat het niet noodig zal zijn, want als e krampen terugkomen, sta ik voor dag, tusschen 9 uur vm. en 5 uur namiddags. Vlissingen, 25 April 1913. De Burgemeester voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. Indien ge weten wilt op welke trap van beschaving een volk staat, dan is er geen beter middel daartoe, dan het gade te slaan in de wijze waarop het getuigt van zachtere aan doeningen. Met toomlooze dapper heid in den oorlog, met het volbren gen van daden van bravoure en hel denfeiten, staat de eigenlijke bescha ving van een volk maar in zeer ver wijderd verband. De impuls waarvan bij dergelijke feiten blijk gegeven wordt, is veel meer terug te voeren tot de sterke bestaansdriften, die het leven van volken en individuen be- heerschen, dan dat deze een kenmerk zou zijn, dier mildere cultuurvormen, welke wij zijn overeengekomen uitin gen van beschaving te noemen. Zoo het eene als het ware den sterken onderbouw van het huis uitmaakt, ongetwijfeld noodig om het gebouw te kunnen torschen, naar een schoonen opbouw en de afwerking keuren wij den schoonheidszin en de bescha ving van de bouwer en zijn tijd- genooten. „Zeg mij hoe gij weldadigheid be oefent, en ik zal u zeggen, wie gij zijt" zou met eenige wijziging van het bekende gezegde, tot een even juiste waarheid te varieeren zijn. Want naar mate een volk in beschaving toeneemt, zal ook, als zoovele andere uitingen van zijn gemoedsleven, de weldadigheidszin zich op een hooger trap van volmaking uiten. Er zullen altijd menschen zijn die nimmer iets kunnen doen zonder er vergelding voor te eischen, nimmer iets kunnen geven, zonder er iets voor terug te krijgenniemand zal dezulken om die eigenschappen benijden, daar zij blijk geven zich niet boven kleine hebzucht te kun nen verheffen. Zeker, „voor wat, hoort wat"dat is de eerlijke uiting van wat noodig is om het evenwicht in de onderlinge verhoudingen te bewa ren. Maar er zijn ook omstandighe den, waarin het niet misstaat van dien regel af te wijken, waarin het zelfs misstaan zou er aan vast te houden. Dat zijn de omstandigheden wanneer terwille van lijdendfn, van nooddruf- tigen een beroep op de offervaardig heid gedaan wordt van hen, die iets te missen hebben, maar die van dat iets niet afstand willen doen, zonder er wat voor terug te krijgen. Niet in den vorm eener innerlijke voldoening, deze toch is het niet genoeg. Maar zij willen zoo al niet iets tast niets in. Ik laat de verpleging van de zieke nu aan u over, juffrouw Brun hilde. Juffrouw Ritter, een vrouw van veel ervaring, kan u daarbij behulp zaam zijn. Behalve zij mag er nie mand in de ziekenkamer, ook de kin deren niet en meneer dé handels- raad het allerminst 1 Elke gemoeds beweging in dezen toestand kan doo- delijk zijn. Ik zal met meneer Hilde- brandt spreken. Daar ik hier naast woon, kan ik elk oogenblik komen. Nadat hij dit gezegd had, ging de dokter heen. Brunhilde nam haar plaats aan 't ziekbed in, terwijl juffrouw Ritter zon der gedruisch te maken af en aan liep om de kamer op te ruimen, die door de laatste gebeurtenissen in wanorde was geraakt. Juffrouw Ritter was een stille, een voudige vrouw, die betere omstan digheden had gekend. Haar man was een ambtenaar geweest, die, niet zon der eigen schuld, in financiëele moei lijkheden geraakt, zich aan verduis teringen schuldig had gemaakt en daarom, tot verscheiden jaren gevan genisstrafwas veroordeeld. Zijn vrouw stond toen met twee minderjarige kin baars terug hebben voor wat zij ge ven, ten minste toch iets „hebben" voor hun opofferingen, hoe gering deze ook vaak zijn. Uit deze zucht naar het doen samengaan van'twee geheel afzonderlijke eigenschappen, die niet bij elkander behooren, is iets tweeslachtig ontstaan, dat wij welda digheidsfeesten noemen. Wij willen niet geacht worden, ook maar in het geringste, den weldadig heidszin onzer medeburgers, op welke wijze, ook beperkt te zien. Integen deel, zelden is er iets in de wereld wat beide partijen zoo ten goede ko men kanhem die de weldaad ont vangt en hem die haar doet. Voor den eerste moge er zegen uit voort vloeien, den tweede strekt zij tot eer. Doch er is iets wrangs, iets stuitends bijna in, wanneer wij zien, dat er zoo menigmaal geen beroep op de offervaardigheid, zelfs ten bate van de meest behoeftigen, gedaan kan worden, zonder dat, ook daarbij, doch averechts het „voor wat, hoort wat" in praktijk gebracht wordt. En vooral in de groote steden is bepaald ondoenlijk geworden eenig bedrag van belang, voor nog zulk een zuiver weidadigheidsdoel bijeen te brengen, zonder de bijeenbrengers op allerlei te onthalen, dat hen voor hun wel- dadigheidsbetoon loont. Daar worden dan op groote schaal liefdadigheidsconcerten, fancy-fairs, feestelijkheden van allerlei aard ge organiseerd, die om te slagen een feestelijk karakter moeten hebben, terwijl toch de rechte feeststemming in lijnrechte tegenspraak is met de reden waarom men "daar bijeen is. En terwijl daarbinnen de champagne in de kelken bruist, een schittering van toiletten het oog verblindt, dan sende paren op de maat van mee slepende muziek zich bedwelmen laten wacht een deel der lijdende menschheid, op koude zol derkamers of in kille kelderkrotten, wachten havelooze verwaarloosde kinderen, afgetobde bleeke vrouwen, door ziekte ondermijnde mannen, gelaten af, wat wel voor hen mag overschieten om het allernoodigste te krijgen, van de opbrengst van het schitterende liefdadigheidsfeest. Doch gelukkig zijn er thans allengs teekenen gekomen, die er op wijzen, dat ook in het uiten van zijn wel dadigheidszin, een groot deel onzer bevolking zich daarbij te ontdoen weet van bijkomstigheden, die het weldoen ontsieren. Waar een beroep gedaan moet worden op de offer vaardigheid ten bate van een groot en goed doel, daar zien wij niet meer zoo uitsluitend als eertijds, een kleine groep van bereidwilligen een feest inrichten, maar staan in breede rijen, in alle standschakeering, dui zenden en nog eens duizenden ge deren en zonder middelen. De kin deren waren door bloedverwanten in huis genomen-; juffrouw Ritter moest een ondergeschikte betrekking aan vaarden. Deze treurige gebeurtenissen had den aan haar wezen iets gedrukts gegeven, dat met de jaren in een stille berusting was veranderd. Voor een prikkelbare, zenuwachtige natuur als de vrouw van den handelsraad, was deze stille, weinig sprekende vrouw de rechte dienstbode en juf frouw van gezelschap geweest. Maar hoe stil juffrouw Ritter haar weg ook ging, haar oogen namen toch zeer scherp waar, en ze wist meer van de intieme verhoudingen in dit huis, dan de bewoners ervan vermoedden. De zieke scheen thans door uit putting in een diepen slaap te zijn gevallen. De schokkende bewegingen van haar lichaam werden steeds zeld zamer, de adem was kalmer, het kloppen van het hart was zachter en regelmatiger. Brunhilde haalde ver ruimd ademze hoopte, dat deze diepe slaap de vreeselijk geschokte zenuwen weer tot rust zou brengen' en daarmee elk gevaar geweken zou reed om hun grootere of kleinere gaven af te staan, met geen an dere vreugde dan er gelegen is in het bewustzijn zonder ophef of wuft vermaak zijn deel te hebben bijge dragen tot leniging van het leed van velen. Telken voorjare, als heel de na tuur ons haar gulle gaven en ko mende schoonheid doet gevoelen, is het thans een niet meer falende gewoonte geworden, in tal van groote en kleine steden in ons land en over al waar daartoe gelegenheid is, den echten weldadigheidszin tot uiting te doen, ter bestrijding in oorzaak en gevolgen van het tuberculose-kwaad. En al zijn wij niet blind voor enkele tekortkomingen welke ook aan deze beweging, als aan zoovele der beste, in de praktijk onafscheidelijk, schij nen te moeten zijn men mag een volk in zijn geheel een trede hooger op de ladder der beschaving ge klommen achten, dat zóo zijn ge meenschapszin in weldoen weet om te zetten. Het is wel eenigszins een vreemd aandoend gevalde opening van het Vredespaleis in een jaar, waarin er gevochten en gemoord is, op een wijze zooals waarschijnlijk in geen 10 tallen jaren het geval is geweest. Het is wel eenigszins belachelijk, dat, waar de groote, zoowel als de kleinere mogendheden, tegenover el kaar staan, als kat en hond, men zich opmaakt een gebouw te openen, het welk als symbool van de verbroedering der volken, daar staat! Het is maar al te bekend, dat op 't oogenblik de mogendheden tegenover elkaar staan, tot den strijd gereed, tot de tanden gewapend, tot „happen" klaar. En nu moge de duister-gekleurde politieke hemel sedert eenige dagen, misschien sedert een maand, wat opgehelderd zijn, moge die duistere hemel, van zwart, meet aschgrauw geworden zijn, met hier en daar een klein blauw plekje, een „matrozenbroekje", feit is, dat er niet veel noodig is, om de smeulende massa te doen oplaaien, om het denkbeeldige Europeesche ge bouw in vlammen te doen opgaan. Daar, om een haverklap, liggen Duitschland en Frankrijk met elkaar overhoop. Daar in de Balkan-kwestie, speelt Rusland zoo'n beetje kiekeboe met de politieke eerlijkheid en kie- keboet 't Frankrijk allemaal vanwege de duurzame vriendschap doet het machtige tsarenrijk heel parmantig mede. Daar, in 't verdere oosten, kijken Rusland en China elkander op een allesbehalve vredelievende manier aan en tenslotteIs Japan, dat zich nog altijd een hercules voelt, na den zijn. Al gevoelde Brunhilde oek geen innige genegenheid voor haar tante, die haar vooral in den eersten tijd van haar verblijf in de villa Hilde- brandt met koele ongenaakbaarheid had behandeld ze «noest toch achting koesteren voor het fiere en standvas tige karakter dezer vrouw, die haar nooit onrechtvaardig behandelde. Brun hilde had immers geen liefde ver langd van deze vrouw, die haar totnogtoe geheel vreemd was zij zelf had haar ook geen liefde geschonken, de verhouding tot elkaar was gegrond geweest op wederzijdsche achting. Maar deze achting steeg bij Brunhil de bijna tot bewondering, toen zif bemerkte, hoe mevrouw Hildebrandt onder de pijnen, die haar lichaams- deelen veroorzaakten, de vastheid van karakter behield, toer. ze zag, met welk een kalme waardigheid zij de onverschilligheid van haar echtgenoot en de luchthartigheid in het wezen van haar dochter verdroeg en met welk een groote en innige liefde ze aan haar zoon hing, die den ernst en de diepte van haar eigen karakter ge- erfd scheen te hebben. Russischen oorlog, aardig op weg, om met de Vereenigde Staten van Amerika zoo'n beetje „mot" te krijgen. Men weet het, er is iets dat ik niet noemen zal aan den knikker En in zulk een jaar, in zulk een „getij", waarin men een groote kans heeft, tegen de klippen te varen, zal men met veel plechtigheid het ge schenk van Carnegie openen. Het Vredespaleis is van buiten althans, aardig op weg, gereed te komen. De schutting is afgebroken en het monumentale gebouw staat daar majestueus, grootsch, rotsvast. Maar eilieve, ware de grond niet aan Ne derland geschonken, dan zou ik zeg gen, gaf ik niet veel voor die „Rots vastheid". Edoch 't Gebouw staat er en wij hebben niets anders te doen, dan 't te openen, met veel ceremonieel gedoe en dan verder, den vrede die er gehandhaafd en niet gehandhaafd wordt, af te wachten 1 En nu 't daar staat, ontdaan van zijn omhulsel, zijn leelijk houten pakje, vol inkt- en krijt- en ander gekrabbel, geeft het een idéé van de prachtige ligging aan den Scheveningschen weg, „den ouden weg", zooals die hier genoemd wordt, ter onderscheiding van den Nieuwen Scheveningschen weg, die juist aan de andere zijde der stad ligt. En ieder zal met 't mij eens zijn, dat door dit gebouw, met zijn tuinen en zijn monumentaal hek er om heen, het aanzien van den Scheveningschen weg-ingang veel,zeer veel verbeterd is. Nog is alles wel niet in orde, nog zijn daar bouwmaterialen bezijden den weg, nog is die weg niet fatsoenlijk bestraat, liggen er voetangels en klem men, in den vorm van kuilen en ga ten en hobbels, doch dat zal al heel spoedig tot het verleden behooren. Men is aan het bestraten en voor wij een paar weken verder zijn, is de entrée van den Scheveningschen weg, mooier, breeder, grootscher geworden dan ooit. Men heeft verstandig gedaan door een hoek Anna-Palownastraat- Scheveningsche weg, geheel weg te kappen, als 't ware, zoodat de entrée daar veel breeder en beter geworden is. De passage kan daar thans plaats hebben, zonder dat er gevaar voor ongelukken bestaat en het geheel wint bovendien aan aanzien. Zoo-als men uit de verte komt aanloopen en men ziet daar 't groote breede bordes met de hardsteenen trappen, breed aan 't ondereinde en smaller toeloo pend, dan komt men onwillekeurig onder den indruk van 't geheel. Hoe de tuinaanleg 't zal doen, is door de chaos van steen en puinhoopen, nog niet te zeggen, Maar ook dat zal wel in orde zijn, daaraan behoeft niet ge twijfeld te worden. „Groentje" is er, en of Toen Brunhilde haar tante gedu rende haar ernstige ziekte in den af- geloopen winter verpleegde, was de verhouding natuurlijk inniger gewor den. Ze hadden elkaar leeren kennen, waardeeren en liefhebben. Brunhilde had het gevoel, alsof ze in weerwil van de harde kanten aan het karakter van haar tante juist bij haar bescherming moest zoeken en vinden zou tegen gevaren, die ze zelf nog niet duidelijk inzag en niet kon noemen. Ik dank u, juffrouw Ritter, zei Brunhilde zacht, terwijl ze van haar plaats naast het ziekbed opstond, tante zal thans eenigen tijd rustig slapen. Ik zal me vlug omkleeden opdat ik mij later niet weer behoef te ver wijderen. Natuurlijk zal ik vannacht bij de zieke blijven. Ik ben u zeer dankbaar, juffrouw, zei de kamenier met een schuwen, bezorgden blik, als u hier wilt blijven. Ik heb de verantwoordelijkheid dan niet alleen te dragen, en en als meneer de handelsraad mocht komen, kunt u hem beter afwijzen dan ik. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1913 | | pagina 1