s Van Houten's Cacao Dit gumser bestaat uit2 bladen Taal en Volk. Zaterdag 1 Februari Gemeentebestuur Feuilleton. 51e Jaargang. 1913. bekendmaking. /S\o@d@rs geeft uw kinderen dagelijks Brieven uif de Hofstad. VLISS1NGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1 30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgever» Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. mk ADVERTENTIÊNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Gioote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOOHNUMMEB 10. Abonnements-AduerfentiSn op zeer oocrdeslige voorwaarden T. Been, aan* eeligste van alle knot is gedepo- Verkrijg- ers. CandldaatsteUing voor het lidmaa'- schap der Provinciale Staler van Zeeland. De Burgemeester van Vllssingen Gelet op art. 53 der Kieswet en art. 8 der Provinciale wet brengt ter openbare kennis dat de opgave van een candidaat voor het lidmaatschap der Provinci ale Staten van Zeeland, den 31 en Januari j. I. Ingediend, alsmede het van de candidaatstellirg opgemaakte procesverbaal van af heden op de Secretarie der Gemeente (Griffie) voor een ieder Ier inzage nederge- legd en tegen betaling der kosten in afschrift verkrijgbaar gesteld is. Vlissingen, 1 Februari 1913. De Burgemeester voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. PUBLICATIE. Hinderwet. Burgem ester en Wethouders van Vllssingen gekt op artikel 8 der Hinderwet brengen ter operbare kennis, dat bfl hun besluit van heden aan F. N de Vtij, slager aldaar, vergunning is verleend tot de opricht<ng en ijj werking brenging van eene slachterij In het perceel kadastraal b kend Gemeente Vllssingen Sectie E. No. 1504 (eed.) plaatselijk gemerkt Lange Z-lke no 43a. VI sslrgen, 31 Januari 1913 Burg. en Weth. voorr oemd, C A. KALBFLEISCH, L. B. De Secr.-taris, WiTTEVEEN. Wij Nederlanders zijn van huis-uit een religieus volk; op onzen vader- landschen bodem is tachtig jaar lang gestreden voor vrijheid en geloof. Sedert eeuwen dan ook, zit ons de eerbied voor het religieuse in merg en beendat streven naar, al dan niet, aan uiterlijke vormen gebonden vroomheid in leven en daden, welke den waarlijk vrome kenmerkt. Deze zucht naar het verhevene, heeft uit alle lagen van het volk in het oude Gemeenebest aan een tal rijke schare theologen van beroep, het aanzien geschonken. Doch daar nevens leefde, als gewone burgers, Het Slot Northminster en zijn laatste Grafelijke bewoners. 47.) Ondanks het ongewone uur zat ®?n nog vrooiijk aan den maaltijd hl) elkaar en het was reeds helder aag geworden, toen men ter ruste ging. M't pantoffels met hooge Fransche akken aan de voeten trippelde lattice, toen zij was opgestaan, over :.n kladden vloer van den gang, om haar kamer naar het salon te g*ari waar het overige gezelschap ch bevor.d. Plotseling struikelde zij ai, een g'l viel zij op haar knie. n,®n. ^5vamen dadelijk toeschieten. Mraat Victor was het eerst bij haar zoo was hij het die naar ophielp l„aPaa' haar kamer droeg. Bertha sue koude omslagen om de ge een nog talrijker schare, niet weten schappelijk gevormde theologen, die wel niet den kansel bestegen, doch daarom niet minder goede kenners van het Woord waren. En er zal moeilijk in die dagen op de geheele wereld een andere plek gronds aan te wijzen zijn geweest, waarin onder de breede volkslagen zooveel aandacht besteed werd aan de zaken van hoo- ger orde, dan in de Vereenigde Pro vinciën. Buiten den handel scheen het volkshart aan de theologie ver pand. Waar wij tevens een vrij volk zijn, lag het voor de hand, dat de overtuiging van den een, omtrent de wijae waarop men het Opperwezen het meest welgevallig kon zijn, met die van den ander, die hetzelfde doel, maar langs anderen weg beoogde, in botsing kwam. De Spanjaard had den we ons nog niet voorgoed van het lijf geschud, of godsdiensttwisten waren aan de orde van den dag. Meen niet, dat het theologisch dis- putèeren een zaak was, alleen onder gestudeerden, onder mannen van het vak. Zeker, zij gaven leiding, vorm den groepen, partijen, doch hun vol gelingen bleven er niet minder nauw gezet bij toezien, dat wat zij voor de waarheid hielden, in maatschappij en staat beschermd en beleden moest worden. Daarvoor was voor alles bijbelkennis noodig; welnu ook deze was in ruime mate gemeen goed ge worden dier oude republikeinsche Hollanders. De Statenbijbel, had niet alleen een ééreplaats in het vertrek hij lag daar niet alleen te pronk, doch meermalen 's daags werd hij geregeld ter hand genomen, werd er in- èn uit voorgelezen. Deze dage- lijksche omgang met het Woord, heeft voor verschillende geslachten zijn uitwerking niet gemist. Al kan hij niet den grondlegger genoemd wor den onzer landsvroomheid, deze toch dankt haar ontstaan aan andere raseigenschappen, aan den opbouw van het vaderlijk geloof en de in standhouding, is die dagelijks ver meerderde bijbelkennis een onmis bare hulp geweest; eeuwenlang. En zoo men ons volk uit die dagen en ook daarna, spottenderwijze een volk van theologen genoemd heeft, bij alle overdrijving lag in dien- spot een kern van waarheid. lntusschen, het zou ons te ver voeren daarop dieper in te gaan. Het behoeft ook nietwant waar wij op wijzen willen, is minder op den in vloed, welke al die oud-vaderlandsche gediplomeerde en ongediplomeerde theologen op het gemoedsleven van ons volk gehad hebben, dan wel op de uitwerking daarvan op de taal, het taalbegrip onzer natie. „De taal is gansch het volk", is een vooral bij onze zuidelijke naburen terecht zeer vaak geuite en beleden kwetste knie, richtte alles tot haar gemak in en bleef, tot zij in een slui mering was vervallen. Toen opende Bertha de kamerdeur en trad naar bulten. Nauwdqks had ze de deur zacht dichtgetrokken, of de graaf stond vóórhaar. .Ik heb op u gewacht, miss Dar- rell, om te zorgen dat ook u geen ongeluk overkomt," zelde hij. ,Ik zal hier dadelijk een looper laten leggen. Is u niet wel U ziet zoo bleek!' Hij deed die eenvoudige vraag met zooveel hartelijke deelnemlrg, met zoo veel bezorgdheid en zijn blik sprak zoo duidelijk, dat Bertha zeker meer hoop had gekregen, als ze dat bemerkt had. Doch ze was geheel in zich zelf verdiept en bemerkte niets. ,Ik ben geheel wel, ik ben gezond,' antwoordde zij koel. Bemerkte hij die koelheid dan in 't geheel niet .Wil u een weinig met mij wan delen vroeg hij smeekend. .Het park is der moeite wel waard om het eens te gaan zien. A's de toe stand van miss Stuart het tisUat, zullen wij het slot Northminster gaan bezichtigen. Kom, miss Darretl, het RONA tc drinken, dat is gesonder voor hen en voor hunne zenuwen dan u/eike andere drank ook; maar let er op dat ge van deze krachtige pittige cacao niet veel noodig hebt voor de bereiding, dan zult ge ondervinden dat ge hun voor uiterst weinig geld het gezondste te drinken geeft dat maar te bedenken is. waarheid. Aan de taal, hoe zij ge bruikt wordt, hoe het hïiïcht omtrent haar is, hoe zij zich aangepast heeft aan de gemeenschap, die zjch van haar bedient aan dat al, kent men den aard van het volkde taal toch is het volk zelf. De taal van het Nederlandsche volk nu, zoolang zij zich binnen de sfeer der kleine alledaagsche gebeurtenissen bevindt, is kort in zeggingskracht, gespierd en duidelijk, zonder versier selen. Doch zoo wij ons in minder alledaagsche omstandigheden bevin den, zoo er huiselijke of openbare plechtigheden op het program staan, en wij ons „Zondagsche pak" aan hebben, dan komt er ook iets „Zon- dagsch" in onze uitdrukkingswijze, en zonder nog bepaald een verheven vorm aan te nemen, krijgt ons Neder- landsch bij die gelegenheid vaak den klank van een kansel-rede. „Bon sang ne peut mentir", een goed kind, zeg gen wij, dat naar zijn vader aardt. En het theologen-bloed van eeuwen zit ook ons nog in de aderen, al hebben de moderne tijden daarin reeds veel wijziging gebracht. Zoo wij dus een taal spreken en schrijven, die al naar omstandigheden gemeenzaam of verheven, in beide zal u goed doen, zoo'n wandeling I" Een oogenblik stond zij in twijfel wat zij doen zou. Zij was hier gast. Had zij het recht om onvriendelijk te zijn Neen 1Daarom gaf zij toe. Het was een mooie lentedag bosch en veld stonden In volle pracht. Ook Bertha kwam onderden invloed van al het scboone, dat zij zag. .Wanneer men dat heuveltje gin der beklimt, kan men een gedeelte van het slot Northminster zien. Mag Ik u daarheen geleiden vroeg graaf Victor. Het was Bertha volkomen onver schillig, waar hij haar heenbracht. Zij nam den aangeboden arm en schreed naast hem voost. .Eene schoone itrc k hier 1" zelde z§. „Ik geloof, dat, wie eenmaal hier geleefd heeft, moeilijk van deze plek kan scheiden Als ik geen Ameri- kaansche was, zou ik een Engelsche willen zijn 1" Zij lachte helder ophaar natuur lijke vroolljkheid keerde langzamer hand terug. .Inderdaad vroeg hij. .Miss Darrell, wil u daarmee zeggen, dat gevallen nochtans zéér Hollandsch is, daar is nog een taal in ons mid den, die noch alledaagsch, noch hoog-gestemd, daarentegen eenvoudig onverstaanbaar isde taal onzer wet boeken. Er behoeven waarlijk geen zeven zegelen te zijn, die de gehei men onzer wetsrollen voor den niet- wetgeleerde, verborgen houden open en bloot kan ieder den inhoud lezen, maar tusschen lezen en verstaan, ligt een diepe kloofde breede scheiding tusschen „gewone" taal en wetstaal. Heeft gene zijn wortels in ons vader- landsch gemoedsleven, deze voert haar oorsprong terug tot uitheemsche bronnende Romeinen en het Latijn van Cicero. En zoozeer is dit vreemde in inhoud en zegging onze wetboeken eigen, dat er bepaalde categoriën van medeburgers bij te pas moeten komen, om ons, gewone menschen, den tekst te verklaren, de advo caten en wetgeleerden. Echter, zóó onnoodig ingewikkeld van vorm, zóó dwaas-onduidelijk, zóó gewild-moeilijk is de redactie van menig wetsartikel, dat ook zelfs de mannen van liet vak er geen wijs meer uit weten. Hoe willen dan de anderen dat! En dit geldt niet alleen van oude wetten of wetsbepalingen, ge uw geheele leven in Engeland zoudt kunnen blijven en Amerika, met alles wat u daaraan bindt, zoudt kunnen vergeten?" Zij baalde de schouders op bijna met verachting. .Dat offer zou n'et groot zijn. Be halve mijn vader is er in Amerika niemand, dien ik daarmee leed zou doen. En een Engelsch tehuis heeft Iets zeer Innemends, vind ik, vooral, wanneer ik aan Sandypoint denk!" Die woorden hadden een uitwer king, waarvan zij in de verste verte geen vermoeden haddaardoor werd de laatste hinderpaal uit den weg geruimd. Het plan van graaf Norton was geweest, eerst met zijn tante te spreken en dan bij den heer en me vrouw Stuart aan te kloppen. Maar nu zelte hij alle overleg ter zflde haar hand rustte In de zijne, de ge voelens van zijn hatf overweldigden hgm. .Dan moest u bij ons blijven," zelde hij. .Bertha, Ik bemin u reeds lang, Ik bemin u sedert het eerste oogenbllk, dit fk u zag. Ik bid u wordt mijn vrouw!" Arme Beatrice 1 Bertha moest zich doch ook van geheel nieuwe. Een zeer sprekend voorbeeld vindt men daarvan dezer dagen vermeld. De indertijd benoemde staatscommissie in zake „een eenvoudiger redactie" der z.g. kinderwet is met haar arbeid gereed gekomen. Wat toch was het geval. Een wet, zeer modern en nog geen 10 jaar oud, de burgerrechtelijke kinderwet was eenvoudig on verstaanbaar. Niet alleen voor den niet-wetgeleerde dat zou op zich zelf geen alleen staand geval zijn. Uit den warrewinkel der wetstaal is nu een maal voor gewone stervelingen schoon het natuurlijk anders behoorde te zijn geen wijs te worden. Maar deze allermodernste, aller-belangrijk- ste wet, was zelfs voor de meeste mannen-van-het-vak, voor hen, die bij uitstek met haar artikelen en voor schriften vertrouwd moesten raken, zoo diepzinnig-raadselig gesteld, dat er iets op gevonden moest worden. Die vondst was bedoelde staatscom missie haar arbeid een omvattende. De geheele wet toch moest niet van inhoud, doch van vorm, met volkomen handhaving van den inhoud, gewij zigd worden. In hoeverre deze arbeid geslaagd mag heeten, laten wij buiten beschouwing. Ons doel is enkel op het feit, dat zoo iets noodig is ge weest, te wijzen. En op de oorzaak tevens. Zij is dezedat de taal in onze wetboeken nedergelegd, niet de taal is van ons volk. Aan haar samenstelling, haar bouw, haar stijl, aan geheel haar inrichting is de ziel van het Nederlandsche volk vreemd gebleven. Tusschen deze taal en het volk.,ligt een klove, dieper en bree der, dan welke hoe uitnemend saam- gestelde staatscommissie ook, bij machte is te overbruggen. En zoo, gelijk wij zagen, de taal des gemee- nen levens ons een eigene is; zoo wij bij hooger gestemde omstandig heden ons van haar ook op verhe vener wijze kunnen bedienen, - in beide gevallen is zij ons een door de eeuwen heen, eigengeërfd en on vervreemdbaar bezit geworden. Maar de taal onzer wetten wortelt niet in het volkslevenhaar spraak is voor de natie, als geheel, onver staanbaar. Hierin verandering te bren gen is een taak der toekomst, en zwaar genoeg voor wel tien staats commissies want niet het volk moet de taal onzer wetten ieeren spreken, maar onze geheele wetspraak moet taal des volks worden. Eerst dan pas kan, ten bate van beide, ook hierin taal en volk één zijn. Het jaarlijksche bal masqué in den Dierentuin heeft weer plaats gehad. En ditmaal was 't al een zeer aardig wegens den ernst van het oogenblik bedwingen, anders had zij den graaf in het gezicht uitgelachen. Dus toch was zij het! En Beatrice? Het was komisch en tragisch tegelijk 1 „Vóór ik sprak, wilde ik mijn tan te in mijn geheim inwijden," vervolg de de graaf, die niet vermoedde wat In Bertha omging, „maar ik kon niet langer zwijgen." Zij sprak geen woord. De top van den heuvel was bereikt en tn de verte zag men de torens van het slot Northminster. Zij had slechts te wil len en ze werd meesteres op dat kasteel met zijn landgoederen, zij het arme, eenvoudige burgermeisje Werden nu haar schoonste droomen niet vervuld? En toch verschafte deze triomf haar geen genoegen. Zon der meegevoel luisterde ztj naar de gloeiende liefdesbetuigingen van den man naast baar. Zij bleef even koel en bedaard als te voren. „Bertha, komt mijn aanzoek te laat? IIïb je misschien reeds gene genheid voor een ander opgevat? Dat zou mijn dood zijn." (Wordt vervolgd,)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1913 | | pagina 1