fer.
Wallersbrunn.
Zaterdag'
9 November
per pond.
Keuken,
per pond.
larbank.
Feuilleton.
Ivan de velde. jr.
3n
BINNENLAND.
CLARISSE,
EN HULP,"
I. Z^NDEE,
a
BETTER
N 0.266.
50e Jaargang.
1912.
I
'j:
met welk eenVfi''
rassende snel
te jaren ook binnen
n bond van Neder-
i er vorming en verbe-
doen deelen in de
ook
transactie verzeker!
ordering van spaa'j
n van iedere maan<>i|
van cpzeééi™.
BLAAUW,
tLBURG,
Iken VRIJDAG vaj.
mypark 14, (bove"'
VL1SSINCSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1 30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postd;recteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
■m
im.
ADVERTENT1ÊN van 14 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzeifd -
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dsgcüjks, tjjfgesönöerd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
fii?ormetiieni$-éWüerfi§sitiëri op zeer veordeelig® uoerioaarden
Tweede Kamer.
De behandeling van het ontwerp
betreffende invaliditeits- en oudet-
demsverzekering werd gisteren voort
gezet. De heer Duys keurde in het
ontwerp nader af het gemis aan be-
drijfsclassificalie naar 't gevarenrisico
en het totaal gemis aan een streven
naar verbetering der volkshygiëne.
Nadrukkelijk kwam spreker op tegen
den aandrang door bankdirecteuren
als de heeren Borgesius en Lohman
op den minister uitgeoefend om ri
sico overdracht toe te laten. Dat stel
sel is in de sociale verzekering een
parasiet, een goudmijntje echter voor
particuliere maatschappijen.
De heer de Savornin Lohman ver
klaarde voor het ontwerp te zullen
stemmen, omdat hij dit bij nader inzien
in het landsbelang acht. Noch in
noch buiten de Kamer is invloed op
spreker uitgeoefend. Een staatspen-
gionneering als in Engeland zou een
ramp voor het land zijn. De beer
Patyn verdedigde tegenover professor
Treub bet staatspensioen als een ze
gen voor hel volk. Gisterenavond
werden de beraadslagingen voortgezet.
Voorschriften ter voorkoming van
aanvaring enz.
De ministers van waterstaat en van
oorlog a. i. van marine, hebben een
commissie ingesteld om te onderzoe
ken, welke wijzigingen in de voor
schriften ter voorkoming van aanva
ring enz, behooren te worden ge
bracht en tot het c. q. indienen van
de daartoe noodige voorstellen.
In die commissie zijn benoemd de
heeren j. C. Ramaer, inspecteur-ge
neraal van den rijkswaterstaat in de
3de inspectie, voorzitter: M. C. E.
Bongaerts, ingenieur van den water
staat te Goes, secretaris; A. B. Ma-
rinkelie, hoofdingenieur-directeur van
den rijkswaterstaat in de 2e en 3e
direciiënC. A. Dominicus, kapitein
ter zee, inspecteur van het loodswe
zen te Vlissingen 1. T. van Sloo-
ten, kapitein ter zee, inspecteur van
het loodswezen te RotterdamG. S.
Vlieger, secretaris van het hoofdbe
stuur der Schippersvereniging Schut-
tevaer, te Amsterdam Jan Leis, di
recteur der Nederlandsche Stoom-
bootreedeiq, dienst Rotterdam—Mam
helm, als vertegenwoordiger van
de Vereeniglng tot behartiging van
Stoomvaartbelangen, te Rotterdam
C. P. Krayenhoff van de Leur, se
cretaris der Nederlandsche Rceders-
vereeniging, te Amsterdam W. Pon
sen, lid van hit bestuurder Veree-
eeniging voor de Zeevaart, te Rot
terdam,
o-
12.)
De directeur haalde de schouders
op en zeide met eenige scherpte:
Wij zijn niet verplicht te gissen
naar de redenen, die uw vader voor
zijne handelwijze had. Het is hier
de vraag: Wil de familie voortgaan
de verplegingskosten voor den patient
te betalen?
En ais dat niet het geval was vroeg
Alice.
Dan zou ik genoodzaakt zijn die
gelden bij het armbestuur aan te vra
gen, Uit achting voor den overleden
heer Von Waldheim heb ik eerst be
proefd of de erfgenamen den last op
zich wilden nemen.
Mijn vader heeft slechts éen dochter
nagelaten, zeide Aiice bedeesd.
Dr. Rimoli vestigde zijn zwarte
oogen met onheilspeilenden gloed op
haar en vroeg
Blijvend gedeelte-
Wij lezen in de „Avondpost", dat
de minister van oorlog thans aan de
commandserende officieren van de
korpsen heeft gevraagd:
lo. Of bij het ontvangen van de
aanschrijving van den minister van
oorlog, waai by werd bepaald, dat
voor de lichting 1912 dienstvervan-
ging bij he! blqvend gedeelte vol
gens de bepalingen der nieuwe Mi-
lstiewet niet geoorloofd was, reeds
zoodanige vervangingen waren toege
staan.
2o. By bevestigende beantwoording
van deze vraag, eene opgave van het
aantal reeds toegestane vervangingen
volgens de Miliiiewet 1912.
3o. Oi door de hierboven genoem
de ministerieele aanschrijving de reeds
toegestane vervangingen weder zijn
ingetrokken.
Ten slotte heeft -de minister be
paald, wanneer reeds toegestane
vervangingen volgens de bepalingen
der Nieuwe Miliiiewet nog niet zqn
ingetrokken, zulks in afwachting van
nadere bevelen van den minister niet
moet geschieden.
VAN DEH HAR OP DEH ïTiT
In vroeger jaren was de dorps
meester zoo'n Manu3je van alles of
liever zoo'n duvelstoejager, die ge
bruik! werd voor allerlei achtens
waardige en minder achtenswaar
dige baantjes, ofschoon de goeie
man om dat alles geen haar min
der was en niet zeiden de vraag
baak was van het dorp. Hy genoot
voor al zqn bemoeiingen inkomsten
uit verschillende bronnen zoo byv.
een deel van den oogst, kostertiand
wat eieren met Pascheo, of, bij ge
brek aan hoenders, een dubbeltje
daarvoor, 't Was vaak een echt ge
bedel, waartoe de waardige man ter
voorziening in de behoeften van zyn
gezin zich moest verlagen. Op enkele
plaatsen vindt men nog overblijfse
len van dergelijke bezoldigingswyze.
Maar van lieverlede gaan die ge
woonten gelukkig verdwynen. Zoo
is er weer een oud gebruik uit den
Achterhoek verdwenen. De kerkvoog
den en Notabelen van de Nid. Hsrv.
Gemeente te Ruurlo hebben name-
lijk bestolen tot afschaffiag van de
kostersgarven. De korter genoot nl.
van oudsher naast een geldelijke be-
looning een tegemoetkoming in den
vorm van korenschooven van da
kerkelijke bezittingen. In de laatste
jate» werden zy a! schraaltjes toe
bedeeld. De belanghebbende zal een
vergoeding in geld ontvangen.
Zoo is het beter. Deze afschaf
fing kan er toe bedragen om het
aanzien van het onderwijzersambt
ie verhoogen. Dit ambt was vroeger,
en is bq velen nog, niet veel in tel.
En u is dus van plan den bescher
meling van uw overleden vader aan
zijn lot over ie laten
Ik ben naar Rome gekomen om no
pens deze zaak ophelderingen te
krygen.
Ah zoo, maar
Hebt u niet eenige papieren in uw
bezit, die inlichtingen kunnen geven
omtrent de familiebetrekkingen van
den heer Von Ludwig
Met een duivelsche lach antwoord
de de directeur;
Die papieren waren in handen van
uw overleden vader.
Weet u dus niet, vanwaar de heet
Von Ludwig komt en waar by gebo
ren is
Het ligt niet op mijn weg zulks te
onderzoeken. Uw vader vertrouwde
dien patient aan myne zorgen toe en
het was mijne zaak niet, daarnaar te
vragen.
Alice dacht eenige oogenblikken na
en vroeg toen
En spreekt die heer Von Ludwig
nooit over zijn afkomst of over zijn
familie
Mynheer Von Ludwig is waanzin
nig en heeft geen enkel helder oogen-
Maar dat was mat meer betrekkin
gen zoo, waarvan het aanzien thans
meer en meer word! erkend. Daar
hi b je bijv. het baantje van journa
list.
Wat werd, en wordt nog niet
zelden, met minachting of kleinach-
tinp, op de mannen van de pers
aeergezien En toch zal men moei
lijk het gewicht en de beteekenis
van het ambt, den invloed van de
pers op den gang van zaken, op
den vooruitgang en de beschaving
van onzen lijd, kunnen ontberen.
Aardig is het te lezen, hoe de hoofd
redacteur van „Het Handelsblad"
zich op zqn 70en verjaardag uitliet
over de journalistiek:
Hij moet belangstelling gevoelen
in alles wat nieuw leven brengt,
nieuwe feiten, denkbeelden, nieuwe
ontdekkingen, nieuwe methodes, in
zichten en verwachtingen. Niets wat
de beiangen van zijn volk betref',
mag hem vreemd zijn. Eiken dag
afwisseling, nieuwe denkbeelden,
nieuw werk I Geen betere levenstaak
dan deze om jong by te blijven.
„Ja, loen ik aan het blad begon
te werken als jongmaatje, en mij
beslist aan de dagbladpers wydde,
vond menigeen in mijn omgeving
dit nogal bedenkelijk. Men vond
voor-de-krant-schrijven geen deftig
beroep. Maar ik volhardde vroolqk
en opgewekt, ik voelde my voor
niets enders geschikt en had mijn
werk lief En weet je wat
slechts het leven gelukkig maakt
In de eerste plaats een vrouw, die
men lief heeft boven alles; en in
de tweede plaats een beroep, dat
men lief hebt beven*elk ander."
ik geloof, dat de heer Boissevain
in dat laatste vooral iwee groote,
schoone waarheden uitsprak. Onge
lukkig de menscb, die geen hart,
geen toewijding heeft voor zyn be
roep 1 En evenzeer ongelukkig is hy,
die in zy'n werken en streven niet
gesteund, geschraagd, getroost en
bemoedigd wordt deor de vrouw
zyner keuze, die hem dierbaar is
boven alles.
Van zulke raenschen kan onzes
inziens geen innige kracht ten goede
uitgaan. Hun leven is een ijdel leven.
Zijn er niet velen zoo Men moet
hit, helaas, wel gelooven, als men
zijn oogen en ooren openhoudt. Zou
den misschien ook de twee helden
van het volgende verhaal daartoe
behooren
Door de Soerabajasche Tamarinde-
laan, waar 's avonds Cupido in hin
derlaag ligt, sjokte een kossong met
opgezette kap, hoewel geen regen
dreigde.
Van de andere richting naderde
eveneens zoo'n geheimzinnig rqtuig.
juist bij de sluis op het midden van
den weg passeerden de voertuigen
blik. Hq werd in dit gesticht gebracht,
nadat .hij maanden lang aan eene
hersenziekte had geleden. Alle herin
nering is by hem verdwenen.
Alice rilde, toen zy dat hoorde. Zy
dacht niet aan den waanzin van den
heer Von Ludwig, maar wel, dat de
wettige eigenaar van Wallersbrunn
hier twintig jaar had moeten door
brengen, afhankeiyk van een man als
Dr. Rimoli.
Als het dan niet mogelijk is iets
naders omtrent dien ongelukkige te
vernemen, zal ik er maar in berusten,
zei Alice ontmoedigd.
U wenscht dus niet verder de zaak
te onderzoeken vroeg de direcieur
haast g, terwij! hy zijn fonkelende
oogen op de jonge dzme liet rusten.
Nu ik de zekerheid heb, dat mqn
vader u de zorg voor dien mynheer
Von Ludwig heeft toevedrouwd, is
het mijn plicht het loopende half jaar
te betalen.
En in hel vervolg?
Daaromtrent heb ik nog geen be
sluit genomen.
Aangezien het halfjaar eers! over
drie maanden verstreken is, hebben
wij tyd genoeg daarover later te spre-
elkaar of eigeniyk passeerden zij
elkaar niet, daar het voorwiel van
de eerste haakte in het achterwiel
der tweede. De koetsiers spraken
eikaar met veel Ö-klanken toe, maar
de rijtuigen bieven staan. Na eenig
wachten klom uit de eerste kossong
meneer, keek naar de in elkaar grij
pende wieien en zei, dat de kossongs
terug moesten rijden. Terwyi de drie
mannen stonden tc betoogen, klom
uit de andere kossong ook een heer,
die zich bq het drietal wilde voegen,
maar verschrikt ophield tosn hq den
eersten Europeaan zag. Deze had
hem echter al gezien en toen ge
beurde iets vreemds. De eerste uit
gestapte ging naar de kossong van
den anderen meneer, boog zich er in
en kwam met een boos gezicht by
den andere terug vertelt het „Soer.
Nbld".
Eerst zweeg hij en keek alleen
zeer boos, daarop zei hy alleen
kort en kwaadaardigZoo, zoo me
neer 1
De andere stond eerst wat bedrem
meld, maar in eens glansde er een
ingeving over zijn gelaat. Hy wendde
zich om en deed even vreemd als
de eerste, ging naar diens kossong,
boog zich er in, keerde terug by den
booze en zei ook: „Zoo, zoo me
neer 1"
Daarna stilte.
De rijtuigen, waren intusschen uit
eikaars omhelzing losgewerkt en de
gene die 'i eerst „Zoo, zoo meneer"
had gezegd, wilde instappen.
Hij had reeds zijn voet op de tree
toen de andere hem by zijn mouw
greep en fluisterde „Als u niets zegt,
zal ik zwygen",
Beiden stapten in hun kossong en
reden weg. De oplossing van het
duistere verhaal is deze
De meneer die 't eerst was inge
stapt was de aanstaande schoonvader
van den anderen meneer. De verloofde
en de gehuwde deden beiden met
een meisje een riije in den mane
schijn.
Dat belooft voor de toekomst al
dadelqk geen byzonder aangename
verhouding tusschen schoonpapa en
schoonzoon. Beiden bleken niet erg
betiouwbaar. Dit laatste woord her
innert me aan de onbetrouwbaarheid
van jonge getuigen, zooals die onlangs
opnieuw is aangetoond door prof.
Duch door een interessante proef. De
„Umschau" verhaalt dienaangaande
het volgende
In een klas van 48 leerlingen tus
schen de 14 en 17 jaren, Het hij een
Oostenrqksch muntstuk, een gulden
rondgaan en verzocht hun het geld
stuk goed te bezien. Iedere leerling
had ongeveer een minuut tijd het
geldstuk te bekqken. Nadat alle leer
lingen den gulden in handen hadden
gehad, zeide de professor met sug-
ken. Wil u my wel vergunnen den
patient eens te zien
Neenzeide Dr. Rimoli beslist.
De heer Von Ludwig is niet in een
toestand dat hy bezoek kan ontvangen.
Alice geloofde niet, wat de directeur
haar daar vertelde, maar zij kon er
toch niets tegen inbrengen. Na een
oogenbiik zwijgens zeide zy
Als u morgen de kwitantie -wilt
zenden, zal ik het verschuldigde half
jaar betalen.
Met een glimlachje merkte de di
recteur op, dat hy morgen wel iemand
met de kwitantie wilde zenden maai
waar
Ik logeer in de De Prins van Beie
ren:
Dr. Rimoli teekende het adres aan
en vroeg toen
Is u hier alleen
Alice kleurde- en antwoordde veile-
gen:
Voor het oogenlik, ja.
O, dan is het zeker voldoende, wan
neer men naat freule Von Waldheim
vraagt
Alice knikte en stond op.
Is de zaak nu geregeld vroeg de
directeur.
gest eve stem„Jullie heb! zeker al
ien zonder twijfel bemerk', dat in het
geldstuk een gat zir. Om nu eens te
zien of jullie goed opgelet hebben,
moeten jullie mij eens aangeven waar
ongeveer dat gat zit.
Daarvoor (eekenen jullie een cirkel
en geven met een kruisje aan waar
het gat moet" zitten".
Nu had het geldstuk in het geheel
geen gat. Toch zetten 44 leerlingen
een kruis, éen zelfs twee. Van de
vier overigen zeide slechls éen leer
ling: „de gulden heeft geen gat ge
had".
Het merkwaardigste is nog, dat
enkelen zelfs nadat hun de zaak was
uitgelegd, halsstarrig by de meening
bleven, dat de gulden een gat bad.
De proef bewqst nogmaals, dat
men zeer voorzichtig moet zqn met
de getuigenis van jonge personen.
Ja ongetwijfeld 1 Maar zouden ou
deren altoos betrouwbaar zqn in hun
getuigenissen, ook al zqn ze stellig te
goeder trouw De ondervinding heeft
hel tegendeel geleerd. Goed waar
nemen is dus voor ieder vereischte.
En men oordeele niet te licht, zondet
voldoende kennis of onderzoek. Licht
vaardig spreken heeft zoo onnoeme-
lijk veel kwaads gesticht, zoo ontzag
lijk veel leed in de wereld gebracht.
Hier komen we op het terrein der
babbelzucht. Alle tyden door zyn er
babbelzieke menschen geweest, die
door hun loslippigheid en laier het
leven van anderen hebben vergald en
vergiftigd. Geen wonder, dat men
vroeger, toen de zachtere vormen
der beschaving nog niet bestonden,
de babbelzucht streng strafte.
Er is een tijd geweest, waarin men
zyn toevlucht nam tot een middel van
gruweiyken eenvoud, wanneer men
de vrouwen bestraffen wilde voor
gevaariyke babbelzucht dit middel
was de muilkorf. En de tijd, waarin
dit gebeurde, moet men niet in lang
vervlogen eeuwen zoekendeze straf
is in Engeland en Schotland nog tot
1814 toegepastAls een vrouw door
gipraat en gelasier anderen in hun
waardigheid en hun eer kwetste, werd
zy tot den muilkorf veroordeeld. Dan
greep een politiebeambte de schuldige,
legde den vernederenden korf aan en
leidde haar eenige uren door de stra
ten rond. Een aan den muilkorf be
vestigd touw diende hem ais leid
draad. Hier is byvoorbeeid een zin
uit een Engelsch vonnis V2n 3 Juli
1741 „Elisabeth, echtgenoote Georg
Holtara, werd by vonnis van de hee
ren rechters Thomas, Gait en Nicho-
lis tot twee uren muilkorf veroordeeld,
omdat zy meerdere inwoners der
stad, en in 't bijzonder voornoemde
rechters, door beleedigende en laste
rende woorden beschimpt heeft".
Er waren verschillende soorten
muilkorvenmuilkorven in helm-
Geregeld nog niet, antwoordde All
ee op vasten toon. Het moet nog uit
gemaakt worden, in welke verhouding
de patiënt voortaan onder uwe be
ha ideling zal blijven. U zegt, dat hij
ongeneesiyk is, niet waar?
Er is geen vooruitzicht op beter
schap.
Alice keek eenige oogenblikken
peinzend voor zich en nam toen met
de gebruikelqke plichtplegingen af
scheid.
De directeur wilde zich echter het
genoegen niet ontzeggen de freule
Von Waldheim door het park te ge
leiden. Beiden gevoelden zich ont
stemd. Alice was niet voldaan over
den uitslag van haar bezoek en de
directeur was niet geheel gerust over
haar laatste woorden. Beiden gevoel
den, dat een woord van beleefdheid
en toenadering hier goed op zijn
plaats zou zyn, vooral in betrekking
tot hun toekomstige verhouding.
Onze tuinin zijn fraaier, dan die
van eenige andere dergeiqke inrich
ting. zeide Dr. Rimoli, nadat hq eeni
ge oogenblikken zwijgend naast de
jonge dame had voortgestapt.
(Wordt vervolgd.)