r E Hf- Zaterdag 28 September Feuilleton. MAN. No.230 50e Jaargang. 1912 II E ENBARE ERKBROEKBII, "binnenland. Kromme Wejen. 119 DEH HAK OP flEH TAKT KA )?m ctober 1912, hel HAAR»' mijnen ANTRACl£lH j ige Lrd 3en VLISSINGSCHE COIJRAIY ngen. orden. irme w £1 70 A. VERVAAT ide dagen, heer BUNINGta contant Ver- pa rtlj gemaak- als: eeren en Kin- Deml-Salsons, listers, Bok- Regenjassen, sns- en Meis ons, School den en Sport- raliteften in Man en effen En- zijn van de der leiding van vervaardigd. VerKoop n gepast worden, et gedragen mo- onder geleide op zicht gegeven ngt aan Woens- 1912 des vcor- ir en wordt voort- ijdag en Zaterdag is van 's morgen» 9 uur. ikzee. m.3.15nm v.m. 6.30. del Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postd;recteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÊN van 1 4 regels 0.40. Voor eiken rege meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote ■etters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. Nieuwe Abonné's, uitgezonderd bij we- Kelijhsche betaling, ontvangen de dagelijks verschijnende VLISSINGSCHE COURANT Kosteloos tot 1 October. Dr. Kuyper. In de te Amsterdam gehouden ver gadering van den Bond van a. r. progagandaclubs in Nederland was besloten, het volgende telegram aan dr. A. Kuyper te zenden „De bond van A. R, P. C., in 10e jaarvergadering te Amsterdam bijeen, piet leedwezen vernomen hebbende dat Qods raad U brengt buiten het parlement, bidt Uwe Excellentie toe nog veel te mogen doen voor land en volk en partij.* Het antwoord van dr. Kuyper luidde: „Uw sympathiek woord was mij een verkwikking en, zij 't al bulten hel Parlement, toen hoop ik verjongd in kracht met U in het gelid voor de U en mijn heilige zaak te blijven strij den." Dr. Joh. Dyserlnck. Dr. Johannes Dyserinck is gisternacht op 77 jarigen leettljd te Baarn over leden. De overledene werd in 1835 te Hsarlem geboren. Hij studeerde aan bet Athenaeum jllustre te Amsterdam en de universiteit te Leiden in de godgeleerdheid en werd door den Senaat der Leidsche universiteit be noemd tot theologis» doctor honoris causa. Hij was a's Doopsgezind leeraar werkzaam te Helder, Vlissingen en Rotterdam. In 1881 onthulde hij den gedenk steen in den gevel van het huis te dezer stede waar Bellamy was ge boren; in 1884 de fontein ter eere van Betje Woiff en Aagje Deken op bet Betje Wolffspiein alhier. Dyserinck's voornaamste werken zijn: Vertalingen van de Spreuken van Jezus Sirach en de Apocriefe koeken des Ouden Verbonds uit het Telefoon 46. 93.) Zijt ge alleen vroeg de vrouw terug. Ik ben alleen 1 antwoordde Wa iewski. Ik sterf, als ge mij niet helpt. Kom nader, sprak nu de vrouw als ik het verhinderen kan, zal nie mand sterven, vooral geen Pool. Kom "ader, en neem voor lief, wat ik u voorzetten kan 1 Zij geleidde den half verstijfde en "■'geputte over haar drempel in eene eenvoudige boerenhut, die alleen met een houten tafel en houten banken gemeubileerd was en waar In het eenige voorwerp van sieraad uit een g'oote, bont beschilderde kast bestond, jj'aarin zich tai van heilige beelden gevonden, onder welke lichten en ampen brandden ter eere der betref fende heiligen. De vrouw plaatste "en vermoeiden man dicht bij den Grieksch; de Psaiinen, de Spreuken en de Klaagliederen uit het He- breeuwsch „Vondel's sterfdag na 2 eeuwen gevierd te Amsterdam en te Keulen (1679-5 Febr. 1879)* Zflne „Godsdienstige overdenkingen" wer den in 1868 door den minister van marine L. G. Brocx ingevoerd voor de godsdienstoefeningen aan boord van de oorlogsschepen, doch onder minister Wentholt afgeschaft; „De weerloosheid" en „De vrijstelling van den eed bij de Doopsgezinden"le vensschetsen van den Amsterdam- schen hoogleeraar mr. Hugo Beijer- man, dr. M. A. G. Vorstman te Gouda van den uitgever-letterkundige A. C. Kruseman en van dr. AUard Pierson studiën over Hildebrand's „Camera Obscura" over Wolft en Deken over Rembrandt's „Nachtwacht" en den „gchuttersmaalfijd" van gartholomeus van der Helstover Piet Paalijens, mevr. Bosboom Toussaint, Ntcolaas Beets, het vraagstuk der onsterfelijk heid en het recht der waarheid tegen over den Staat. Hij was lid van de Leidsche Maat schappij var.Letierkunde, heiZetuwsch het Utrechtsch en het Historisch Genootschap, en jarenlang bestuurs lid en voorzitter van „Oefening kweekt Kennis". Wel zijn laatste bemoeiing is geweest het samenstellen der Bos boom Toussaint-tentoonstelling in de universiteits-bibliotheek te Utrecht. Het rapport over de Staatspension- neering lp Engeland. Naar „Het Volk" verneemt, heeft de voorzitter van de Tweede Kamer bezwaar gemaakt de vragen van den heer Duys over het lange uitblijven van mr. Rutgers' rapport over de Engelsche staatspensionneering aan minister Talma te doen toekomen. Hij heeft aan den heer Duys ge schreven dat de minister de vraag naar het tijdstip waarop de Invalidi teitswet door de Kamer in behande ling zal worden genomen, niet kan beantwoorden en de heer Duys dus alleen zou kunnen vragen, wanneer het rapport gepubliceerd worden zal. Ook gaf de voorzitter, in verband met den reglementairen eisch van duidelijke formuleering der vragen in overweging de woorden „zijne handelwijze in dezen" door een andere uitdrukking te vervangen, bijv. door „de wenschelijkheid eener spoe dige indiening." De heer Duys heeft, onder protest tegen de z.i, ongewettigde censuur van den voorzitter, zijn vragen ge wijzigd in den aangegeven zin. Ontevredenheid vlootpersoneel In indië. De gebeurtenissen, in Indië voor- geval'en aan boord van de „De Ruijler", hebben het hoofdbestuur haard en zette hem een aarden scho tel met zure mcelsoep voor, een Poolsch volksgerecht, „zur" genoemd, eene weliswaar niet zeer smakelijke, maar buitengewoon voedzame en verwarmende spijs. De vrouw bekeek, terwijl hij at, den vluchteling deelne mend en zeide, nadat haar gast zich verkwikt had: Vanwaar komt gij in deze kleeding en bij zulk eene koude Zijt ge misschien op de vlucht voor de Russen? Waiewski verschrikte eerst, daar deze vrouw zoo op eenmaal zjjn ge heim doorzag, maar hij kon niet ge- looven, dat deze vrouw, die hij voor eene landgenoote hield, hem zou verraden, hij anlwoordde dus Ja, ik ben op de vlucht voor de Russen, en ware het mij niet gelukt voor eenige uren mijne gevangenis te ver laten, dan moest ik in dit oogenblik onder den knoet sterven. Dus zijt ge een vervolgde pa triot? riep de boerenvrouw en zij vloog op Waiewski toe, om hem ha re beide handen te reiken. Wees hartelijk welkom 1 Ik ben maar eene arme vrouw, mijn man versmacht In de gevangenis en m^ne lELEFOQyyUMMER 10. j[ flbonnements-ftduerferjfiën op z®er woordselige uocmaarder van den Bond voor mindei Marine personeel aanleiding gegeven te ver gaderen en een motie aan te nemen waarin wordt gezegd overwegende dat de organisatie van het mindere Marine-personeel Iracht lotsverbete ring te erlangen langs wettigen weg met gepaste middelen overwegende, dat tot die laatsten niet behoort het plegen van handelingen als aan boord Hr. Ms. „De Ruijter" geschiedt overwegende ten slotte, dat meer dan eens ook de leden in Oost-Indië zich in dien geest hebben uitgesproken en dergelijke dingen hebben af gekeurd, omdat zij den strijd om lotsverbetering slrcats kunnen scha den keurt ten sterkste bedoelde handelingen af, zelfs al mqet worden erkend, dat ?ij het gevolg zijn van den algemeen ontevreden geest on der het Marine-personeel, en roept de bondsleden, speciaal de bestuur ders op, tegen dergelijke excessen, waarvan de organisaties de verant woordelijkheid niet kunnen aanvaar den, te waken en ter voorkoming daarvan alle mogelijke middelen aan te wenden." Utrechtsch Stedelijk orkest. In de gisteren te Utrecht gehouden raadszitting werd een voorstel van B. en W. met 22 tegen 7 stemmen goedgekeurd, om gedurende 15 jaren aan de vereeniging het Utreohtsch Stedelijk orkest een jaarlljksche sub sidié foe te kennen van f 20.000. Gelukkige menschen, die onder al de wederwaardigheden ern tegenspoe den van het leven hun goed humuer weten te bewaren. Zulk een schijnt te zjjn een boertje in de buurt van Dokkum, die ondanks alle tegenslag en schade, welke de treurige weers gesteldheid in Augustus en de eerste helft van September vooral den land bouwers bezorgde, toch nog lust had in snakerij. Bij een paraplui-verkooper in de stad vroeg hij een groote parapiui te koop. Er werd hem een gepresenteerd. „Hebt u niet grooter „O, jawel dan moet u deze nemen*. „Hebt u nóg niet grooter?" „Msaf hoe groot moet u er dan wel een hebben -r- „Ik moet er 7 pondemaat land droog onder kunnen houden, W3nt nu verregent me de beele boel." Aan welke scha in 's mans beurs de winkelman nog een hart'gen zege- wensch toevoegde. Zulk een zegenwensch, die „har tig,". maar zeker niet hartelijk zal zijn geweest, heeft ongetwijfeld ook de Schotsche zakenman wel nage- kregen, die laatst urenlang mei een knechts hebben mij uit vrees voor de Russen verlatenik leef hier al leen in de eenzaamheid, en heb de zen winter mijne hoeve geheel alleen in stand gehouden, maar wees wel kom, en beschik over alles, wat ik heb. Blijf hier bij mij, zoolang gij wilt, ik zal u een onderkomen geven, ik zal u beschermen, zelfs met mijn leven, als het zijn moet. Misschien dat er iemand is, die ook zoo handelt met mijn ongelukkigen man. Mijn vader is in den laatsten opstand te gen de Russen gevallen, zoo ook al mijne broeders. Ik haat de Russen, zooals iedere goede Christen den duivel haat, en al waart gij zelfs geen patriot, al waart gij zelfs geen land genoot van mij, dan zou ik u nog beschermen en verdedigen, opdat die honden u niet weder in hunne macht zouden krijgen. Maar gij hebt rust noodigga maar mede, ik zal u een plaais aanwijzen, waar ge uwe ver stijfde ledematen kunt verwarmen en toch in veiligheid rusten kunt. Zij voerde Waiewski door den stal, waarin slechts eenige magere koeien stonden en een ladder op naar den hooizolder, dien zij over liep, om in inbreker alleen was in een eenzame woning. De inbreker werd betrapt, toen hij in de villa van den koopman z<jn slag wilde slaan. Deze, van zes sen klaar, beva! den schelm van onder het ledikant te komen, terwijl hij een jachtgeweer op hem richtte met scherpe patronen geladen. „Handen opluidde het bevel. De inbreker, voor zijn hachje vreezende, deed dat gedwee. Voor hem waren de volgende oogenblikken benauwd, doch voor den zakenman niet minder lastig, want hij kon zich niet verwij deren om hulp ie halen. Hij getroostte zich dat echter, om den gevangen vogel niet te laten schieter. Vijf uur lang lag de inbreker voor hem op de knieën en al dien tijd hield de huisbewoner het geweer op hem gericht. Eerst omstreeks acht uur des morgens schoof hij naar het buitenraam van zijn kamer, wist het met een hand te openen, wenkte een voorbijganger, en verzocht dien om hulp te halen. Het duurde nog een poosje, alvorens die opdaagde, want het dichtstbijzijnde politiebureau was anderhalve K.M. verwijderd. En toen er een agent opdaagde, om den in breker te arresteeren, was die vrijwel van vermoeienis uitgeput. „Ik zit liever in de cel van een politiebureau, dan urenlang tegenover der. loop van een geladen geweer", zeide de rakker, die het benauwd genoeg moet hebben gehad. In een heel benauwde positie, en niet slechts voor een oogenblik, maar voortdurend, moet ook een jonge En- gelschman verkeeren, die voor een paar jaren met een kameraad naar Peru ging, om daar hoog boven op de bergen naar schatten te graven. De beide mannen waren gelukkig, zeer gelukkig; na vele gevaren ont dekten zij een goudveld, ongewoon rijk aan gout, zoodat zij spoedig hun schaapjes op het droge hadden. Maar ach, die rijkdom baat een van hen al zeer weinig, want hij is in- tusjachen zoo dik en zwaar geworden, dat hij zijn verblijf niet meer kan verlaten en daar a's een balling moet blijven. Mevrouw Chalmers Adam, die op een ontdekkingsreis in Zuid-Amerika het goudveld bezocht heelt, beschrijft de twee goudzoekers als volgt Da een is heel mager en doet zich ook heel goed voormaar de andere is zoo dik als Fatstaff met een reus achtig, belachelijk vollemaansgezicht. Hij is zoo dik, dat zijn beenen hem amper kunnen dragen. En deze ongelukkige zwaarlijvig heid maakt, dat de man aan al zijn geld niets heef'. Wanneer hij zijn goudmijn wil verlaten, moet hij een weg nemen, die op 1000 meter hoogte langs den rand van een geweldigen afgrond loopt en bovendien op een den hoek eenige planken ter zijde te schuiven, die een hoek van den ge vel beperkten, welke eveneens dicht met hopi gevuld was. Kruip daar maar in, en slaap zoolang ge wilt, zelfs ai zouden de Russen u hier op mijne hoeve zoeken, dan zouden ze u nog niet vinden, want achter deze planken zoekt men niets meer, daar men denkt, dat de hooizolder hier geëindigd is. Rust hier maar uit, in mijn huis zijt ge veilig. Vertrouw op mij a's op eene moeder! Zij verwijderde zich, nadat zij Wa lewski nogmaals beide handen toe gestoken had, en deze gevoelde zich zóo veilig, dat hij zich zonder verder oponthoud in het hooi verborg, ten einde van de vermoeienissen der laatste uren uit te rusten. Hij gevoelde dat hij bij deze vrouw werkelijk even veilig was, als bij eene moeder. Hij kende deze gloeiende vaderlandslief de, die niet alleen de edelen en rij ken, maar ook de armste vrouw in Polen bezielde, indien het gold een vervolgde tegen de Russen te verde digen. Weldra verviel hij in eene welda- flank van het steile gebergte is ge legen. Dit pad is zóo smal schrijft mevr. Adam, dat men, wanneer men het op een muilezel berijdt, met de rechter hand den rotswand kan aanraken, terwijl de linkerhand en de linker helft van het lichaam zich boven den afgrond bev'nden. De dame die dit schrijft, had er trouwens zelf bijna haar bals gebroken, ofschoon zij slank is als een den en maar 121 pond weegt. is dit geen beklagenswaardige toestand voor dezen modernen Tan talus, die niet als zijn oudere naam genoot in de onderwereld, maar hoog boven op de bergen is blootge steld aan kwellende ontbering? Dag in dag uit zoo schrift mevrouw Adam houdt hij lichaamsoefenin gen, in de hoop magerder te worden. Van den vroegeji morgen tot den laten avond sprong en liep hij in het zweet zijns aanschjjns, hij werkte als een paard, deed in zijn eentje meer dan tien anderen samen en ai niet meer dan een kanarievogel. Doch helaas, dit alles heeft niet mogen baten, zijn vlijt deed zijn vermogen steeds grooter, maar zijn gewicht geen half ons kleiner worden. Hij woog en weegt nog 32G pond. Het zal na dit verhaal wel niemand ver wonderen, dat over 's mans volle maansgezicht voortdurend een scha duw ligt van de grootste zwaarmoe digheid. Hij denkt a'an den tijd toen hg zonder een cent op zak, maar als san slanke jongeling door de straten van Londen slenterde en droomde van toekomstige rijkdommen. En de arme rijkaard, die meermalen mlllic- nair, maar er ellendiger aan toe is dan de eerste de beste gevangene, verwenscht nu het eens zoo vurig begeerde geld, dat hij zich met zog- veel moeite verworven heeft en waar van hij toch nooit zal kunnen genieten." Inderdaad, de man verkeert in een. bijzonder netelige positie. Had hij nu ook maar eens een slimmen inval, welke hem kon redden, zooals het „Ned. Weekblad" vertelt. Van 'n slimme Sik Sikje-bè za® appels hangen, Nog zoo hoog niet van den grond, Toch kon zij ze niet beramen, Hoe ze ook te hunk'ren stond. Maar wie sterk niet is, moet slim zijn Denkt ons sikje, en zij blaat, Van ple zierwant zie het varken Thans juist naar haar boompje gaat. Zonder vragen, zonder dralen Wipt zij op des dikhmds rug: Ha, nu kan zij lekker plukken Als een appelboor zoo vlug I En de knorrepot, wat wonder, Laat haar stilletjes begaan Als een standbeela zoo geduldig, Blijft hij onder 't boompje staan. dige sluimering, echter niet zonder God voor zijne uitredding te hebben gedankt en ook aan zijne moeder en Esther had gedacht. Watewski's slaap was diep en zonder droomen, toen h^ eindelijk ontwaakte, moest reeds de avond ingevallen zijn, want het licht, dat hij vroeger in de kleine ruimte bemerkt had, toen hij zich tot slapen nederlegde, was verdwenen. Hij werd gewekt door het geluid van stemmen en hoorde op den hooizol der twee menschen met luide stem in de Russische taai met elkander spreker. Steek daar nog eens met de bajonet door dat hooi daar in dien hoek, zeide de éene stem. Ais hij zich verstopt heeft, dan moet hij hier zijn. Hij is niet hierantwoordde de andere stem, ik heb reeds alles door zocht en doorgestoken hoe zou hij ook hierheen gekomen zijn Ik vertrouw de vrouw beneden niet. Zij scheen verschrikt, toen onze patrouille hier kwam. Wat is daar achter die planken vervolgde deze stem. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1912 | | pagina 1