Eerste Blad.
Bit ■mer bestaatuit 2 bladea
iifcofepa Invloed.
Maandag
29 Juli
Feuilleton.
Kromme Wegen.
No. 177.
50e Jaargang.
1912.
Bbonnements-ftduerfentiën op zeer yoordeelige voorwaarden
8riev@n uit de ff ofsfad.
VLISSIINGSCHE COURANT
per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ÊNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. By directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, «iigesenderd ©p Zon- sn Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
Naar een oud verhaal had een dito
vrijer, de naam doet niets ter zake,
bij testament zijn heele hebben en
houden aan zeker iemand gelegateerd,
onder den last om jaarlijks drie maten
van het koren van het land uit te
keeren aan het echtpaar, dat minstens
een maand getrouwd was en waar
van de man al dien tijd baas in
zijn huis was geweest. Deed zulk
een paar zich niet op, dan ging het
graan naar het gasthuis.
Het testament was goed in orde,
want er waren behoorlijk bestuurders
van 't legaat benoemd, die jaarlijks
in alle deftigheid in 't gemeentehuis
vergaderden. De zonderlinge oude
vrijer was namelijk al een halve eeuw
geleden ter ziele gegaan het bestuur
was dus reeds vijftig maal samenge
komen nieuwe bestuurders waren
opgetreden en de heeren hadden
steeds goede sier gemaakt, maar het
graan ging geregeld naar het gasthuis
en nooit had eenig pas of langer
getrouwd echtpaar er aanspraak op
gemaakt.
Wanneer de oude vrijer geen oude
vrijer was geweest en dus iets meer
van het leven geweten had, dan zou
hij iets dergelijks ook wel hebben
kunnen voorzien, 't Was wel eens
een enkele maal voorgekomen dat een
man naar den prijs dong, maar van
de noodzakelijke toestemming der
vrouw in het feit dat hij steeds baas
in huis was geweest, kwam nooit iets.
Men kan daarover denken zoo men
wil, maar het geval op zich zelf
wekte den wrevel van sommige
mannen te Wonderveld op. Vooraan
stond zekere meneer Speer. De man
was nog een beetje groen, want hij
was juist een maand geleden ge
trouwd maar hij durfde toch te be
weren dat hij in zijn woning heer en
meester was en hij beweerde ook,
't was weer de dag der vergadering,
dat hij straks met den prijs zou ko
men. Daarover was 't een en ander
tusschen de echtelieden Speer voor
gevallen maar 't eind was geweest
dat de vrouw haar gemaal liet begaan.
Reeds luidden de klokken naar
aloud gebruik. De deftige raad was
gezeten en de burgers van Wonder
veld vergaapten zich aan het schouw
spel.
Daar trad de heer Speer voor, om
te beweren dat hij baas en meester
in huis was. Wel twintig getuigen
had hij. Iedereen wist het en het volk,
—O—
41.)
Heeft mijnheer fniusschen reeds
over ons voorstel nagedacht, en is
hy bereid zichzelven, hef vaderland
en de bestrijding van Rusland te
dienen
Zeker I antwoordde Walewski. Ik
wil, zooals ik reeds meermalen gezegd
heb, gaarne hef voorgestelde doel
tstenen, maar tot myn leedwezen ge
loof ik niet met u te kunnen over
eenstemmen, wat de keus der mid
delen betreft!
mynheer dan eens open
hartig zijne meening uitspreken 1 sprak
Koppenhagen, maar zijne trekken
aan16" onhei!sPellende uitdrukking
rtoiTo ll* Wil hel eeriilk zeggenik
deins terug voor hei aanwenden van
éie ik voor my niet als
eerlijke kan beschouwen. Met valsch
dat gaarne zag dat de prijs eens toe
gewezen werd, drong er op aan dat
de raad het recht van Speer erkennen
zou.
Dienovereenkomstig uitspraak en
Speer wordt r.aar de eereplaats ver
wezen, waar het kostelijke graan hem
zal worden toegewezen.
Plots haalt hij een zakdoek uit,
een zijden zakdoek, zeer fraai en fijn,
meenende het graan daarin mee te
nemen maar de meter zegt„ben
je dol mandat scheurt al bij de
helftga naar huis en haal eer. zak
En, nu moest het hooge woord er
uit. „Ja, zegt Speer, ik had het wel
gedacht, mijn vrouw wou maar vol
strekt niet hebben dat ik met een
meelzak langs straat liep. Intusschen,
heb maar een poosje geduld ik kom
dadelijk met een zak terug".
„Och neen, vriend, zegt de voor
zitter, spaar u de moeite, ge zijt even
min als wij heer en meester in uw
huis en bewijst het zelf".
Daarmee kon Speer naar huis gaan
en wat daar voorgevallen is, werd te
Wonderveld nooit verteld. Wij hopen
er het beste van en tevens dat de
Wondervelders verstandig genoeg
zullen zijn geweest, om nooit meer
te dingen naar het fameuse legaat.
He winnen van den prijs kan hun
nooit tot eer verstrekken. Den man
niet, omdat 't hem nooit fraai kon
staan, te beweren dat het meester
schap door hem alleen gevoerd werd
de vrouw evenmin, omdat zij altijd
het vermoeden zou hebben opgewekt,
uit eigen belang in het beweren van
den man te hebben toegestemd.
Eigenlijk is niemand onzer, in welke
levensomstandigheid ook, ooit heer
en meesterin dien zin dat hij het
eenig denkende en zelfstandig han
delend wezen is. Als Napoleon heer
en meester was geweest, dan zou hij
zijn groote veldslagen nooit gewon
nen, noch half Europa veroverd heb
ben. Velen kennen niet het ware
verschil tusschen leiden of besturen
en baas spelen en het zou al heel
onverstandig wezen, wanneer de
man of de vrouw, die zich met een
ander tot de innigste levensgemeen
schap verbond, geen vrije wil, geen
zelfstandig handelen, geen invloed
naast zich duldde. Wij vreezen dat
er van die innige levensgemeenschap
niet veel terecht zou komen en meenen
trouwens dat er voorbeelden in over
vloed zijn, die dit bewijzen.
De man of de vrouw, die hoe
heerschzuchtig van karakter ook, nog
een greintje gezond verstand heeft
overgehouden, zal wel niet eens
willen weten- dat hij of zij naar het
meesterschap streeft, dat slechts éen
wil als den werkel ijken wil erkent,
éen meening als de juiste en daarom,
in zijn koude zelfzucht, altijd het
laatste woord wil hebben.
geld een iand in ongelegenheid bren
gen en zichzelf bevoordeelen, kan
nooit een wapen worden geacht,
zooals een eerlijk man zich dat
wenscht.
Dat is maar, al naar men de zaak
beschouwt. Ik wil daartegenover myn
heer slechts éene andere zaak in
overweging geven. Wq bevinden ons
in openiyken oorlog met onze onder
drukkers, de Russen. Is in den strijd
niet ieder wapen tegenover den vy-
and geoorloofd
Ieder eerlyk wapen? merkte
Walewski op.
Eerlijke wapens En bezigt dan
Rusland tegenover het arme, onder
drukte Polen eerlijke wapenen Of
is het eerlyk, geen enkele der voeger
gedane beloften te houden? Is het
eerlijk ons zoowel eigen godslienst
ais eigen taal te ontnemen? Is het
eerlijk het beste deel der natie naar
Siberië te zenden Is het eerlijk onze
vrouwen en meisjes onder knoetslagen
te doen sterven, als slechts een dier
gemeene onderdrukkers op de ge
dachte komt, haar als staatkundig
verdacht aan te geven? Ik geloof,
dat tegenover een dergeiyken vijand
De erkentenis, dat men dwalen,
mistasten kandat men niet altijd
terstond het fijne van een zaak door
ziet, niet altijd op de juiste gedachte
komt, den rechten kijk op de dingen
heeft, een erkentenis zoo echt men-
schelijk, moet juist tot die wondere
erkentenis voeren, dat meesterschap
in den zin van alleen denken en
handelen, van alleen heerschloos een
noodlottige dwaling is, die tot niets
goeds leiden kan en bovendien belast
met een verantwoordelijkheid, veel te
zwaar voor menschelijke krachten.
De ervaring leert trouwens, dat
die heerschzuchtigen maar al te vaak
geneigd zijn om. een verantwoorde
lijkheid van zich af te schuiven
maar bewijzen ze daarmee feitelijk
toch ook weer niet, dat ze nooit
volkomen op eigen beener. kunnen
staan
Het is zoo goed, zoo gewenscht,
dat wij menschen in alles worden
aangevuld want op zich zelf zijn en
blijven wij in alles onvolkomen. Het
is zoo goed dat wij, zonder door
anderen te worden onderdrukt of
volkomen beheerscht, hun invloed
ondergaan Dat komt trouwens van
zelf, wanneer wij hen vrij laten den
ken en handelen, voor zoover de
omstandigheden dat toelatenwan
neer wij hen hunne meening laten
uiten en daarop onpartijdig acht
slaanwanneer wij letten op hun
wijze van werken en de vruchten
van hun streven Wij zien dan zeer
goed wanneer zijjgged denken en er
naar handelen, wanneer zij andere
prijzenswaardige eigenschappen be
zitten. Wij komen dan allicht er toe
om eene vergelijking met ons zeiven
te maken en wanneer die vergelijking,
het is waarlijk niet zulk een zeld
zaamheid, niet al te zeer in ons
voordeel uitvalt, dan zouden wij wel
hoogst onverstandig handelen, indien
wij ons niet gaarne lieten beïnvloeden
door hen die zedelijk iets hooger
staan dan wij. Dat verlaagt ons niet
maar het verhoogt ons integendeel
en zal ook het gehalte van ons leven
verhoogen.
Wij zijn aangevangen met dat toe
te passen op het huwelijk en daar
is het voorbeeld zeker zeer op zijn
plaatsmaar het geldt, in meerdere
of mindere mate, in elke omstandig
heid des levens, bij elke menschelijke
verhouding en bij elke daad of han
deling, hoe schijnbaar van geringe
beteekenis die vaak ook wezen moge.
Het is altijd een strijd in de
wereld en onder de menschen geweest,
wie hunner de meeste was. Dat was
nu niet zoo zeer altijd de meerdere
in wil of in krachtig handelen soms
ook wel in zedelijken zin en met
dit laatste mag men volkomen instem
men, mits dan zonder strijd.
Die zedelijk hooger dan een ander
alle bedenkingen wat de keuze der
middelen betreft, eenvoudig als dwaas
moeten aangemerkt worden.
Ook zelfs tegenover een doods
vijand moet men eerlyk biyven, naar
myne bedenking is dan ook in hoofd
zaak deze, dat door de voorgestelde
handeling niet de vijand wordt be
nadeeld, maar geheel onschuldigen
schade lijden. Door de uitgifie van
dit geld worden menschen, die nooit
iets kwaad3 deden, juist het meest
benadeeld, zoo zij daardoor mis
schien niet volkomen geruïneerd wor
den 1
Dat kan in den oorlog niet
anders. Ook daar lijdt de onschuldige
burger, ofschoon hij er geen schuld
aan heeft. Zijn za-d wordt vertrapt,
zijn huis ve-brand, hem have en
goed, soms ze'f; het 1 ven, benomen.
Zeker, maar dergeiyke oorlogen
zyn nu eenmaal een r.oodzakeiyk
kwaad, en bovendien dienen zy er
niet uitsluitend toe om onschuidigen
te benadeelen, in dit geval is het
slechts een noodzakelijk gevolg, dat
ook onschuldigen er onder lijden
moeten.
Koppenhagen scheen in te zien, dat
staat verheft er zich niet op en laat
zich niet als zoodanig gelden. Wij
kunnen zelfs veilig zeggen, dat dit
laatste het bewijs zou meebrengen,
dat hij zedelijk niet hooger staat.
Die waarlijk een hoog zedelijk
standpunt inneemt, die zal wel
trachten veel invloed te oefenen bij
anderen en heel vaak zal dat streven
met zeggelijkgevolgworden bekroond,
maar dan zal het wezen een invloed
als die van zonneschijn, van dauw
en regen, dien wonderbaren invloed
zoo heerlijk en zoo heerlijk, d ch
waarvan de wegen onnaspeurlijk zijn
voor het menschelijk oog, dat slechts
de uitkomst ziet.
De lezers zuilen zich nog wel her
inneren, dat ongeveer een jaar geleden
in de Wagenstraat alhier een ver
schrikkelijk misdrijf was gepleegd.
Sedert eenige dagen toch was daar
een winkel in suikerwerken, op
Oosferschen grondslag, welke gedre
ven werd door den gewezen kok
van den Perzischen gezant, gesloten.
Toen een bediende van den Pers,
die Murad Bay heette, eenige dagen
voor niets gekomen was, vond hij 't
wat vreemd, dat de baas, die toch
niets gezegd had, zoolang uit de stad
bleef, of uit bleef en hij ging, om
zijn goed te halen, de jongen had een
andere betrekking gezocht en gekre
gen, omdat hij niet in 't huis bij zijn
baas en een anderen bediende, een
Griek, wilde blijven slapen, naar den
huiseigenaar toe, om een sleutel te
halen.
De huiseigenaar ging mede en
toen zij samen 't huis inkwamen
vonden zij daar boven in de slaap
kamer, 't lijk liggen van den Pers, als
't ware gekerfd.
't Lijk lag midden in een plas bloed.
Direct werd de politie gewaar
schuwd. Deze ging op onderzoek uit
en vond in een hoek achter den
winkel, bij een gootsteen een broek
met bloed bevlekt.
De jongen werd verhoord en deze
herkende den broek onmiddellijk als
toebehoorend aan den Griekschen
bediende.
Deze bediende nu was nergens te
vinden, zoodat oogenblikkelijk ver
moedens tegen hem rezen.
Ook vond men in een pot, gevuld
met water, een mes met bloedvlekken.
Dit mes behoorde eveneens aan den
Griek.
De sieraden van den Pers waren
gestolen.
De moord moest 's nachts plaats
gehad hebben, want de Pers was in
zijn slaap overrompeld, en daarna uit
bed gesleurd. Eerst was hem met een
ijshamer, welke bij 't lijk gevonden
werd, den schedel ingeslagen en
hij met dergeiyke redeneeringen niet
veel verder kwamhij besloot dus
van alle overreding af te zien, en zeide
korlaf
Laat ons de zaak ten einde
brengen. Wil mynheer dus op onze
voorsteilen niet ingaan
Ik zou oneerlijk kunnen zijn en
„ja" zegger, om mij dan laier toch
terug te trekken.
Maar wy zijn geen kinderen, viel
Koppenhagen Walewski ruw inde rede,
denkt gij misschien, dat wijgeen voor
zichtigheidsmaatregelen zouden ne
men Maar ik bemerk het wel, myn
heer wil niet. Om alle gevolgen en
onaangenaamheden zyner weigering
te voorkomen, wil ik er hem nog aan
herinneren welke gewichtige vour-
deelen hy opgeeft, die hij zich anders
zonder moeite en zonder gevaar ver
schaffan kan. Da banknoten, die wy
hem overhandigen zullen, zyn zoo
voortreffeiyk nagemaakt, dat zy in
geen enke! opzicht van de echte te
onderscheiden zyn. In groote hoeveel
heden kunnen zy echter slechts door
éen persoon worden uitgegeven, en
wei door iemand, die in groote, aan-
zieniyke kringen verkeert, en dus
vervolgens waren hem maar liefst 29
diepe messteken toegediend.
Ook moest de verschrikkelijke daad
reeds eenige dagen te voren zijn
gepleegd, want de kalender was 4
dagen achter.
Direct ging men op zoek en spoedig
bleek, dat de Griek naar Berlijn was.
Toen men daar aankwam, was hij
weer verderop en reeds twee dagen
weg. Twee dagen had men hem dus
ingehaald,
In de volgende plaats was hij pas
een dag te voren vertrokken.
Doch toen raakte men zijn spoor
bijster.
Eenigen tijd later deed 't bericht
de ronde, dat hij gepakt was, doch
spoedig werd dat tegengesproken.
Thans is er uit Griekenland offi
cieel bericht gekomen, dat hij daar
is aangehouden.
in Griekenland zal de schurk dus
terecht moeten staan, want geen en
kel land levert eigen onderdanen uit.
Zooveel te erger voor hemHier
bestaat geen doodstraf, in Griekenland
echter wel
De rechtzaal van de rechtbank is
hier 't tooneel geweest van een half
oproertje.
In de anders zoo stille, strenge
plechtige rechtszaal eertijds plechtig
heids-zaal van een vorstelijke woning,
heeft jvrouw Roerdinkholder, welbe
kend, meer nog bekend onder den
naam „Haagsche Furie", terecht ge
staan en 't heeft er tijdens de recht
zitting {niet aan talrijke emoties ont
broken.
Bekiaagde was tenlaste gelegd,
beleediging van een ambtenaar en
wederspannigheid.
Zij werd binnengeleid, getooid met
rooden hoed en roode strikken en
een cartonnen bord voor zich hangend
waarop stond„Vandaag ter dood
veroordeeling van vrouw Roerdink
holder".
De president verzocht haar, dat
carton weg te doen, want dat rekende
hij als orderverstoring. Daarvan wilde
zij echter niets weten, waarop de
president haar aanmaande dat ding
weg te doen, daar anders de zaak
buiten haar om behandeld zou worden.
Daar wilde zij heelemaal niet van
weten en zij ging heftig te keer.
Zij eindigde met 't papier af te doen.
De verschillende getuigen, in deze
uiterst onsmakelijke zaak, werden door
haar tegengesproken. Zij vertelde de
zaken geheel anders.
De officier van justitie, eischte kort
en bondig 1 jaar, de maximum straf.
Veel woorden zeide hij, zou hij er
niet aan vuil maken, dat was te veel
eer voor beklaagde.
Nauwelijks was 't requisitoir afge-
loopen, of daar begon Vrouw Roer
zonder opzien te verwekken buiten
gewoon groote uitgaven kan doen.
Daarom alleen hebben wy ons tot
mynheer gewend, omdat wy meenden,
dat hij er toe bereid zou zyn onder
een vreemden naam op te treden en
daardoor zoowel zich zeiven ais het
vaderland te dienen.
Ik geloof niet, dat het vaderland
zulke diensten van een eeriyken pa
triot vergen zal.
Walewski had deze woorden tame-
lyk heftig uitgesproken en Koppen
hagen was verstandig genoeg om de
beteekenis er van dadelyk te verstaan.
Hij begreep, dat Walewski hem
doorzag en aan het sprookje, als zou
Koppenhagen ingevolge de opdracht
van een comité van opstandelingen
met hem onderhandelen, geen geloof
schonk. Deze overtuiging scheen hem
echter in geenen deeie aangenaam te
zyn, want een blos van toorn overtoog
zyn gelaat, brutaal sloeg hij met de
vuist op de tafel, zoodat de kande
laar omhoog sprong en dreigde om
te vallen, terwyl hy heftig uitviel,
zijn toon en toespraak wyzigend
(Wordt vervolgd.)