Maandag
1 Juli
No. 153,
50e Jaargang,
1912.
Dit aummer bestaat uit 2 bladeii
Eerste Blai
i.
Gemeentebestuur,
Luchtkasteeien.
Feuilleton.
Kromme Weger*.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
fibojinements-fldwerfesiiiëri op
Brieven uifde Hofstad.
2esr uoordeelige uoorioaarden
VLISSIINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Marlet 58.
mL
ADVERTENT1ÊN van 1—4 regels 0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
SCHOOLWEZEN.
De plaatselijke Commissie van
Toezicht op het Lager Onder
wijs maakt bekend
dat de OPENBARE LESSEN
aan onderstaande gemeente scholen
zullen worden gehouden als volgt
Vrijdag 5 Juli, 2—4 n.m., school
A (hoofd de Heer LANDSMAN) en
school B (hoofd de Heer OP DEN
ZIEKE) 12: klessen;
Maandag 8 Juli, 2—4 n.m.,
school C (hoofd de Heer JURRY)
klassen 6, 6a en 7
Dinsdag 9 Juli, 2—4 n.m., school
D (hooïd de Heer DE VRIES) 6e
klasse
Donderdag 11 Juli. 2—4 n.m.,
school E (hoofd de Heer FRIJLING)
klassen 6, 6a en 7
Vrijdag 12 Juli, 2—4 n.m.,
school F (hoofd de heer V. D.SL'KKE)
12e klasse.
Ouders, voogden of verzorgers van
leerlingen en belangstellenden worden
uitgenoodigd deze lessen bij te wonen
terwijl eati hen op die zelfde uren
gelegenheid wordt gegeven tot bij
wonen der lessen in alle klassen.
De Commissie, voornoemd.
JOS. VAN RAALTE, Voorzitter.
A. KLOEKE, Secretaris.
Het bezit van een kasteel schijnt
voor een vroeger menschelijk geslacht
een soort van hemel op aarde te
zijn geweest. Onze Fransche naburen
hebben ook een oud spreekwoord,
waarin gewag gemaakt wordt van het
bezit van kasteelen in Spanje. De
oude Hollander plaatste die ge-
wenschte verblijven ergens in de
luchtmaar een dichter, die nu ook
ai lang niet meer bestaat en, in dit
opzicht althans, van bijzonder practi-
schen zin getuigenis gaf, verklaart ons
het spreekwoord kasteelen bouwen
in de lucht, in een misschien aan
enkele onzer lezers welbekende sa
menspraak tusschen twee boeren
knapen, waarvan de éen een plan in
het hoofd had, dat hem welvaart,
roem en eer beloofde. Hij had van
zijn vader een bijenkorf gekregen, die
hij een jaar lang met de uiterste
zorg behandelde, en nu had hij een
pot tret honig, heiderats glas. Daar
voor wilde hij een lam koopen, na
vijf jaar voor de dan gekregen scha
o—
17.)
Hier toch bemerkte hij de ruwe
teekening van een hondekop, op de
wijze als schoolkinderen dien teekenen
en achter dien kop een kruis.
Hij glimlachte bevredigd en betrad
de gelagkamer, in welke zich drie
personen bevonden en onder dezen
Koppenhagen. Deze keek bij het
binnentreden van den koopman, die
hem als een bekende groette, op en
riep hem loeAhaNu, hoe gaan de
zaken Goed Koml ge ook wat uit
rusten
Ja, antwoordde Rothmann, loopen
is vermoeiend.
Nu ja, zei Koppenhagen, ik ben
vandaag ook ai vroeg op weg gegaan,
ik had zaken hier.
Rothmann nam aan een zijtafeltje
plaats en bestelde wat eten. Koppen
hagen z?t na?st een man in een
pen een koe en binnen nog vijf, zes
jaar, zou hij in een goed gedoe zit
tend, met fraai huis en hof en paar
den voor plezier. Jongens-, dan moest
Piet komen kijken. Hij zou dan ook
nog een vrouw trouwen enz. Dat
laatste vond vriend Piet bedenkelijk.
Want, weet je wel, dat klein gespuis
maakt geduchte wilde sprongen
Maar nu raakte Koen, de kasteelen
bouwer, in vuur. Hij nam de tang
en zwaaide er mee. Zóo, zou ie doen
als ze lastig waren. Maar, och arme,
de tang kwam in aanraking met de
honigpot, die brak en den kostelijken
inhoud verloor. Daar lagen schapen,
koeien, paarden, wagen, vrouw en
kroost in de asch
Men mag zeggen wat men wil,
maar, bouwers van luchtkasteeien,
plannenmakers, najagers van hersen
schimmen, dat zijn we eigenlijk alie
in meerdere of mindere mate. Het
schijnt te liggen in de menschelijke
natuur om, zelfs bij alle tevredenheid
met het ons geschonken lot over
ontevredenen spreken we maar in het
geheel niet met een zeker blij
genoegen te denken aan den tijd dat
ons nog wel eens dit of dat extraatje
zou kunnen worden geschonken.
Blijft het daarbij, dan is dit al heel
onschuldig, omdat het op ons doen
of laten geen merkbaren indruk ach
terlaat; maar het mag ook niet ver
der gaan. Het zou zeker zeer ver
keerd wezen indien menschen, vooral
indien jonge menschen, hun leven
niet naar een vast plan of stelsel
inrichtten maar dan zullen zij dit
toch in ieder geval behooren te doen
op zoodanige wijze, dat er althans
eenig redelijk uitzicht bestaat, dat, in
groote lijnen, het plan wezenlijk ten
uitvoer zal kunnen worden gebracht.
Alle omstandigheden moeten daar
mede in overeenstemming zijn. Men
behoort goed te weten wat men wil,
maar ook waarom men het wil, en
tevens of het willen inderdaad vat
baar is om in daden en feiten te
worden omgezet. Al het andere mag
dan, als bijkomende omstandigheid,
verwezen worden naar het vriendelijk
rijk der hoop, om daar een plaatsje
onder de luchtkasteeltjes te krijgen.
Koen, de boerénjongen, was vol
strekt geen illusionist van de ergste
soort. Hij had best gezorgd voor zijn
woningen, indien alle omstandigheden
waren meegeloopen, dan had hij het
een aardig eind kunnen brengen of
schoon het vaststaat, dat hij te veel
bouwde op eigen wil en kracht en
vergat dat er geen schakel in den
keten ontbreken mocht. Maar hij
maakte zich schuldig aan de fout
van heel veel bouwers van lucht
kasteeien, die niet heelemaal zonder
grond of reden te werk gaan en daar
door nog wel eens kans zien om
langen, blauwen rok, bovendien be
vond zich in hun gezelschap een
tamelijk elegant gekleed persoon, die
niet in deze streek scheen thuis te
behooren, althans hij onderhield zich
met Koppenhagen over de reisge-
legenheden, spoorwegverbindingen,
enz., waarvan hij wenschte gebruik
te maken.
Na korten tijd verlieten de drie
gasten de herberg en stegen op etn
boerenwagen, die voor de deur stond
waarop zij snel wegreden, de blauw-
rok als koetsier. Koppenhagen had van
Rothmann nog met eenige woorden
afscheid genomen.
Deze was naar het venster gegaan
toen de wagen wegreed, doch be
gaf zich spoedig weder aan zijn
maaltijd.
Na den herbergier nog een glas
bier besteld te hebben, vroeg hij
dezen
Mijn bekende komt zeker wei
meer hier?
Ja, antwoordde de herbergier,
de heer Koppenhagen komt dikwijls
hier. Hij was nu zelfs drie dagen
achtereen hier, zeker verwachtte hij
den heer, die nu bij hem zat, doch
TELEFOONNUMMER 10.
hun denkbeelden bij aanvang althans
in werkelijkheid om te zetten. Dat
is dan een kolossale overwinning, een
bevestiging van hun eigen goed in
zicht, hun wijs plan. Ja, zij hebben
het bij het rechte einde.
En dan, in hun blijdschap, hun
verrukking, soms wel eens een beetje
in den ijdelen waan der zelfvergoding
verliezen ze alle bedaardheid en zelf-
beheersching uit het oog. Het moet
dan maar wat vlugger gaan. Het doei
moet spoediger bereikt worden. Ze
grijpen de tang, zwaaien er mee en..,,
gooien de honig, waar alles uit te
voorschijn moet komen, met den pot
van boven neer
Ook in dit opzicht is onze tijd wel
een merkwaardige tijd. Den bouwers
van luchtkasteeien is het tegenwoordig
nog al eens vaak te doen om het
spoedig bezit van veel geld. Waarom
ook niet Het geld is gemakkelijk in
de behandeling en daar het 't alge
meen ruilmiddel bij uitnemendheid
is, kan men er immers alles voor
koopen wat men verlangt te bezitten
Zóó komt men, bij een heel klein
bezit, al heel licht er toe, om allerlei
stelsels en stelseltjes uit te denken,
volgens welke, onfeilbaar, dat kleine
bezit zich in een betrekkelijk korten
tijd, in het gedroomde grooter bezit
zal omzettengegeven de knapheid
en handigheid van den bezitter. Dit
is het luchtkasteeien bouwen van de
minste en slechtste soortvooral ook
omdat deze geen rekening houdt met
den eerlijken arbeid, zonder welken
aan alle bezit de ware grondslag ont
breekt. Op de een èi andere wijze,
in welken vorm of naar welke op
vatting ook, draait het uit op iets
waaraan wij tegenwoordig den naam
van speculeeren geven een stelsel
volgen, waarbij een handig gebruik
van het toeval de grootste rol vervult.
Jammer dat het toeval, grillig en
nukkig als het is, wel eens geiieft
thuis te blijven, en dan zitten we
leelijk met de gebakken perende
luchtkasteeien komen zelfs ten deele
niet gereed. Er zijn ook wel van die
zeer fortuinlijke en bijzonder knappe
koppen, die 't een aardig eindje bren
gen, maar 't is wel opmerkelijk, dat
ze dan in den regel handelen als
Koen. Een kapitaal in zeventien jaar
verdubbelen zei eens een man
dien 't erg vóór den wind ging
't gaat vee! gauwerEn 't ging
ook gauwer, tot op zekere hoogte,
toen de fortuin op zekeren dag eens
uit haar humeur raakte en, met de
tang van Koen, den heelen pot met
geld in den aschpot deed verzinken,
in den rook deed vervliegen
Maar men zal ons ook moeten toe
geven, dat dit geen overleg met wijs
beleid mag heeten en dat er eigenlijk
in die heele geschiedenis niets is, wat
men niet even goed verwachten kan
eerst heden aankwam. Hij kwam uit
dezelfde richting als gij.
Kothman babbelde met den her
bergier voorts nog wat over weg en
weer, doch verliet ook vrij spoedig
de herberg om denzelfden weg in
te slaan, dien de wagen genomen
had.
Het was reeds avond to$n de
koopman moede en met stof bedekt
in Nsusiadt aankwam. Hij trad een
herberg midden in de stad gelegen
binnen, waar gewoonlijk werklieden
hun intrek namen en trof hier den
man met den blauwen rok weder
aan, die hem dan ook dadelijk toe
riep
He daar! Zijl gij daar ook
weer?
Ge hebt vandaig dan wel een
flinken raarsch gemaakt. Kom hier,
en drink 1
De blauwrok scheen een weinig
opgewonden te zijn en had een flesch
wijn voor zich staan, wat Rotmann
opviel, daar de arbeiders in deze
streek nooit wijn, maar altijd bier of
een borrel drinken.
Toen Rothmann gedronken had,
zette hij een gezicht, alsof de wijn
als het tegenovergestelde.
De moraal zegt;
«Wat gij doét on spreekt en oordeelt,
Handel met bedachtzaamheid.
Noeste vlijt vindt steeda belooning,
Van uw ijveren oogst gij vrucht,
En -gij bouwt geen kaarten woning,
Geen kasteelen in de lucht
Kaartenwoningen bouwen. Welk
een heerlijk spel was dat in onze
kinderjaren Welk een onuitputtelijk
geduld was er noodig om iets tot
stand te brengenWelk een teleur
stelling, telkens en telkens weer
maar ook, welk een overwinning,als een
vleugel van het kasteel daar werkelijk
stond. Dat waren, zoo men wil,
zedelijke luchtkasteeien, want er was
geen stoffelijk doel aan verbonden en
ook aan zulke luchtkasteeien aan
illusies, was ons verder leven niet
vreemd, en zedelijke illusies te zien
verstoren, dat is de droevigste ervaring
van den mensch. Hier vooral is veel
oefening noodig, om zich niet over
te geven aan edele uitzichten en ver
wachtingen, maar van het leven alleen
datgene te hopen, wat wortelt in ons
eigen streven, in de grondslagen die
wij zelf hebben gelegd om rekening
te houden met het mogelijke en het
waarschijnlijke. Dan zullen we er
veel toe kunnen bijdragen, om aan
dergelijke treurige ervaringen arm,
althans zeker niet rijk te zijn.
Als men fhans in Scheveningen
komt,die enorme drukte ziet,
voelt daar 't heerlijk frissche van de
zee, maakt daarmee 't leven van de
„opsnijderij en de bluf", kortom volop
geniet daar van 't leven van 't volle
voorbijvliedende leven, dat daar zich
laat aanzien als een tijd der eeuwig
heid „zonder zorg", dan komt men
er allicht toe, te vragen, hoe 't moge
lijk is, dat alles toch zoo onbereken
baar veel en gauw kan veranderen.
En, laat ik dat er direct bijzeggen,
men gelooft -'t als men dat Scheve-
ningsche leven van nabij ziet, eenvou
dig niet, dat 't nog kan veranderen.
Welk een enorm verschil met
eenige maanden geledenWelk een
veranderingen Welk een revolutie
Een kwart jaar nog niet eens, een
kleine twee maanden eigenlijk pas
geleden, was 't er nog zoo koud,
zoo akelig kil, was 't er nog zoo
unheimisch. Geen sterveling, als je er
liep, kwam je tegen, of 't moesten
zijn een paar visschers, die stijf te
turen liepen, met hun alles ziende
oogen naar de zee, waar op de
woeste golven een logger of bom te
dobberen lag.
De boulevard Och 't leek wel
een weg naar de eeuwige, groote
leegte.
't Was als ware Scheveningen door
hem uitmuntend beviel, hoewel deze
in werkelijkheid een ellendig brouw
sel was, en zeide toen: Ge hebt
het maar goed! Ik wenschte wel,
dat ik ooit ook zooveel geld had,
om wijn te kunnen drinken, maar
zoover kom ik nooit, want geld is
bij mij niet veel voorhanden.
Deze woorden schenen de praat
zucht van den half beschonkene op
te wekken, want lachend sloeg hij
op zijn zak en zeide
Geld, ja, geld hebben wij
tamelijk.
Daar zeide hij, eene oude
portemonnaie te voorschijn halend
en deze openend, daar is geld 1
Rothmann zag, dat er een groot
aantal banknoten, benevens vele zil
verstukken in de portemonnaie waren,
en riep daarom uit;
|a, ja, dat geloof ik waarachtig
welKan men hier zooveel geld ver
dienen Wist ik maar, hoe ik zelfs
de beift kon verdienen, dan hing ik
mijn koopmanschap aan den kapstok.
Waarmede verdient men zoo veel
voegde nij er dood onnoozel bij.
Waarmeê? vroeg de blauwrok
lachend, o, heel eenvoudig 1 Met me
een verschrikkelijke ziekte geteisterd
zoo verlaten, zoo eenzaam lag 't daar.
En een doodsche stilte dat er
heerschte Niets, niets hoorde je, dan
't bruischen der zee, het ruischen of
loeien of gieren van den wind, al
naar zijn kracht en af en toe, heel,
heel eventjes als heel, heel uit de
verte 't belletje van een electrische
tram, die altijd even leeg, altijd even
verlaten was, doch toch nog aantoon
de, dat er nog levende wezens
waren.
En dan 's avonds was 't overal
duister, stik-duister, alleen heel in de
verte zag je 't slingeren van een op
halve kracht brandende booglamp, of
heel hoog in 't Kurhaus op de zolder
verdieping brandde een lichtje, dat
was alen als je dan verder
't dorp in kwam, de krotjes en
slopjes passeerde waarin de visschers
wonen, dan zag je flauw achter een
voor de vensters gehangen stuk ka
toen, 't licht van petroleumlampen
en de spookachtige schaduwen van
kinderen en volwassenen.
En geen wonder was 't dan als je
angstig, benauwd wegvluchtte, 't woe
lige, drukke leven van Den Haag
tegemoet, dat je bijna een uitkomst
scheen, na 't doorleven van dit een
zame, anstig-weemoedige leven.
En nuDe zee is kalm, de zon
schijnt zoo vroolijk, zoo zacht en
toch zoo fel, hult alles in een vroo-
lijken, heerlijk-monteren gloed
De latten zijn van de ramen verwij
derd en de witkalk ook, de winkels
zoo op zijn mooist uitgedost, steken
in een zomerkleed.
In de café's, kleurig versierd met
bloemen en planten, spelen lustige
strijkjes, op zijn potsierlijkst uitgedost.
Auto's vliegen af en aan, wandelaars
en wandelaarsters loopen in zomer-
tenue van den eenen winkel naar
den andergroepjes menschen zitten
heel gemoedereerd in 't gras, profitee-
ren van zonnewarmte en zeekoelte
en knabbelen op zuurtjes en olienoot
jes, drinken limonade of sorbets,
kauwen taartjes of chocolade, pakken
valiesjes met broodjes en allerhande
lekkernijen uit.
Nu dat alles zoo'n vredig, zoo'n
rustig ui terlij kj heeft, nu men daar in
Scheveningen leeft, werkelijk leeft,
nu is 't waarlijk haast niet te geloo-
ven, dat er eens weer een tijd zal
komen, dat 't weer daar ligt als uit
gestorven, dat Scheveningen is gewor
den één groot kerkhof, dat't verlaten
is, als hadde er de pest gewoed.
En toch, wij moeten 't wel aannemen,
om de eenvoudige reden, dat 't al
tijden zoo gegaan is.
Dan huilt weer de wind, dan
bulderen weer de golven, trilt het
Wilhelmina Wandelhoofd op zijn
pijlers, van 't krachtig gebeuk der
golven daarop, door 't aanhoudend
taalwerk 1 Hij scheen zoo met zijn
eigenaardigheid ingenomen te zijn,
dat bij lang en luid lachte en nog
eens zeideMet metaalwerkIk ben
namelijk ging hij dan op eens
ernstig en blijkbaar voorzichtig wor
dend voort smid, en thans bij een
groot werk aangesteld. Daar valt nogal
wat te verdienen.
Hoe zonderling het Rothman ook
voor kwam, dat een smid in zoo
nauwe betrekking tot Koppenhagen
stond, deed hij daar van niets bemer
ken, doch trachtte telkens weder het
gesprek op geldverdienen te brengen
waarop echter de smid niet verder
inging. Deze scheen meer lust te
hebben zijn hoofd op de tafel te leg
gen en in te slapen.
Rothmann vroeg den herbergier of
hij ook een nachtverblijf kon krijgen
en deze antwoordde lachend, dat hij
hem. dit wel verschaffen kon, indien
hij zich met den hooizolder wilde
tevreden stellen.
Rothman verklaarde er zich toe
bereid den hooizolder op te zoeken
en tegen tien uur legde hij zich, zijne
pakken onder het hoofd, tot slapen
neder. (Wordt vervolgd.)