ini. iingen 8 28 Juni No. 151. 50e Jaargang. 1912. 111, f ►REH, >nz. enz- Vrijda Gemeentebestuur. Feuilleton. Kromme Wejen. I [ikasten irkelijk vooral twaliteit itikelen >aar wat iardelijk Ho. 2. ANSEN, BINNENLAND. VAH DEN HAK OP DEI! TAK. f izijn aar bij ji-motor- ksloepen koeisloe- mbevelend, |Terneuzen, (Importeur.) &ing. V te koop Kanaalstraat. B. C. Bureau t." iriek IKER RUH. shouden eene zullen In het Instraties mforen en aQ- VLISS1NGSCHE COURANT. Prljs per cirie maantJen 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers, Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÈNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken rege meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op 2©n- en LANDWEER. Burgemeester en Wethouders van Vlissingen roepen bij deze op alle verlofgangers van de Landweer, ge vestigd in deze gemeente, die dit jaar wegens diensteindiging zullen worden ontslagen, om op Donderdag, den 11 Juli 1912, des voormiddags ten 9.30 ure, voor hen wier geslachtsnamen beginnen met de letter A tot en met L, ten 10 30 de overigen in de Bom vrije kazerne te Vlissingen bij den Landweerdistricls-Commandant of die hem vervangt, in te leveren al de hem van Rijkswege verstrekte wape nen, kiseding- en uitrustingstukken, voorwerpen van ledergoed, reglemen ten en dienstvoorschriften, en verder alles wat hun bij hun vroeger korps of bij de Landweer bij het vertrek met groot verlof is medegegeven. Indien de verlofganger wegens ziekte, verblijf buitenlands of andere geldige redenen verhinderd is per soonlijk de inlevering te doen, dan is hij, of zijn, bij onmacht zijnerzijds, zijn naastbes'aanden verplicht er voor te zorgen, dat de inlevering door een ander geschiedt. Van de geldigheid der redenen van verhindering moet blijken door een bewijs of verklaring, afgegeven of gelegaliseerd door den Burgemeester der woonplaats van den verlofganger en bij de inlevering over te leggen door den persoon, die mei de inle vering is beiast. Indien de verlofganger zich voor de in everirsg buitan zijn woonplaats moet begeven en de afs'and van zijn woonplaats tot de plaats van inle vering meer dan 10 K.M. bedraagt, geniet hij vrij vervoer naar laatstge noemde plaats en terug. Als in het gezin van den verlof ganger of waarmede hij samenwoont, tijdens de inlevering een besmettelijke ziekte heerscht, dan moet hij daarvan dadelijk kennis geven bij den Burge meester van zijne woonplaats en omtrent de inlevering nadere orders afwachten. Vlissingen, den 24 juni 1912. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De secretaris, WiTTEVEEN. De Ruyter en zijn gezin in 1662. Binnen weinige dagen zal in het Rijks-Museum een groot schilderij worden geplaatst dat als kunstwerk, maar meer r.og als historiestuk zeker groote belangstelling zal wekken. Dit kapitale doek, ruim vier meter breed en ongeveer 2.70 M. in de hoogte, is geschilderd door den maar o— 15) Walewski en Esther begroetten elkander met een zwijgende bui ging, terwijl beiden onwillekeurig bloosden. De jnannen dekten het hoofd en Peiser trad op de tafel toe om den „Kiddusch" te maken, d. w. z. den Sabbat in te wijden. Hij sprak de Hebreeuwsche zegenspreuk uit over den wijn, van welken hij dronk en vervolgens alle aanwezenden drinken liet, daarna over het gebak, dat hij brak en verdeelde. Toen kwam het eten. Het gesprek aan tafel was zeer onbeduidend. Peiser vermeed het blijkbaar zijn gast rechtstreeks toe te spreken, en had slechts lof voor de bereiding van het eten en de kook kunst zijner steeds hooger blozende dochter. Op Baruch scheen de Sab- weinig bekenden Jurdaen jacobson en gedateerd 1662. Het vertoont de levensgroote portretten van admiraal de Ruyter en zijn naaste familieleden in dat jaar, in het geheet tien personen. Zij zijn voorgesteld in een fantastisch park mei tuinbeelden, rotsgevaarten en een soort kasteel op den achter grond. In deze familiereünie zijn drie groe pen te onderscheiden. De linkerzijde van het reusachtige stuk wordt in genomen door vier personende Ruyter zeif met Anna van Gelder, zijn derde vrouwEngel de Ruyter, de eenige zoon van den admiraal, hier als een jongen van 13 jaar met drui ventrossen in de hand; en de nu 15 jarige Jan van G rider, de Ruyter's stiefzoon uit Anna van Gelder's eerste huwelijk. Het midden var. het stuk vertoont een dame met drie kinderen. Hei is de 23 jarige Cornelia de Ruyier, ge huwd met den zeekapitein Johan de Witte. Aan hare voeten zit haar on geveer 2 jarig zoontje Comelis de Witte (later mr. Cornelis baron de Witte). Het jongetje met bloemen be kranst, is onder de hoede van twee meisjes, de twee kinderen uit de Ruyter's huwelijk met Anna van Gel derde nu 10 jarige Margareiha (in 1673 gehuwd met ds. Somer) en de bijna 7 jarige Anna (vier jaar na dato overleden. Op het rechter gedeelte van hel schilderij ziet men twee personen: de 20 jarige Alida de Ruyter met ha ren aanstaande, |ohan Sctiorer, sche pen tn raad der stad Vlissingen. (Eerst in het volgende jaar zijn zij gehuwd, hij is in 1664 reeds overle den en drie jaar later .s zij hertrouwd met ds. Pots). Het schilderij vertoont dus de Ruy ter met de zijnen ten jare 1662. Al leen de Johan de Witte, toen nog de eenige schoonzoon, wordt gemist, vermoedelijk omdat hij niet in het land "is geweest en dus niet voor den schilder neef: kunnen poseeretr toen deze zijn stuk opzette. Dit laatste moet trouwens reeds gebeurd zijn vóór 16 Mei 1661, want óe Ruyier is op dien datum uitgegaan op zijn grooten tocht naar de Middeliandsche Zee, vanwaaf hij eerst op 16 April 1663 in het vaderland is teruggekeerd. Verschillende deelen van het enorme doek geven een goeden dunk van |acob3on's gaven als portretschilder. De portretten van de Ruyter en zijne vrouw zijn zeker welgelijkend, het geen blijkt uit twee andere van het echtpaar, vier jaar iater geschilderd door Hendrick Berckmans, jan van Gelder, voorgesteld met een valk op de gehandschoende vuist, heeft twee honden bij zich aie getuigen v<m bijzonder talent van den schilder. Het aantrekkelijkste groepje is echter batviering een bedarenden invloed uit te oefenen, hij maakte geene gri massen, dan alleen om zijne dank baarheid te kennen te geven als Esther hem van spijzen voorzag en slechts enkele malen behoefde zij hem te wenken, ais hij bezig was een inventaris zijner vingers op te maken. Esther zweeg uit vrouwelijke kieschheid, en oj> Walewsk! werkte de betoovering, verbonden aan het nieuwe, het vreemde van plaats en omgeving. Na een tijd van ver schrikkelijk lijden, na bei doorworste len van de grootste gevaren, zich plotseling te zien overgeplaatst in een dergelijken rustigen kring, bij eene feestelijke gelegenheid, waarvan hij de poëzie meer gevoelde dan begreep, een dergelijke overgang moet wel indruk maken! Het heerlijk toebereide eten smaakte hem, het knetteren der Sabbatlamp en andere lichten, klonk hem als feestelijke muziek en wanneer hij opkeek en in bet blozende, liefelijke gelaat zijner jeugdige gastvrouw blikte, overviel hem een gevoel, dat het midden hield tusschen vreugde TELEFOONNUMMER 10. dat van het verloofde paar, fraai van groepeering en van u'tvoering als portretschildering. De bevallige Alida is in overeenstemming met het toilet van hare volle zuster Cornelia de Witte, beide kinderen,.evenais Engel, uit de Ruyter's tweede huwelijk, met Neehje of Cornelia Engels). Zij draagt een prachtige japon van Laaie rozen- roode stof en deze kleur is .in goeda harmonie met het donkere gewaad van hare aanstaande, deftig gekleed als een schepen past. flbonnemsnts-Hdüerfenfiën op uaord@®ü§® yooriüaarden Legerorganlsaiie. Volgens het «Nieuwsblad v. h. Noor den" zou het voornemen bestaan om de ingediende suppletoire ooriogsbe- grooting voor het jaar 1912 in te trekken, waardoor de voorgenomen reorganisatie van het leger eerst in 1913 tot uitvoer zal worden gebracht. Gemeenteraadsverkiezingen. In het la district te Arnhem zijn tat leden van den gemeenteraad ge kozen de heeren Tn. J. F. A. Liefrinck en jhr. D. C Groswinckel (beiden lib.) met resp. 984 en 1050 stemmen, teger. 914 op den heer J. S. F. van Hoogstraten (anti rev.) en 831 op jhr. mr. H. K. M. van Nispen tot Pan- nerden (kath.) „Een dominé en een. pastoor, gaan het leven mak'iijk door", hoorde ik laatst iemand rijmen.: Die man meende, als zoovele anderen, dat er geen inenschen in de wereld zijn, die hei gemakkelijker en pre t ger hebben dan heeren geestelijken. „Wat heeft zoo'n dominé bv. te doen: een preek maken en een preek houden en een paar uur catechiseering in de week, dat is al Mij dunkt dat is de zaak ai heel oppervlakkig bekeken, zooals iemand doet, die van het ambt niets verstaat. Ds. Boekenoogen te St. Anna Paiochie denkt er anders over hij teekent in het „Fr. Dagbl." het ideaal'* van den predikant aldus Hoe een predikant moet zij n. De Dominee zoo de Duitscher zegt Dient rond te wezen recht en slecht Bij grooten groot bij kleinen klein Voor ieder edel altoos rein, Voornaam als uit een Vorstenhuis, Eenvoudig als bij boeren thuis. Een held beslist hoe ook bekneld, Een worat'laar Gods in 't open veld. Een bron die andrer leven schoont Een zondaar zelf door God gekroond. Een knecht die 't eigen hart regeert, Een knecht die dient, wien ietwat deert. Een die niet voor de rijksten zwicht Een die zich d'armsten gaarn verplicht. en weemoed. Het eten werd afgedragen en vóór den gast de Russische samowar, de onvermijdelijke theemachine, ge plaatst. Peiser begaf zich naar een zijkamer en stemde daar eene viooi, waarop hij spoedig, al op en neder loopen- de, eigenaardige wijzen begon te spelen. Hoewel niet kunstvol voorgedragen werkten toch deze klagende, oude Hebreeuwsche melodieën in zekeren zin stichtend op den toehoorder. Baruch was den heer des huizes gevolgd, zat thans in een hoek der kamer gehurkt en liet zich, naar het scheen, door de muziek in slaap wiegenhg zat ten minste bewe gingloos met over eikaar geslagen armen. Esther en Walewski waren dus zoo goed als alleen, en de laatste wendde zich plotseling in de Fransche taal tot haar, om haar het verzoek te doen den volgenden avond eenige door hem geschreven regels te willen overschrijven. Het jonge meisje verklaarde zich vriendelijk daartoe bereid en beant- Een leerling, die zijn meester eert. Een leidsman, die kwageesten keert. Een bedelaar met smeekgeschrift. Een koningsbod met gouden gift. Een stoere man bij 't brandpiket. Een zachte vrouw aan 't krankenbed. Een grijsaard in 'b beschouwen. Een kind in 't vast betrouwen. Naar 't hoogste in 't leven strevend. Op 't laagste ook acht nog gevend. Echt blijde met de blijden. Stil weenend met die lijden Geen sterveling benijdend. Zich hart'lijk Gode wijdend. In 't denken zonneklaar. In 't spreken hemelswaar. Van vruchtbaar werk een vriend. Van lui'ren nooit gediend. Mat Christus tot zijn ICruisdevies. Met Kroningswinst uit elk Verlies. 't Hangt natuurlijk alles af, zooals in alle ambten en betrekkingen, van de opvatting, welke men heeft van zijn taak: of liefde en toewijding voö - zitten, of plichtsbesef aanwezig is, of- niet. De een geeft zich met hatt en ziel aan zijn werk, aan zijn taak, de ander doet niet meer dan strikt noodig is en hunkert naar de vicantie, ook al behooit hij niet tot de mis- deelden. Men meent wel eens, dat alleen door den minderen man en de lagere ambtenaren „gewerkt" wordt, en dat de hooggeplaatste allen een lui en onbezorgd leventje ieiden. Maar zoo is het waarlijk niet. De volgende curieuze herinnering,welke eenFransch blad mededeelt omtrent den grooten kiijgskundige Moitke, doet ons zien, hoe deze zijn taak opvatte en zijn vacantle besteedde. Hit blad schrijft «Nu men zooveel spreekt van de zonderlingheid der Duitschers, zal het misschien niet onaardig zijn, een feit te verteilen, dat te Bülijn weinig bekend is en dat in de maand Mei van 1870 heeft plaats gehad. In ge noemde maand vroeg Moitke keizer Wilhelm, toen nog slechts koning van Pruisen, verlof, om zich veertien dagen uit Berlijn te verwijderen. „Zijt ge vermoeid, generaal vroeg de vorst. „Dan doet ge wel, eens flink uit te rusten. Ga en kom frisch en gezond terug. Moitke salueerde en vertrok. Eenige dagen later bood de mi- nisier van oor'ov, Von Roon, een rapport aan Koning Wilhelm aan. „Ik zou het advies van Molike wel willen kennen, zeide de koning, maar hij heeft verlof en ik weet niet waar hij is." „Wij zullen htm weten te vinden, Sire," hernam de minister. Maar alle nasporingeu waren vruch teloos, Moitke was spoorloos ver dwenen. Na verloop van veertien dagen, komt de generaal zich den koning presenteeren. „Wat drommel, mijn vriend, waar woordde in het zich ontwikkelend gesprek de vragen van den gast, die een zeer elegant Fransch sprak, met meerdere of mindere uitvoerigheid, terwijl zij allengs meer hare bevan genheid verloor. Het was toch het neutrale gebied der Fransche taal, waarop zij elkander tegemoet kwamen en waardoor het onderhoud van oogenblik tot oogenblik levendiger werd. Eerst liep het over de boeken, die Esther den gast geleend had, daarna bewoog het zich op meer algemeen gebied en spoedig had het gesprek een zoo vertrouwlijken vorm aangenomen, alsof zij elkaar re ds maandenlang hadden gekend, en verbaasden zij er zich over, dat zij schertsen en lachen konden en zooveel genoegen in elkanders gezel schap vonden. Peiser hield nu en dan met zijn spel op, om naar de sprekenden te luisteren, ofschoon hij niets van de taal verstond. Maar over zijn gelaat vloog een trotsch lachje, toen hij bemerkte op hoe elegante wijze zijne dochter zich in die vreemde taal met den gast onderhield. Esther en Walewski waren beiden zijt gij toch geweest Roon zoekt u sedert zes dagen tevergeefs te Ber lijn, op uw landgoed in Silezië, bij uw vrienden in Pruisen en in gansch Duitse" land." „Si e, ik ben eenige dagen naar Frankrijk geweest," antwoordde Moitke. „Zijt gg u wezen amuseeren te Parijs „Neen sire, ik heb Metz en Bel fort bezocht." „Drommels I" riep de koning. Ik had zeer nauwkeurige plannen van die twee vestingen," ging Moit ke voort, „maar ik wilde graag met eigen oogen de sterke en de zwakke zijden van de verdediging dier plaat sen zien." Men weet, wat er twee maanden later gebeurde. Zoo'n voorbeeld van hoog plichts besef doet goed. Gelukkig zijn er voo! beelden te over van -rrenschen, die „staan voor hun werk", zich met liefde er aan geven, 'i Spreekt van zelf, dat behoorlijke arbeid cok met een behoorlijk loon betaald dient te wordende arbeider is zijn loon waard. Zój dacht er ook een typo graaf over, die onlangs schreef op een advertentie eener drukkersfirma in een provinciestadje, welke firma noodhulpzeiters vroeg tegen hoog Ioor. De typograaf ontving ten ant woord, dat hij in dienst kon treden tegen een aanvangsloon van f 9.50 en als noodhulp-zetter voor f 11 per week, met de bijvoeging, dat er op den winkel geregeld en met ernst moest worden doorgewerkt. De sollicitant, die wist dat het landelijk ioontarief als uiterst mini mum f 10 bedraagt, schreef aan de firma Het spijt mij zeer, Geachte heer, Van u te moeten hooren, Dat 'k net en biaaf Als typograaf Geen loon krijgt naar behooren, Tien gulden zou Men toch al gauw Een letterzetter geven Daaronder toch, Hoe klein ook nog, Is te min om van te leven» Is dat-, wat blief Nu het ..Tarief" Van den Bond van Drukkerijen 1 Oi' neemt gij niet, (Wat plieht gebiedt) Ook plaats in deze rijen Dan, luister goed, Maak daarom spoed U daarbij in te lijven; Dan zult ge niet, Als thans geschiedt, Van volk verstoken blijven. Want iedere graaf, Hoe net en braaf En bovendien, nog vlijtig, Bedankt u zeer Geachte heer Voor 'n loon van Negen-vijftig. verbaasd, Soen zij van den binnen- tredenden huisheer vernamen, dat het reeds over tienen was, en Walewski moest zijne kamer opzoeken, ofschoon hij er nog niet het minste verlangen naar had. Hoe verschillend was dan ook het afscheid vergeleken met de verlegen begroeting van eenige uren vroeger. Thans reikten zij elkander als oude vrienden de hand toe en van beider lippen klonk het gelijktijdig: Tot weerziens 1 Peiser begaf zich op den Sabbat avond steeds vroeg ter ruste, thans ook onmiddellijk nadat zijne dochter hem met blozende wangen en schit terende oogen een goeden nacht had toegewenscht. Eén echter was er, die nog op katachtige wijze door het huis rond sloop, en welBaruch. Eerst klom hij de trap op, om den gast te be luisteren, tot deze het licht in zijne kamer had uitgebluscht, daarna kroop hij naar den kelder, naar de vaten met welke Peiser zich dien dag had beziggehouden. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1912 | | pagina 1