Vrijdag*
21 Juni
50e Jaargan
Gemeentebestuur.
Feuilleton.
Kromme Mtgtn,
No. 145
1912.
VAN DEN HAK OP DEN TAK.
VLÏSSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTJËN van i—4 regels/0.40. Voor eiken regei
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfda
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote
letters en clichés rsaar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
Nieuwe Abonné's, uitge
zonderd bij wekelijKsche be
taling, ontvangen de dagelljKs
verschijnende „VLISSING
SCHE COURANT" koste
loos tot i Juli.
SCHIETOEFENINGEN.
Onveiligheid Vaarwater.
De Burgemeester van Vllssingen
brengt ter kennis van zeevarenden,
die daarbij belang kunnen hebben
dtt op 25 Juni a.s. van hef fort
Hoek van Holland schietoefeningen
zullen worden gehouden,
dat omtrent de regeling der schiet
oefeningen inlichtingen zijn te beko
men ter Gemeente-Secretarie op eiken
werkdag van 's morgens 9 tot des
namiddag 4 uur.
Vlissingen, 20 Juni 1912.
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
PERSONEELE BELASTING.
Afkondiging van het kohier der
Personeele Belasting no. 5
dienst 1912.
De Burgemeester van Vlissingen;
maakt bekend;
dat op heden bij hem ontvangen en
aan den Rijksontvanger is gezonden
een executoir verklaard kohier we
gens de Personeele Belasting no. 5,
dienstjaar 1912;
de daarop voorkomende belasting
schuldigen worden uitgenoodigd om
hunne aanslagen op den bepaalden
tijd aan !e zuiveren, ook ter voor
koming van vervolgingen
en herinnert
dat de bezwaarschriften binnen zes
weken na heden behooren te worden
ingediend, ierwijl de aangiften ter
bekoming van ontheffing, ingeval van
verhuizing-, motten worden gedaan bij
den Directeur der directe belastingen,
in wiens directie de aanslag is vast
gesteld, binnen zes weken, na het
veriaten van het perceei.
En is hiervan afkondiging geschied
waar het behoort den 20 Juni 1912.
De Burgemeester voornoem^,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
BlNNËNLAN D."
Tweede Kamer.
Gisteren was bij de behandeling
der regeling van de arbeiders-Ziek
teverzekering en de Radenwet aan
de orde artikel 3, bepalende wie
onder arbeider, vallende onder de
wet, wordt verstaan. Dat artikel ver
staat onder arbeider alleen den ar
beider, in dienst eener onderneming
en dan nog met uitzondering van
verschillende categorieën, o.a. w;er
-O—
9.)
.Devrouw, wier eenig gezelschap ge
woonlijk slechts in het kleine meisje
bestond, had blijkbaar behoefte eens
met een ander mensch te spreken,
vooral met iemand, die belangstelling
betoonde in baar lot, en antwoordde
daarom Gij hebt gelijk, maar bij
mij is het niet enkel een lichamelijk
lijden. Ik heb vele zware slagen van
het lot te verduren gehad, en mijn
kracht is als het ware geheel gebro
ken. Vroeger, toen wij nog in betere
omstandigheden verkeerden, ben ik
ook een tijd lang zielsziek geweest,
en toen een tijdlang in een gesticht
verpleegd. Ik ben toen gelukkig her
steld, en heb ook de verdere slagen
van het lot, die ons troffen, weerstaan,
maar daardoor is thans mijn lichaam
geheel verzwakt.
Hebt ge vroeger in eene grootere
dienstbetrekking korter dan 4 dagen
duurt, wier loon uitsluitend in on
derricht bestaat, wier dagloon meer
bedraagt dan f 5, zooals handelsrei
zigers van eene buiienlandsche on
derneming en bemanning van zee
schepen.
De heer Patijn verdedigde een
amendement om de wet niet te be
perken tot arbeiders, in dienst eener
onderneming, doch er ook in le be
trekken arbeiders, die niet in eene
onderneming werkzaam zijn, met
name ook dienstboden, te wier op
zichten, naar spreker betoogde, art.
1638 g van het Burg. Wetboek geen
voldoende voorziening treft, terwijl
het in het geheel ni t slaat op uit
wonende dienstboden.
De heer Duys keurde met den
heer Patijn af de door den minister
gemaakte onderscheiding tusschen
arbeiders al of niet in dienst eener
onderneming en hoopte, dat da mi
nister het amendement Patijn niet
onaannemelijk *ou verklaren.
Minister Taima handhaaffe zijn
stelsel, overeenkomstig het voorstel
var de Commissie van Verzoek-
schrif en.
De Kamer besloot mat 48 tegen
16 stemmen het adres van de rijks-
werklieden- en van de ambtenaars
bonden, aandringende op ioonsher-
ziening, Ier griffia te deponeerer.
De heer Duys had voorgesteld ver
zending naar de ïegeering om in
lichtingen.
Luchtvaartwet.
In de Memorie van Antwoord be
treffende het wetsontwerp tot voor-
loopige regeling van het verkeer met
vliegtuigen en luchtschepen (Lucht
vaartwet) verklaart de minister van
waterstaat, met voldoening te hebben
ontwaard dat aan het wetsontwerp
in zijn algemeens strekking geen an
dere be'uigingen dan van ingenomen
heid ten deel vielen.
Wat de luchtschepen betreft, is aan
de bezwaren in het Voorloopig Verslag
op de arlt. 5 en 7 aangeteekend,
tegemoet gekomen door wijziging van
deze artikelen. Ten aanzien van ge
wone luchtballons daarentegen acht
de minister ingrijpen door de wet
voorhands niet gewenscht. Was wet
telijke regeling voor vliegtuigen en
luchtschepen sïei aan de orde geko
men, dan zou aan voorziening omtrent
luchtballons ongetwijfeld in het geheei
niet zijn gedacht, daar toch behoefte
om voor deze irt te grijpen in een
rechtstoestand van jaren her, inder
daad niet voldoende spreekt. Intus-
schen bestaat geen bezwaar omtrent
luchtballons gelegenheid tot latere
voorziening bij gebleken behoeften te
openen, waartoe art. 10 is aangevuld.
De belangen der landsverdediging
zijn betrokken bij art. 6 en bij het
stad gewoond vroeg Rothman als
terloops.
Ja. antwoordde de vrouw, in
Berlijn. O, hoe wenschte ik, dat wij
er weer waren. Maar deze wensch is
dwaas. Wij zijn aan deze plaats ver
bonden en het is beter zoo. Al heeft
men 't„hier ook armoedig, al moet men
zich behelpen, het is in ieder geval
beter, dan zich in het gevaar te be
geven te Berlijn te verhongeren en
te gronde te gaan.
Ja, ja, het is moeilijk in eene
groote stad zijn bestaan te vinden,
waar niemand zich om een ander
bekommert en ieder voor zich zelf
zorgen moeh Ik wensch u intusschen
goede beterschap toe. Mocht gij soms
eene of andere behoefte hebben,
mocht ik u met een of ander van
dienst kunnen zijn, wil u dan mijner
herinneren, ik woon hier in de dorps
herberg en blijf waarschijnlijk nog
wel eenigen tijd hier.
Hij verliet de zieke en daarna het
dorp.
In de naastbij zijnde plaats ging hij
de herberg binnen en schreef op eene
kaart
Verzoek nauwkeurig bericht omtrent
telefoonnummer IO.;
sfasai
flbortnetrisnts-fWuerfetifiin op coordeelige uoomaarders
aan de Motor- eri Rijwielwet ojÉfeegdfi
art. 17. f 4*
De minister van oorlog heeft zich
met het wetsontwerp vereenigd, Voor
zijne mede-onderteekening is evenmin
ais bij genoemde wet aanleiding ge
vonden. Vorderen deze belangen op
den duur meer opzettelijke regeling,
dan zal zoodanige voorziening in de
eerste plaats vari hst departement van
oorlog rispeten uitgaan.
Onlangs liepen een drietal kinde
ren op de Botermarkt te Haarlem in
druk discours. Het ondarwerp was,
dat een der drie een zusje had ge
kregen. En nu had haar pa gezegd,
dat het met de vliegmachine gebracht
was. De kleine, niet teyreden met
deze theorie, had bet aan de onder
wijzeres gezegd en deze had het be
vestigd, zoodat uit deze kleine hoofd
jes de ooievaar verdreven is en piaats
heeft moeten maken voor de vlieg
machine.
Nieuwe tij j n
De ooievaar is dus onttroond, en
nu begint men die vogels, die vroe
ger zegen-aanbrengers heetten, ais
onnut, als schadelijk zelfs, te heeten,
en wil men ze maar verdelgen.
In het Noorden der Rijnprovincie
vindt men reeds bijna geen ooievaars
meer; en evenmin reigers.
De van ouds her zoo populaire
vogels zijn er zoo goed ais geheel
verdwenen, het gevolg van de jacht,
die er op gemaakt wordt. Alleen in
de nabijheid van ons ianö.óij Emme
rik en Kleef, zijn misschien nog een
dozijn broedsels. De reigers zijn bijna
in Duitschland uitgestorven. Men
meent, dat deze buitengewoon nadee-
lig voor de vischvangst zijn, vandaar
de jachtwoede. Onze Heidemaat
schappij heeft onderzocht, of het na
deel werkelijk zoo groot was. Zij
observeerde vanaf den zomer 1910 tot
den herfst van 1911 de maag van 184
reigers. Deze was bij 46 ledig, bij
90 reigers bevatte zij vischresten (bij
49 zelfs niets anders) bij 32 muizen
en ratten, bij 12 kikvorschen en bij
56 insecten. Hieruit blijkt, dat de rei
gers dus niet hoofdzakelijk van visch
levende jacht op deze dieren is
dus absoluut niet gerechtvaardigd.
't Is goed dit te weten de mensch
behoeft niet meer dieren te dooden
dan noodig is, want er is al strijd in
de dierenwereld genoeghet eene
dier belaagt en doodt het andere.
Zoo vertelt de „Fischermeisler" Nor-
bert Biller te Sipplingen, hoe hij ge
tuige was aan het Bodenmeer van
twee vechtende snoeken.
Toen hij bezig was tc visschen,
doken bij zijn schuit plotseling twee
bijna even groote snoeken op, die
bezig waren te vechten en elkander
zekeren Wolf, een nog jongen man,
gehuwd, tot ongeveer voor een jaar
in Berlijn. De burgerlijke stand zal
wel weten, dat hij naar Rudow ver
trokken is. Was hij misschien gra
veur. Geheime mededeeling".
Rothman deed dezen brief in eene
enveloppe, op welke het adres reeds
geschreven was, en begaf zich daarna
terstand naar Neusfadt, om hem zelf
in den tegen den middag doorkomen
den spoortrein te werpen.
III.
Esther zat met een handwerkje aan
het raam in de woonkamer, terwijl
droeve gedachten haar gemoed ver
vulden en bange vermoedens haar
kwelden.
Sinde de nachtelijke gast bij haar
vader geweest was, wa-en thans drie
dagen verloopen, dagen in welke
Esther er bestendig over had nage
dacht, wat toch we! dit geheimzinni
ge bezoek kon te beteekenen hebben.
Het eerst dacht zij aan den smok
kelhandel, want deze wordt in de
grensstreken overal sterk gedreven en
niet eens door geringe personen.
Zooals voorat aan de grensstreek
zoodanig in de onderkaak hadden
gebeten, dat de tanden niet meer los
laten wilden. Mijnheer BHler kon de
bijna acht pond wegende visschen
mei het iaafnet opscheppen. Eerst
toen zij gevangen waren, lieten de
beide vechtersbazen eikander los,
vertelt de „Algemeine Fischerei Zri-
tung".
Ook in de visschenwereld is het
dus niet altoos pais en vree, al zijn
de dieren koudbloedig. En er leven
daar in dat koude, zilte nat, waarin
de badgast zijn bad gebruikt omzijn
oproerige zenuwen wat te doen be
daren, van die venijnige schepsels,
waarvoor een mensch op zijn hoede
moet zijn. Een duiker, die in de haven
van Toulon werkzaam was, werd op
den bodem van het water door een
enormen inktvisch aangevallen. Een
inktviscb, ook wel zeekat geheeten, is
een koppootig weekdier, met acht of
tien armen of pooten, en met twee
lederachtige kaken gewapend, in den
vorm vrn een papagaaibsk. Het dier
omklemde den ma", die nog juist
den tijd had, het alarmsignaal to ge
ven. Tosn de duiker aan de oppas-
viakie verscheen, had hij in de vrse-
selijke omarming het bewustzijn ver
loren. H t dier, dat met messteken
gedood werd, woog 120 pond. leder
arm had 'n lengte van 8 meier en
de zuignappen waren zoo groot als
een rijksdaalder.
Dat was dus een venijnig, kwaad
aardig beest. „Venijnig" hoe
veel maal zou het al gezegd zijn i
mogen ook de verraderlijke hoede-
pennen hee-en. Daarover raken de
bladen niet uitgepraat, omdat er tel
kens weer ongelukken door te ver
melden zijn.
Te Stockport bij Manchesier is een
sterfgeval voorgekomen ten gevolge
van de verwonding door een hoeden
pen. Twee dames bukten tegelijk om
wat op te rapen, en daarbij liep de
neus van de eene door aanraking met
de pen een wond op. De do ad volgde
door bloedinfectie. Het geval gaf aan
leiding tot de vraag of men nu
in Engeland ook niet krachtiger tegen
de gevaarlijke mode zal gaan optreden.
In Hamburg en Amerika zijn reefs
bepalingen tot bescherming van het
publiek gemaakt, maar in Engeland
deed men nog niets.
Het „A!g. Hbid." bevat volgend
behartigingswaard ingezonden stukje
„Wanneer zal er toch eens een ver
ordening komen, die uitstekende hoe-
depennen verbiedt juist heden
morgen was ik er getuige yan, dat
een heer op lijn 9 van een hoedepen
in den hoed van een opstappende
dame, een fermen haal over zijn
wang kreegtoen deze dame hierop
attent werd gemaakt deed zij niet de
minste moeite om zooiets te voorko
men bij anderen, ja, zelfs lachte zij
wordt ook hier hei smokkelen niet
als een misdaad beschouwd, men
houdt het slechts voor een soort ge
oorloofde guerilla-ooriog met de tol
beambten van het eigen en van het
vreemde land.
Ook E3ther kende deze beschou
wingen maar al tegoed,altedikwijls
toch had zij, in het QalHzische insti
tuut, waarin zij was opgevoed, meis
jes van gelijke jaren er zich op hooren
beroemen, welke schatten hare vaders
met den smokkelhandel gewonnen
hadden en dit zonder schaamte of
achterhoudendheid.
Het lag niet in Esthers karakter
een dergelijk oneerlijk bedrijf te
kunnen biiiijkeh, al was het ook haar
vader, die het uitoefende veeleer
werd zij pijnlijk getroffen door de
gedachte, dat haar vader zijn geweten
voortdurend met wandaden belastie,
dat de weelde, die haar omgaf, met
oneerlijk verkregen geld zou betaald
geworden zijn.
En, waren er niet bovendien ge
varen aan verbonden Al deze ge
nootschappen van smokkelaars wer
den te eeniger tijd, hetzij vroeger of
later ontdekt, en dit bracht voor de
er om. U zuit dus wel moeten toe-
geyen, dat, ais men wil wachten tot
de dames zelf hierin verandering
brengen, er nog heel wat menschen
onaangenaam mee kennis zulien
maken."
Dat laatste klinkt niet erg vleiend
voor de schoone sekse, maar waar
lijk er is ook wei reden tot ontstem
ming, want hoe gemakkelijk is het
toch het gevaar te voorkomende
spelden kunnen immers van puntbe-
schermers worden voorzien
Het schijnt, dat ook de kinderen al
te klagen hebben over de „groote
menschep." Althans onderstaand vers
kwam aangewaaid" op de redactie-
tafel der „Prov. O on. Ct."
DE KINDER-MARSEILLAISE.
Wijze: Vegetariërs zijn menschen.
Groote menschen dat zijn menschen
Die altijd wat ak'iigs wemchen.
En die alle lieve kind'ren
In hun fijnste pretjes hinderen.
't Is zoo droevig, 't doet zoo'n pijn,
Een lief vroolijk kind te zijn.
Groote menschen dat zijn lieden
Die ons al het leuks verbieden
O, zij zullen nog eens maken,
Dat wij kinderen ook gaan staken,
Vreeselijk zal dan de pijn
Van de groote menschen zijn.
Mores zullen wij ze leeren
Eten zooals wij 't begeeren,
SLoppen hun al vroeg in bed,
Maken heel den avond pret.
Dan is 't aardig, dan is 'tfijn,
Lieve kinderen te zijn.
De profetie belooft niet veel goeds.
Maar 't zal toch ook in de toekomst
wet noodig blijven om tegen sommige
vermaken der jeugd op te komen.
Vrij onschuldig, maar heei eigenaar
dig, vermaakte zich volgens het „N.
v.N." 'i jongste kind van een gezin,
een joggie van drie jaar. 't Was tijd
van koffiedrinken, maat het ventje
was zoek.
't Was niet op straat, niet bij den
vuilnisman, niet op het dak, niet in
de kast, waar de stroop ïtond, in
éen woord nergens, waar kieine jon
getjes bij voorkeur hun leven slijten.
Een zeer abnormaal geval. Er werd
geroepen, angstig en smeekend, drei
gend en veelbelovend, er werd ge
zocht op plaatsen, waar Wimpie dik
wijls, wel ereis en nooit kwam, alles
zonder resultaat.
De ongerustheid sieeg, het leger
zoekenden steeg, men klom zelfs tot
boven in een boom om 't afgezochte
veid maar uit te breiden.
Niets, geen Wirnpje, zeifs geen
schijn of schaduw van Wimpje.
Tot hij eindelijk— bij toeval in
het nachthok van de kippen werd
ontdekt, zittende in de struif van vijf
eieren.
Maar, Wim, hoe kom je daar r.u
Ja, mcessie, 't is nu de tijd van
broeien en ik was broed3ch, was het
ernstige antwoord van den knaap,
toen men hem reinigde.
deeigenooten schande,verlies van hun
vermogen, gevangenisstraf.
H aar vader in de gevangenisHare
kinderliefde kwam daartegen met alle
macht in opstand, en als zij dan dacht
aan de schande de schande.
Hoe gaarne zou zij zich haren vader
ie voet geworpen hebben om te
smeeken ja, om wat te smee-
ken Zij had immers slechts vermoe
dens, vage vermoedens. Misschien
was zij alleen te bang, misschien ook
iiet zij zich ie veel door hare nieuwe
omgeving, door de afzondering,
waarin zij voortdurend leefde, be
angstigen en schiep zij zich onnoo-
dige zorgen. O, wat verlangde zij
naar een hart, waaraan zij het hare
kon uitstorten en raad en hulp
vragen 1
En ook, al had Esther inplaats van
vermoedens zekerheid gehad omtrent
de handelingen van haren vader, hoe
zou zij nog den moed gevonden
hebben er zich met hem over te on
derhouden, hem op zijn plicht te
wijzen
(Wordt vervolgd.)