Dinsdag
18 Juni
QUO VADIS?
1912.
Feuilleton.
Kromme Wegen.
No. 142.
50e Jaargang.
VL1SSINGSCHE COURANT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers S cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Js., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIÊN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken rege
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Oroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen,
TELEFOONNU MMEE 10.
Hbortnemenfs-fldoerfenfiën op zeer uoordeelig® voorwaarden
(Ingezonden.)
NASCHRIFT.
Met veel belangstelling las ik in
uw blad van Vrijdag het stukje van
Excelsior.
A beau jeu beau retour I 'k Hoop
te toonen, dat een goed v/oord, ook
bij iemand, die schijnbaar zeer zwart
gallig is, kan vinden een gul onthaal.
In bijna alle opzichten bestaat er
tusschen de meening van Excelsior
en Motor treffende overeenstemming.
„Er zijn fouten, zelfs zeer groote fou
ten begaan. Er was veel kunst
matigs in al dat doen, waarvan wij
de taaiste jaren getuige zijn geweest.
Het ziekteproces, dat sedert eenige
jaren woeit in Viissings ingewanden,
heeft zich thans naar buiten geopen
baard in een leelljken uitslag, die
meteen een ieelijke aanslag was. De
Vlissingsche plannen zijn aanvanke
lijk mislukt".
Die en nog andere stellingen uit
Excelsiors artikel bevestigen mijne
hoofdbeweringen.
Ook waar de schrijver zegt, dat ons
stadje grooier aantrekkelijkheid heeft
verkregen, en dat wij daardoor in
staat gesteld zijn, met zekeren trots
onze logé's hier rond te leiden, ben
ik het volkomen met hem eens. Ik
schreef immers: „Er is veel, heel veel
verbeterd en verfraaid vooral ver
fraaid." 'k Vind het alleen maar
jammer, dat die trols, mij althans,
vergald wordt door een soortgelijke
onrust als waaraan het modepopje
ter prooi is, dat zich met fierheid
het mikpunt voelt van bewonderende
en jaloersche blikken, maar in vcort-
durenden angst verkeert, haar modiste
te ontmoeten. Die logé's, vooral die
uit gezinnen, waar r.og voorvaderlijke
degelijkheid heersc'nt, kunnen soms
zulke onbescheiden vragen doen 1
Vragen, die doen blozen tot de haar
wortels.
Maar waar Excelsior zegt, dat die
aantrekkelijkheid zoo groot geworden
is, dat ze onze stadgenooten hier doet
blijven, ook ais zij niet meer voelen
„den keten van 't bedrijf" en zich
dus kunnen vestigen, waar zij ver
kiezen, daar komt da geachte
schrqver in tegenspraak met de feiten.
Groot is de invloed der verhoogde
attractie. Ik geef dat volgaarne toe.
Maar nog grooter is de invloed van
den zoo geweldig verhoogden belas
tingdruk. Ik zou dat met Tal van fei
ten kunnen staven.
Het evenwicht is hier ver
broken De attractie moet te duur
worden betaald.
Ik ken menschen, die besloten
waren, hier hun verder leven te slij
ten, en die op den eigen dag, dat zij
hun laatste belastingbiljet ontvingen,
6.)
Hij droeg een kleeding, geheel
overeenkomende met die van Peiser
en scheen zich bij dezen zoo goed
als tehuis te achten, want hij wierp
zijn overjas, waarvan hij de kraag
hoog opgeslagen had, af en nam
ongegeneerd plaats.
Ik verwachtte u, zei Peiser, want
ik heb uw brief juist hedenavond
ontvangen, bijna hadt gij mij hier
niet aangetroffen, want ik ben op reis
gewest.
En hebt een nieuwen gast in
uw huis gebracht, voegde de ander
er met een hoonead lachen bij.
Peiser keek hem een tijdlang aan.
Zijn gelaat verduisterde, eindelijk zei
hij met heesche stem:
Koppenhagen gij beloert mijne
schreden. Wat heeftdat te beteekenen
Past dat aan een chawner (deelge-
maatregelen gingen treffan, om door
overhaaste verhuizing aan den boven
matigen druk te ontkomen.
Maar nog grooter is het getal der
genen, bij wie emigratieplannen aan
het rijpen zijn.
Ondernemers van verhuizingen
kunnen in dezen kostbare gegevens
verschaffen.
Ook een bezoek aan het naburige
Souburg kan ons veel ieeren. Dat
dorpje, onderden rook van onze ge
meente, levert een voorbeeld van
natuurlijke ontwikkeling, die het voor
een goed deel aan onze fouten dankt.
De huizenrijen langs den Ouden en
Nieuwen Vlissingschen weg en zelfs
langs den eenzamen Braamweg ver
lengen zich met verrassende snelheid
en naderen, waar 't mogelijk is, de
grenspalen onzer gemeente. En doen
we navraag, wie al die nieuwe wo
ningen niet zullen betrekken, maar
hebben betrokken want leegs'aande
huizen vindt men er niet dan ko
men we te weien, dat het bijna allen
lieden zijn, die cijnsplichtig behoorden
te wezen aan onze gemeentekas.
„We mogen die Vlissingsche heeren
wei dankbaar zijn!" zei me onlangs
een leepe Souburgsche landbouwer.
„Die brengen ons gas en menschen."
Of de man werkelijk behoefte ge
voelde, om tegenover mij zijn dank
baarheid te iuchien, of dat hij mij,
zoo langs zijn scheeven neus weg,
even zeggen wilde „Wat ben jelui
stadsmenschen toch onnoozel 1", dat
weet ik niet. Maar ik merkte een
flikkering op in zijn kleine oogjes,
die mij deed denken, dat de bedoe
ling inderdaad was een „veeg uit de
pan",
't Was voor mij geen „fier oogen-
biik"
Excelsior heeft een voorliefde voor
vergelijkingen, 'k Begrijp dat. Ze kun
nen uitstekend dienen ter opfleuring en
opfrissching van een betoog. Maar ze
gaan dikwijls mank en haar bewijs
kracht is vaak maar schijnbaar, 'k Heb
bijv. erf ens een neefje op de H. B. S
die met vergelijkingen alleraardigst
bewijzen kan, dai 2 geip is aan 1.
Excelsior zegt o.a. waarschijnlijk
ter verdediging van onze gemeente
politiek „Een verstandig huis
eigenaar zal toch zorgen dat zijn huis
er bewoonbaar en aantrekksiijk uit
ziet Heefi hij daarvoor gezorgd, en
biijit zijr, huis dan toch nog ledig
staan, dan treft hem althans geen
verwijt."
Volkomen waar!
Maar stel eens, dat die eigenaar
aan zijn toch al moeilijk te verhuren
huis, in navolging van den man uit
liet bekende puntdicht, twee grootsche
vleugels bouwt, die ook weer twee
dure woningen zijn, en dat hij dat
doet met geleende sommen om door
veel vertoon te geraken tot winsfge-
nooi) Wat beduidt dit wantrouwen,
deze vijandschap
Erg genoeg voor u, ais ge het
voor vijandschap of wantrouwen
houdt. Uw geweten schijnt dan toch
tegenover mij niet zoo gcheei zuiver
eif gerust te zijn, als ge wel wiSt doen
voorkomen, antwoordde Koppenhagen
weder met een hoonend lachje. Toen
verdween dit echter en vervolgde hij
ernstig Gij behoeft voor mij geen
vrees te hebben,Peiser. Ik heb u slechts
willen toonen, dat ik mijne oppassers
heb en dat geen uwer schreden voor
mij verborgen blijft. Misschien kan u
dit tot waarschuwing dienen, en
herinnert gij u mijn oppasser, wanneer
gij soms eens oneerlijk tegenover mij
zoudt willen handelen. Maar laten wij
daarover niet verderpraten. Wat
zegt gij wel van de nieuwe dingen
Ik heb ze daar juist onderzocht,
antwoordde Peiser, even voor gij
binnenkwaamtHet is nog niet geheel
gelukt, er zijn nog fouten in, die zeer
opvallen
Dat zai spoedig beter worden
Alle voorbereidingen zijn getroffen.
Maar nu nog de uitgifte, de réalisee-
ring, dat is uwe zaak, Peiser Gij
vende exploitatie! Zouden we ook
dan nog dien eigenaar prijzen omzijn
initiatief Zouden we dan niet met
den maker van het puntdicht uitroe
pen „Hoe mooi dat alles vliegen zal I"
En zoo toch is hier in Viissingen
gehandeld.
Toen de bouwwoede hier begon
en werd aangewakkerd met allerlei
middelen, waaronder ook zeer af
keurenswaardige,stonden in Viissingen
zelfs op de beste standen, reeds vele
woningen leeg, zooais ik vóór vier
jaren in dit blad constateerde.
Was werkelijk het succes bereikt,
waarop Excelsior meent te mogen
wijzenhielden we werkelijk onze
stadgenooten, die volkomen vrij zijn
bij de keuze van hun domicilii, ge
ketend door „den rozenketen der
attractie", dan zou hier de toestand
nog niet gezond zijn, want er is
dwaas genoeg gerekend op een
zwerm renteniers van elders, maar
dan zou toch mijn stemming heel wat
hoopvoller wezen.
Maar ik herhaal hei, dat succes is
niet bereikt. Integendeel, we moeten
ons voorbereid houden op een ge-
regelden „uittocht".
'k Ben daarvan zoo innig overtuigd,
dai ik, ware ik raadslid, allereerst
op middelen zinnen zou, om dien
„uittocht" tegen te gaan.
Zou er bijv. in de verordening op
't heffen van den hoofdelijken omslag
geen uitzonderingsbepaling mogelijk
zijn, waarbij de aanslag van gepen
sioneerden tot op de helft wordt
teruggebracht? Wij. die nog „den
ijzeren keten voelen van 'i bedrijf",
zouden dan wel wat oreer te betaltn
hebben, maar dat zouden we ons in
't belang van ons stadje maar moeten
getroosten. 'tZou van twee kwaden
verreweg het minste wezen. Laten we
toch trachten te houden, wat we heb
ben I 't Is dan toch nog erg genoeg
We hebben ons vrij goed beklanti
eenvoudig reizigershotel veranderd in
een hotel eerste kias. We zouden
eigenlijk eerste-kias-prijzen moeten
vragen. Maar dat kunnen en willen
onze vrije stamgasten niet betalen.
Laten we hun, zoo mogelijk „lijmen"
door een flinke reductieWant een
half ei is altijd nog beter dan een
ledige dop.
Mei het slot van Excelsiors artikel
ben ik het weer volkomen eens. En
bij 't lezen ervan applaudisseerde ik
onwillekeurig, ais bij 't luisteren naar
de peroratie van een geliefkoosd
redenaar.
„Geen terugkeer tot het oude regime
van nietsdoen. Maar mannen in den
raad gebracht van durf en initiatief."
Bravo 1 Bravissimo 1
De woorden zijn mij uit het hart
gegrepen.
We dienen het alleen maar eens
te worden over de vraag„Wat zijn
hebt beloften gedaan en in het ver
trouwen daarop hebben wij deze
proeven genomen, toon nu eens wat
gij kunt.
Gij zult zien wat Peiser kan
antwoordde de Jood lachend. Ik heb
den man, dien wij noodig hebben,
reeds hier. Boven siaapt hij, dezelfde
dien ik hedenavond in mijn huis
bracht. Gij zult eens zien, wat een
voortreffelijke agent dat wordt.
Hebt ge hem dan ingewijd
vroeg Koppenhagen opvliegend.
Houdt ge me voor een kind
vroeg Peiser terug. Gelooft ge, dat
ik mijn verstand verloren heb Ik
zeg u, dat hij onze plannen zal die
nen, zonder dat hij het zelf weet. Ge
kijkt mij ongeloovig ran, maar ik zeg
u, Peiser is slimmer dan ge wel denkt,
en al laat ge hem ook door uw vrien
den bespieden, daarom verneemt ge
nog niet alles wat hij denktHaha
maar ge zuit het ondervinden en alles
vernemen binnen emige dagen 1
Ik weet, d. t ge een slimme vos
zijt, merkte Koppenhagen op, terwijl
zijn gelaat iets vriendelijker werd, en
daarom juist ben ik voor u op mijn
hoede en vertrouw ik u slechts voor
eigenlijk mannen van durf en initia
tief?"
Doot man van initiatief hebben
we toch zeker niet te verstaan den
man, die, pas met der kiezers mandaat
in 't bcoije gezeten, zijn vaartuigje
met een paar forsche riemslagen
loodst in '1 zog van de groote boot,
die tot hiertoe vooruïtstevende met
niet te stuiten vaar! en daardoor
veroorzaakte averij op averij Toch
niet den man, die, eenmaal in dat
zog verzeild, zich willoos en werkeloos
iaat meedrijven?
Ook niet dan man, dir elk
steentje, dat hij vindt, dadelijk een
diamant waan! van groote waarde, en
maar fluks besluit, het voor hoogen
prijs te laten slijpen tot briljant.
Maar wel den man niet waar, in
wiens brein nu en dan ontkiemen
gezonde ideeënden man die door
nadenken en door 't zoeken van
voorlichting, zorgvuldig nagaat, of
die ideeën waarde kunnen hebben
voor het welzijn der gemeente, die
hem vereert met haar vertrouwen en
op hem gevestigd heefi hare hoop?
Den mar, die, eenmaal daasvan
overtuigd, geen moeite ontziet om
zijn denkbeelden fe verwezenlijken
Door man van durf hebben wa
toch niet te vrrstaan, den man, die
er niet voor terugschrikt, om ondanks
't gevoelen van bijna heel de burgerij,
zijn stoute plannen door ie zeiten
zonder voor den afloop meer gelde
lijke verantwoordelijkheid op zich te
nemen, dan de eerste de beste
passieve belastingbetaler
Ook niet den man, die zoo'n
onbepaald verlrouwen stelt in eigen
wetenschap en eigen ervaring, dat
hij 't advies versmaadt van degelijke
onpartijdige deskundigen en zoodoen
de bokken schiet, die ons maken tot
voorwerp van lachlust en spot voor
landzaat en voor vreemden
Maar wel den man, niet waar,
die den nederigen moed heeft, alvo
rens tol uitvoering van zijn plannen
over te gaan, te rade te gaan met
eerlijke lieden, die der zake kundig
zijn, ai moeten die lieden ook gezocht
worden onder de „kleine iuyden".
Bij de inrichting van een gevange
nis is deskundige de cipier. Bij 't
bouwen van een hotel zijn adviseurs
de keliner en de kok. ('t Werd, ook
te Viissingen wel eens uit het oog
verloren) Richt men ®en vischmarkt
in, dan versmade men niet den raad
van den eenvoudigen visscher en
bouwt men een groente- en fruitvei
ling dan plege men overleg met
landbouwers en handelaars, al zou
men hen moeten opzoeken bij hun
ambulanten winkel. En, waar er een
ernstige stem zich doet hooren als
die van den heer Storm, daar bepale
men zich niet tot een „gedurfd"
hooghartig schouderophalen. Gezond
zoover ik u zie 1 Maar nu tot de
hoofdzaak ik heb geld noodig, ik
moet de Chawrusse (gezelschap)
uitbetalingen doen
Gij zult het hebben 1 Hoeveel
hebt gij;.noodig?
Tweeduizend thaler 1
Goed 1 Ik za! het geld gereed
leggen, kijk intusschen die rekeningen
eens na. In het bijzonder die van een
onzer agenten uit Berlijn zal u plezier
doen. Kijk die posten eens nazak
doeken 800 thaier, wollen stoffen
3000 thaler. Met die wol is een
zaakje te maken. Hahaha 1
Peiser brak in een onderdrukt
halfluid gelach uit.
Koppenhagen onderzocht intusschen
eenige rekeningen, terwijl Peiser uit
een oude portefeuille de banknoten
nam en voor zijnen gast ophoopte.
Te! na 1 zeide hij dan.
Koppenhagen onderzocht zorgvul
dig elke banknoot, door ze tegen het
licht te houden en de watermerken
nauwkeurig te bezichtigen.
Peiser keek daarbij lachend toe en
bemerkte eindelijk Ja, ze zijn
echt, de banknoten daar kunt ge op
vertrouwen 1
vers'and en doorzicht is heusch niet
afhankelijk van 't bezit van diploma
of mandaat.
Zijn we het eens geworden over
de beteeker.is van „mannen van duif
en initiatief", dan zou ik Nieuwe-Gids-
woorden willen uitdenken, om met
ongewone kracht en klem adhesie te
betuigen aan den wensch van Excel
sior.
Ja, zulke mannen moeten we heb
ben om mettertijd „Ouo vadis?" te
kunnen zeggen zonder zweem van be
zorgdheid.
Geen terugkeer tot het oude re
gime van riets doenOok die woor
den van den geachten schrijver onder
schrijf ik van harte. Excelsior schijnt
dien terugkeer te vreezen en
ik deel ziju vrees.
Ziehier twee feiten, die bij mij die
vrees deden ontslaan.
leder kent den lreurigen toestand
van de klinkerbestrating tusschen de
tramha'te bij de remise en die bij de
Keersluis. E<-n fietsrijder verklaarde
mij eens met gebruikmaking van een
stoute beeldspraak: „Tegen zoo'n
plaveisel is de hardnekkigste consti
patie niet opgewassen!"
Ons raadslid, de heer Van de Putte,
vestigde er op zijr. gewone, gemoede
lijke wijze de aandacht op van B. en
W. Uit dat college antwoordde een
stem: „Geen zaad in 'tbakjeI"
Niet ieder, maar toch menigeen kent
de Egyptische duisternis, die er bij
avond heerscht in de Glacisstraat,
waar alleen een helle streep in 't
midden verraadt, dat er zich ergens
tusschen twee boomkruinen een licht
bron schuit houdt. Ons raadslid, de
heer Manse, vestigde er de aandacht
op van B. en W. en vroeg meer licht.
Uit dat college antwoordde een
stem: „U hebt gelijk, maar voorzie
ning kost geld 1"
Voor vernieuwing van bestrating is
dit jaar op de begrooting precies
evenveel uitgetrokken als voor de
voortzetting van werken aan den
Noordzeeboulevard, n.S. één hon
derd gulden.
Is dai geen misplaatste zuinig
heid?
Nu weet Excelsior precies waarom
ook mij de vrees kwelt voor terugkeer
naar 't regime van niets-doen
Mijn geachte debater gebruikte in
de voorlaatste alinea van zijn artikel
ook nog hei beeld van den verstan-
digen vader, die zonder aarzelen zijn
geld beleg! in de opvoeding van zijn
zoon.
'k Neem alweer het beeid dankbaar
over, maar met een kleine wijziging.
Wat ik in ons stadje zag en zie
gebeuren, herinnert mij aan den kort-
zichtigen ouden heer, die zijn zoon
drie jaar lang een weelderig studen
tenleven liet leiden, toen plotseling
zijn studie afbrak met een beroep
Tegenover u vertrouw ik niets,
antwoordde Koppenhagen en pakte
eindelijk de banknoten bijeen. Binnen
eenige dagen komt Baimach met zijn
schuit aan. Gij moet met hem spreken,
want hij brengt gewichtige berichten.
Ik kom ook, want Let is jaarmarkt,
en het kan daarom niemand opvallen,
dat wij elkaar ontmoeten Laat mij
nu uit, want ik moet nog voor morgen
tehuis zijn.
Koppenhagen had zijn overjas
aangetrokken en zijn hoed weder diep
in de oogen gedrukt. Hij verliet met
Peiser ae kamer de naar den tuin
geleidende huisdeur knarste zacht op
hare hengsels, dan schreed eéne
gestalte over de plaats en verdween
in de duisternis van den luin. Spoedig
daarop hoorde men het geraas van
enn wegrijdenden wagen.
Esther had, achter de half geopende
vensterluiken verborgen, den nachte
lijken gast zien komen, en was op
haren post gebleven tot deze weder
op zijne geheimzinnige wijze het huis
verliet.
(Wordt vervolgd.)