Eerste Blad. iding. (00 gram ;en. .R&N VELDE Ir. 6 Mei Dit nammer bestaat uit 2 bladen Maandag lurant, meisje In de vijfde maand. Feuilleton. Haat en Smart. No. 107. 50e Jaargang. 1912. ITE in STRIJKSTER .RTR/1 1D. 100 7. Verschijnt dagelijks, op Zon- en Feestdagen. Bbonnements-flduertenfiën op zeer uoordeeiige voorwaarden Brieven uit de Jlofsfad modellen. UITVOERING, geleverd. aangeboden :ad. AdresW. fabrikant, Stee- Jjlaatst in Vlis- Ook genegen |h te nemen. 1125, bureau arling. Adres Schilder, Lepel- ÜTburgis-) [J WARDEN - enstraat 2. irschot p9 aan yedrag |n agent 100 7. VLISSINGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1,50. Afzonderlijke nummers S cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÊNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken re.g-1 meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzeifdè advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Oroote letters en clichés naar plaatsruimte. TELEFOONNUMHEB 10. De Meimaand heeft een bijzonder voorrecht, dat ook het deel is van sommige menschen ze staat namelijk in een bijzonder goed blaadje en kan al eens een potje breken. Nu, dat gebeurt vaak genoeg. Om een wezen» lijke bloeimaand te beleven behoef: men fen minste niet in onze noorde lijke streken te zijn. We praten altijd over een groene Meidat wii dan zeggen een groenen 1 Meidag, en zien dien nooit, om de eenvoudige reden dat vele onzer grootere boom soorten vrij wat meer warmte noo- dig hebben om uit te loopen, dan het begin van een Hollandsche lente ze geven kan. Nu is dat alles zeker niet zco heel erg. Vrij wat erger is het, dat we al de reinheid en frisch- heid, die de ijverige bemoeiingen van zekere helft van hei menschdom gewoonlijk in deze dagen verschaft, zoo vaak met een verkoudheid of nog erger moeten bekoopen en aile partijen zich gelukkig mogen rekenen wanneer de omstandigheden ze niet noodzaken om ten slotte we :r tot een of ander verwarmingsmiddel de toe vlucht te nemen. Maar, zooals gezegd, bij dat alles blijft Mei in een goed blaadje staan, daar wij weten dat de hoop ten slotte toch vervuld wordt en we de stereotype uitdrukking van de voor vaderen, misschien ook nog wel van de foedendaagsche oudjes, dat we den noordenwind pas met den lang- sten dag vaarwel zeggen, naar het rijk der legenden hebben verwezen. In Mei wordt vooral de hoop ver vuld van menig jong paar, dat al eenigen tijd gedacht heeft over het opzetten van een eigen huishoudentje want in menigen stand der maat schappij is Mei daarvoor de meest geschikte tijd. We hopen, met de vervulling dier hoop, thans ook weet menig paar te kunnen geluk wen- schen. Van alle verhoudingen lus- schen menschen van verschillend geslacht, blijft het huwelijk altijd dj besteomdat zij direct op de natuur gegrond is en het meest aan men- sctulijke behoeften voldoet. Daarom verhoogt het huwelijk het geluk van zoovelenten minste, als het zich op de ware beginselen grondt; in dien er met ernstige voorbereiding naar gestreefd is en vooral wanneer aanstaande echfgenooten, wien men 0 38.) Ik werd nog hatelijker, nog stijver en stugger, men begon mij te vreezen, men ontweek mij, men noemde mij boosaardig maar niemand kon de schouders ophalen en met spottend medelijden zeggen: „Die arme!" „Waarom vertelt gij mij dit alles vroeg Constance somber. „Om u den weg te wijzen, dien gij bewandelen moet. Wilt gij de wonde van uw hart niet heelen, Iaat haar dan tenminste naar binnen bloe den en bewaar het eenige, dat u «verblijft en waaruit gij een tweesnij dend wapen kunt maken Uw trots „Uw raad komt te laat. Gij wist uw geheim te bewaren ik heb het nijne prijsgegeven. „Er is nog een middel om deze onvoorzichtigheid goed te maken". „Noem het I* „Gisbert von Hohenfels bemint u overigens we! eens een kleine dwaas heid vergeven kan, maar niet in de dwaze meening verkearen, dat ze nu in een volmaakten toestand zullen ge raken, een hemel op aarde zuüen vinden. Het geheele ieven leert ons da», die te groofe verwachting van de dingen heeft, slechts teleurstelling oogst en hoe zou het ook anders kunnen zijn Hoe zou het anders kunnen wezen in het huwelijk, daar de menschen toch menschen blijven, met alle gebreken en onvolkomen heden den mensch eigen. Daarom zullen alleen zij gelukkig in het hu welijk wezen, die geen volmaakte toestanden nastreven, maar alleen verlangen hun leven de ware wijding, de juiste richting te geven. Ook dan zullen nog steeds een eindeloos ge duld, een schat van gezond verstand, een goede hoeveelheid waarachtige liefde noodig zijn om eikander te leeren kennen, ie begrijpen, te waar- deeren, maar desnoods ook te ver- schoonen en te vergeven. En dat hindert ook niets, waar dat immers aan beide 2ljden noodzakelijk is. Een prettige tijd dan die Mei maand Men moet natuurlijk be ginnen met een woning te zoeken men moet z'n meubels en zijn stof feering kiezen; men moet het inrich ten naar eigen en naar elkanders smaak, en dan doet men dat ge woonlijk met de gedachte, die nu juist niet altijd met de werkelijkheid overeenstemt, om maar heel iang in dat aardige, mooie nestje te kunnen blijven. Toch is die zaak zser ernstig en en hit zal ons wel zijn, wanneer wij dien ernst beseffen. Onbekendheid met vele dingen, die men toch nood zakelijk behoort te welen, heeft in vroeger tijd de gezondheid en waar schijnlijk ook wel het leven van velen geïischt. Terecht wordt tegen woordig van elk eenigszins beschaafd raensch gsëischt, dat hij niet volko men onbekend zij met de wetten der gezondheidsleer en wanneer man en vrouw zich tot een duurzame levens gemeenschap vereenigen, dan doen zij dat niet steeds alleen voor zich zelf, maar hoogstwaarschijnlijk ook voor een voigend geslacht, voor weiks licharaelijktn toestand ze wei degelijk verantwoordelijk zijn. Veel lucht en licht zijn nu eenmaal voor onze woningen onmisbaar, wij en onze woninge zijn in dit opzicht éen. Men brenge toch niet de-n voor- naamsten tijd van zijn ieven in een somber, vochtig vertrek door, maar bewone zooveel mogelijk een kamer aan de zonzijde, waar het zonnetje nieï buiten gesloten wordt. We kunnen or.s best voorstellen dat een jonge huisvrouw graag iels bezit, wat de ouden een pronk- cf mooie kamer noemden, en tegen niet als een dweepend jongeling, doch als een gerijpt man, die, voor zijn levenszon zinkt.nog eenmaal den beker des geluks ledigen wii. Hij zal u be waren als een zeldzame schat, uit zijn rijkdom u een gouden tapijt weven, waarover uw voedt schrijdt en hij zal u alles bieden, wat gij verlangt". „Mijn oom „Dat is hij alleen maar bij naam. Gij ziji verre bloedverwanten." „Heeft hij u tot tusschenpersoon gekozen „Neen; daartoe zou een hoogere graad van onverstand noodig zijn ge weest, daar gij uw vooroordeel tegen mij steeds duidelijk laat bemerken. Gisbert is niet meer jong, maar nog altijd is hij een schoon, indrukwek kend man zijn naam kon onder de edelsten wordeu genoemd. De gemalin van den Vrijheer von Hohenfels zal men benijden, doch niet om haar lachen. Ik toonde u het gevaar, waarin gij zweeft en het middel, waardoor gij het kunt omkomen. Ga thans en overleg." Zwijgend staarde Constance voor zich heen. Bleek als een lijk was haar gelaat, onheilspellend gloeiden woordig een voorxamer of salonnetje heet. Men zet daar zijn beste meu belen veilig neer en heeft nu en dan nog eers een aardig zitje; maar de jonge vrouw zou niet verstandig han delen, wanneer ze de wezenlijk beste kamer van het huis voor dat doel bestemde. Het beste moet b'ijven om dagelijks te wonen en te slapen, met een keuken aan de meer koude en frissche zijde van het huis. Merkwaardige en zeer goede op merkingen vindt men over die dingen in vele tijdschriften, zooals „Moleschot" en „Hui3houdgids"maarzij komen nog niet zoo in ieders handenmaar zij geven herhaaldelijk den raad in het huwelijksleven mee, aan de vrouw vooral, om toch bij alles wat ze zich voor haar gezin of aanstaand gezin aanschaft en bij alles wat ze ten be hoeve daaryan verricht, er asn te denken dat de gezondheidsleer aan al die dingen hare eischen steit, en dat zij de regelen daarvan niet mag verwaarioozen, vooral niet om slechts het oog geopend te houden voor schoonheid, gemak en doelmatigheid. Een vrouw vooral, die hare roeping begrijpt, zal steeds haar best doen om van al dis onderwerpen de nood zakelijkste kennis op te dosn woning, meubileering, keuken en kookgereed- schap, verlichting en verwarming, kleeöi g en linnengoed, en zooveel meer nog, het zijn alle onderwerpen, die steeds veel de aandacht getrokken hebben, maar voorheen zelden in de ware richtingen toch zijn het on derwerpen die met het menschelijk levensgeluk, dat nu eenmaal ook van stoffelijken aard is, het aller nauwste samenhangen. De studie, de kennis van al die onderwerpen, is direct gericht op onze gezondheidmaar zonder gezondheid, zonder lust tot en geschiktheid voor den arbeid, waardoor wij io staat gesteld worden om al onze plichten in de maatschappij naar eisch te ver vullen, is geen geluk denkbaar, en, welke wenschen zullen wij in de lieve Meimaand, staande bij het rankje huwelijksbootje, aan de blijde inzittenden beter kunnen mee geven dan dezeveel geluk en zegenveel gezondheid en vooi spoed bovenal. De zedelijkheidswetten zijn er, wer ken reeds „met veel vrucht", maar de zedeloosheid en de ontucht zijn daarmee nog niet verdwenen. Verre van dat. Nu ja, de z. g. openbare huizen van ontucht hebben opgehou den te bestaan, maar men doet 't nu in 't geniep, zoo stiekum, „in 't don ker de kat knijpen", en ik durf 't ge rust zeggen, dat vind ik veel ge vaarlijker, dan de manier waarop de donkere oogen plotseling schrikte zij op uit haar gepeins,zag om zich als iemand die uit een diepen slaap ontwaakt en stormde de kamer uit. Nauwelijks acht dagen later vloog hei bericht door de omgeving dat de vrijheer zich had verloofd met freule von Amheim en daar de gezondheids toestand der moeder thans wat gun stiger was, zou het huwelijk zoo spoedig mogelijk voltrokken worden. Dagelijks kwamen er bloemen en gelukwe ischen en telegrammen. Ook de landlieden waren verheugd, nu zij toch eindelijk een meesteres op het slot kregen. Slechis Hans Raioer schudde woest de vuist, toen hij het nieuws hoorde. De gek een vrouw te kiezen, die zijn dochter k n zijn I Geduld maarHet or.heil zal hem wel een maal treffen Ik roep er reeds lang genoeg naar! Als op vleugele.i snelde de tijd heen en toen eindelijk de zachte lente kwam, was op zekeren dag de kleine dorpskerk te klein voor de menigte, die van alle kanten kwam toestroo- men. Dc priester sprak den zegen uit het voorheen gebeurde. Toen toch had de politie nog eenigszins overzicht over de broeinesten, doch dat is nu afgeloopen als er nu eens iets ge beurt weet de politie niet, waar 't te zoeken. Verleden week is er helaas weer een tragedie afgespeeld, die je zoo aangrijpt, zoo met ontzetting vervult. Daar was een jonge man en een jonge vrouw, een demi-mondaine wel, maar een mensch toch. 't Zal u wel uit de berichten in de dagbladen bekend zijn, dat de jonge man eerst de vrouw, daarna zichzelf een kogel door 't hoofd joeg. Beiden zijn overleden. 't Was in den vroegen morgen, de menschen lagen nog te bed toen 't gebeurde. Samen hadden zij eerst verschil lende nachtcafé's bezocht, Uit de berichten reeds, dat zij nachtcafé's bezocht hebben, blijkt, dat die met de zedelijkheidswetten niet verdwenen zijn. Integendeel, zij rendeeren beter dan ooit en er wor den halve luxepaleizen van gemaakt. Daar komen dan de meisjes van lichtere zeden en de jongens, kwa jongens nog, dikwijls samen. Daar wordt het geld bij handenvol weg gesmeten en menig jong leven ver woest, daar wordt dan gedronken en gedobbeld zelfs en per slot van re kening, de jongens door de vrouwen afgezet. „Haganus" noemt 't in de Leeuwar der Crt. zóo waar, zoo zuiver „pest- holen", dat zijn 't ook, dien naam verdienen de inrichtingen maar al te zeer en daaraan doen de bevoeg-'e autoriteiten niets. De aapjes koetsiers, de snorders rekenen er steeds op, dat er voor hen wat te verdienen valt, want 's nachts staan er voor de diverse nachtkroegen taxi rijtuigen en zelfs auto's te wachten op hun vrachtje. En dat vrachtje krijgen zij ook en dat zelfde vrachtje „schokt" ook flink, zooals men dat gelieft te noemen. De „dames" die 's avonds op de baan loopen, zijn niet meer of min der dan half in dienst van de nacht kroeghouders. Deze keert ze percen ten uit, van 't verteer-bedrag der bezoekers. Soms 20 a 25 pet., soms echter ook meer en ook hier is scherpe concurrentie, want zelfs loopt de provisie wel op tot 40 a 50 pet. De consumptie wordt duur, voor een glas bier wordt 50 ct. betaald en dan de fooien, die gegeven worden Neen maar, als een bezoeker uit zichzelf niets geeft,"houdt de kellner zijn fooi er maar eenvoudig af. Nachten van 25 a 30 gulden fooi zijn voor de nachtkroegkellners geen zeldzaamheid. Nu weet ik wei, dat dergelijke over Gisbert von Hohenfels en zijn jonge gemalin. Menige blik hing be wonderend aan het paar, doch gleed dan schuw naar de in 'i zwart ge- kleede dame, die naast Alexandra zat. Mevrouw Olga vonArnheim had heden haar eenzaamheid verlaten om het huwelijk bij te wonen. De plechtigheid was afgeloopen en Gisbert geleidde zijn vtouw naar het rijtuig. Van de opgewondenheid eener bruid viel bij Constance niet veel waar te nemen; marmer bleek, on genaakbaar trotsch zag hij er uit, maar toch betooverend schoon in het witte kleed van atlas zijde. Fonkelende dia manten sierden hals en arm. Sierlijk gekleede landmeisjes bestrooiden den weg van de ktrk naar het slot, uit gaande voor de lange rij wagens. Het feest dat nu volgde, woonde mevrouw von Arnheim niet bij. Zij voelde zich vermoeid en zocht op aanraden van Alexandra haar kamer op. Slechis weinige uren duurde het vroolijke samenzijntoen maakten de jonggehuwden zich reisvaardig} om met den eerstvolgenden trein het va derland te verlaten. Nadat beiden afscheid van de moe toestanden overal heerschen, maar 'k maak mij sterk, dat zij ook nergens in zoo sterke mate heerschen dan juist in onze residentie, de uit-gaan stad bij uitnemendheid. Men is hier gewoonweg zichzelf niet meer; alleen om maar niet min der te schijnen dan zijn buurman, gaat men hier geld uitgeven of 't niets is en 't is haast niet te gelooven, maar 't is toch zoo meer dere malen gaat 't tusschen de jon gelui er om, wie in den kortst mo gelijken tijd 't meeste drinkt en 't meeste geld uitgeeft. Een avond en en een nacht door gebracht in een nachtkroeg, is maar al te dikwijls het ongeluk van een jong leven. En ook is 't opmerkelijk, hoeveel Delftsche studenten bij allerlei dra ma's betrokken zijn. Dat is nu al in betrekkelijk korten tijd, dat een Delftsche student eerst een vrouw en daarna zichzelf heeft doodgeschoten. Of liever, dat laatste heeft geprobeerd. Want helaas een is er en hij brengt thans nog door in de strafgevangenis te Leeuwarden, die 't ongeluk had zichzelf niet goed te raken en er 't leven af te brengen. Ook dat geeft te denken. Die jongens, zoo van moeders pappot, weten nog niet, wat 't eigenlijk Haagsche nachtleven is, raken er in verzeild en zijn voor altijd onge lukkig. Wel moest de Nederiandsche re geering de publieke huizen sluiten, wel moest er toezicht gehouden worden op allerlei boeken, maar juist het grootste kwaad heeft zij onaangeroerd gelaten, eigenlijk stilzwijgend goedgekeurd, er een sanctie aangehecht en dat vind ik 't treurigste van alles. Beginnen moest men met deze juist grootste bron van het kwade. Beginnen moest men met de ver gunning voor allerlei nachtkroegen, nachtholen van 't kwaad in te trek ken. De cafe's zijn tot 1 uur ge opend in den Haag, dat is dacht ik lang genoeg. Na dien tijd hoort men thuis te zijn, vindt men dat te vroeg, dan ga men wandelen. Maar zooals 't thans is geregeld, heeft men 't ergste kwaad gesanctio neerd, er zijn goedkeuring aan ge hecht. Het kwaad van boeken is er, zeer zeker, maar dat kwaad is per slot van rekening niet half zoo erg als 't nachtkroegen kwaad, dat nu, bij sluiting van de bordeelen zoo veel te grooter omvang heeft gekre gen. Wil men iets doen, men doe dan goed werk, make er zich niet af. Zoolang de nachtkroegen, de ho len van allerlei ongerechtigheden blijven bestaan, schiet men geen sylabe op, men wete dat goed. Integendeel, men breidt daarmee der hadden genomen, hielp Gisbert zijn jonge vrouw in het rijtuig. Nog eenmaal stak zij het hoofd naar buiten en zag naar het slot. Mevrouw von Arnheim leunde tegen een derhoog- geopende vensters. Plotseling-greep de wind het witte gordijn, dai hoog opvloog en zieb dan om de bewe- ginglooze gestalte sloeg. Mei een on- wiilekeurigen schreeuw van schrift verborg Constance het gelaat in de handen. „Wat scheelt u i" vroeg de vrijheer bezorgd. „Niets niets" stamelde Constan ce, met moeite zich bedwingende. Waarom moest zij aan die vreeselijke verschijning herinnerd worden. O, dat vreeselijke spook met de trekken van haar moeder en het lange, slee- pende kleedWas het een slecht voorteeken? Rillend ging zij in den hoek van het rijtuig liggen. De man naast haar, de gansche omgeving, zelfs haar eigen ik kwam haar zoo vreemd voor. Waar waren die gouden beelden, die eens haar voor den geest zweefden Voorbij voor- bijAlles koud, nuchter en grijs, gelijk de dik bewolkte hemel (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1912 | | pagina 1