Eerste Blad. Maandag 22 April infabriek Feuilleton. No. 95. 50e Jaargang. 1912. 1 scherp ifdeel lel - indel verschot 109 aan bedrag f'J- '3S/L_ per ons. k aid vsn kwaliteit. neemt LAPPIJ i zonder e idel, ïvraagd. Verschijn! dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. Hbonnements-fidoerfentien op zeer uoordeeüge voorwaarden Hit nBiBmer liestaat uit 2 blaien De zon verduisterd. Haaf en Smarf. Brieven uif de flofsfad epiaatst werden J POLITIE 3e wedde f 600, heveihoogingen vrije uniform en gedeeltelijk net politie-di- :onder aanteeke- edde met f25 uder dan 35 jaar, drag, goed kun- jven, gezond van :haamsgebreken, kundige verkla- ergelegd en min- isr, kunnen zich, met eigenhandig ruift, eiken werk- "i ure aanmelden -Commissaris van nde op brieven ■slagen. iss. Courant., C9 SU gS 100 09 jing- „OTERIJ arborgd door Istraat 76, P. E. VAN VLISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTIÊNvan 1—4 regels 0.40. Voor eiken regtl meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Wij menschen van den nieuweren lijd schrikken niet meer, wanneer een bijzonder natuurverschijnsel zich aan ons oog vertoont. Onze kennis van het samenstel der schepping, hoe gering in het algemeen, is daarvoor toch te groot. Toch ondergaan wij er allen den invloed van. Een eigen aardige gewaarwording maakt zich van ons meester, als op het midden van den dag het zonnelicht zoo zicht baar verflauwt, wanneer de maan zich voot de zonneschijf plaatstals een rossig licht de aarde bedektde schaduwen zulk een zonderlingen vorm aannemen, de vogels zoo angstig fladderen en plotseling zuik een koude luchtstroom over de oppervlakte der aarde loopt. Zonder het te willen en zonder het te weten ondergaan wij dan weer den invloed van de ma jesteit der natuur, waaraan niets 2ich onttrekken kan en wij buigen onwil lekeurig het hoofd voor de grootheid der schepping. De zon verduisterd dat is bo vendien een levend beeld. De natuur kundigen kondigen ons vooraf aan, wanneer in zeker jaar een of meer verduisteringen van de zon zullen plaais hebben, in het leven van den mensch wordt hem dat niet te voren aangekondigd, en toch zijn daarin de zonsverduisteringen nog minder zeld zaam dan in de nainur. Het zonneije van ons bestaan schijnt niet altoos even helder en het gebeurt maar a! te vaak, dat er iets is, waardoor het verhinderd wordt, zijn stralen over ons uit te storten. Dan wordt het donker en koud om ons heen en soms ook binnen in ons. Dat zijn de tegc n- spoeden, de beproevingen, de rampen van het leven, het lijden van het lichaam en de folteringen van den geest en niemand onzer ontkomt daaraan geheel. Zeker, wij hebben vaak schuld, ris de zon van ons bestaan in meerdere of mindere mate verduisterd wordt. Hoe velen zijn er niet, die spaden met hunne gezondheid en hunne licht vaardigheid in een lang lijden moeten betreurenhoevelen zijri niet de slachtoffers hunner onmatigheid; an deren weer van luiheii en zorgloos» heid. Maar toch, de horizon van ons beslaan moge zich vroeger of later voor ons inkrimpen, ook met den besten wil en de beste bedoelingen ontkomt niemand aan moeiten en 0 26.) Met verbeten woede gehoorzaamde hij. Dat hij hier niet kon blijven, was zeker. Hij nam afscheid van zijne moeder en bedankte haar, en zij vergenoegde zich eveneens met te zeggen„dus vijftig pas rechtuit en dan schuin den berg op." Gij kunt immers klauteren." Zonder het hoofd nog eenmaal om te wenden, volgde hij dezen raad op. Het klimmen ging niet zonder moeite. Tobias gleed voortdurend uit op den vochtigen, mat dennanaalden be dekten bodem. Hij moest zich aan de stekelachtige takken vasthouden en het zweet stond in dikke droppels °P zijn voorhoofd toen hij den aan- geduiden weg eindelijk had bereikt Zoo vlug hij gaan kon schreed de eenzame sombere wandelaar ver der in het nachtelijk duister, nijdig de natte takken wegschuivende, die verdriet, die, een wijze mond heeft het naar waarheid gezegd, zelfs het beste leven kenmerken. Gelukkig dat onze levenservaring ons nog iets anders en iets beters leert. Zooals in de natuur, na de eenigszirs angstige oogenblikken van de verduistering der zon, het licht weer vroolijk doorbreekt en ons nog schooner toeschijnt dan te voren, zoo zien wij ook in het leven vaak dat na regen weer zonneschijn volgt. Als lijden en zorgen ons niet ter neer drukken, maar wij moed en hoop behouden en de krachten er door gestaald worden, dan v/ordt de nacht dikwijls door een schoone dag vervangen. Tot op zekere hoogte is hei ieven altijd, zoo niet een last, dart toch in ieder geval een betrekkelijk moeie- Iijke taak. Als wij jong en st:rk zijn, dan letten wij daar echier niet opdan denken wij allr-s te kunnen verrichten en desnoods bergen te kunnen verzetten. Hoe bedrogen ko men wij vaak uit. Wat wordt niet vaak aan onze verwachtingen de bodem ingeslagenhoeveie teleur stellingen volgen elkander soms niet op In plaais van bloemen en geu ren schenkt het leven ons vaak jaren lang lijden, verdriet, tegenspoed. On danks alles is achteruitgang ons deel. Wij kunnen niet slagen in wat wij ons eens zoo heerlijk hadden voorgesteld. Wel ons indien wij ons nooit dco die levensschaduwtn laten overweldigenons niet over geven aan wanhoop; want het komt zoo vaak voor, dat onverwacht weer het wolkgo dijn op zij geschoven wordt, het licht zich weer een weg baant en spoedig de levenszon zich in al hare heerlijkheid voor ons vertoont. Dan hebben lijden en ver driet spoedig hun scherpte voor ons verloren en zij blijven alleen in onze berinnering voortbestaan, als een waarschuwend beeld voor latere tijden, dat ons steeds herinnert, cat het brooze en lichte menschelijk geluk zich nimmer geheel r.aar den wensch der sterve i gen zal plooien. We meenen zoo vaak ten onrechte, dat we nog een gansch ieven voor ons hebben en begaan de dwa s heid van daarop te rekenenmaar het komt ook wel voor, dat we reeds met het leven m enen te moeten gaan afrekenen, en ook daarin dwalen. Dwalen is nu eenmaal zoo mensche lijk Zoo vaak nam ons ieyen dan weer plotseling een andeie richting; zoo vaak gevoelden we weer eens klaps een nieuwe roeping. Neen, de ta; k was niet afgesponnen het licht keerde terugde schaduwen verdwe nen levenslust, moed en krachten werden ais herborenhelder scheen weer het zonnetje over de levenszee, hem in het gelaat sloegen, wanneer de storm blies. Langzamerhand kwam er een zekere stilte in de natuur. De wind ging liggen, de onweerswolken verdwenen en vormden in het oosten een zwar ten, scherp begrensden muur, terwijl de maan het smalle, heiiend pad hei der verlichtte. Tobias rustie even uit op een steen, knoopte zijn bundeltje los en sneed zich een groot stuk brood. Teiwijl hij at, zag hij bij de kromming die de weg maakte, een man te voor schijn komen, die echter nog tamelijk ver verwijderd was. De vluchteling was zoo gaan zitten, dat het licht hem niet trof en kroop nu weg tus- schen de denneboomen, welke hier juist zeer dicht stonden. De met vasten tred naderende persoon vermoedde niet, dat twee oogen, fonkelend als die van een jakhals, op hem waren gericht en elk zijner bewegingen gadesloegen. Hoe duidelijker Tobias de vormen der krachtige gestalte en de scherp geteekende trekken van het strenge, harde gelaat kon onderscheiden, des te hljgender ging zijn adem, des k waarover hei brooze huikje weer vlug begon heen te glijden. Is dat geen levensbeeldgeen beeld dat ons herinnert aan ons eindig be grip, aan onze kleinheid, aan de on zekerheid van alle wereldsche dingen, die ons wel een opwekking mag wezen om ons noch te verhoo- vaardigen op eigen widen en kunnen, noch te laten neerdrukken door de gedachte, dat onze gewaande groot heid zoo telkens ijdeiheid blijkt te zijn. In ieder geval slaat het vast, dat wij onze dagtaak op aarde heb':en te vervullen. Die dagtaak zij ons geen last op zich zelf, wrnt, de arbeid, is de beste vriend, de ledigheid daar entegen de grootste ramp. Maar die dagtaak worde ons ook geen last, waar de vriendenhand soms ook wel eens blijkt de vermanende en de straffende, de waarschuwende en de beproevende hand te zijnwaar de zon niet altijd helder schijnt, maar wel eens schuil gaat achter wolken en schaduwen. Laat ons maar steeds blijmoedig doen, wat de hand vindt om te doen, blijmoedig de hand aan den ploeg slaan blijmoedig den reis staf opnemen naar het onbekende land, arbeiders en arbeidsters aan de levenstaak, ondir era grootenen welioenden Meester. Dezer dagen bevatten de plaatse lijke bladen het volgende bericht „Door eenige dame. en heeren is opgericht de kunst- en sportvereeni- ging „Nulli Secundus", ten doel heb bende het gezellig samenzijn der le den te bevorderen. „Daartoe zullen in den winter dans en muziekavondjes worden georgani seerd en inden zomer fiets-, wandel-, roeitochten en pic-nics PrositNu weten wij 't, gezellig samenzijn moet worden bevorderd. Er is nog geen gezelligheid genoeg. Heel den Haag hangt anders aan el kaar van gezelligheid Wat is den Haag anders dan een pleisterplaats van de in oude-wijverij ontaarde ge zelligheid De dames en heeren we ten blijkbaar met hun tijd geen raad, hebben behoefte aan nog meer ge zelligheid, ik zou willen voorstellen, dat zij maar moeten besluiten, altijd bij elkaar te blijven, dan is de lust tot gezelligheid wel weer gauw, als een onweer, overgewaaid. De hoe veelste vereeniging zou dat nu wel zijn, in den Haag, waar de gezellig heid als hoofddoel „uitgeoefend" wordt? Laten wij openhartig zijn! Laten wij eerlijk zijn, laten wij open kaart spelenik zou willen voor stellen, de zaak, de affaire „De Goede Partij" te noemen, of wel „De be- woedender trekken kreeg zijn geiaaf. Dat was Hans Rainer slechts weinig veranderd, niettegenstaande de grijze haren en nog even troisch als vroeger. Natuurlijk Wat liep hem ook tegen Hij had altijd geluk gehad en thans was hij een rijk man geworden en kon den heer uithangen Ja, ja, jaren geleden t ok hij ook het land in en bracht veel geld mee, wat echter niet belette dat hij den knecht, die zich intusschen aaneen paar daalders had vergrepen van het erf joeg en allen in de om geving voor den dief waarschuwde. Vermoedelijk waren zijn zakken nu weer goad gevuld. Maar wacht wachtik heb het je al lang toege- wenscht. Hier staat iemand, die niets meer heeft te vcri.it zen en dien de duivel je op je weg reidt! Steeds naderde Rainer. Hij was naar het naaste dorp geweest om daar een verkoop van graan af te sluiten en onderhandelingen aan te knoopen over een volgenden oogst. De zaken waren spoediger afgeloopen dan hij gedacht had, doch op het punt om weer zijn rijtuig te bestijgen, moest hij tot de onaangename ont kroonde flirtation." Dansavondjes, muziekavondjes roeitochten wandeltochten fietstochten pic-nics knusjes bij elkaar in 't vooruitzicht van de gezelligheid van den Zondag. Vrijdag al gezellig heid Zaterdag gezelligheid in 't verschiet Zondag gezelligheid tot de achtste Maandag napret van wegens de gezelligheid, Dinsdag een beetje minder napret een ster die staat te verflauwen aan 'tfirmament Woensdag „Gezel ligheidsverduistering" Donder dag idem Vrijdag al weer van voren af aan Die alte ge- schichte Gezelligheid zonder end! Twee doodgewone, nuchtere dagen per week. 'k Heb gehoord, dat er een prijs beschikbaar wordt gesteld, een wisselbeker, voor die dame, die 't gezelligst is geweest in een jaar tijd, de wisselprijs is de gezelligheids- prijs, de bekroonde heeft 't recht kaartjes te laten drukken met den titel Mej. Prijs bekroonde gezelligheid Wie den prijs drie maal achtereen gewonnen heeft, krijgt hem in eigen dom, wie hem vijf maal in 't geheel heeft bemachtigd, mag hem eveneens behouden De koninklijke goedkeuring moet nog worden aangevraagd, heb ik ver nomen. Die komt echter nog wel. 't Is sterk Maar tevens, 't is toch eigenlijk al te gek 1 Wat zijn wij Hagenaars toch eigenlijk voor menschen, wat moet men elders wel van ons denken Och, konden wij toch een oogenblik onszelf en onze idiote handelwijzen zien, konden wij toch een oogenblikje zien, welke aller aller gekste dingen wij uithalen, dan geloof ik, dat wij misselijk zouden worden van onszelf! Alsof er in de wereld niets anders te doen is, dan de ge zelligheid te zoeken, dan kunstmatig de gelegenheden tot allerlei onge rechtigheden te openen. Want ongerechtigheden zullen er natuurlijk van komen. Eens toch, men moge nu nog zoo gezellig van aard en aanleg zijn, raakt men uit geput met zijn gezelligheid en dan is de vereeniging aan haar keerpunt, dan houdt de gezelligheid op en wordt 't zou zou ik denken een bron van intrigues en kwaad. Dan zoekt men zijn gezelligheid in 't kletsen over derden en vierden, dan wordt alles bekonkeld en bekletst en alles neergehaald, wat maar onder 't bereik van de gezelligheid-zoeksters en -zoekers komt. Vrouwen hebben nu eenmaal be hoefte aan tongoefeningen, soitMaar dat er lieve help nog mannen, heeren, zijn, die aan deze dingen meedoen, dat gaat toch alle perken te buiten. dekking komen, dat zijn paard kreupel was. Hij zelte hei daaiom op een boerderij op stal en keerde te voet naar huis. Gewend aan grooie wan delingen, en een grooten knoestigen siok bij zich dragende die hem tot sleun en tot wapen tegelijk diende want hij behoefde slechts op een knop te drukken om een scherp ge slepen dolk te voorschijn te halen dacht hij niet aan de mogelijkheid van een dreigend gevaar. Als een wild dier, gereed tot den sprong, lag Tobias te loeren, terwijl hij langzaam tot dicht aan den kant van den weg kroop. Daar brak een dorre tak onder zijn voet en de niets kwaads vermoedende wandelaar bleef plotseling staan, tuurde scherp in het geboomte en maakte een bewe ging als wilde hij de takken vata el kaar schuiven. Nu was het te laat om aan vluchten te denken. Het gold een strijd op leven en dood. Met een woesten schreeuw sprong Tobias tusschen de boomen te voorschijn, wierp zich op zijn vijand en omklemde diens hals met beide handen, Rainer wilde den aanval afweren, gleed echter onder den geweldigen stoot Zou het bestaan van deze vereeni ging niet willen beginnen, met aan den president van de Haagsche recht bank een paar gereserveerde plaatsen te vragen, dan kan er steeds trouw verslag uitgebracht worden over de zittingen, en kunnen de leden daar van zelfs gratis smullen Treurig Op 't oogenblik is er in Scala een persoon, die zijn brood verdient met anderen te laten genieten van 't feit, dat geen boeien zoo sterk, geen banden zoo hecht, geen dwangbuizen zoo stevig aangesnoerd kunnen zijn, dat hij er niet uitkomt 1 „Morton", de Amerikaansche boeienkoning, noemt hij zich De politie heeft haar kunsten op hem geprobeerd en telkens weer kroop hij er uit, hoe gek en hoe dwaas men hem ook in de kluisters klonk. Toch, de vertooning vind ik vies enonverantwoordelijk, evengoed als worstelwedstrijden. Hoe men ter wereld er beha gen in kan scheppen een mensch op de gekste manieren over 't tooneei heen te zien springen en schuiven en zwemmen, is mij ten eenenmale onbegrijpelijk. Vies vind ik 't, omdat 't vies is, 't gezicht van een mensch, die, om anderen te plezieren, als een gek heen en weer springt en zich in duizend bochten wringt, om uit zijn boeien te komen, vies ook, omdat 't treurig is, den man na zijn ver tooning, te zien blazen en hijgen en transpireeren, dat 't water langs zijn hoofd loopt, vies ook, dat gewurm aan zijn lichaam om de touwen maar goed, stevig te bevestigen, in de hoop „dat-ie er niet uitkomt". Onverantwoordelijk, omdat* 't on verantwoordelijk is, een mensch zoo vies en dwaas te laten doen. Met dat al zit Scala iederen avond vol, loopt men zich een ongeluk om den „grooten" baas, die spot met boeien en andere vrijheidbenemend spul, te zien en te aanschouwen. Eindelijk dan gaat men in Den Haag een weinigje toezicht houden op bioskoop-inrichtingen. Onlangs ontvingen de directies dier inrichtin gen, het schriftelijk verzoek, op het politiebureau te verschijnen, waar haar kennis werd gegeven van den nieuwen maatregel. leder nieuw program staat onder controle van de politie. Een stap vooruit dus De nieuwe programs moeten vooraf toegezonden worden aan den hoofd commissaris, en indien de beschrij ving van een film de politie aanlei ding geeft tot twijfel, of deze wel uit op den vochtigen, oneffen bodem en viel op de knieën. De stok ontviel aan zijne handen en werd, nog vóór hij hem weer kon grijpen, door een schop van den iandlooper in do diepte geslingerd. De man, die zoe plotseling was aangevallen, hoorde zijn wapen van rots tegen rols slaan steeds doffer en verder verwijderd. Thans moest hij alleen vertrouwen op zijn reuzenkrachten. Doch als ijzeren schroeven omklemden de vingers van zijn tegenstander zijn keel en drukten steeds vaster en vaster, zoodat hij slechts met moeite en rochelend adem kon halen. Vonken draaiden als vurige raderen voor zijn oogenhet klonk hem ais het doffe gerommel van een waterval in de ooren. Hij voelde dat hij op het punt stond 't bewustzijn te verliezen. Daar greep hij met dé kracht der vertwij- ling den arm van den moordenaar, en draaide dien zao heftig in het ge wricht, dat Tobias, onder het uit- stooien van een doffan schreeewvan pijn losliet, doch tevens het mes uit den gordel Irok. (Wordl vervolgd,)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1912 | | pagina 1