Maandag 8 April Dit nammer bestaat uit 3 bladen dzaal, I if s| 73 s iRSMA. MMA g van de ansche. e&Co. AUW, Een haastig afscheid. Feuilleton, Haaf en Smart. No. 84. 50e Jaargang. 1912. r. April. s. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- ®n Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. Abonnements-Aduertentiën op zeer uoerdseiige doorkaarden Brieven uit de Jlofstad op MSDAG to APRIL In Iburg. dag van 2 tot s van 10 uur 's avonds. VRIJ. ES-COMITÉ. ort :h a «2? logne worst 1 0.2 0 3 b D U lurd drama) Challant en 'ordova, (drama). laap te New- (comisch). 1eningen aan e Karlsberg, parapluie, 154B. sn Woens- amma. IRECTIE. Agenten der YPOTHEEK- lerichten, dat g zijn als le. eik gewenscht ngen gaarne "eiefoon 125. i ID AO van 1 30, Vll«- VLISSINGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTIËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Veor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote letters en clichés naar plaatsruimte. Ter gelegenheid van het Paaschfeest, zal MAANDAG geen nummer onzer Courant verschijnen. Hetzij Jacob's meest geliefde zoon Jozef, door zijn broeders was ver kocht, 'tzij hij, naar luid eeneroude oorkonde, door Midianietische koop lieden gestolen werd, zeker is het, dat hij zich spoedig een schitterende positie aan het hof van den toenma- ligen Pharao wist te verzekeren en dit de oorzaak was voor de vestiging der eerste zeventig Israëlieten in Egypte. De nederzetting in het land Gosen breidde zich buitengewoon in zielental uit, en de vorsten, vreezende dat het door de trotsche Egyptenaren gehate herdersvolk, om zich te wre ken eenmaal gemeene zaak zou ma ken met de vijanden van het rijk, be gonnen ze op allerlei wijzen te ver volgen en te kwellen, zonder dat echter het doel, zich weer van de vreemdelingen te bevrijden, er door gereikt werd. Eerst vele eeuwen later voerde Mozes, de groote volksleider, na een allermerkwaardigsten levensloop, de zes honderd duizend Israëlieten, met hunne tallooze kinderen en veel have en vee, uit Egypte, het land der on derdrukking, naar de woestijn op het schiereiland van den Sinaï, waar zij het leven van een zwervend herders volk weer opvatten, waarvan de Egyptische Pharao's hen gedwongen hadden afstand te doen. En het was een haastig afscheid, want uit het rauwe deeg dat zij uit Egypte meenamen, bakten de Israëlie ten hun ongerezen broodkoeken voor den noodigen leeftocht onderweg. Men kan den uittocht der Israëlieten uit het land der slavernij even goed beschouwen ais een half gedwongen wegtrekken, dan als een verdrijving. Voor dit laatste pleit meer het blijk baar vaststaande historische feit, dat de Pharao Meinephto, die destijds regeerde, bij zijn vervolging van de vreemdelingen een zware nederlaag leed. Hoe dit zij, het was voor het zwer vende herdersvolk een ondragelijk lot, aan vaste woonplaatsen te worden gebonden en daar door Ramses II gebezigd te worden, evenals de Egyptenaren der laagste klasse, tot 15.) „Zijt gij boos op mij vroeg zij zacht en daarbij schitterden haar oogen schelmachtig en om den wel lustigen schoonen mond speelde een bekoorlijke glimlach. „ik geloof, dat gij u zelf belastert en u eigenschappen toeschrijft, welke gij in het geheel niet bezit", ant woordde hij terwij! hij haar met welgevallen aanzag. Ditmaal bleef zij bet antwoord schuldig en vestigde haar gansche aandacht op de fresco-schilderijen van bet portaal. Intusschen werderopde„Edelhof" een zeer onaangenaam tooneel afge speeld. Hildegard wist, dat zij de verklaarde lieveling, de eenige vreugde baar vaders was, dat zij nooit te vergeefs om iets verzocht en dikwijls zijn toornige opgewondenheid tot wóaren wist te brengen maar wan het uitvoeren zijner reusachtige bouw werken, waarvan thans nog de over blijfselen den tand des tijds trotseeren. Vrijheid was de leus en bleef de leusoneindig schier waren de be zwaren en moeiten, waarmede men den leeftijd van een menschengeslacht te kampen had het zwakke vleesch verlangde meer dan eens terug naar het betrekkelijk weelderige leven in het land der slavernij en toch kwam eens hetoogenblikwaarop het land Kanaan, op een en dertig koningen veroverd, door Josua onder de negen stammen benevens den halven stam van Ma- nasse verdeeld werd. Het is een der merkwaardigste, misschien wel het merkwaardigste feit uit de geschiedenis der wereld, dat op dezen nieuwen staat, die on geveer eene oppervlakte van vier honderd vierkante mijlen moet heb ben beslagen, dezen statenbond, se dert de oogen der gansche wereld gevestigd bleven. Dat was niet het uitsluitend gevolg van de hoogst be langrijke geschiedenis of van de schier eenige lotgevallen van dit volk. Het was veel meer een gevolg daarvan, dat in den boezem van dit volk, hoogstwaarschijnlijk als een uitvloeisel van de persoonlijke opvattingen en het persoonlijk streven van den grooten leidsman Mozes, in den boezem van dit volk zich zóó krachtig de strijd heeft ontwikkeld voor een meer redelijk en verheven godsbegrip, dat meer voldeed aan de behoeften van het zielelevendat de ontwikkeling der natie daarmee zoo lang samenhing, tot de godsdienst zelve begon te kwijnen en de natie tot dat diep zedelijk verval geraakte, waarvan zij het treurigst beeld ver toonde in de dagen van Jezus' om wandeling op aarde. Toch staat vast dat, ondanks dit diep zedelijk verval, in geen enkel volk der oudheid de kern van het geloof in een hoogere en betere zede lijke toekomst meer is bewaard ge bleven dan in Israël. Voor een lang zaam verval en een eindelijk geheel ondergaan van het menschelijk ge slacht was in de zedeleer van dit volk geen plaats. Een zinnebeeld daarvan was ook het onverzwakte Messias- geloof, een geloof met vreemde elementen vermengd, maar dat toch de kern der waarheid in zich bevatte. Eens zou de redder komen en zoo vast stond die overtuiging, dat zij nog leefde nadat de ware redder der menschheid sinds lang gekomen, doch aanvankelijk door het volk waaronder hij was opgestaan, verworpen was. is het opstandingsgeloof altijd een element geweest van het godsdienstig geloof van het volk van Israël, in beter en schooner, in de hoogst mo gelijke vormen heeft het zich geopen baard in het gezegend christendom, neer hij er uitzag zooals thans vreesde zij hem. Dan kon hij ook ruw en hard tegen haar zijn en wanneer zij even angstig en bevreesd was ah de overledene, kon hij haar zwijgen beschouwen als trois. Zoo stond zij ook thans tegenover hem, de blauwe oogen vol tranen, de kleine mond trek krampachtig samen en uit het diepste van haar hart zond zij een gebed naar den Hemel dat baar grootmoeder, die zoo pas was heen gegaan om den knechts en de meiden het avondeten te brengen, toch spoedig mocht terugkeeren. .Wilt gij eindelijk antwoorden Hoe lang duurt nog dat onbeschaamde staren, dat snikken en knikken her haalde Rainer. „Mijn God ik was pas naar het venster geijld, toen ik den hoefslag der paarden ho rde." „En waarom bleeft gij daar staan Ge hadi je oogenblikkeiijk moeten verwijderen." „Ik wist niet dat ik iets verkeerds deed". „Gij weet, dat de vrijheer mijn vijand is". „Ik geloof dat gij dwaalt, vader", dat de bestemming heeft om de gan sche wereld tot het hoogst mogelijke peil van zedelijk bewustzijn en ze delijk leven op te voeren, Al lag aan het oorspronkelijke Paaschfeest der oude Israëlieten nog een andere gedachte ten grondslag dan aan liet heerlijke opstandingsfeest der christenen, beiden vertoonen zoo vele punten van overeenstemming, beiden bevatten zoovele op elkander gelijkende beelden, dat men noch de natuur, noch de verbeelding, noch de overtuiging geweld behoeft aan te doen, om ze als het ware tot éen geheel te vereenigen. Wij zien die geschiedenis van duizende jaren als in een panorama zich aan ons gees tesoog vertoonen en zich samentrekken tot éen kern van verheven wereld en levensbeschouwing, 't is de eere- dienst van het goede, die een onver- zoenlijken strijd voert met het kwade een eeredienst die zich niet thuis gevoelt en zich niet schikken kan in de holen der onwaarheid en der on gerechtigheid, in de ketenen der zedelijke slérvernij, waarin men eeuwig vreemdeling blijft, terwijl de ziel met onweerstaanbaar verlangen naaf" be vrijding uitziet, en die daarom strijdt en worstelt en bij de eerste gelegen heid de ketens afschudt en een haastig afscheid neemt, zóo haastig, dat er zelfs geen tijd is om zich tot de reis voer te bereiden. 't Is de eeredienst van het streven, van de wetenschap dat met dit haastig afscheid lang niet alles gewonnen of overwonnen isdat er'nog een woes tijn ligt tusschen de grenzen van het land der vreemdelingschap en die van het beloofde land en dat daarom nimmer mag worden versaagd, altijd moet worden gestreden, de hoop nimmer mag verzwakken, het geloof nimmer mag worden verloren, tot eens de kroon der overwinning be reikt is. HeerlijkPaaschfeestwat zegt ge ons heerlijke dingen Gij verhaalt ons van dat haastig afscheid uit lang vervlo gen dagen,gij spreekt onsvan een haas tig afscheid ook nog in onze levensda gen gij spreekt tot ons van her nieuwing van verrijzenis, ook in de schoone natuur, die juist in deze dagen het wonder der wedergeboorte vertoont aan het verrukte mensche lijk oog en het hart met nieuwe vreugde en met nieuwe hoop vervult, het lichaam nieuwe krachten schenkt. Heerlijk Paaschfeest, ge verhaalt ons van nog schooner dingen, van nog beter dagen, uit die volheid der tijden, die wij kennen als het keer punt van het zedelijk bestaan van ons geslachttoen de verhevenste woorden, die ook het menschelijk oor vernam, in de eenvoudigste vor men voor de wereld werden gespro ken, om nimmer meer hun invloed merkte zij schuchter op. „Er ligt iets welwillends in de uitdrukking van zijn gelaat en de schoone dame van het slot zag mij ook zoo vriende lijk aan". „Ja, geloof maar aan die vriende lijkheid I Laat je betooveren! Bi- schouw het als een eer te mogen worden vereerd met een groet I" riep hij uit, terwijl hij zich hoe langer hoe meer opwond. „Het uur, waarop gij anders zult denken, zal niet uit blijven 1 Van hen kan niets goeds komen. Van „Wat beteekent dat, Hans, dit on schuldige kind te verbitteren?" viel vrouw Rainer, die juist binnen kwam, hem in de rede. Haar haar was thans grijs geworden, doch de krachtige gestalte was nog niet gebogen en haar bewegingen schenen niet min der vlug in energiek dan jaren geleden. „Laat haar toch vroolljk zijn. Waartoe dient het, oude veeten steeds weer op te hal;n Hildegard behoeft niet te weten, wat voor droefheid het verleden verbergt". „Dat zal zij wel 1 Zij moet weten, wie mij mijn geluk en mijn vrede heeft ontnomen. Zij moet denken en te verliezen maar, voortgaande van kracht tot kracht en van licht tot licht, dat menschelijk geslacht lang zaam maar zeker te voeren op den weg ter eeuwige volmaking. Is het dan wonder, dat wij ons nu verheugen in deze schoone dagen Zij zijn het die aan het menschelijk hart de ware voldoening en tevens de ware rust schenken zij zijn het die, te midden van 's werelds woelen waar zooveel van het oude Zuurdeeg is over gebleven, de krachten des vijands nog zoo groot, den weg nog zoo moeilijk, en eigen wil nog zoo onvolkomen is, ons een onverganke lijke kroon des levens ais de rijpe vrucht er van voorhouden, die ons niet kan ontgaan, waar we haastig verreizen, om trouw en ijverig de voetstappen te drukken, die uit het oord der slavernij voeren naar het beloofde land. Den Haag heett behoefte aan een geldbeurs Och Hemeltje 't Is waarlijk zoo, 's Gravenhage heeft een plaats noo- dig, waar 't „slijk der aarde" ver handeld en versjacheld en verkwan seld kan worden. En omdat dat nu zoo hoog noodig was, omdat men niet wachten kon, heeft men zich als geldbeurs aan geschaft een afgedankt kerkge bouw 't Klinkt wel eenigszins eigenaar dig, 't doet wel vreemd aan, maar 't is toch zoo. Het oude, afgedankte kerkgebouw aan de Nobelstraat is als beurs voor den geldhandel gepromoveerd. De plaats waar vroeger, waar eer tijds vanaf 't spreekgestoelte werd gesproken over ,,'t slijk der aarde", gedegradeerd tot bolwerk van de Haagsche geldmarkt. Dat is toch zonderling Maar 't zij zoo. 't Kan verkeeren zei Bredero en ook hier is 't aan 't verkeeren gegaanwaar eens met vuur en met klem, met hartstocht en overtuiging 't uitgeroepen werd, dat wij niet moeten zijn materiaal, maar geestelijk, want dat wij dat toch in werkelijkheid ook zijn, is thans mate riaal op to date geworden. Toch geloof ook ik, dat's Graven hage behoefte heeft aan een plaats waar de fondsen verhandeld worden, waar 't geld zijn weg vindt. Vooral in de laatste jaren zijn er als 't ware gelijk aan de vermenig vuldiging van ratten en muizen bank instellingen, effectenkantoren c. s. idem, idem. 't Is dus wel van belang, dat ook de Residentie een Geld-beurs heeft. Den Haag gelieft men wel eens te gevoelen a's ikIk behoef daarvoor niet lange jaren terug te gaan. Het heden geeft mij reden genoeg tot rechtvaardigen toorn. Het pavi'joeti met zijn schitterenden koepel, aat gebouw, overladen met nuttelooze versieringen, staat daar als om mij te bespotten. De „Edelhof" zou het dubbelelwaard zijn van thans, wanneer Ik dat land had kunnen koopen en de noodige gebouwen daarop had kunnen plaatsen. Zoodra de vrijheer bericht kreeg van mijn plannen, wist hij natuurlijk niets beters te doen dan deze te verijdelen". „Zooals ik hoor, heeft Braun hem in het geheel niet met uw plannen bekend gemaakt en was het den heer Hohenfels onbekend, dat gij zooveel waarde hechttet aan den koop". „Geloof dat maarl En al was het zoo, toch dringt de man zich steeds tusschen mij en mijn wenschen. Hij is mijn boos noodlot! Het zal mij nooit goedgaan, zoolang ik moet aanrien hoe hem alles gelukt, wat hij onderneemt. Ik wilde dat de bliksem dat bonte belachelijke ding vernietig de Dreigend strekte hij den arm uit noemen de plaats die in de vermo gensbelasting vooraan staat. in 1903/1904 werd het belastbaar inkomen voor de vermogensbelasting geschat op 342 millioen gulden, thans (in 1910/1911) bleek dit bedrag maar liefst gestegen tot 1115 millioen gulden. in 1876 bedroeg het Haagsche aandeel in de personeele belasting f540.000; dit bedrag is in 1910 ge stegen tot f 1.457.000. Maar toch zou ik willen vragen, had men nu, voor 't verhandelen der fondsen en 't geld niet een geschikter plaats kunnen uitkiezen, dan een kerkgebouw, zij 'took een afgedankt kerkgebouw En al mag Den Haag gelden ais de rijkste stad in ons land, niet graag zou ik volhouden dat Den Haag is de „welvarendste" plaats in ons land. IntegendeelDaar zijn plaatsen in ons land, waar minder geld zit, waar minder met geld gegooid wordt en die toch, wat welvaart betreft, bo ven den Haag staan. Daar zijn plaatsen waar naar verhouding minder aan in komstenbelasting wordt betaald, maar waar toch de bevolking niet die nij pende armoede kentik heb hier op 't oog zelfs heel kleine plaatsen, bv. in Zuid- en Noord-Holland. Daar zullen weliswaar 't aantal menschen, die abnormaal hooge in komens hebben naar verhouding veel geringer zijn, maar in doorsnee zijn de inkomsten hooger En dan nog iets Is 't niet heel wel mogelijk, ja zelfs denkbaar en waar schijnlijk, dat men van de zijde van 't belastingbureau de lieeren van de hoogere inkomsten wat nauwer in de schroeven heeft gelegd En zou men er zelfs bij de minder hooge inko mens niet wat hebben bovenop ge legd Zie, dat is toch heel wei mo gelijk Dit jaar nog hebben wij 't ge zien, dat er zelfs onder de biljetten gedrukt stond „In afwijking van uwe opgave." Ja Ja Men kent zijn pap penheimers en ik voor mij ben van meening, dat 't zoo wel gegaan is. Nu neem ik direct aan, dat de verhooging van de som zoo in zijn geheel wel niet gevonden kan zijn en dan zal ik de eerste zijn, om dat toe- testemmen maar dat 't zoo toch gegaan is met een belangrijk deel van de vermeerdering, zie dat staat onom- stootelijk vast. Men is eenvoudig op de belasting- bureaux de zaak wat steviger gaan aanpakken en ieder jaar maar wat meer gaan zetten op de biljetten en toen zijn de aangeslagenen een iet of wat benauwd geworden, dat ze't daar op de bureaux in de lamp hadden, dat zij te weinig hadden opgegeven als inkomen en heeft kalm niet ge reclameerd omdat ja omdat men naar het paviljoen. Zacht weenend verliet Hildegard het vertrekde oude vrouw daarentegen schudde ongedul dig het hoofd en zei vermanend „zulke taal moet gij niet voeren Dikwijls heb ik je reeds willen waar schuwen. Wanneer ik alleen zoo iets hoor, hindert dat niet, want ik weet hoe gij het meentmaar wanneer gij zoo spreekt in het bijzijn van anderen, zouden zq iets slech's van u kunnen denken". „Dat gaat mij niet aanriep Rainer ruw. „Wat ik denk, dat zeg ik. Nooit heb ik mij om iemands meening be kommerd Dat mag voor mijn part de gansche wereld weten en wanneer men het in het slot weet, zal het mij zeer aangenaam zijn. Meent gij, dat ik mij slechts voor de leus boos maak en rnjj reeds met mijn lot heb ver zoend Alsoi men zulke uren van smart en vertwijfeling zou kunnen vergetenWanneer ik terughenk aan dien nacht, toen ik hem zelf naar het bed van mijn stervende vrouw moest brengen, dan overvalt mij nog altijd dezelfde razernij van destijds. Ik heb het hem nooit vergeven en zal het hem nooit vergeven, al moest ik

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1912 | | pagina 1