Eerste Blad.
TER
nieuw
ZEN
Gas»
tegen
Maandag
i April
Bit namroer bestaat uit 3 hladeii
idel,
LEKE,
Feuilleton»
Haaf en Smarf.
toren
*els
No. 78.
50e Jaargang.
1912.
ie Fabriek
instaande.
neemt
LAPPIJ
x ff
jzondere
Ting.
ïvraagd.
verschot
•09 aan
bedrag
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- ®n Feestdagen.
flhonnements-flduertentiSn op zeer uoordeeüge voorwaarden
WEERBERICHTEN
Brieven uit de Hofstad
nog oude^cor.
I, waarop zich
72 van Neder.
Inntn deze *re
nder no. u5
'koude albums
at (Eiland.) Te
46.
<T, thans werk-
ek, voorheen op
i betr. te veran-
fr. lett. B. o.
SEN, Beverwijk
K
s
-OTERIJ
arborgd door
lstraat 76,
P. E. VAN
eelheid
'0.65 per 1 L.
hr Liter.
IJ N N uit de
Ideaux.
Sf. Emllion,
XJ I
fEWOUD 17.
VL1SSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij aile Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
m
ADVERTENTlENvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote
lettere en clichés naar plaatsruimte.
TELEFOONHUMMES 10.
Onze voorouders, en misschien ook
nog wel sommige onzer tijdgenoo-
ten, die, even als wij zelf, met of
zonder reden, belang stelden of stel
len in den aanstaanden weerstoe-
stand, waren of zijn gewoon om
's morgens bij het ontwaken en
's avonds bij het naar bed gaan, eens
naar de lucht -te kijken. Wij men-
scben van den nieuweren tijd kijken
naar ons weerglas of, wat vrij wat
gemakkelijker is, naar de krant, die
ons zesmaal in de week vertelt wat
wij van het weer kunnen verwach
ten. Verschillende meeningen daar
omtrent behoeven in onzen tijd niet
meer te bestaan. Het meteorologisch
instituut aan de Bilt bij Utrecht
kijkt dagelijks voor ons uit, wat we
van het weer te verwachten hebben
en zorgt zoo ongeveer dat het heele
land weet wat men op grond der
gedane waarnemingen aan de Bilt
hoopt of vreest.
Het moet gezegd worden, dat die
weerkundige waarnemingen niet in
een al te besten reuk staan en toch
bewijzen ze ons onschatbare diensten.
Ze komen vaak niet uit of slechts
gedeeltelijk, maar het is een toestand
die, vergeleken bij het vroegere „ra
den" naar het weer, schier volmaakt
mag genoemd worden. Ja, we zijn in
dit opzicht ontzagelijk vooruitgegaan.
Echter moeten wij er uitdrukkelijk
op wijzen, dat men aan het instituut
te de Bilt, rekening houdende met de
weerstoestanden elders en rekenende
met windtemperatuur, enz., niet de
pretentie heeft van het weer te kun
nen voorspellen, maar, na nauwkeu
rige waarnemingen, waarvan men
weet en erkent dat ze falen kunnen,
alleen zijn verwachtingen van het
weer meedeelt. Het zijn zeer redelijke
verwachtingen, waarvan men echter
zeer goed weet, dat ze berusten op
niet geheel volkomen berichten en
waarnemingen en daarom niet steeds
juist kunnen zijn.
De hoogst bekwame personen, die
in den zoogenaamden sterretoren hun
waarnemingen doen, zijn zoo be
scheiden als geleerde menschen
meestal zijn. Zij erkennen dat ze het
waarschijnlijk nooit zoover zullen
kunnen brengen om vier en twintig
uren te voren met zekerheid te kun
nen zeggen welk weer we krijgen
zullen. Men zou dan alle noodige
gegevens op een bepaald oogenbiik
9.)
Een zeer elegant reistoilet deed
haar schoone vormen uitstekend uit
komen. In tegenstelling met haar moe
der was zij zeer levendig en spraak
zaam.
Mejuffrouw Alexandra von Dom-
browsky kon ongeveer veertig jaar
zijn. Groot en hoekig gebouwd, met
een bijna mannelijk gelaat, een harde
iuidklitikende stem er. een zelfbewust
oplreden, gaf zij in haar kleeding
denzelfden puriteinschen eenvoud
weer als mevrouw von Arnheim.
Ook Prisca, de min van Constance,
was meegebracht en scheen hef voile
vertrouwen der dames te bezitten
vooral Alexandra beheerscbte haar
met een wenk en een blik, Zij zag er
zeer bescheiden uit, zelfs een weinig
onnoozel, zou men gezegd hebben
doch in het voorhoofd, dat door leelijk
blond haar was omgeven, fonkelden
moeten hebben en bovendien tijd
om ze behoorlijk te verwerken.
En toch wordt er de uiterste zorg
aan besteed. De hoofddirecteur stelt
de weersverwachting gewoonlijk zelf
op, iederen morgen van half tien tot
half eif. Het bericht wordt dan aan
alle geabonneerde bladen en anderen
geseind en het zoogenaamde weer-
kaartje is dan ai weg. Dat weer-
kaartje wordt te Utrecht gedrukt
maar dat geeft soms veel last, om
dat, als er te laat een telegram uit
liet buitenland komt, dit nog tele-
phonisch aan de drukkerij moet wor
den bericht.
Natuurlijk doet men aan het in
stituut wat men elders niet doet, nl.
van dag tot dag geregeld nagaan of
de verwachting uitkomt. Die dat niet
doet weet er nooit het rechte van
hij moppert dikwijls over teleurge
stelde verwachtingen, maar ook dik
wijls zonder redelijken grond, terwijl
men aan het instituut minder onte
vreden is, en zeer goed ziet dat
men vooruit gaat.
Men hangt echter grootendeels af
van de waarnemingen uit het bui
tenland, in ieder geval van elders.
Als men iets had moeten weten,
waarmee noodzakelijk rekening moest
worden gehouden, en men bleef
daarvan onkundig, dan moest men
wel falen en het komt bovendien
heel vaak voor, dat er telegrammen
uit het buitenland komen en het
weerbericht reeds verzonden is.
Men moet bij dit alles bedenken
dat de natuur wel handelt naar vaste
regelen of wetten, maar dat onze
kennis van die wetten en van hare
werking nog zeer onvolkomen is
Dit is de reden waarom de ver
wachting dikwijls maar een schatting
is. Men gaat met den meesten ernst
na welk weer men op grond der ont
vangen combinaties van weergege
vens, volgens theorie en ervaring
mag verwachten. De mogelijkheid
bestaat dat zich vroeger in negenen
negentig van de honderd gevallen
uit denzelfden toestand hetzelfde ge
volg heeft ontwikkeld maar dan
zegt men aan het instituut toch niet
„het is nu ook zoo" maar: „waar
schijnlijk is het nu ook zoo"en
dan komt het wel meestal uit en
blijkt het telkens opnieuw dat men
vooral met de ervaring rekening
heeft te houdenmaar, zekerheid
heeft men toch niet.
Zooals gezegd is het centraal ob
servatorium aan de Bilt. In Vlissin-
singen, Helder, Groningen en Maas
tricht zijn de vier hoofdstations, die
natuurlijk opzettelijk aan de uithoe
ken van het land geplaatst zijn, om
met het centraal-station een zoo vol
ledig mogelijk overzicht te krijgen
over de weerstoestanden van het
geheele land.
twte listige, donkere oogen.
Gedurende den rit moesten de
vrijheer en zijn nicht het gesprek
gaande houden. Het viel den eerste
op, dat mevrouw von Arnheim in een
hoek van het rijtuig wegschool en
soms de lippen bewoog als sprak zij
in zich zelf, terwij! zij de handen in
den schoot gevouwen hield. Alexandra
boog zich dikwijls tot haar over en
fluisterde haar dan iets toe. Hij merkte
ook op, dat Constance's blikken ver
baasd en vragend op haar moeder
rusttentoen echter het landgoed te
voorschijn kwam en de vergulde
koepel van het paviljoen fusschen de
r:usachtigeboomen opdook, ontsnapte
een kreet van bewondering aan de
lippen van het meisje.
„Prisca, zie eens, een feeënslot,
zooals zij altijd voorkomen in uw
sprookjes", zei zij, het hoofd bevallig
omwendenden terwijl zij zich dan
weer gemakkelijk in de kussens legde,
wendde zij zich tot den vrijheer met
de woorden
„Gij moet weten, oompje, dat ik
nog net een kind ben. Ik kan slechts
slapen wanneer Prisca mij zoo lang
met haar eentonige stem vertelt van
Bovendien zijn er twee filiaal-in
richtingen van het instituut gevestigd
te Amsterdam en te Rotterdam. Voor
den dagelijkschen weerdienst seinen
de vier hoofdstations viermaal per
dag de waarnemingen aan het Rijks
telegraafkantoor te Amsterdam, waar
ook binnenkomen de telegrammen
van een vijftigtal stations, die op
verschillende plaatsen van Europa
zijn gevestigd. Het telegraafkantoor
te Amsterdam zendt al die telegram
men door naar de Bilt, Sedert eenigen
tijd geeft men daar ook weerberich
ten des avonds uit, ten bate van de
ochtendbladen.
Het telegraafkantoor te Amsterdam
zendt echter niet alleen de weer-
telegrammen van de vier binnenland-
sche en vijftig buitenlandsche stations
naar de Bilt, maar het zendt ook
de waarnemingen, benevens die van
het centraal-observatorium, naar de
filiaal inrichting te Amsterdam enten
deele naar die te Rotterdamwant
deze inrichtingen bewerken de weer
berichten voor de dagbladen, instel
lingen en particulieren in die plaat
sen zelf, terwij! de Bilt zorgt voor
de rest van het land.
Behalve deze draadberichten heeft
de telegraaf nog eiken dag over te
seinen de ruim honderd telegrafische
weerberichten aan de dagbladen, ge
meentebesturen, tot aanplakking aan
de post- en telegraafkantoren en in
den zomer aan land- en tuinbouw-
leeraren.
Op 140 plaatsen zijn regenmeters
geplaatst. De waarnemers zijn meest
burgemeesters, onderwijzers en veld
wachters, die hef werk gratis doen,
eiken dag den meter aftappen en den
staat invullen. Vooral in Limburg
schijnt voor de regeeringswaarnemin-
gen bijzonder veel animo te bestaan,
in andere streken wil men niet anders
dan tegen betaling werken.
Op een paar honderd stations
worden de onweders waargenomen
en dan zijn er nog personen die aan
het instituut opgaven verstrekken
omtrent kringen om zon en maan enz.
Jaarlijks verschijnt er een verslag
der onweders, optische verschijnse-
selen enz.
Dit is een nuttig werk, vooral ook
ten dienste der assurantiemaatschap
pijen, die er belang bij hebben te
weten, in welke streken door blik
sem veel brand ontstaat. Doch ook
andere verzekeringsmaatshchappijen,
b.v. die tegen hagelschade, hebben
nut en gemak van de waarnemingen
van het instituut.
Uit een en ander blijkt ten duide
lijkste van welken omvang deze
hoogst nuttige instelling is. Meer dan
dertig ambtenaren en beambten zijn
er verbonden. De jaarlijksche kosten
van het instituut bedragen ongeveer
f 110.000; de telegrafische berichten
toovergrotten, dansende elfen en
nixen, die met paarlen zijn versierd,
tot de oogleden mij toevallen en ik
ai die wonderen meeneem in den
droom".
Het rijtuig hield stil. Gisbert was
Olga behulpzaam bij het uitstappen
en geleidde haar naar het park. Op
zijn arm leunende schreed zij lang
zaam voorwaarts, zag naar rechts ncch
naar links, doch staarde recht voor
zich uit, als iemand die zijn blik op
een bepaald punt heeft gevestigd. Men
besteeg de breede stoep, die thans
weer met prachtige bloemen was ver
sierd. Een bediende in schitterend
livrei opende de deur, welke leidde
naar de vertrekken die voor de dames
waren ingericht.
„Hier zult ge wonen", sprak de
vrijheer niet zonder trots. Doch wan
neer hij een woord van dank had
verwacht bed oog hij zich. Zijn nicht
was nauwelijks over den drempel,
toen zij bijna angstig terugweek en
met een afwerende beweging uitriep
„O, dat moet alles, alles veranderen".
„Veranderen?" vroeg Constance
verbaasd. „Maar mama, zie eens die
prachtige tapijten, die wandveisie-
alleen vertegenwoordigen een waarde
van f 33.000.
Eenige weken geleden beloofde ik
U nog eens terug te komen op onze
jongelui en de sport en 'k zal mijn
belofte dan maar eens nakomen.
Ik vertelde U dan van de belang
stelling bij onze Haagsche jongelui
voor de sport in 't algemeen en voor
de voetbalsport in 't bijzonder. Ik
wees er reeds op, dat de Haagsche
Voetbalbond een van de gewestelijke
bonden is, welke 't meest in de melk
te brokkelen heeft, die 't grootste
aantal leden heeft, heb ik 't wel, voeg
daar nog bij de grootere vereenigin-
gen, die in den Nederlandschen
Voetbalbond spelen en de kleine
clubs, die in geen enkel centraal li
chaam zijn opgenomen, dan komt gij
tot een respectabel aantal spelers,
dat in de honderden en nog eens
honderden loopt.
Nu ben ik geen tegenstander
van coöperatie, integendeel, ik vind
't zelts goed als jongelui zich ver
eenigen om daardoor iets tot stand te
brengen, wat een enkeling onmogelijk
gedaan zal kunnen krijgen.
Maar, en dat val niet te ontkennen,
juist door dat gemeenschappelijk op
treden in „voetbalzaken", zijn onze
„jongens" op velerlei gebied meer
dan verwend.
't Nadeel van spelen in competities
ligt m. i. hierin, dat de jongelui te
weelderig, te groot-doenerig worden.
Dat reist en dat trekt van hier naar
daar, van Oost naar West, van Zuid
naar Noord, dat komt hier en daar,
dat neemt het er goed van en
helaas dat blijven geen uitzonderin
gen, maar regel is, dat iederen Zondag
dan dit, dan dat te doen is op voet-
balgebied en de voetballers en hun
aanhang moeten overal bij zijn, 't
koste wat 't kost.
De grooteren zijn voorgegaan en de
kleintjes volgen vanzelf.
Ons grootste Nederlandsche sport-
lichaam, de Nederlandsche Voetbal
bond is begonnen. De vertegenwoor
digende elftallen trekken hierheen en
daarheen, naar België, Duitschland,
en Engeland en nu weer naar Zwe
den. Op geld wordt niet gezien.
Feestmaaltijden worden aangelegd,
hooge sommen aan reis- en verblijf
kosten worden betaald, zoodat de be
grooting van onzen Nederlandschen
Voetbalbond in de kapitalen loopt
en er zelfs af en toe wel eens een
stem opgaat, tegen dit op een over
dreven manier uitgeven van geld.
De kleinere bonden zijn gevolgd
en ieder jaar hebben thans de Fe
deratie-wedstrijden plaats, nu hier,
dan daar. Deze wedstrijden blijven
ringen zie eens de zware purperen
zijde, die over de kanten gordijnen
hangt en het gansche vertrek hult in
een zachte schemering
„Wat verrukkelijk toeschijnt mis
haagt mij Mijn zinnen zijn niet gezet
op ijdele pracht", antwoordde me
vrouw von Arnheim scherp en opge
wonden, terwijl twee bloedroode vlek
ken op haar bit eke wangen begonnen
t; gloeien.
„Maar waarom zouden wij ons niet
verheugen in hetgeen in vo'maakten
vorm voor ons staat Ik bewonder
de schoonheid hoe gij mij daarin ook
tegenwsrkt!" hernam het meisje op
gewonden.
„Stil!" gebood mejuffrouw Dom-
howsky en haar stem klonk hard als
staal. Constance wendde zich vlug
tot haar. Een trotsche trek lag om
den kleinen mond en de zwarte, vurige
oogen fonkelden dreigend. Alexandra
stond tegenover haar en zag haar
strak aan met den stijven, verlam-
menden blik eener slang. De jaren
lange gewoonte om te gehoorzamen,
moest zeker een harden strijd hebben
te voeren met de aangeboren weer
spannigheid. Het jonge meisje wierp
nog beperkt tot ons land, maar 't zou
mij niets verwonderen, als daar bin
nen afzienbaren tijd ook niet een uit
breiding aan gegeven wordt, ais b. v.
niet een vertegenwoordigend elftal
gezonden wordt naar zoo'n gewes
telijk bonds-elftal in 't buitenland.
De vereenigingen op zichzelf doen
dit reeds, die trekken naar Weenen,
Brussel en andere buitenlandsche
steden, om daar den vijand te „ver
trappen".
Nu is voetbai een spel dat uit den
aard der zaak gespeeld wordt door
jonge menschen die nog beschikken
over de noodige vlugheid en lenig
heid en over een groot uithoudings
vermogen.
En 'k vir.d het juist glad verkeerd
dstf deze jongelui al op zoo'n groot-
sche manier zoo'n „komt er niet op
aan" manier, „er is toch geld ge
noeg", handelen. Niet nog zoozeer
voor die jongelui zelf, maar voor hen
die achter hen staan.
Het voetbalspel toch moet 't heb
ben van de jongere generatie, daarin
ligt zijn kracht en als men al die
jongens van 12 en 13 jaar en dikwijls
nog jonger voor zich ziet, dat ge-
smijt met geld, dan zal ieder denkend
mensch zich afvragenWaarheen
moet dat
Die jongens, die jonge baasjes,
waarin de kracht van ons Hollandsche
voetbalspel moet liggen en ook zeker
ligt, zie die worden al aangestoken
met die reis- en trek-manie en dat
kan later niet anders dan negatief,
of te wel slecht werken.
Ik houd waarachtig van ons mooie
voetbalspel, het spel bij uitnemend
heid en 't zou mij niet anders dan
groote vreugde geven, ais 'tspel
steeds grooter, steeds machtiger zpu
worden, maar zooals wij thans gaan
doen, neen, dat kan niet anders dan
slecht werken, op de ontwikkeling
van dat spel.
En vooral op onze Haagsche jon
gens, die 't groot-doenerige steeds
voor zich zien, kan 't meer kwaad
dan men denkt.
En ook, en dit geldt voor mij even
zwaar, de jongere generatie ziet meer
voor zich, dat niet goed werkt in onze
voetbalwereld.
Wie wel eens in een voetballokaal
heeft rondgekeken en speciaal bij
onze grootere Haagsche vereenigin
gen, ziet dat er aan de buffetten geen
sterkedrank te krijgen is, maar ziet
ook, dat daar wel bier en port en
andere alcoholhoudende andere
dan sterke dranken verkocht wor
den.
De grooteren gebruiken het, dat
zal geen kwaad kunnen, maar de
jongeren zien het gebruiken en
dat kan heel veel kwaadDie jon
geren, die daar heel amikaal met de
ouderen omgaan, als „sportbroeders"
trotsch het hoofd in den nek, kruiste
de armen over de heftig op en neer
gaande borst en drukte het kleine
voetje dieper in het tapijt. Zoo maten
zij elkaar zwijgend als twee vijandin
nen; toen ijlde Constance plotseling
de kamer uit en het park in.
„Ga wat rusten, Olga. Gij zt|t uit
geput door de reis. Slaap eenige
uren. U zal hier niets o ïtbreken, wat
u lief is. Alle voorwerpen, waaraan
uw hart hangt, zijn meegebracht. Gij
zult ze morgen terug zienlaat dat
maar aan mij over," zei de oude
juffrouw.
Deemoedig sloop Prisca naar voren
en geleidde haar meesteres in een
weelderig ingericht slaapvertrek, waar
van de deur onmiddellijk werd gesloten.
„Mijn zuster is een zeer fijngevoe
lige natuur, een van die zeldzame
vfouwen, die niet kunnen vergeten".
Met deze woorden wendde Dombrow-
sky zich tot den yrijheer. „Sedert den
dood van Gregor, vliedt zy de gezel
ligheid, versmaadt zq wereldsche
vreugde en zoekt zij slechts troost
voor haar gewonde ziel aan den voet
van den goddelijken troon.
(Wordt vervolgd.)