Eerste Blad.
Maandag
II Maart
Se «lés en zijn gebreken
Pil nmiiiner iestaatait 3 hlaüen
Feuilleton.
No. 60.
50e Jaargang.
1912.
TELEFOONNUMMER 10. Abonnements-flduerfenfiën op zeer uoordeelige voorwaarden
Brieven uit de Hofstad
VLISSINGSCHE
COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIÊNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Greote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
Wij worden niet allen oud dit
woord hier nu gebruikt in de gewone
beteekenis van zekeren leeftijd be
reiken. Toch worden velen onzer het
wèl en is het een onmiskenbaar feit,
door de nuchtere cijfers der weten
schap onweersprekelijk aan het licht
gebracht, dat de gemiddelde levens
duur snel toeneemt en daarmede voor
den eerstvolgenden tijd wel beslist
zal wezen, dat het aantal oudjes in
de elkaar opvolgende menschenge-
slachten vrij sterk zal vertegenwoor
digd zijn. Dat is het resultaat van
onze ijverige bemoeiingen inzake de
volkshuisvesting en volksgezondheid.
In geen enkele eeuw was daarvoor
zooveel gedaan als in de laatste
halve en wij zijn nog lang niet aan
het einde ook met onze bestrijding
der besmettelijke ziekten en der ziekte
kiemen.
Nu staat het vast dat tegenover
ieder voordeel een nadeel staat. Op
zich zelf is het langer leven een voor
deel, al was het alleen maar daarom,
dat verlenging van het leven ook be-
teekent verlenging van het gezonde
leven en langduriger behoud van ar
beidskrachten.
Dit laatste is een werkelijke en zeer
groote waarheid, die toch maar al te
vaak over het hoofd wordtgezien.Zon
der die waarheid zou de verlenging van
den gemiddelden levensduur eer een
ramp dan een aanwinst mogen hee-
tenmaar wij kunnen met volkomen
veiligheid zeggen dat de periode van
langer menschenleven juist haar oor
sprong vindf in de mogelijkheid van
een langduriger behoud van gezond
heid en arbeidskrachten.
De stelling, dat ons leven eigenlijk
niets anders is dan eene herhaling van
dat onzer voorouders,eene stelling die
toch al vrij betwistbaar was, wordt
het daardoor in nog sterker mate.
Is het langer leven in gezonden en
krachtigen toestand op zich zelf een
voordeel, het gaat met vele andere
voordeelen gepaard en het zal in
vele gevallen alleen de vraag wezen,
of men er een behoorlijk en verstan
dig gebruik van weet te maken.
Het is een onweersprekelijke waar
heid, dat het grootste gedeelte der
menschen door handenarbeid in het
brood moet voorzien. Zij besteden
hunne krachten in dienst van anderen
en ontvangen daarvoor hun loon
maar wanneer die krachten afnemen,
-O—
74.)
Marianne dacht: waarom had dat
niet eerder kunnen gebeuren, toen ik
m je om verzocht Nu is het te Iaat
veel te laat.
>,Zie, ik wil je beschouwen ais
eene vriendin. Schenk mij dit ééne
jaar nog, dan wil ik berusten."
Marianne wierp een schuwen blik
°P hem. Wat was in die acht weken
u't Jörgen geworden, uit Jörgen dien
sterken man, wien het nooit aan
zelfbeheersching had ontbroken Nu
bemerkte ze ook, hoe vervallen hij
et uitzag. Zijne heldere, mooie oogen
jagen diep in hunne kassen, en de
hand, die hij haar toereikte, beefde.
«Spreek een woord Maiianne, maak
een einde aan deze kwelling. Je moet
foelen, hoe liet ik je heb."
»Ach, laten we er een einde aan
waken t lk ben geheel uitgeput, Jör-
dan wordt dat loon minder, tot ein
delijk de ouderdom aan alles een
einde maakt.
Natuurlijk zal deze groote waarheid
nimmer geheel ophouden te bestaan.
De overweging daarvan heeft ons dan
ook sinds lang tot de innige over
tuiging gebracht dat wij, èn uit een
oogpunt van staatsbelang, èn uiteen
oogpunt van menschelijkheid,niet alles
moeten overlaten aan den natuurlijken
loop der dingen, maar daarin moeten
ingrijpen dat wij voor onze oudjes
in geval van invaliditeit of ouderdom
moeten zorgen. De pogingen, daartoe
reeds aangewend, zullen zeer zeker
eenmaal metsucces worden bekroond
maar nu reeds staat het vast, dat dit
een geweldig offer kosten zal en dat
daarom onze ouderdomsverzekering
nimmer in alle behoeften volledig zal
kunnen voorzien.
En zie, nu komt ons de verlenging
van den gemiddelden, gezonden le
vensduur hierin ook te hulp. Wan
neer de ouderdom wat later intreedt,
dan treedt ook de behoefte wat later
in dan wordt de kans grooter, dat
althans een deel der arbeidskrachten
langer behouden blijftwaardoor
niet alleen de verveling buitengeslo
ten blijft, maar ook de mogelijkheid
geopend dat het overschot der krach
ten nu en dan nog eens benuttigd
wordt. De ouderdom en de behoefte
aan rust komen dan toch welmaar
de kans op een rust zonder nijpende
zorgen wordt veel grooter.
En dit klemt te meer, wanneer men
nog het volgende in overweging
neemt.
Bij den werkman nemen de zorgen
voor het gezin een groot deel van
het leven in beslag. Zijn de kinderen
groot gebracht, bekleeden zij allen
een stand in de maatschappij, eerst-
dan begint zich de mogelijkheid te
openen van een kalmer, rustiger en
minder kostbaar leven. Welnu, hoe
langer het tijdperk van het leven
wordt, dat daarvoor kan worden af
gezonderd, hoe meer dit aan den
wezenlijken ouderdom ten goede zal
komen en stellig staat het vast, dat
de latere levensjaren het best geschikt
zijn om afstand te doen, zonder eenige
moeite, varr wat voorheen als eene
onmisbare behoefte werd gevoeld.
De ouderdom is voor allen, die een
normaal leven hebben geleid, de
meest geschikte tijd om van hooge
eischen afstand te doen en met wei
nig tevreden te zijn.
Hebben wij nu over het grooter
deel van het menschdom het eerst
en het meest gesproken, dit is geen
reden om over het andere te zwijgen.
Aan dat andere deel is eigenlijk altijd
veel meer de aandacht gevestigd ge
weest, niet zoozeer in verband met
hun levenslot, maar in verband met
gen, naar lichaam en ziel."
Hij zag haar voor hem, niet in staat,
hare zaak met hare gewone energie te
bepleiten, de hartstocht maakte zich
van hem meester, hij bukte zich voor
over en drukte vurige kussen op hare
half gesloten oogen. Daar sprong
ze op, stootte hem ruw van zich en
zei op denzelfden onderdrukten toon,
waarin vanwege het dunne houten
beschot, het geheele onderhoud was
gevoerd„Laat mij alleen En toen
hij nog een oogenblik aarzelde
„Als je niet weggaat, zal ik de hut
verlaten en buiten gaan liggen."
Ze stond' daar in kooitsachtige
opgewondenheid, hare polsen klopten,
haar hart bonsde als eer. hamer, met
eene laatste bovenmenschelljke in
spanning hield ze zich overeind en
met ingehouden toon„Niets wil ik
meer van je weten, niets. Wij zijn van
elkaar gescheiden, ook zonder de wet.
Laat mij alleen!"
„Ik ga Marianne. Moge deze
laatste booze woorden je nooit be
rouwen 1"
Zij stond rechtop, tot hij was heen
gegaan, toen blies ze bet licht uit
en zonk op het harde leger neer;
de belangen van den staatsdienst, van
de wetenschap en andere omstandig
heden. Vandaar dat de een zekere
betrekking maar tot zekeren leeftijd
vervullen mag een ander op zekeren
leeftijd een soort van wenk krijgt om er
het bijltje bij neer te leggen.Waren die
grenzen altijd willekeurig, zij worden
het in veel sterker mate bij de ver-
hooging van den gemiddelden levens
duur. De volle ontwikkeling der ver
standelijke krachten van den mensch
komt dikwijls eerst op hoogen leef
tijd. Bij de verhooging van den ge
middelden levensduur is er heel veel
kans, dat wij van de kennis, de we
tenschap en het beleid van vele
staatslieden, geleerden en anderen nog
zullen genieten op een leeftijd, waarop
men ze tegenwoordig fatsoenlijk aan
den dijk zet. Datisgeen fout tegenover
den persoon, want er wordt voor
gezorgd, dat ze er geen armoe door
behoeven te lijden maar 't is een fout
tegenover de gemeenschap, die van
aller gaven en krachten zooveel mo
gelijk behoort te kunnen profiteeren.
Voor hen die, zonder te zwoegen
en te slaven, zonder genoodzaakt te
zijn om te leven van handenarbeid
in den engeren zin van het woord,
toch moeten arbeiden, in hoofdzaak
met de hersenen, en ook zij vor
men een breede schade, die zich hoe
langer zoo meer uitbreidt is de
verlenging van den gemiddelden
levensduur misschien nog de grootst
mogelijke zegen. Daardoor kunnen
tal van menschen tot in hoogen
ouderdom den arbeid rustig en kalm
doorzetten. Dat allesn behoedt hen
voor vele der gevaren van den ouder
dom, maar het geeft hun bovendien
een zeer groote kans om, waar de
levenseischen afnemen en het leven
dus eenvoudiger en minder ingewik
keld wordt, voortdurend in redelijke
mate aan alle eischen te voldoen.
Men zegt, die tijd van leven heeft
zal eens oud worden en de mede-
deeling ervan komt soms onverwacht,
is een soort van ontnuchtering, een
klap in 't gezicht.
Goed, maar hoe langer we in het
gezonde en krachtige leven deelen,
hoe langer onze tijd van voorberei
ding is, en dan ligt het toch maar
aan ons, of we van dien tijd van
van voorbereiding gebruik zullen
maken, ja dan neen. Zoo ja, dan zal
die mededeeling toch altijd minder
onverwacht komen, minder eene ont
nuchtering zijn en veel meer iets, dat
ons voorbereid en gewapend vindt
maar dan stijgen daardoor toch ook
onze kansen ontzaglijk, dat we de op
zich zelf onwelkome tijding goed
zullen dragen, ja zelfs dat ze ons
minder onwelkom is, dan thans helaas
maar al te vaak het geval is.
Vooral dan, als we ons weten te
zij kon geen toorn meer gevoelen en
geen berouw, de vermoeidheid over
mande haar. Buiten om de hut
trokken de witte, geluidlooze nevel-
spoken en namen den eenzamen man
met al zijne vurige, trouwe liefde in
hunne koude, natte armen, zoodat hij
bevroor tot in het hart. Hij had het
uiterste voor zijne liefde gedaan en
zich tot in het stof vernederd. Mocht
zij nu de boete dragen, die hij haar
oplegde.
Marianne werd 's morgens pas
wakker, toen men luid aan hare deur
klopte. Zij rees overeind en moest zich
eerst bedenken waar zij was. Heel
langzaam herinnerde zij zich alles
weer, wat gisteren gebeurd was. De
last was er weer en de strijd. Zij
verwachtte Jörgen buiten te vinden.
Doch toen zij den professor begroette,
vroeg deze haar naar haren man.
„Mijn man verliet gisterenavond
de kamet" zei ze verlegen.
„Dan zal hij wet vóór de hut zijn.
Roep den dokte:beval hij Hof-
man's gids, die met Barthol's hulp
koffie en chocolade klaar maakte.
„Ik heb den dokter In 't geheel niet
gezien, ik dacht dat hij binnen was".
gewennen aan een kalm, matig en
werkzaam leven, dan kan een hooge
ouderdom de schoonste kroon op dat
leven zijn.
Tot uw Zeeland zal 't wel reeds
doorgedrongen zijn, het feit, het on-
omstootelijk feit, dat de toestand
tusschen directie en personeel van
de Haagsche Tramwegmaatschappij
tamelijk (om niet een sterker woord
te gebruiken) gespannen is.
Reeds herhaaldelijk kwam 't tot
minder ernstige botsingen.
Zelfs verspreidde de Haagsche
Bestuurdersbond een circulaire, waar
in een overzicht van zaken werd ge
geven en als 't alles waar is wat
daarin getoond en gezegd werd, dan
is 't inderdaad wel een beetje al te
bar, zooals de directie dezer goed-
rendeerende maatschappij met haar
employé's omspringt.
De loonen zijn er laag en de
werktijden lang, dikwijls veel te lang.
Verzoeken om verbetering in den
toestand te brengen hielpen niet, in
tegendeel, men dorst schier niet meer
klagen.
Eenigen tijd geleden reeds sprak
men over eene staking, doch die be
richten werden weer spoedig tegen
gesproken.
Tot dezer dagen in den Haagschen
gemeenteraad de kwestie bespro
ken werd door het socialistisch
raadslid den heer Hoejenbos, die, 't
dient gezegd een meesterlijk pleidooi
leverde voor 't personeel, een plei
dooi waar geen vinger tusschen te
krijgen was, zoodat zelfs politieke
tegenstanders, getuige de houding
der leden tijdens de raadszitting, veel
voelden voor 't geen de heer Hoejen
bos met klem en met 't noodige
„roode" vuur te berde bracht.
De heer Hoejenbos dan wees er op,
dat als 't algemeen belang op 't spel
stond, de regeering, de overheid
steeds insprong, dat hebben wij ge
zien tijdens de spoorwegstakingen in
1903, dat hebben wij gezien bij de
zeeliedenstaking in Amsterdam en
dat zien wij thans nog geregeld.
Men zendt dan soldaten, men doet
dit, doet dat en dat alles in naam
„van het groote algemeene belang"
dat zoo ontzettend rekbaar is.
Maar, men acht den geneesheer
die „voorkomt" hooger nog dan hem
die geneest.
Als men dan met alle geweld deze
tactiek wil doorvoeren, dan ook is 't
plicht van diezelfde overheid, die er
prijs op stelt,'t rad der maatschappij
te doen draaien zonder stoornis, te
zorgen dat dat rad goed vet gehouden
wordt, m. a. w. dat er dus geen reden
zijn om dat rad te doen stop zetten,
al is 't ook maar ozoo kort.
„Misschien is hij alleen wegge
gaan," meende Marianne. „Hij ver
wachtte brieven, waarbij haast was."
„Alleenlachte de gids Barthol.
„Kijk toch eens buiten de hut, hoe
het daar uitziet. Ik zal eens gaan
zoeken, de dokter zal wel in de buurt
zijn".
Marianne ging mee, en toen ze een
blik buiten de deur had geworpen,
deinsde ze vol schrik terug. Zij kon
geen hand voor de oogen zien, zoo'n
sneeuwstorm was het. Zij stond en
staarde wezenloos voor zich uit, het
eene witte sterretje na het ander
legde zich op haar hoofd, tot ze zich
van een doordringende koude werd
bewust.
„Dat is een leeiyke geschiedenis",
zei de professor naast haar. „Het zal
eene moeilijke daling worden in deze
pas gevallen sneeuw. Het moei den
halven nacht al gesneeuwd hebben".
„De dokter is nergens te vinden"
berichtte de gids nu. „Ook in de hut
is hij niet, want daarin kan een
mensch zich toch niet als een muis
verstoppen".
„Afgedaald? 's nachts In
de sneeuw GekheidEn Jacob
En dan is 't hier voor den Haag
schen Raad een mooie gelegenheid
in te grijpen, want de toestanden bij
de Haagsche Tramweg-Maatschappij
zijn erbarmelijk slecht.
Wil men nu voorkomen, dat er
stagnatie komt, dan grijpe men snel
in, want warempel, 't personeel heeft
reeds genoeg verduurd en gedragen.
Niet met dezelfde woorden heeft
de heer Hoejenbos 't gezegd, maar
't kwam dan toch hierop neer.
En waarlijk, zooals.de heer Hoejen
bos 't ons daar duidelijk maakte,
moeten wij 't met hem eens zijn,
kunnen wij niet anders zeggen, dan
gij hebt gelijk
Nu zal men wel van andere zijde
in den raad komen en waarschuwen
tegen al te veel voortvarendheid, ook
van menschen die uit den grond van
hun hart in dit geval staan aan de
zijde van den lieer Hoejenbos, ai zijn
zij ook geen socialist.
Van andere zijde zal men ook wel
goed overwegen en niet den weg
willen inslaan, die de heer Hoejenbos
gaan wil, en dan kan men van die
zijde ook gelijk hebben.
Doch dan heeft de heer Hoejenbos
tenminste die voldoening, dat men 't
op „De Groenmarkt" voelt, dat 't
alles behalve „richtig" is op 't Korte
Voorhout en zal men wat natuur
lijk niet te hopen is bij een even-
tueele stagnatie staan aan de zijde
van 't personeel, ook 't publiek. En
dat is al een massa waard.
Hopen wij echter dat de directie
der H. T. M., die 't toch in handen
heeft, zal bedenken, dat wij allen
menschen zijn Dat de tramdirectie,
die zich tot nu meer vijanden onder
't personeel heeft gemaakt dan vrien
den, eens zal bedenken, wat voor
kwaad, wat voor ernstig kwaad zij
bezig is te stichten en al is 't dan
wat laat, het personeel een wat
„menschwaardiger" bestaan zal geven!
Mocht het in de kolenmijnen
heelemaal mis loopen en Duitschland
en Frankrijk werkelijk met Engeland
mee gaan doen, dan behoeven onze
Hagenaars nog niet zoo heel bang te
zijn, dat zij op een gegeven oogen
blik zonder licht, 't zij electrisch of
gaslicht zitten.
Een der Haagsche bladen is op
informatie uitgeweest en stelt de
lezers in dit opzicht gerust.
De beide gasfabrieken aan den
Loosduinschen weg en aan de Trek-
vliet hebben respectievelijk 1100 en
800 ton kolen in voorraad. Samen
dus 1900 ton, of wel voor 6 weken.
Het electrisch bedrijf verkeert in
nog gunstiger condities.
Het contractjaar voor kolenleveran-
tie loopt, wat dit bedrijf betreft, van
April tot April, doch door toevallige
omstandigheden heeft dit bedrijf tot
is nog hier!" riep Barthol.
„Zonder mij zou mijnheer ioch niet
zijn afgedaald", viel de gids Jacob
in. „Hij heeft niet het minste verstand
van klimmen. En dan in de sneeuw,
dan komt men niet ver bij nacht.
Nu, over dag zal het nog een toer
zijn."
„Ga nog eens wat verder en roep
zoo hard als je kunt, misschien heeft
dokter Hofman zich te ver van de
hut gewaagd en kan hij nu den weg
niet terugvinden".
Marianne hoorde het alles aan,
alsof ze er niets van begreep. Maar
plotseling legde ze hare handen met
een krampachtige beweging op het
hart en slaakte een kreet, die de
mannen door merg en been ging.
Ik heb hem gisterenavond wegge
zonden", snikte Marianne zich vol
wanhoop aan den ouden heer vast'
klemmend.
„Wanhoop nietl Om een kleinen
huiseiijken twist beneemt men zich
niet dadelijk bet leven I"
(Wordt vervolgd.)