Eerste Blad Maandag 26 Februari Pil nnmmBr bestaat uit 2 bladen Gemeentebestuur. Feuilleton. No. 48. 50e Jaargang. 1912. ftbonnements-Rdusrfentiën op zeer uoordeelige voorwaarden De nieuwe industrie. Brieven uif de flofsfad VLISS1NGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ËNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van'driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen, [j TELEFOONNUMMER 10. BEKENDMAKING. Spreekuur Wethouder Onderwijs. Burg. en Weth. van Vlissingen brengen nogmaals ter kennis van belanghebbenden, alsmede van ouders of voogden van leerlingen, dat het spreekuur van den Wethouder voor O n d e r w ij s en A r m w e z e n ge houden wordt op Woensdagmid dag van iedere week ten half drie t' ure, in een van de benedenlokalen van het Raadhuis. Vlissingen, 24 Februari 1912. Burg. en Weth. voornoemd, VAN DOORN VAN KOUDEKERKE. De Secretaris, WITTEVEEN. Het is er verre van verwijderd, dat wij alles geloovig zouden willen aan nemen, wat men ons op het gebied van kunst of industrie als mogelijk voorstelt. Daarvoor wordt te veel ge praat zonder voldoenden wetenschap- pelijken grond. Toch zouden wij aan den anderen kant minstens even verkeerd handelen, indien wij elke nieuwe meening of gedachte terstond verwierpen, met de verklaring dat zij iets onmogelijks bevat. Indien de ervaring ons iels heeft geleerd, dan is het zeker wel dit, dat wij onverstandig, onwetenschappelijk handelen, door iets voor onmogelijk te verklaren. Wij verheffen ons daar mede tot een standpunt, dat wij niet mogen innemen en dat met de ge- heele geschiedenis in volslagen strijd is. Eike eeuw maakt ons bekend en ten slotte vertrouwd met dingen, waarvan men een paar eeuwen gele den niet droomde en die men een eeuw geleden nog voor onmogelijk hield en toch zijn die dingen ihans voor ons de meest natuurlijke zaken van de wereld. Telkens ook leert de ervaring ons weer dat wij met onze in vergelijking met die onzer voorouders, zoo hoog gaande kennis, toch nog maar dor pswachters in den tempel der we tenschap zijndat nog al te veel aan onze kennis ontbreekt, dat zelfs die van de eigen planeet waarop wij leven hoogst gebrekkig is en dat er eigenlijk geen enkele redelijke grond is om er aan te twijfelen, of deze 62.) o— «Het kind is ziek, Elisabeth zit aan zijn bedje." „Het kind is ziek," herhaalde Ra ven. „Ik zegen het toeval, dat mij eindelijk eens het genoegen verschaft met je alleen te zijn. „Spot niet, Raven I Als de arme, kleine jongen nu eens ernstig ziek wordt s „Praat daar niet van, Marianne, en laten we blij zijn eens samen te zijn. Hoe is je je triomf van gisteren bekomen weet je wel, dat je de koningin van het feest waart „Overdrijf nu niet „Neen, ik zeg de waarheid. Je moet het zelve gevoeld hebben, neeft steiner het ook niet gezegd Hij is niet gewoon zoo iets onder stoelen en banken te steken. En die "beeldhouwer 1 Mïrtens bleef maar al groote klomp wel voortdurend in staat zal wezen om te voorzien in de behoeften der menscheiijke mieren nesten die er op leven. In ieder geval staat het vast dat kennisneming van elke nieuwe vin ding, van elke wetenschappelijke meening plicht is, vooral wanneer die de oogen opent op menig ver schijnsel, dat totnogtoe onze bijzon dere aandacht niet in genoegzame mate op zich vestigde, of waarvan het belang ons ontging. Wij moeten ons doordringen van de waarheid dat, voor den ernstigen, vooral voor den wetenschappelijken mensch, niets bestaat wat onbeduidend of on- beteekenend is. Van dien aard is ook de zaak, waarop de heer J. J. Loke te 's Hage in verschillende bladen de aandacht gevestigd heeft. Zijne artikelen han delen over een nieuwe industrie, eene ijzerfabricage tangs electriscnen weg, waarvan de schrijver, hoe vreemd het ook schijne moge, ook voor ons land een buitengewoon groote winst verwacht. De waarde der mededee- lingen van den heer Loke kan voor het tegenwoordige nog niemand be- oordeelen. Voor de juistheid zijner mededeelingen hoopt hij binnenkort bewijzen te leveren maar in ieder geval zijn die mededeelingen op zich zelf belangrijk genoeg. De heer Loke stelt, dat de dikte van de buitenste korst der aarde 16 Kilometers bedraagt, voor zulk een reuzenlichaam zeker geen bijzondere dikte, terwijl de mijnwerkers nog slechts tot een diepte van ongeveer twee kilometers daarin zijn doorge drongen, zijnde dus ongeveer een achtste. Toch worden uit deze be trekkelijk dunne laag jaarlijks te voorschijn gehaaid 950 millioen ton kolen, 78 miilioen ton petroleum en 112 miliioen ton ijzererts. Een ton beteekent hier een gewicht van dui zend kilogram. Van deze ijzererts wordt 60 millioen ton ruw ijzer verkregen en daaruit maakt men hoofdzakelijk 53 millioen ton staal, met een waarde van ruim zesduizend millioen gulden. Schijn baar is het zeer natuurlijk dat Ne derland geheel buiten deze belang rijke fabricatie staat; maar het is niets dan schijn, daar het in staat is om zelf een reuzenmijnwerk te verrichten. En hier beginnen eerst de werkelijke mededeelingen van den schrijver over eene nieuwe weten schap. Hij vestigt de aandacht op ons eiland Java, dat 45 vulkanen telt, waarvan verscheidene nog in werking zijn. Deze werpen niet alleen stoffen in vasten en vloeibaren vorm uit, maar vooral ook stoffen in gasvorm, te goed in zijne rol als minnezanger, als hij u zijne minneliederen voor zong." „je bent jaioersch, mijn beste vriend." „|a, Marianne, dat ontken ik vol strekt niet!" „Daartoe hebt ge geen recht Ra ven," antwoordde Marianne. „Wat hebt ge zoo pas gelezen?" leidde Raven af. „De sjah van Wuthenous, van Fontaine." Ik heb ze mevrouw Stei ner zelf aanbevolen. In datzelfde deel staat ook de mooie novelle „1* Abdultera." Hebt ge die ook al gelezen? Marianne, zeg eens eerlijk je bent zoo waarheidlievend, kent ge dat menschenlot, zoo naar 't leven geteekend „Ik las het daareven." „Hoe vindt ge de tendenz „In 't algemeen of in het bijzon der?" vroeg ze met goed gespeelde onbevangenheid. „In 't bijzonder." In dit geval kan ik den 1' Abdul- zijn recht niet betwisten, maar mijne sympathie is op hare zijde". „Bravo 1 En hoe zouit ge oor- welke stoffen, wanneer zij in aanra king komen met den naar evenredig heid zeer kouden dampkring, tot vloeibaren en vasten vorm overgaan en zich met zuurstof van de lucht verbinden fot metaaioxyden. Zoo gaan ook de metalen ijzer en titaan, bij de onberekenbaar hooge tempera tuur en den ontzaglijken druk, eene verbinding van het titaanijzer in gas vorm en oxydeeren in den dampkring tol titaan-ijzeroxyden, die, als asch- regen, in den vorm van fitaan-ijzer- zand neervallen. Bij de uitbarsting van de Kloet, op 23 Mei 1901, werd een hoeveelheid van twee honderd millioen kubieke meter vulkanische asch uitgeworpen, welke neerviel over een oppervlakte van ruim 115000 vierk. kilometers en over een afstand van ongeveer 750 kilometers, zijnde even ver ais van Amsterdam tot in het hart van Zwitserland. Men berekent dat bij eene enkele d er- gelijke uitbarsting zooals die van de Kioet, eene hoeveelheid van meer dan 800 tor.nen titaanijzer wordt uitgewor pen en deze,inenkele oogenblikken ver kregen productie bedraagt veel meer dan alle mijnwerkers voor de wereld productie van ijzerertsen, in zeven jaren uit de korst der aarde kunnen te voorschijn haten. De stelling van den heer Loke, waarop alles neerkomt is deze, dat de grondstof titaanijzerzand, een stof die ir. de meteaiwereld nog zoo goed als onbekend is, in den electrischen oven een eerste product oplevert met zulke buitengewoon goede eigen schappen, dat geen ander ruw ijzer daarmede kan worden vergeleken. Door toepassing van een bepaalde methode kan uit het titaanijzerzand,be halve het bovengemelde product een vlak (het vlies op hef ijzer) worden verkregen, welker grooter waarde heeft dan de productiekosten bedra gen van het hierdoor gemaakte ijzer. Het nieuwste op industrieel gebied is dus eiectrisch ijzer, dat in Neder land zal worden gemaakt uit de pro ducten onzer Indische bergen. Het voornemen is, een bijeenkomst te beleggen in een der lokalen van het Koninklijk Zoölogisch en Bota nisch genootschap te 's Gravenhage, waar de heer Loke meerdere bijzon derheden zal mededeelen en waar practische proeven zullen worden ge nomen. Inderdaad, de zaak is voor ons belangrijk genoeg om er de bijzon dere aandacht op te vestigen. De mogelijkheid toch, dat er een geheel nieuwe bron van industrie voor ons land door zal worden geopend, schijnt geenszins uitgesloten. deelen als gij in 't zelfde geval ver- keerdet 1 vroeg Raven met vurigen biik. „Daarin zou ik nooit komen." „Marianne I" „Nooit, Raven, ik ben geene Me- lanie." „Dat zegt in 't geheel niets. Als je nu een man beminde, een man, die je met gloeienden hartstocht tot de zijne wenschte te maken, zooals—" De jonge vrouw stond plotseling op. Heel koel en trotsch was de uit drukking harer donkere oogen, om haren mond lag de oude strenge trek, die hij zoo goed kende, toch zei ze alleen„Ik wil eens naar het kind zien, de dokter zal er zeker wel ge weest zijn." Marianne ging de kamer uit, zonder verder een woord te zeggen, en hij bleef achter ais een terecht gezette knaap, dien men alleen laat, tot hij tot beter inzicht is gekomen. In zijne oogen blonk een hard en wreed licht. O, hij zou haar wel klein krijgen. Ging het niet door middel van de liefde, dan kon men het altijd nog met de eerzucht beproeven. Van avond nog zou die proef worden ge- „Van een Hij en een Zij". Ik zal U ditmaal niet ophouden met toestanden uit den Haag, doch u vertellen gaan een particuliere ge schiedenis een treurspel dermensch- heid eigenlijk, een geschiedenis die ik dezer dagen hoorde vertellen en die zich afgespeeld heeft in onze residentie, een geschiedenis ook, die mij zoo ontzettend heeft aangegrepen dat ik mijn hart eens moet luchten. Hij is 23 en zij 21. Hij heeft haar lief en zij hem. Hij was buiten de stad en zij schreven elkander geregeld, soms wel een twee malen op éendag. Hoe 't kwam, hij wist het niet, maar piots schreef-ie haar een brief laaiende van hartstocht Zij schreef hem terug. Wat? Och kom wat doet dat ter zake Daar in eens krijgt-ie een briefje van haar, waarin zij schrijft, dat haar moeder zijn brief gevonden heeft, waarin-ie gewaarschuwd werd Den volgenden dag kwam haar vader bij hem en maakte hem, waar al zijn kennissen, al zijn vrienden, die hem hadden leeren waardeeren als een „mensch" een waarachtig „mensch" bij waren, uit voor al wat leelljk was. Niets zei hij terug, niets hij boog het hoofd, dacht aan die eene groote schat die hij op 't punt stond te verliezen en die hij redden moest tot ied'ren prijs Hij gaf op des vaders verlangen alles wat-ie van haar gekregen had, terug zijn brieven, haar portret, zijn ring maar dien éenen brief dien zij hem geschreven had, gaf-ie niet De ontslagaanvrage uit zijn betrek king, die de vader eischte, als eên waar opricht „Christen", teekende hij Toen ging de vader heen voldaan tevreden. Nu had hij ook weer als een waar christen alles gedaan wat zijn wraakzucht begeer de, alles had hij dien jongen weer ontnomen, alles zijn toe komst verwoest 't dierbaarste wat hij op aarde hadhet meiske voor een „ploert" had-ie hem ge scholden, nu was die vader weg en hij bleef alleen, met zijn ellende, zijn groot verdriet en met haar brief. Die brief die brief God almachtig die brief zou als-ie wou zijn toekomst redden Den volgenden morgen reisde hij naar den Haag, wist haar te spreken te krijgen, gaf haar dien brief, die zijn laatste wapen had kunnen zijn, die brief, waarmee hij zichzelf had kunnen redden ten koste van het meisj Toen-ie 't schrijven gaf zei nomen. Marianne kwam pas weer terug, toen Steiner thuis was. De dokter kon nog niets bepaalds zeggen, de hooge koorts deed voor het uitbreken van eene ziekte vreezen. Zoo bleef dan Elizabeth thuis, en Marianne ging alleen onder geleide van de beide heeren naar den vereenigingsavond, waar ze spoedig alles had vergeten, wat haar zoo'n schrik had aange jaagd. Zij werd met groote voorko mendheid opgenomen in den bond, er waren velen aanwezig, die zij op het feest van den vorigen avond had gezien, en de avond van heden scheen wel eene voortzetting van dien van gisteren te worden, men huldigde de schoone, ernstige collega algemeen. En toen de wensch werd uitgesproken, dat ze iets zou mogen voordragen, trok Raven een exemplaar van het sprookje uit den zak, dat hij voor dit geval bij zich had gestoken. Trots al haar tegenspartelen moest Marianne wel gehoor geven aan het algemeen verlangen. Zij zag zich voor dé eerste maal het middelpunt van dezen door haar zoo hoog gewaar- deerden en bewonderden kring van ze„Gelukkig"... dat was zijn dank, de dank voor de ontzettende offers harentwille gebracht Maar dank wilde hij ook niet, alleen wilde hij weten of ze nog van hem hield. Ze zei „ja" Toen trok-ie weer terug naar zijn „ballingoord" alleen heel alleen, maar voor-ie wegging kwam-ie haar moeder nog tegen die riep hem toe, dat iedereen 't hooren kon „Ploert, Ploert". Die moeder was een „chrisiia", althans dat moest zij zijn voor 't oog der wereld Toen-ie terug was in zijn woon plaats, had ie alles verspeeld alles allesgeen betrekking het meisje was hem afgenomen en nog hoorde hij 't in zijn ooren klinken, als donderslagen steeds: Ploert Ploert Toen-ie weer wat kalmer geworden was, geregelder kon denken was-ie zoo blij zoo blij gedaan te hebben als was geschied. Was-ie zoo heerlijk tevreden, dat-ie haar gered had zij 't ook ten koste van zich z;lf. Maar hij had ook geen geloof, zooals de ouder? van dat meisje. Hij hoefde ook geen „Christe Ifjke voldoening"hij las ook niet iederen dag die mooie spreuken van naastenliefde en dat alle menschen broeders zijn. Hij had alleen zijn „eergevoel", dat-ie goddank niet geschonden had. En hoe meer hij ging denken over wat gebeurd was, hoe meer zijn her senen die moe waren en afgetobd, de zaken beter omvatten, des te meer kwam er vrede in hem, dat hij ten minste als „niet christen", als leider, als mensch die men nog minder ge lieft te noemen dan een dier, zich nobel gedragen had, dat-ie zich zelf opgeofferd had voor een ander, voor 't meisje, dat-ie zoo lief had soms wel, als-ie de eenzaamheid voelde, als ie zoo echt alleen was, als-ie hoorde het suizen van den wind in de boomen, het zingen van de vogels in de takken daarvan, als-ie heel, heel in de stilte was en niets om zich zag dan bosch en nog eens bosch, water en hei, ais-ie 't water in de beekskes hoorde vallen in een lager gedeelte, kijk dan werd 't hem wel eens te machtig, schreeuw de hij 't uit, wierp zich op den grond en huilde hee! heet lang, tot'ie weer tot kalmte was gekomen, tot er weer vrede en rust was geko men in zijn hart, in 't heldenhart, dat rouwde om 't onherstelbare verlies, dat-ie geleden had Dan lachte hij door zijn tranen heen, dan dacht-ie weer aan haar en aan de woorden die zij nog tot hem gesproken had, dat zij hem nog lief had zeker, zoo redeneerde hij, ze zal nog schrijven, schrijven, dat ze beroemde letterkundigen en kunste naars. Eene korte aarzeling, een lief tallige neiging met het hoofd, en zij begon. Ze las zeer goed, eenvoudig en natuurlijk, met klankvolle, wel luidende stemzoo werd aan het fijne geestige werk, den bij ral geschonken, dien het verdiende. Men was er te genover zoo'n mooie vrouw nog gul ler mee dan gewoonlijk en de hul debetuigingen vloeiden haar in nog ruimere mate toe dan den vorigen dag. Dat streelde Marianne's ijdelheid en stemde haar zoo gelukkig, dat zij ook Raven op den terugweg harte - lijk bedankte, toen zij voor haar pen sion afscheid van hem nam. Steiner had hen al eerder verlaten. Den nacht sliep zij slecht. De opwinding joeg haar het bloed door de aderen, zoo dat zij geene rust vond. Mocht het haar toch gegeven zijn ook iemand van beteekenis te wor den op letterkundig gebied. Maar daartoe zou ze hier in het middel punt van 't geestesleven moeten ver toeven, in de gelegenheid om van gedachten te wisselen, ai het nieuwe in zich opnemend, op de hoogte van de kunst levend. Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1912 | | pagina 1