Eerste Blad. No. 42. Maanda 19 Februari DÜ nnffifflBi bestaat uit 2 liladBii Feuilleton. 50e Jaargang. 1912. De verscfirikkiagen van een zeereis. Srieven uit de Hofstad VLISSIINGSCHIE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post f 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTIÉNvan 1—4 regels ƒ0.40. Vow eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweern aal berekend. Oroote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. ftbonnements-Aduertentiën op zeer uoordeeiige voorwaarden Er is een tijd geweest, waarin, wat particuliere personen betreft, slechts weinigen op dit punt eenige ervaring hadden. Het getal passagiers op zee reizen was toen nog zoo gering, dat men veilig zeggen kan, dat het aantal geen bron van onaangename ervarin gen wezen kon. Het was daarentegen de langdurige tijd, voor den overtocht noodig, die een bron van allerlei moeiten en verdriet kon zijn. In onzen tijd is het juist andersom. De tijd van overtocht is tot een mi nimum teruggebracht; doch daarte genover staat dat men de reis maakt, in gezelschap van schier ontelbare medemenschen van allerlei natie en van allerlei aard en soort. Een reus achtig schip, dat eenige menschelijke mierennesten bergt, in verschillende afdeelingen verdeeld, brengt in onge veer acht feestdagen die mieren nesten van het oude Europa naar de nieuwe wereldwaar men nog heel wat bergen kan, eer het reusachtige Canada en andere streken bevolkt zijn. Wel jammer voor Amerika, dat het op die manier bevolkt wordt Duizenden hebben reeds de reis gemaakt, duizenden zullen ze nog maken en vermoedelijk zal in het vervolg hun getal nog voortdurend toenemen, zoodat het alreeds een al gemeen belang is geworden, iets van zoo'n zeereis te weten te meer daar de meesten, niet met aardsche goederen bedeeld, verplicht zijn den overtocht te doen als tusschendeks- passagiers. Dat tusschendek nu is zoo onge veer de beste plaats om al de heer lijkheden van zulk een reisje te leeren kennen. Amerika vordert tegenwoor dig van alle landverhuizers het bezit van 25 dollar, maar daardoor wordt de stroom allerminst gekeerd, ook niet door onderzoek met het oog op zekere ziekten, vooral naar wij mee- men oogziekten lijders daaraan toch worden in Amerika niet toegelaten. Het tusschendek van een groot stoomschip is het laag gelegen dek tusschen den verhoogden voorsteven van het schip en het verhoogde dek van de eerste kajuit in het midden van het schip. Aram, een redacteur van de „Gar- tenlaube", die de reis van Bremen maakte, in gezelschap van Polen, Slowaten, Galiciërs, Croaten, Duit- schers, Oostenrijkers en Hongaren, o— 56.) .Toen jij het manuscript van Ra vens roman naar de post bracht „Je vergist je, het was niet dt roman van Raven maar van Maren Jebsen." „Ach I* „Deze Maren Jebsen was in Berlijn vele jaren als stenotypiste werkzaam en werd helpster van vele beroemde schrijvers. Zoo leerde ze Raven ken nen en liefhebben. Marianne kroop ineen, maar een ongeloovig lachtje speelde dadelijk daarop om hare lippen. Ook zag Jörgen, hij nam haar scherp „Zij heeft hem zeer liefgehad, weet het uit haar eigen mond. vreeselijke ziekte greep haar aan, zg kwam in hare vaderstad terug, hopende hier genezing te vinden, vns klimaat bespoedigde alleen het dat op ik De en want geheel Europa doet tegenwoordig aan de landverhuizing, verhaalt er ons eenige interessante staaltjes van. Er waren maar 420 tusschendeks- passagiers aan boordin dezen tijd van 't jaar gaan er 800 mee. Alle 3 verdiepingen zijn dan bevolkt en men vertoeft als men niet in de vrije lucht kan komen, in een atmosfeer, bijna geschikt oin iemand den adem te benemen. Door een soort koeienklok werden de tusschendekspassagiers op een gegeven oogenblik voor het middag maal naar beneden geroepen. In deze eetzaal huisden 72 menschen. Er stonden smalle ijzeren ledikanten met een stroozak er in en een wollen deken en tusschen hoofdkussen en ledikant vona men een soort melkkan, een.tinnen lepe! en een tinnen vork. Het opwekkende gezicht van een reddigsgordel voltooide den aange- namen indruk. De spijzen in reus achtig tinnen vaatwerk, waren goed maar men gewent er zoo dadelijk niet aan, te midden van de lieflijke geurtjes van menschen en eten, dooreengemengd. Men blijft, als er niet gegeten of geslapen wordt, zoolang mogelijk op het dek, maar de banken zijn steeds bezet, vrouwen en kinderen maken het zich op den vloer gemakkelijk en van vrij loopen kan geen sprake we zen. Eindelijk moet men weg, om niet te worden weggespoeld door de stroomen van water, waarmee het dek wordt schoongemaakt. Van het maken van nachttoilet kan in zoo'n mierennest niet veel sprake wezen. Velen leggen zich gekleed te bed of rollen hun bovenkleeren sa men onder hun hoofdkussen, terwijl tasschen en koffers aan het voeteinde van het bed worden opgeborgen. Men heeft een vreeselijk nauwe en onge makkelijke slaapplaats bij een zwak licht kijkt men elkaar wantrouwig aan, niet wetende wien men de eer heeft naast zich te hebben. Geurtjes be nemen den slaap. Zekere diertjes loo pen vlug over het dek heen en weer; maareindelijk worden luikenen water dichte schotten gesloten en betaalt men tol aan de natuur. Maar dan begint de ellende van het stampen van het schip. Het lichaam schijnt de harmonica-bewe ging te maken. Enkele passagiers gaan al jammerende klagen. De foltering der zeeziekte begintis het wonder, in zulk een omgeving en zulk een atmosfeer. Weinigen weten eenigszins hun fatsoen te houden en den volgenden morgen leggen de meesten naar en ellendig op hun stroozak en verzekeren dat ze niet naar Amerika zouden gegaan zijn, als ze dat geweten hadden Een aantal, zoo vertelt Aram ver der, bleven na dien eersten nacht einde. Toen zij ziek werd, maakte Raven een einde aan zijn betrekking tot haar. Ik maak hem daarvan geen verwijt. Ook de schoone Maren zij moet in haar gezonde dagen bij zonder bekoorlijk zijn geweest klemde zich, als zoo menig onher stelbare kranke, aan de hoop vast, nog weer gezond te worden. En om den man harer liefde weer aan zich te binden, wilde ze zich lot hem op heffen, zij schreef een roman." „Een romanherhaalde Marianne onwillekeurig. „Zij noemde hem„Inge Boysen, een kind van den Holm." Die van Raven heet„De Vendetta van het Noorden." Marianna kromp ineen, en haar man maakte een kleine pauze, vDor hij voortging. „Zij nam mij in zooverre in ver trouwen, dat ze mij vertelde, den nr man aan Raven te hebben gezonden met het verzoek zijn oordeel te wil len zeggen. Een oude geschiedenis, die op den Holm was afgespeeld en die haar vader haar eens vertelde, had ze bewerkt en daarbij gevoegd, wat ze van haar eigen jeugd, die ze hier drie of vier dagen en nachten in bed. Daar was doodeenvoudig niets aan te doen. Vriendelijk of krachtig toespreken hielp nietshet bétrof hier natuurlijk betalende passagiers. Het gevolg van zulk een toestand is, dat niemand langer beneden blijft dan dringend noodzakelijk is. Op het tusschendek lagen vrouwen en kinderen, alles etende wat ze grijpen en vangen konden en den afval om zich heen smijtende. Als men zich wasschen wil, dan moet men zich reppen, want alleen in de vroegte ziet het waschlokaal er eenigszins dragelijk uit. Verder kan men den tijd doorbrengen staande op het dek of in de smalle gangen tusschen rookende en spuwende menschen. Er waren maar weinig lichtpuntjes in dien toestand van toenemende verveling en vermoeidheid. Men telt de urenhet regent, maar men blijft op het dek, ook als een vochtige mist letterlijk door de kleereh heen dringt. Honderden menschen dringen samen op het tusschendek, bleek, vermoeid en verstijfd en dan komt in dien mist het oorverscheurend gil len en brullen van de stoomfluit. Huilende kinderen, de stuipen op het lijf, moeten naar beneden gebracht worden. De hersenen dreunen mee als dat ding werkt en ieder krimpt voor het afschuwelijk geluid in el kaar. Tien uren lang duurde dat ijselijke brullen, van elke minuut zes seconden en men moei er naar hoo- ren; want er -wordt stilte bevolen, om te kunnen vernemen of een ander schip antwoordt. Een eigenaardige zenuwachtige spanning grijpt allen aan. Men begint natuurlijke over ake lige histories van aanvaringen tus schen schepen. Het tusschendek ligt in den voorsteven en bij een aan varing is men er dus het eerst aan toe. Eerst wanneer die afschuwelijke fluit of misthoorn, zooals dat vroeger heette, niet meer werkt, ontspannen de zenuwen zich, omdat men gevoelt dat het gevaar voorbij is. De pijnlijke, verlammende spanning is voorbij en zelfs in zulk een toestand krijgt men eens een goeden nacht aan boord, waarin men wel slaapt, zoodat er den volgenden dag zelfs een min of meer opgewekte stemming aan boord heerscht. Aldus verhaalt ons een tusschen- dekspassagier naar Amerika, een we tenschappelijk man, die eens beproe ven wou hoe men in Amerika zonder practische bekwaamheden den strijd om het bestaan zou kunnen voeren. Zijn aardig verhaal van den over tocht kwam ons merkwaardig genoeg voor maar het verdere heeft voor ons geen waarde, daar hij te kort geschoten was in de eerste voor waarde voor emigratie hij kende doorbracht, nog wist. Het heele millieu was haar bekend." „Zij zei mij woordelijk„Men be hoeft maar alleen een Stiver Krübbe en zijn pracht van eene vrouw te kennen, dan heeft men alles wat men noodig heeft 1" Zoo wachtte zij dan dag aan dag op het antwoord van Raven, ik heb haar, zooveel in mijn vermogen was, getroost en alle gron den aangevoerd, die tot vertraging konden leiden. Ik schreef hem zich zoo mogelijk te haasten, daar het anders te laat kon zijn. Het antwoord zou haar niet meer verblijden haar einde kwam nog onverwacht. Raven telegrafeerde „Eerst heden ontvangen, werk goed. Zal ik mij met de uitgave belasien Ik heb dit telegram bewaard. Daarop antwoordde ik met het doodsbericht." Weer was het stil in de kamer, zóo stil, dat Marianne het kloppen van haar hart meende te hooren, dan klonk weer dezelfde heldere, rustige mannestem in haar oor, tn zij moest hooren, hoe alles zich tot zware verdenking samenpakte, die haren vriend trof. „Hartwig Raven was mede-erfge name lijk geen woord Engeischzoo dat hij vanzelf in niets kon slagen. „Dan ben ik blij een Hagenaar te zijn Dumas had eens een liedje, waarin hij alle slechte hoedanigheden van de Hollanders opsomde en waarin 't refrein klonk „Dan ben ik blij een Hollander te zijn". Ik ben zoo vrij dat regeltje vrij te veranderen, want wat ik dezer dagen in een van onze stedelijke couranten las, is toch wat al te sterk, loopt de spuigaten uit. Ook wij hebben een vereeniging Armenzorg, die in verschillende win kels en sociëteiten busjes deponeert en ieder jaar die busjes ledigt. Ook thans weer, d. w. z. in Sep tember 1911 zijn de busjes geopend en wat bleek Dat de opbrengst van eenige van onze grootste sociëteiten armzalig, dun, schunnig haast, was. Men luistere even Nieuwe of literaire sociëteit f 10.29' Sociëteit Place Royal 1.45 Sociëteit de Besognekamer 0.04' Zegge vier en een halve cent Prosit De Nieuwe of te wel literaire so ciëteit, waar dank zij de verhoogde aCcijnsen de borrels het air van een liter aannemen, vandaar literair, de sociëteit der grooten durft lieve hemel met tien gulden en nog wat voor den dag te kom?n, in een heel jaar tijds. De sociëteit bij uitnemendheid, waar van alleen zij lid kunnen worden die geen zaken doen, waarvan alleen zij kunnen deel uitmaken,die een„sieraad" zijn van onze schoone stad, zij die zich verheven achten boven hun mede- stadgenooten, ver, zeer ver. Kijk die uitverkorenen willen ook iets doen voor den arme en brengen in een heel jaar de enorme som van f 10.29Va op. De „edele" gevers zullen wei uit stekend geslapen hebben, toen zij 't bedrag gelezen hadden, zij zullen hun borst wel opgezet hebben, en er 's avonds in „de Witte" nog eens een ferme op genomen hebben. „Royal", ook al een „hooge" doet 't nog een beetje beter en dorst 't be staan f 1.45 op te brengen. O tem pora wat zullen de arme stak kerds dankbaar zijn, wat zullen zij hoog opzien tegen de milde gevers. Van de Besognekamer zal ik maar niet eens spreken, ieder woord wat over de schoone gift van deze edele instelling gerept wordt, zou eigenlijk nog te veel zijn. Vier centen en een halfje 't is haast niet te dragen den gevers wensch ik een plaats toe in de Almanak „De Gotha." In gemoede. Is er iemand ter wereld die begrijpt, hoe 't mogelijk is, dat naam van de kleine nalatenschap, en ik deelde hem dat eenige dagen later op verzoek van Süver Ktübbe mede. Toen kwam hij over en nam waar schijnlijk alles, wat betrekking had op Maren's werk, mede, want zooals de visscher mij vertelde, had ze hem al hare papieren en manuscripten vermaakt. Op den dag, toen Raven ons zijn eerste bezoek bracht en wij met elkaar alleen waren, informeerde ik natuurlijk naar Maren's roman. Hij beweerde alleen uit medelijden met de stervende in gunstigen zin te heb ben getelegrafeerd. Het geheele werk beoordeelde hij als zonder eenige waarde. Zijn geheele wijze van doen toonde mij en ook Süver Krübbe zoo'n groote aanhankelijkheid voor de doode, dat wij hem daarom acht ten en ik hem gaarne mijn huis open stelde. Je zult reeds hebben geraden, waar ik heen wil, en dat ik mij ge rechtigd acht de volgende verden king uit te sprekenDe stof, die woordelijk is bewerkt naar eene tragi sche gebeurtenis in den Holm,kan Ra ven niet anders dan aan Maren's roman hebben ontnomen. Ik ken de geschie denis van mijn vader en heb toe men met dergelijke bedragen voor den dag komt. Toch is dit niets vreemds in de Haagsche geschiedenis. Immersjaren geleden bezocht de zich noemende vereeniging „Die Ha- ghe" de Delftsche Aardewerkfabriek „DePorceleyne Fles" van Joos 't Hooft en Labouchère. Vooraf werd aan de directie dier fabriek gevraagd of er ook een bus was, voor 't personeel. De bus werd gedeponeerd en er werd, heb ik 'tgoed onthouden éen gulden en nog wat in gedaan, Dat was „Die Haghe". Dergelijk onhebbelijk, schunnig ge doe, van groote Haagsche combinaties zijn wij dus gewoon, maar dit loopt toch nog alleen. Wenschen de „hooge oomes" niets te geven aan hun arme medemen schen fiat ik weet dat, maar wil men iets doen, men doe dan iets goeds, maar men durve het niet bestaan Armenzorg een kaakslag te geven en daarbij tevens toch nog liefdadig te willen zijn. Maar misschien hebben onze „Groote luiden" meer geld over voor „fruit in huur" en ledige gebakjes- doozen, die door den confiseur tegen een billijke vergoeding gebracht wordt en ook weer gehaald. Alles heeft men over voor pronk en statie, alles ook voor vermaak en fuiverij. Flink wordt en gegrokt en gegokt, maar voor liefdadigheid, waar- lijke liefdadigheid, waarbij het doel, doel biijft, en geen middel wordt om eens ferm te fuiven en te drinken en te zwabberen, kijk daarvoor heeft men niets over. Vier en een halve centIk ben niet wraakzuchtig, in 't geheel niet, 'k hoop alleen dat 't den milden gevers goed zal bekomen. Armenzorg zij wijzer't kan toch weten, dat 't van de „Witten" en de literairen niets te wachten heeft, 't Houde de busjes thuis, dan hoeft 't ook geen dankje te geven, voor dergelijke „vorstelijke" gaven. Het jaariijksche bal masqué van het Zoöl. Genootschap heeft weer plaats gehad en er zullen wel weer verschillende verlovingen tot stand komen, zooals 't trouwens ieder jaar gebeurd is. 't Is eigenlijk een zoetsappig woord voor „keuring", dat bal masqué. En 't was werkelijk amusant de heerlijke, grappige gesprekken der diverse balvaders en moeders aan te hooren. Heeft men die diverse „gesprekken", beter ware 't te zeggen „kletserijen" aangehoord, dan heeft men wel voor twee weken plezier. Heel de vriendenkring en ken- nissenschaar wordt besproken en bekonkeld en eerst zijn't goede vallig er nooit met jou over gespro ken. Ook Süver Ktübbe heeft haar niet aan Raven verteld. Raven heeft aan jou gezegd, dat hy deze stof allang met zich had omgedragen. Ma ren kende het verhaal van haren va der en was zeker een Holmer kind. Ik heb Raven's roman gelezen en van af dien dag stond het bij mij vast, dat hij Maren's werk alleen heeft omgewerkt. Hoe kan iemand in vier weken land en volk zoodanig leeren kennen, dat hg zich hunne spraak, hunne gebruiken en hunne wijze van doen geheel eigen maakt Het is een plaatselijke roman die slechts door een Sleeswijker kind kan zijn geschre ven. Raven heeft aan de doode, die het niet kon tegengaan een gemeenen diefstal begaan en heeft haar ver trouwen schandelijk misbruikt. „Dat is eene ongehoorde beschul diging en lastering jörgen 1" riep Ma rianne verontwaardigd uit. Zij was opgesprongen en stond hevig vertoornd tegen over haren man. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1912 | | pagina 1