Zaterdag 3 Februari No. 29. Feuilleton. 50e Jaargang. 1912. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. Gemeentebestuur. VLISSINGSCHE Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTIÊNvan 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote letters en clichés naar plaatsruimte. ^bofinemenls-^duerfenfiën op zeer uoordeelige voorwaarden HOOFDELIJKE OMSLAG. Afkondiging van hei uitvoerbaar ver klaarde 3e suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag voor het jaar 1911. Burgemeesier en Wethouders van Vllssingen maken bekend dat hel 3e suppletoir kohier van den hoofdelijken omslag voor het jaar 1911, na door Gedeputeerde Staten van Zeeland bij hun besluit van 26 Januari j.l no. 29, te zijn goedgekeurd, op heden in afschrift gedurende den tijd van vijf maanden op de secretarie der gemeente voor een ieder ter lezing is nedergelegd. En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort, den 2 Febr. 1912. Burg. en Welb. voornoemd, C. A. KALBFLEISCH, L B. De Secretaris, WITTEVEEN. BINNENLAND. Eerste Kamer. De Eerste Kamer ging gisteren voort met de milifiewet. Minister Colijn ver dedigde uitvoerig het ontwerp en protesteerde nadrukkelijk tegen de veronderstelling van den heer 'i Hooft, dat hij in de tweede Kamer veran dering in het ontwerp heeft gebracht om zijn ministerieel leven ie rekken, die veranderingen heeft de minister uit eigen overtuiging aangebracht en uit de begeerte om de wet tot stand te doen komen. Minister Heemskerk ver dedigde ook de houding der regeering tegen den heer 't Hooit tegen het verwijt van zwakheid. Na replieken werd het ontwerp aangenomen. Pantserschepen. In zijn memorie van antwoord aan de Eerste Kamer op het voorioopig verslag nopens zijn begrooting schrijft de minister van marine te verwachten dat de behandeling van de in te ditnen suppletoirs begrooting voor heldoor hem noodig geachte panfsersdiip dadelijk na het winteirecès zal plaats vinden. Hij onthoudt zich daarom thans van beschouwingen, zoowel omtrent het beginsel, als het iype van dit pantserschip. Ten aanzien van het iype der pantserschtpen, die de minister voor Indië wenschelijk acht, herhaalt hij wat hij aan de Tweede Kamer reeds schreef, n.l., dat de schepen 'ype Regentes geen zoodanige vechlwaar- de hebben, dat zij in den legen- woordigen tijd nog mogen aangemerkt worden in staai te zijn een krachtigen tegenstander tot ernstige krachtsont wikkeling te noodzaken. 43.) „Kom tot mij terug als de oude Marianne en niet als deze, die er naar hunkert van rnjj weg te gaan. ueef een vreemden man niet het recht, zich tusschen u en mij te plaatsen. Ons geslacht is zelfzuchtig en eischt meer, ik waarschuw je voor dezen vriend!" De dokter ging weg, en Marianne vloog naar hare kamer, viel op haar rustbed neer en snikte haristochte- 'I ,r'J gevoelde zich gekrenkt en zoo ellendig en zwak na hare letter kundige zegepraal, dat ze op dit oogenbiik alles zou hebben beloofd, Hj0;?er; haar Ru aan zii« hart had gedrukt. Ze huiverde plotseling voor oe vrijheid en de eenzaamheid waar» had'uhgeS ZeWe Z0° m,angend Het trof goed dat Jörgen dienzelf Aan dezen eisch zullen toch, uit hoofde hunner veel krachtiger bewa pening dan die van de schepen type „Regentes", namelijk met kanon nen die zelfs nog op 8000 M. afstand de zwnaist bestaande pan sers door bo en, de pantsenchepen die de rainisier wenscht, *vèl voldoen. Jhr. den Beer Poortugaei. Onder zeer vele blijken van be langstelling mocht gisteren de ge - pension»,eerde luitenant-generaal jhr. J G. C. den Beer Poortugaei, oudste lid van den Raad van S'ate, zijn tachtigsten verjaardag vieren. In zijne woning kwamen den tachtigjarige complimenteeten alle leden van den Raad van Statede benoemde vice-president van dien Raad, jhr. Roel!, en de referendaris sen en commiezen van Staat bij ge noemd college voorts de generaals Rooseboom, ouct-gouverneur-generaal van Ned.-lndië, en baron Tatts van Ameiongen baron Van Pailandt van Neerrijnen, baron Mackay, voorz tter der Algemeene Rekenkamer, het ge- heele besluur van da Algemeene Visscberijmaatschappij te ljmuiden, en eene deputatie van het hoofdbe stuur van de Nationale Vereeniging van steun aan miliciens, mei aan bieding van eene oorkonde op per kament. De ziektewet. De Ned. Vereeniging tot Afschaf fing van alcoholhoudende dranken heeft het voigend adres aan de Twee de Kamer gericht Geeft met verschuldigden eerbied te kennen, het hoofdbestuur van de Ned. Vereeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende Dranken, goedge keurd bij Kon. besluit van 4 April 1844, Staatsblad no. 62; dat het na kennisneming van haf adres dd. December 1911, door de art sen geheelonthouders-vereeniging voor Nederland en zijn Koloniën naar aanleiding van het aanhangige ziekte- verzekeringsontwerp aan uw college gezonden, aan der, inhoud (iaasvar, zijn volkomen instemming betuigt dat het toch van groore beteeker.is moet worden geacht, dat in de ziek tewet de drankzucht als ziekte wordt erkend en dat die wet ook zooveel mogelijk ten goede komt aan de ver pleging van drankzuchtigen dat bei bovendien alleszins billijk is, da! zij, die zich geheel van het gebruik van alcoholhoudende dranken onthouden, ook de voordeelen zullen genietên, die hun levenswijze ook ten aanzfen van de verzekering oplevertredenen waarom hef clan ook de in het bo vengenoemde aires ontwikkelde be ginselen ten zeerste in de aandacht van uwe hooge vergadering aanbe veelt. den dag, nauwelijks thuis, dadelijk werd uirgehaaid, een hee! eind naar buiten. In de grootste haast gebruikte hij zijn middageten, dat Marianne met roodgeschreide oogen in zijn kamer bracht. Een vluchtige kus, en ze w;-s weer alleen. Zenuwachtig dat ze was, ging ze liggen, en een vaste, droomiooze slaap bracht het oproer harer zie! wéér tot rust. Toen ze wakker werd, kon ze zich verheugen in 't vooruitzicht van hare reis, ja, toen ze haar aanbegonrten werk dóorhladerde kreeg ze zoó'n lust om het te vervolgen, dat ze er door in verrukking werd gebracht en gevoelde, dat ze goed had gehandeld. In deze stemming greep ze naar de pen en deelde Raven mee, dat ze zijn voorbeeld had gevolgd ep in Hol- steinsch Zwitserland, in het mooie hötel aan het Keüermeer, haren inttek dacht te nemen, om daar vier weken in volkomen rust door te brengen. Eene schoonzuster zou haar gedurende dien tijd bij haren man vervang >n,' opdal daar alles geregeld zijn gang kon blijven gaan. jörgen's zusier arriveerde denvol VAH DEN ËX OP BEU TAK. Het nieuwe handwerk van „met honden-uit-wandflen-gaan", dat, gelijk we onlangs meidden, in Parijs in zwang begon ie komen, is reeds van daar naar onze residentie over gewaaid, maar het heeft hier een spe cifiek Hangsch karaktergekregen.dat wil zeggen bij het wandelen mogen de hondjes „van stand" niet in aan raking komen, zich niet canailleeren, met soortgenooten, die op een lageren trap van den maatschappeiijken ladder st-ian. Een der Haagsche bladen be vatte de volgende advertentie „Honden-Wandelaar.'' „Net gekleed persoon biedt zijn diensten aan, alle uren van den dag, ook Zondag, vanaf 10 cent par uur. Adres bureau van dit blad". Den volgenden dig kwam er éen voor nog nettere hondjeswant bij vroeg 25 cent per uur. Is overal dat „net gekleed" niet typisch voor onze Hofstad vraagt de correspondent van het „Nieuws", die het bovenstaande vermeldt. Intusschen, menig hondje, dat an ders gedoemd was den ganschen dag binnenkamers te blijven, kan zich aldus eens „verluchten" en „vertre den", en wij gunnen dit den dieren wel, onverschillig tot welken „stand" zij behooren. En nog meer gunnen wij den „honden-wandelaar" zijn dubbeltje of kwartje ais hel baantje „opneemt", dan zal er spoedig con currentie komen en zal men honden- wandelaars er, hondjes, gescheiden in le, 2e, 3e Riasse, enz. overal kunnen ontmoeten. 't Is te hopen, dat die mensciien, die zooveel voor hun honden over hebben, zich ih deze dagen niet minder erbarmen over hun arme me- demenschen. Voor hen voora! is het woord bedoeld, dat hei bestuur van „Armenzorg" in zekere slad tot de burgerij richtte Als de armen hunnen nood U naakt voor [oogen leggen, Hoe mag het u vau 't nart, 200 hard hen [af te zeggen Gij roept wel, dat de wet hen 't bedelen u [verbiedt, Wij weten 't, maar de wet verbiedt U 't [geven niet. Voor dieren wordt er tegenwoordig veel gedaan en dat is, mits de die- renzorg niet ontaarde in sentimentali teit zeker niet te misprijzen. Een vereeniging toi bescherming van. dieren, wetke liefde eti beiarigsieiling voor de dieren bij kinderen wilde opwekken, richtte eenigen tijd geleden tot de kleinen de vraag„ln weik opzicht hebben de paarden, koeien en katten een gelukkig leven en in hoeverre verdienen zij medelijden?" De antwoorden der kinderen zijn wat anders uitgevallen, dan de per genden dag, om door Marianne in de huiselijke plichten te worden ingewijd. Hedwig was troisch op het vertrou wen, dat men iri haar stelde en was gelukkig bij haren oudsten broeder, tegen wien ze zoo hoog opzag, de huishouding te mogen doen. Zoo werd het vettrek van Marianne een vroolljk scheiden, dat ook Jörgen haar niet moeilijk maakte. ZEVENDE HOOFDSTUK. Nu bevond Marianne zich dan in de zelve gewenschte eenzaamheid, want de weinige gasten in het hotel, waarvan zij een bijgebouw bewoonde, kwamen niet in aanmerkingzij wis selde nauwelijks een woord met hen. De maaltijden gebruikte ze alleen, en als het weer het toeiiet zat ze op het ferras met het gezicht op het meer. Ze stond volgens gew /onte vroeg op en maakte dadelijk na het ontbijt een korte wandeling door de bosehjes, die zich aansloten aan het park van Holsteinsch Zwitseiland. Haar lieve lingsplekje was het Krümmermeer, dat ongemeen schilderachtig gelegen, zich in bosch en weiland, aan den voet van den, een prachtig uitzicht sonen, die de vraag stelden, wellicht hebben verwacht. Verreweg de mees te kinderen vonden, dat de genoemde dieren heelemaal niet te beklagen waren, maar dat zli er integendeel heel goed aan toe waren. „Katten zijn gelukkig, omdat men haar voer geeft, dat goed voor hen is, terwijl ik dikwijls niet genoeg krijg", schreef» een kind. Een ander vond„Katten behoe ven hun haar niet op te maken en zien er toch altijd netjes uit en ook zindelijk zij worden niet met koud water gewasschen, maar ik ben toch blij, dat ik geen kat ben." Een kleine jongen benijdt het paard „omdat het geen huiswerk te maken heeft en geen knorren krijgt, als het met gescheurde klee- ren en schoenen thuiskomthet wordt ook niet geslagen, als het te laat komt of als het onfatsoenlijk is.' Een andere kleine johgen vond, „dat de paarden het heel preitig heb ben, omdat ze in de wei mogen rol len zonder zich vuil fe maken, maar hij vond het jammer, dat zij riet zeggen kunnen dat zij niet meer werken willen, als ze klappen krij gen." En een tienjarige filosoof meende, „dat dt koeien haar geluk niet vol doende op prijs stellen want ze zijn lui en hebben toch niets anders te doen dan wat rond te loopen en te eten en te drinken." Er wordt wel eens geklaagd en niet geheel ten onrechte dat er voor het welzijn en de bescherming der dieren nog meer wordt gedaan dan voor de mensciien. Een baa> g- stigd ingezetene van Arnhem, vurig dierenbeschermer, klaagt in de „A.C." bijv. over het hoedespelden-gevaar. Hij schrijft Het eeiste slachtoffer is ge prikt. Den Haag heefi de primeur van den bloedenden neus. Er zullen er meer volgen, hopen we alleen neuzen en oogen. Natuurlijk zullen wij, mannen, dupe zijn, want de da mes zijn beveiligd door hare pracht exemplaren van hoofdbeschermers. Men spreekt reeds over een bond ter bescherming van het mannelijk uiter lijk, dat in gevaar komt gelardeerd te worden, een Maatschappij voor ongeiukkenverzekering denkt er over een speciale hoedenspeldenverzeke- ringpremie in te voeren en een on dernemend agent van buitenlandsche huizen maakt reclame voor zijne hoedenspeldendopjes die, sierlijk van vorm, alle gevaren suprimeeren en bovenal de hoofddeksels der dames een bijzonder cachet verleenen. Zij die gebruik maken van de hoogst practische dopjes, toonen een mede lijdend en liefdevol hart ie hebben in tegenstelling der bloeddorstige schoonheden, die voortgaan op den opleverende Bruhnskappei heeft ge nesteld. Teruggekeerd trok ze zich op hare kamers terug, om op de daarvoor liggende warande te werken. De den- neboomen, die dicht voor het huis stonden sloten haar werkplekje zoo geheel in, alsof zij eike stoornis van buiten wilde weren. Marianne leefde geheel in haren arbeid. Het bewustzijn, dat niet ver van daar haar man leefde, die haar slechts met tegenzin had laten gaan, verontrustte haar ternauwernood. Zij gevoelde zich eindelijk eens vrij van allen dwang en van al die kleine lasfen, aan eene huishouding verbon den. Geen schelle huisbel stoorde haar, geen dienstmeisje kwam hare bevelen vragen neen, zij had alle lasten afgeworpen, die ze tien jaren achtereen had gedragen, zonder dat zij ooit langer dan éen dag daarvan bevrijd was geweest. Dit ongewone gevoel van bevredigde wenschen werkte door het nieuwe zoo bevrijdend op haar, dal een geestelijke roes als 't ware hare pen oevleugelde. Toen er veertien dagen waren verloopen, lag de novelle klaar voor haar, en zij meldde het Raven met blijde opgewon weg van angstverwekkende, gevaar- spreidende actie, waartegen nu een maal geen maatregelen door politie en justitie genomen worden, uit louter courtoise dergenen wier echtgenooten en zusters (misschien) medewerken, om gewapend zich in 't openbaar te verioonen, wat aan de hieren der schepping niet veroorloofd is. Zou ü.e Vereeniging tot bescher ming van die.ren ons niet onder hare hoede willen nemen Wij aanvaarden iedere hulp, zij 't ook ten koste van onze menschelijke waardigheid. Zouden de leden der schoone sekse doof blijven voor al de roe rende klachten van de „heeren der schepping" over het gevaar der hoe- denspelden De beschaafde dame allicht niet, vooral nu zonder eenige opoffering op eenvoudige wijze het gevaar is te voorkomen. Van „op offering" gesproken, een zeer treffend staaltje daarvan, van innige broeder liefde, wordt uit Suffolk, een Engelsch graafschap, gemeld. Een arbeider bekend als een op passend man, oud 21 jaar stond te recht wegens brandstichting. Hij had er zich zelf voor aangegeven en be leed aan het begin van het proces, naar Engelsch gebruik, schuld. Maar de verklaringen van een der getuigen bewezen, dat de beschuldigde het huis niet in brand kon hebben ge stoken. En zelf erkende hij, dat hij het niet had gedaan, maar zich had aangegeven, om zijn broeder, op wien de verdenking was gevallen vrij uit te laten gaan, want die heeft een goede betrekking te verliezen, zeide hij. Dat is heel mooi van u, zei de rechter, maar wil u dan uw schuld bekentenis inirekken en ae jury laten beslissen, of u al dan niet schuldig is? De beklaagde weigerde echter en zoo moest de rechter, zonder de jury te hooren, hem veroordeelen. De man kreeg acht maanden gevan genisstraf met dwangarbeid. Treffend, niet waar? Maar is de uitspraak van den rechter voor een eenvoudig mensch, een leek, niet minder treffend door zijn onzin nigheid Het bewijs is er dat de man niet schuldig kan zijn en niet temin wordt hij veroordeeld. Wetten, die zoo iets mogelijk, ja noodzakelijk maken, zijn toch rondweg onzinnige wetten. Zoo iets moest in onzen tijd niet kunnen bestaan. Er is r.og zooveel in de wereld, dat tegen het verstand of het ge voel van een rechtschapen man in- druischt. Stel u voorEen vermo gend burger uit Rijsenburg moest per Oosterstooralram naar een na burige piaats- Toen hij in de reeds in beweging zijnde tram wilde sprin gen, sprong hij mis en werd hij meegesieurd. De reizigers, die het geval zagen, denheid, hem nogmaals van harte dankend voor zijn goeden raad. Nu gunde ze zich eindelijk rust en besloot de eerstvolgende dagen te gebruiken om de verdere omgeving te leeren kennen dan wilde ze haar werk nog eenmaal kritisch doorwer ken, voor ze het in netschrift naar Berlijn zond om het daar te laten co- pieeren door eene copeïste, die Raven haar had aanbevolen. In het verheffend gevoel iets goeds te hebben geschreven, dwaalde ze in de heerlijke omgeving rond als in een zaligen droom. Van den herfst was nog weinig te bespeuren, de woud reuzen stonden nog in hun donker groen loof en de lucht was zomersch warm. Alleen 's avonds woei er een fris* scbe wind, namelijk op de wijde watervlakten van de meren, die Mari anne alle dacht te bevaren, om er ook het meest verborgen schoon? in op te sporen. Haar eerste tochtje zou naar het Ugieimeer zijn. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1912 | | pagina 1