Woensdag 10 Januari No. 8. 50e Jaargang. 1912. TERUGBLIK. Feuilleton. BINNENLAND. VLISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1,30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTIEN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op ion- en Feestdagen.! TELEFOONNUMMER 10 flfeonnenients-Psduerfenfien op zeer ueordeelige voorwaarden Overzicht der voornaamste gebeurte nissen in het jaar 1911. III. (Slot.) Van alle landen van de wereld was Italië ons in het afgeloopen jaar wel het minst sympathiek. Afgekocht of niet afgekocht door Frankrijk in de Marokkaansche aangelegenheden, de ongemotiveerde, aiihans zeer gezochte en in ieder geval zeer onverwachte aanval op eet', deel van Turkije's bezit in Noord-Afrika, kwam dan ook op een allerongelukkigst tijdstip. Nauwe lijks een halve eeuw bestaat Italië als eenheid. Het heeft in hei midden der 19e eeuw groote dagen gehad, maar men kan niet zeggen dat het zich in bijzonder sterke mate die groote dagen waardig toonde. Op zieh zelf is die eenheid een zege voor de wereld geweest; want ergerlijk wanbeheer dan Italië te aanschouwen gaf in het groot aantal staten en staatjes waarin hel gesplitst was, kon men zich bezwaarlijk voorsteilen maar het herboren Italië had weer zijn eigen kracht moeten zoeken in een inwendige ontwikkeling, waar mede het nog altijd uiterst treurig ge steld is en niet moeten meedoen aan de huidige grootdoenerij. Daardoor heeft bet bij zijn koloniale staatkunde in Afrika al eens zulk een buitenge woon groot echec geleden en daar door stelt het zich ook thans aan een groot echec bloot, daar inderdaad niemand zeggen ban, waarop de oor log in Turkije zai uitloopen. Het drie voudig verbond word! tr niet door versterkt, want wij weten nog niet hoe het in den Balkan zal uitloopen, maar wanneer het mocht gebeuren, dat bet Turksche rijk nog verder ging uiteenspatten, dan weten wij allen wel dat Italië lout op ren stuk van de Westkust, zooais de Grie ken loeren op Kreta, Servië en Bul garije op Macedonische landschappen, en dat alles kan aan de Oostenrijksch- Hongaarsche monarchie niet anders dan hoogst onaangenaam zijn. Tur kije beleeft inderdaad zeer moeilijke tijdende politieke partijen staan zoo scherp tegenover elkander, dat tusschenbeiden alles er door op losse schroeven dreigt te geraken. De Alba neezen, die geen geregeld burgerlijk bestuur wilden dulden, zijn pas on derworpen, maar lang niet tevreden gesteld en worden steeds door Mon tenegro gesteund. In het oosten bereidt zich het steeds in aanzien en macht toene mende Japansche rijk, waarschijnlijk tot nieuwe bevestiging var. zijn gezag voor. Nadat een verbond of t actaat met Rusland was getroffen, tot rege ling van de wederzij dsehe belangen O— 23.) „Ik kende hem toch van naam en hij stond zoo plotseiing voor mij", verontschuldigde zij zich. „O, jij heilige onschuld. Ik geloof dat je iederen schrijver dadelijk met een dichtersksoon op zijn hoofd ziet. Nu, verzoek hem hier te komen, ik kom dadelijk, ik zal even eene an dere jas aantrekken, om den grooten man waardig te ontvangen". Jörgen verdween in de slaapka mer, en terwijl hij haastig van klee- ren verwisselde, moest hij aan dat gene denken, wat Stiver K'übbe hem eenige dagen geleden over Raven had gezegd. Zijn lange lofrede had hij besloten met de woorden: „Ja dokter, dat is een eerlijk mensch, zoo éen mag ik. En onze Maren zit hem nog diep in 't hart, de man is trouw". in het oosten, werd Korea, sinds lang als een deel van Japan beschouwd, voor goed bij dat Rijk ingelijfd. In de toekomstige gebeurtenissen in het Hemeische Rijk, zal Japan waar schijnlijk op de een of andere wijze handelend optreden. Want ook voor China is de tijd van ontwaken aangebroken. Afkeer van en haat tegen dèn vreemdeling, die de poorten van het rijk voor handel en beschaving geopend heeft, mogen er groot zijn, toch heeft men zich van den invloed ervan niet kunnen ont- irekken. Het wanbeheer der provin ciale hoofden, agenten van het keizer lijk bestuur moede, ziende dat men met de toegezc-gde hervormingen niet opschoot, brak in September de op stand uit, die zich nog steeds uitbreidt en ditmaal zeer beslist gericht is op de verdrijving van het keizerlijk huis en de vestiging eener republiek. Door toegeven van billijke eischen had deze opstand nog zeer goed kunnen wo-den bezworenmaar men liet zijn tijd voorbijgaan en thans staat men op een punt, waarvan nog niemand zeggen kan waarheen het zal leidei". Het is niet waarschijnlijk dat wij zoodade lijk van een herboren China zullen kunnen spreker. Veel waarschijnlijker is het dat, na veel wrijving en strijd, langzamerhand blijvende verandering en verbetering zal intreden maar dan zullen de Europeesche mogendheden tevens een nieuwe macht in het Oosten zien oprijzen, waai mede zij, zooals nu reeds met Japan het geval is, ter dege rekening zullen hebben te hou den. In de Amerikaansche republieken, zoo vele in aantal, hadden slechts weinige groote gebeurtenissen plaals, waarvan de voornaamste voorzeker was de opstand, in Mexico, die tot de verkiezing van een nieuwen p'e- sident leidde. De afgetredene, de be kende Poifirio Diaz, die zoovele jaren hit bewind bad gevoerd en tal van stormen over zijn hoofd had zien gaan, had zeer veel tof den bloei en de ont wikkeling van het rijk bijgedragen, maar hij regeerde hel lastig te besturen Mexicaansche volkje al te despotisch. Gelukkig werden in de aangrenzende Amerikaansche republiek niet al te veel moeilijkheden van den opstand ondervonden en kon men zich van inmenging onthouden. Ons eigen lieve landje maakt hat, om het zoo eens uit te diukken, bestal mag dat nu niet geheel zon der eenige reserve gezegd worden. Naar veler meening toch gaat de ont wikkeling van het staatkundig leven wel wat al te langzaam en lijden de staats- en maatschappelijke instellin gen ie vetl onder het wetgevend on vermogen, dot het gevolg is vars de langdurige behoudende meerderheid in het Rijksbestuur. Inderdaad kwam Zoo trad dokter Hofman den vreemden man met vriendelijke ge voelens tegemoet, want hij stelde vertrouwen in het oordeel van zijn ouden vriend. Het uiterlijk nam ook voor hem in, de dokter werd ge troffen door de deftige mannelijke verschijning, terwijl ook de ernstige gelaatsuitdrukking hem aangenaam aandeed. „Vergeef mij, mijnheer Hofman, dat ik zoo lang op mij liet wachten." „Er is niets te vergeven". „U waart voor de gestorvene een vriend en niet alleen haar arts. Ik wilde u daarvoor danken". Hofman nam de aangeboden hand en keek den spreker onderzoekend aan. Ja, Silver Ktiibbe had gelijk, deze droeg oprechte rouw over de doode in zijn hart. Het was vooral zijne eenvoudige manier van uitdruk ken, die den dokter voor hem innam. De man gebruikte weinig woorden, gevoelde echter zooveel te meer. ,Ik heb het graag. Maren jobsen was mij dierbaar geworden en daar ik levendig belang stelde in haar lot, zou ik u graag éene vraag wil len doen. Neen, vrees niet, dat op wetgevend gebied weer zeer wei- Big tot stand en van wezenlijk groote maatregelen was in het gehee! geen sprake. De groote gebeurtenissen op het wereldtooneel deden ons ook weer eens een oogenblik aan meedoen in den politieken wereldstrijd denken. Het miiitie-contingent za! vermoede lijk tot 23000 man per jaarworden ver hoogd, waarmede de Tweede Kamer zich reads vereenigde maar van een uitgaaf van veertig millioen voor de kustverdediging kwam gelukkig niets. Onze betrekkingen met de vreemde mogendheden bleven gelukkig steeds van aangenamen aard en het za! ver moedelijk wel aan ons liggen, wan neer dat ooit anders mocht worden. Eu indien co t een der groote mo gendheden, in zijn strijd tegen eene andere, inmenging in onze zaken op het oog mocht hebben, dan zullen wij waarschijnlijk met onze zwakke weermiddelen daartegen weinig ver mogen en is het zeker niet gewenscht onze nationale welvaart daarvoor op te offeren en ons ir, een schuldenlast te steken. In onze Oost-Indische bezittingen beginnen wij merkbaar de vruchten te plukken van een verstandig optre den, gepaard aan behoorlijke zorg voor de aan ons gezag onderworpen voiken. In het afgeloopen jaar hoorde men weinig meer van wapengeweld en al zijn, na de lange oorlogen, de toe standen hier en daar nog lang niet rooskleurig, en ook niet zeker, alles bewijst toch, dat wij ons op den goeden weg hebben bevonden, waarop een rustig, maar krachtig voortgran zeer gewenscht is. Particuliere rampen werden ons niet gespaard. De provincie en de stad onzer inwoning kunnen daarvan vooral getuigenmaar veel goeds stond er tegen over: aan off;rvaar- digheid vooral heeft het allerminst ontbroken. Ons geliefd vorstenhuis ging ook daarin weer voor. Het deelde in den zegen dien wij het zoo van harte gaarne toejuichen. Ons Prinsesje deelde in de liefde des volks en wie weet weike zegeningen in dit opzicht de toekonst nog voor koninklijk huis en vaderland verborgen houdt. Voor hen, van voorspoed, vrede en eendracht, uiten wij op nieuw de beste wenschen, nu wij de eerste schreden weer gezet hebben op een nieuw en nog onbekend gebied. Heugelijke verwachting. De Haagsche Kroniekschrijver van de „Gr, Crt." schrijft dienaangaande Er schijnt alie reden te zijn om weldra een groote verblijdende ge ik onbesc'aeiden wordriep Hof man, toen hij zag, dat Raven bleek werd. „De overledene heefi mij niets persoonlijks uit haar vroeger ieven verteld, behalve dat éene, dat ze een zelfvervaardigden roman zond". Nu komt het noodlot, dacht de schrijver. Een duizeling overviel hem, zoociat hij naar de leuning van den dichtstbijzijnden stoel greep. „Is u niet wel, mijnheer Raven Ik had u die vraag niet moeten doen". „Neen, neen, ga voort. Laast u den roman?" vroeg Hartwig met nauwelijks hoorbare stem. „Ik? Wel neen, ik raadde ook maar, dat hij door Maren Jobsen was geschreven, omdat zij met zoo'n brandend ongeduld een antwoord te gemoet zag" Raven richtte z'ch weer vól ener gie opde last, die hem neerdrukte, was plotseling van hem genomen. Nu mocht de onbescheiden mond daar vragen, wat hij wilde, hij zou hem het antwoord niet schuldig blijven. „Uw antwoord kwam te Iaat", ging dokter Hofman voort. „Ik had beurtenis in het Koninklijk gezin te mogen verwachten. Koningin Wdhel- raina, die met vreugde de naaste toekomst tegemoet ziet, heeft zich reeds enkele maanden zeer voor ver moeienissen in acht genomen; en vooral in de laatste weken heeft H.M. op raad van haar artsen, zich bijv. van rijden onthouden. Aan 't feit dat H. M, met den Prins bij haar terug keer in de Residentie, van het station naar het paleis wandelde, mocht in dit opzicht eenige beteekenis worden toegekend, en in de laatste dagen is H. M. zoo goed als niet uitgereden. Haar gezondheid laat intusschen niets te wenschen over. Verwording van het parlementarisme. Niet om te loven of af te keuren, maar alleen om te constateeren, geelt de „Tijd" een overzicht van de ge leidelijke verplaatsing van het zwaar tepunt der regeering in onze heden- daagsche constituonneele monarchie- en, niet langs den weg van revolutie, maar van evolutie, en zij constateert, dat zoowel ten onzent als in de meeste andere landen de macht en invloed der Tweede Kamers voort durend toeneemt. Zoowel onze Grondwet van 1848 ais die van andere landen gingen uit van het denkbeeld om het juiste even wicht te vinden tusschen de vroegere absolute macht der vorsten en de overheersching, hetzij van het hoogere of het lagere deel van het volk. Een vorst, omgeven met al den luisLr en praal van het „ancien régime", drager tevens van de nationale tradifiën en vertegenwoordiger van de boven alle afwisseling en partijschappen hoog te houden volkseenheid. Verantwoor delijke ministers, ook verantwoording schuldig aan de volksvertegenwoor diging, welke voortaan met den vorst de wetgevende macht zou deelen Aiies in hoofdzaak naar het voorbeeld van Engeland, waar de loop der his torische gebeurtenissen reeds veel vroeger geleid had tot de ins'eliing van een parlement, en waar dit stelsel gedurende eeuwen zijn gunstigen in vloed op de volksontwikkeling be wezen had. Het biad erkent al het goede, dat uit dit stelsel is voortgekomen, maar wil niet de oogen sluiten voor het feit, dat wij langzamerhand van het constitutionalisma geleid zijn naar het parlementarisme, de eenzijdige ver meerdering van de macht der Tweede Kamer, ver buiten hetgeen door de samenstellers van onze Grondwet kan bedoeld zijn. Niet slechts op het ge bied der wetgeving, maar ook op dat der uitvoerende mactit doet zij meer en meer haren invloed gelden, door het behandelen van allerlei groote en kleine grieven en klachten van particulieren, als hadde onze Grond haar nog zoo graag-die vreugde ge gund. Zij, die bescheidenheid in persoon, verteerde van verlangen naar roem. Zij wilds den man haar liefde hierin vaardig worden". Verpletterend vielen de laatste woorden op Raven's geweten, maar hij vond toch den moed te antwoor den „En toch is het goed, dat de doode de waarheid nooit vernam". „Uw telegram meldde, dat haar werk goed was". „Uit medelijden, dokter. U schreef mij immers hoe ziek Maren was". „Dus was haar roman zonder let terkundige waarde?' „Zooais het werk van beginners gewoonlijk is. En daarbij moet u nog in aanmerking nemen haar mate van ontwikkeling. „Zeker, zeker! Het zou ook een wonder zijn geweest. Zoo willen wij dan haren, vroegen dood niet bekla gen, haar bleef de bittere goocheling bespaard, terwijl de hoop op een goeden uitslag haar tot het laatste uur bijbleef. Dat bewijst immers het laatste briefje aan u, dat ze kort véor haren dood schreef. U hebt i het toch gekregen wet ooit de bedoeling gehad de Twee de Kamer te doen zijn een hoogste Hof van Revisie. Wat eenmaal tot stand is gebracht, is niet meer ongedaan te maken. Een andere vraag is of men nog steeds in die richting zal kunnen voortgaan, „zoodai de beschaafde volken, na aan de absolute heerschappij der vorsten ontwassen te zijn, welhaast de par lementen, hetzij met, hetzij zonder behoud van ce uiterlijke vormen der monarchie, als eenige macht boven zich zullen te erkennen hebben?" Het biad gelooft dit niet, en meent dat voortgaande democratiseering de dooi zai zijn van de reeds haar top» punt overschreden hebbende macht der parlementen. Bestelling op Zondag. Voor het binnenland bestemde stuk ken, waarvan, blijkens eene aandui ding op de adreszijde de bestelling op Zondag niet wordt verlangd, zul» len van de bestelling op dien dag worden uitgesloten. In verband daar mede zuiien van 15 dezer af, op de postkantoren verkrijgbaar worden ge steld, strookjes, dragende de aandui ding „niet bestellen op Zondag" te gen den prijs van 1 cent per vel van 50 stuks. Sollicitatiën zegelvrij. Het persbureau van dan Neder- landschen bond van gemeente-amb tenaren meldt onsEen burgemeester vroeg den minister van financiën of een brief, waarin medegedeeld wordt, dat men zich voor een betrekking beschikbaar stelt en waarin niet voorkomt een verzoek om benoemd ta worden, ai dan niet op gezegeld pa pier moet worden gesteld, en of het besluit van het gemeentebestuur waarbij hij, die zich aanbood, benoemd wordt, in strijd is met de wet, in dien in het besluit van den brief geen melding wordt gemaakt. De minister gaf hierop de volgende inlichting Een britf, waarin mede gedeeld wordt, dat men zich voor eene betrekking beschikbaar stelt en waarin niet voorkomt een verzoek om benoemd te worden, kan naar mijne meening, gerangschikt worden onder de in art. 10 der wet van 3 Oct. 1843 (Stbl. no 47) bedoelde stukken die aanvankelijk niet op ge zegeld papier behoeven geschreven te worden. Het zegelrecht moet van die stukken worden voldaan o a. ai- vorens daarvan op eenige wijze, in een openbare akte ten behoeve van den houder, worde gebruik gemaakt, van welk laatste echter alleen sprake kan zijn, indien de openbare akte van het s'uk melding maakt. Tot nog toe golf de opvatting, dat niet anders dan op zegel kon worden gesolliciteerd. Menigeen moest een „Alles, dokter. Stiver Krübbe, dien voortreffeiijken man, heeft voor alles gezorgd". „Zoo willen we dan de doode in vrede laten rusten. Woorden maken niet weer levend, wat ons aan liefde is ontnomen. Kom mee naar mijne vrouw, mij dunkt wij blijven nog een poosje bij elkaar, ais u 't goed vindt. Het zou mij spijten, als u nu reeds heenging". ,,'t Is zeer vriendelijk, dokter, Ik wil graag blijven." „Kom, dat is best, mijnheer Ra ven", zei Hofman zichtbaar ver heugd, „en nu zal mijne vrouw voor een kop koffie zorgen". Met een vriendelijk lachje ontving Marianne de beide heeren in hare kamer, waar de koffietafel reeds ge dekt was. Spoedig werd een derde couvert klaar gezet en al heel gauw waren ze in levendig gesprek. „Wilt u werkelijk eenigen tijd hier blijven?" vroeg Marianne nieuws gierig. „Ik bestudeer land en volk, me vrouw. Mijn laatste roman speelt hier in Sleeswijk". (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1912 | | pagina 1