Het Stiefkind. Maandag 13 November Dit nifmiiisrbgslaatuit 2liladtii No. 268 1911 De Wedrennen. Feuilletons Brieven uit de flofsfad, 49e Jaargang. VLISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÊN van 1 —4 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Vsrschljnt dagelijks^ uifgesondsrd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. ftbormeffienis-ftduerfirifiëri op zeer uoordeelige «oerwaarden o o— Wij meenen niet ver van de waarheid 'e zijn, indien wij de onder stelling wagen, dat zelden een nieuws tijding met meer belangstelling zal ontvangen zijn, dan het bericht, dat de wedrennen zullen herleven. En dat zal reeds zeer spoedig tiet geval zijn want reeds op den 19an dezer maand zullen voor 't eerst weer wedrennen worden gehouden op Duindicht, onder Wassenaar bij den Haag. De geschiedenis dezer zaak in verpand met de nieuwe zedelijkheids- wetten ligt nog versch in't geheugen. De wetgever trof net bookmakers- bedrijf en trof tevens het wedden aan den totalisator, warrc'oor de wedren nen moesten geslaakt worden, orndat het niet mogeiijk was dezen zeer kostbaren vorm van sport op de been te houden alleen uit de entrées van belangstellenden in de paardensport. Reeds bij bet totstandkomen der zedelijkheidswirien heeft men voor speld, dat gemakkelijk een vorm zou worden gevonden, om de wedrennen zonder sirijd met de wet le doen herleven. Op zich zelf is dit geen aangename gedachte, omdat het 't gebrekkige onzer weigeving bewijs!. Onze wetten, vooral dergelijke, worden meestal gemaakt met het oog op bepaalde toestanden, die men wil veranderen en zijn. te weinig van algemeene strekkingwaarbij dan nog komt dat men in vele gevallen een zijdig en partijdig te werk gaat. Trouwens, toen de wetgever het wedden aan den toialisatcr onmogelijk maakte, was dit volstrekt niet met groote eenstemmigheidintegendeel was er iets van een gevoel van berouw te bespeuren en deed men zelfs nog een poging om op de zaak terug te komen, hetgeen toen natuurlijk niet meer mogelijk was. Men zag zeer goed in, te ver te zijn gegaan, omdat ae paardensport volstrekt niet alleen een vermaak is en zeer zeker een nuttige zijde heeftwant door de wedrennen wordt het aanfokken van een der edelste dieren aangemoedigd en tol meerdere volmaking gebracht. De boerenstand, voor zoover die zich met paardenfokken bezighield, profi teerde er van. Onze paarden zijn zeer goed, maar moetin gestadig veredeld worden, om aan de steeds hooger wordende eischen te voldoen. Nog altijd worden vele Nederlandsche paarden naar het buitenland verkocht o— 61.) Zichzelf vergelen, maar dat is ledig zijn van binnen en ik heb zoo'n hekel aan dat ledige God haat het ook, sprak Marie met een glimlach. Hij van Wien de Schrift zegt, dat hij geen ledigheid in Zijne werken duldt. Maar als wij Hem roepen om onszelven te vervangen, om onze kracht, onze zoet heid, onze vreugde te zijn. Half ongeloovig keek Clémence haar aan. En toch moest zij de waar heid spreken die geheimzinnige zaak was in haar voltrokken, omdat zij daar lag, glimlachend in haar lijden, verloren zooals zij zeide, in eene liefde, die haar heel in beslag nam en haar alles vergoedde. Ik ben nog niet in staat mij geheel aan Hem over te geven, sprak zij. Maar laat mij een weinig op u maar zooals de toestand nu is, zou men weldra in het buitenland moeten gaan koopen, een toestand die niemand van een economisch standpunt za! goedkeuren. Zij die opnieuw een poging wilden wagen om de paardensport tot bloei te brengen, zijn niet lichtvaardig ie werk gegaan. De vorm was spoedig genoeg gevonden en toen heeft men daarvoor het advies ingewonnen van eenige der uiinemendste juristen van ons land, teneinde de stellige zeker heid le krijgen dat men niet met de bestaande wet in botsing kwam. En dit advies is zeer gunstig uitgevallen. Men is zoo verzekerd van het wel slagen van het plan uit een wettelijk oogpunt, dat hoogstvermoedelijk zelfs geen poging zal worden aangewend om eene overtreding der wet te constateeren. En dat de onderneming bij het publiek in den smaak zal vallen is ook niet twijfelachtig. De Niamlooze Vennootschap, Landbouw- en Han delsbank te Amsterdam heeft besloten tot de uitgifte eener obligatielening met premie, waarin de deelneming voor velen riet te zwaar zal vallen. De obligaties dezer ieening zullen zijn van f 50, rentende 3 percent 's jaars men kan echter het stuk dadelijk in eigendom verkrijgen door de stor ting eener eerste afbetaling van f5. Men r.eemt dan ook deel aan de uitlotingen en kan dus ook de premiën verkrijgen. Later kan men de overige f 45 betaler, heizij in termijnen, hetzij in eens. Wanneer men ten slotte de obligatie gehee) betaald heeft, dan bazit men een gewoon 3 percents rent?gevend premieiot. De prtmietrekking verschilt echter van die bij andere leeningen van dien aard. De premie wordt namelijk uit gekeerd naar de Ierter, aangegeven naar het bij de wedrennen winnende paard, om welke reden de obligaties in verschillende series verdeeld zijn. Een voorschrift op welke wijze de uitioting van premies bij obligatie- leeningen moet plaats vinden, bestaat niet. Voor degenen die een aandeel in deze obligatieieening koopen is dus geen meer of minder hazardspel verbonden, dan in elke andere obligatie-leening, waarin zij aandeelen koopen. En nu de voordeelen. Het op de obligatie gestorte bedrag draagt van af het oogenblik der storting zooals gezegd 3 percent rente's jaars, welke echter niet wordt uitbetaald voor het bedrag van f50 geheel is volgestort. Wanneer het paard, dat in het jaar van uitgifte der obligatie onder de zelfde irtter heeft geloopen ais de klasse-leiter, der obligatie, in de cour- se die hetzelfde rommtr draagt als het serienummer der obligatie, door het rencomité als eerstaankomende steunen, terwijl ik hier ben en houd een beetje van mij in plaats van hen, wier liefde ik niet heb kunnen ver overen. De deur werd driftig opengeworpen. Wat is dat, riep mevrouw Liévin met zichtbare teleurstelling uit, zijt gij daar en hebt gij alleen met Marie kennis gemaaktIk wilde haar nog wel helpen opstaan om u te ontvan gen en haar een mooie witte huis japon aantrekken, die Jeanne voor haar gemaakt heefiWant zij heeft eene voorliefde voor witte wol len japonnen, voegde mevrouw L'évin erbij op een toon, die de critiek lo genstrafte, welke in hare woorden doorschemerde. Ik heb haar reeds op het voor- deeligst gezien en ik houd zooveel van haar, alsof ik haar reeds lang kende, sprak Clémence met geestdrift. -- En gij hebt over haar geschreid, goedhartig als gij zijt, hernam de moeder met bevende stem. Maar ge loof mij, verspil uwe tranen niet, zij is gelukkiger dan wij en zelfs dan gij, denk ik, hoe verwend en gekoes terd gij ook moogt zijn. Uw oom, die meende, dat gij sliept, is naar in die course is aangewezen, wordt aan den houder der obligatie een premie uitgekeerd variëerend tusschen ten minste elf percent der nominale waarde van de obligatie en ten hoog ste het dubbele daarvan. De kooper der obligatie, die daarop 10 pet. heeft gestori, verbindt zich om de ontbrekende 90 pet. bij de b^nk vol te storten in hetzelfde ka lenderjaar, waarin de 10 pet. zijn gestortbij gebreken waarvan de rente niet uitbetaald wordt. Onder course worden alleen verstaan courses welke op de banen in Ne derland worden geloopen, onder de reglementen van de Nederlandsche harddraverij- en renvereeniging. De wijze waarop de geheele zaak is ingericht, de betrekkelijk slechts geringe kansen van winst welke wor den voorgespiegeld, doen eigenlijk alle gedachte aai wedden en spelen in het niet verdwijnen. Kan op die wijze inderdaad een goed doel worden bevorderd, zonder herhaling van de nadeeien die men vroeger duchtte of van andere nadeeien en het wil ons inderdaad voorkomen dat dit het gevai is, dan kunnen wij de herleving der wedrennen zeker niei betreuren. Hoogst vermoedelijk zal de gekozen vorm aan zeer velen niet voldoen, juist omdat te weinig sprake is van spelen, met de kans op dadelijk voordeeldoch dit achten wij de beste aanbeveling. Men zal loch niet kunnen beweren dat vere deling van het paardenras bij den speler op den voorgrond staat. De bekoring van het spel zelf is voor hem alles en daarvan is bij den nieuw gekozen vorm geen sprake. Toch zijn wij overtuigd üat de on derneming zeer goed slagen zal en dan leidt her geen twijfel of de Ne derlandsche wedrennen zullen op nieuw ontbloeien en dan, van de nadeeien ontdaan, zich van lieveriede uitbreiden en een goede toekomst tegengaan. Open brief aan „Theo" van het Nieuwsblad „Vooruit". In het „Groene" Nieuwsblad „Voor uit8, trekt „Theo" te veide tegen mijn laatsien brief uit de Hofsfad. U moet dan weten, dat „Theo" in dat blad de „bloem" der Haagsche brieven bijeenvat tot een respectabel artikel onder den titel van „Bloem lezing". En tot die bloemen behoor „ik". „Ik" Dixi bij de gratie van mijn hoofdredacteur, leverancier van Haag sche brieven. Hoog vereerd Theo, hoog vereerd. Maar voor 'km;t U, hooggeachte collega Theo, van gedachten gawis- het gemeentehuis gegaan zonder u te durven roepen. Nu vraagt Jeanne,of zij u naar den Gouden Leeuw wil brengen, het is tijd, oyer een uur gaat de trein. Dan ga ik dadelijk mijn hoed opzetten. Zij omhelsde Marie, deed haastig een warmen mantel om en kwam in den gang bij hare nicht, die op haar wachtte, fatsoenlijk gekleed, maar veel minder fijn dan Justine, dacht zij. De blinden van den winkel waren open, maar hoewel Clémence op dit punt eene nieuwsgierigheid, gemengd met afkeer voelde, had zij geen tijd om op dit oogenblik binnen te gaan. De Gouden Leeuw was dichtbij. Men bracht de twee jonge meisjes in een klein zaaltje en een oogenblik later kwam Justine binnen, een beetje aangedaan. Hare ontroering belette haar niet een nieuwsgierigen blik op Jeanne te werpen en zich te vragen, wie dat wel wezen kon. Mijne-tante houdt mij bepaald, Jusiine, sprak Crémence op beslisten toon. Gij kunt dadelijk vertrekken Ik hoop, dat gij een bse'je uitgerust Zij!? selen, staat gij mij toe te vragen wie gij toch zijt. Heet gij kortweg Theo, ot zijt gij Theodorus, Theofile, Tneo- derik, Theoloog, Theosoof, Theocraat, Theocritus, Theodatus, Theodolies, Theodosius, Theognis, Theophraslers of wel Tiiec-o f koffie of ten slotte Theofakkel Nu dan, Theo, die misschien ook we! km zijn, 'kweet het nat, een navolger van den grrrooten „Theo, van Theo klets", Theo paljas vind dat ik de dames, onze schoone Haag sche dames, les belles de la Haye, te veel afkam, en daartegen trekt hij te velde en zal daarmede, wat'k voor hem hopen mag, dus in de „gratie" der Haagsche „betere" en „duurdere" helft komen 1 Theo zegt dan, dat 'k fantaseer, den veel besproken „duim" bespeel, en om dat ta bewijzen, doet hij een ferme greep uit mijn artikel en laat er zijn lezers en lezeressen van smullen. Ik durf gerust zeggen „smullen", 'i is heusch niet pedant, want als zij er niet van zouden smullen, welaan dan had Theo mij niet uitverkoren een plaats in te nemen in zijn artikel. Maar o, Theo, o Theo, gij hebt ten eerste niet goed gelezen, datgene wat mijn pen wrochtte en tweedens hebt gij een viezigheidje uitgehaald, door waar gij uw knip knip hebt gebruikt, gij mijn stroo-verhaal, de pair woor den 'tls misschien wat sterk gezegd buiten uw krtip-sfeer hebt laten vallen. Zie dat spijt mij voor U Theo, want 'khad gedacht dat gij een eerlijk man waart. Gij hebt nog niet goed gelezen Theo omdat waar gij eerst van mij over neemt, het stukje waarin ik den win kelier schuldig verklaar aan verkrach ting van weersverandering, gij later zegt, dat ik de dames de schuit geef. Wat is nu duidelijker als ik rechtuit, tech'aan zeg: „En om wien gebeurt al deze on zin, om wien loopen de dames itt September, als je schier smelt van de warmte, als een klein stukje ijs met grof geld betaaid wordt, om nie mand anders dan den winkelier en om den naijver" dat ik dan den winkelier de schuld geef van al den mode-onzin welke er in onze hoog-geprezen residentie plaals heeft? En heb ik 't niet meerdere malen in mijn brief gezegd, dat de winke lier schuldig is in casu Foei Theo, foei, foei en nogmaals foei, gaat heen en schaam U. Ga terug naar Uw onderwijzer en vraag hem of gij uw schoolgeld terug moogt hebben. Misschien zegt hij dan wel „Theo, jongen, 'k heb 't altijd wel ge dacht, dat 't eens zoo met je af zou loopen, maar 't schoolgeld teruggeven, dat gaat niet, daarvoor hebben wij genoeg met je uitgestaan." Ia het geheel niet, juffrouw, sprak de kamenier op klagenden toon Ik dacht dat ik niet voor morgen zou vertrekken. Gij kunt u te Parijs ophouden, Hebt gij daar geen broeder? Het gelaat van Justine klaarde op. Ja, juffrouw Dus mag ik bij hem gaan overnachten - Ik geef u zelfs verlof om daar twee dagen te blijven, omdat ik toch uw dienst niet behoef. Duizendmaal dank juffrouw, u is wel goed Heeft de juffrouw een kamenier bij mevrouw hare tante? voegde zij er met eenige aarzeling bij, terwijl ze naar J aanne keek, die op hare beurt haar met belangstelling beschouwde. Neen, sprak Clémence rustig, mijne tante heeft geene kamenier; maar ik was gewoon om mijzelve te kleeden in het klooster en ik kan heel goed voor een paar dagen hulp missen. Zij opende hare portemonnaie, gaf Justine geld en terwijl ze haar nog eens op het hart drukte toch op den trein te letten, liet zij haar over aan de spijt om alleen te moeten vetriekken en aan ae vreugde haar Aan 't slot van zijn strafrede vraagt Theo, heel belangstellend en toch weer o zoo naief, of een of meer Haagsche dames mij soms een blauw- tje hebben laten loopen. Och wat een belangstelling, wat een mee leven met mij. Maar zie Theo, daar vraagt gij de boeren de kunst af. Stel echter gerust, uw vraag had evengoed achterwege kunnen blijven, tenminste, als gij alweer mijn brief goed gelezen hadt. De brief toch handelde over den tijd, dat 't warm was en hebt gij, die toch ook zijt pers-man, ooit gehoord, van blauw- loopen in 't warme jaargetijde. Blauw wordt men alleen ais men lang in de koude langs's heeren straten fl meert, maar bij een warmte als in Septem ber, neen dan wordt men hoogstens vuurrood vai da hitte en van de inspanning, ik tenminste heb nooit gehoord, dat iemand, die lang in de gloeiend heete zon liep, blauw was geworden, zich blauw liep,een blauw tje had geloopen. Nog eens Theodurus, of Theo fakkel, ik ben U dankbaar, dat gij mij waardig hebt gekeurd een plaatsje in uw gewaardeerde bloemlezing in te nemen, naast andere groote man nen, als Kiekjesman en Kiekeboe, naast mannen, groote mannen onge twijfeld, zooals ik, die schreven over de residentie en haar inwoners en ik za! 't artskei, a'thans het fragment er uit, hetwelk gij aan mij gewijd helst, bewaren en dan later, zal ik tegen mijn kinderen zeggeu,; Zie, neem een voorbeeld aan je vader, die stond a! in 't groen in de „groene" „Vooruit" en dat hs^ft ie aan Tneo te danken. Eu tenslotte Theo, twee joodjes weten wat een bril kost. Ik heb U aan copie geholpen, want al zegt gij nu ook „'k heb toch copie genoeg", dat kunt gij niet meenen, anders hadt gij U niet eens de moeite getroost uw schaar voor mij ter hand te nomen en hadt gij niet rond 68, zegge acht.en zestig regels aan mij besneed, 'k heb U eenige aangename oogenblikken bezorgd, toe bewijs mij nu eens te gelegener tijd een wederdienst en waarschuw mij eens ais gij iets de gelijks hebt, mooie stof en 'k zal er dankbaar gebruik van maken, daar kunt gij van op aan. Schrijf nog veel, heel veel over mij, dan doet gij een goed werk waarvoor ik U altijd dankbaar zal blijven, „vanwe gens de recommandatie". Theo, jongen, ik groet U, ik dank U voor de stof welke gij mij bezorgd hebt, stof tot schrijven en stof tot lachen. En als gij behoefte hebt een praatje met en over mij aan te krtoopgn, klop dan maar aan, ik zal U gaarne, van harte gaarne, met open armen ont vangen. En als gij mij dan op mijn gelaat broeder weer te zien en twee dagen te Parijs te mogen doorbrengen. Wat een nette kameniersprak Jeanne met bewondering. Als ik in uwe plaats was, zou ik haar geen dienst durven vragen, Clémence begon te lachen. Er is bij ons thuis eene dienstbode met ronde muts, sprak ze, voor wie gij nog veel meer eerbied zoudt hebben. O, hoe akelig 1 voegde zij er zuchtend bij, alsof die uitroep haar verlichtte En zult gij het wezenlijk zonder kamenier doen, Clémence? Waarom niet! Ik wil u nog wel helpen. Gij moet mij vergunnen om bij u in den winkel te blijven Ik wil alles doen, wat mijne arme mama deed. O, zij hield niet van den winkel, sprak Jeanne argeloos. Tenminste dat heb ik altijd van papa gehoord. Zij was zeer voornaam. Papa zegt dat Marie op haar lijkt. Marie 1 o zou dat waar zijn! riep Clémence uit. Maar laten wij binnengaan, lieve, ik mbst toch alles zien (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1911 | | pagina 1