Het Stiefkind.
No 262
1911
Maaiula,
November
Dit nummarbestaaiuit 2 btadei
Verborgenheden.
Feuilleton.
Brieven uit de Hofstad,
49e Jaargang.
VLISSIiNGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTlEN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks., uitgezonderd o
p
m Pessidagers.
Vreeselijke geschiedenissen waren
het, die men ons voorheen opdischie,
omtrent de geheimenissen onzer groote
steden. De „Mystères de Paris" was
indertijd een beroemd werk. Daar
naast werd een eereplaats gegeven
aan de verborgenheden van Londen
en, in engeren kring, ook aan die van
Amsterdam. Voor de jeugd waren die
boeken allerminst geschikt, hetgeen
niet wegnam dat de jeugd ze toch ook
wel machtig wist te worden. Wat
hebben wij, als jongens, in stilte,
menigen nacht gebogen gezeten over
de uitgaaf in negen deelen van de
„Juif errant" van Sue, een neefje van
de Mystères de Paris
Voor onze kennis van de Fransche
taal was dat misschien nog zoo kwaad
niet, maar overigens Historisch
getrouw waren dier boeken allerminst
en verder uitnemend geschikt om de
verbeelding op onnatuurlijke en niet
altijd even onschuldige wijze te
prikkelen.
Dit alles neemt niet weg, dat er
inderdaad verborgenheden bestaan,
b.v. verborgenheden van Amsterdam
maar ons is het er allerminst om te
doen om die op zich zelf toch al zoo
treurige toestanden in fantastische en
sterk overdreven verhalen te belicha
men wel om er meer nauwkeuriger
kennis van te bezitten en op grond
van die wetenschap naar ons vermo
gen mede te werken tot bestrijding
van menig maatschappelijk kwaad.
in dat opzicht is onze tijd nuchterder
cn practischer, maar dan ook vrij wat
gezonder en nu en dan kunnen we de
eene of andere pennevrucht op dat
gebied van harte welkom heeten. Zóó
tok het werkje „Duister Ams'erdam",
geschreven door den heer BateP,
oud-hoofdinspecteur der recherchp.
De recherche in 't algemeen en de
Amsierdamscbe in het bijzonder,is een
hoogst nuttige afdeeling der met het
opsporen van misdrijven belaste
politie, 't Gaat bij haar niet zoo zot-
toevallig toe als in de boeken waarin
de zoogenaamde Wilsons hun helden
daden vertoonen het is alles waarheid
wat wij van haar te weten komen. Zij
vindt niet alle misdadigers en ontdekt
niet alle misdrijven langs de duistere
en schier onnaspeurlijke paden die zij
vooridurend voigtmaar zij breidt
steeds haar kennis uit van die kron
kelgangen in het onderste deel van
het maatschappelijk raderwerk, waarin
55.)
Ik dacht zoo dikwijls aan de fa
milie mijner moeder.
Het gelaat van mevrouw Liévin
betrok weer.
Het komt mi] voor, sprak zij
nu weer koel, dat gij dat wel eens
badt kunnen toonen, ai was het maar
door een Nieuwjaarsbrief aan uw
oomlk spreek niet van mijzelve,
voegde zij er bitter bij.
Clémence reikte haar de hand.
Ja, ik beken mijn ongelijk
Maar niemand zeide, dat ik het doen
moestIk was op kostschool,
mijn vader is altijd ziekVer
geef het mij maar, ik was zoo biij,
dat ik komen kon i
Mijnheer Liévin keerde zich half
om, om met de hand over de oogen
te strijken. Jeanne ging naast haar
Kitten en hare moeder slaakte een
de boozen hun duister werk verrichten
en beveiligt steeds meer de maat
schappij in het a'gemeen voor de
aanslagen der kwaadwilligen.
Wij zouden het werk van den heer
Bateïl, met de noodige omzichtigheid,
wc! gaarne in ieders handen wen
schen want het is bij uitstek leerzaam,
daar het uitsluitend waarheid bevat,
maar een waarheid waarvan bij velen
een genoegzame kennis ontbreekt.
Wij zouden dat wenschen, niet
uitsluitend omdat het zoo bijzonder
aardig is, eens wat meer te weten van
het verborgen leven eener wereldstad
maar omdat dit verborgen leven
geenszins uitsluitend tot de wereld
steden beperkt is, maar wel degelijk,
zij het dan ook in mindere mate,
overal nawerktomdat de maatschap
pelijke zonde overal zijn vertakkingen
heeft, overal haar verleidelijk net
uitwerpt en de geheele samenleving
er den invloed van moei ondervinden.
Wij zouden uit het merkwaardige
boek heel veel kunnen verhalen, maar
dan over vrij wat meer ruimte te
beschikken moeten hebben dan ons
ten dienste staat. Trouwens, daarmede
zouden we misschien het genot be
derven van hen die zich de lezing
ervan in zijn geheel voorstellen.
Enkele opmerkingen, waartoe het werk
ons, behalve het boven reeds geschre
vene aanleiding geeft, mogen daarom
hier wel volgen.
In de eerste plaats wil het ons
voorkomen, dat de ontwikkeling van
het politiewezen in deze een onmis
kenbaar feit is en dit is een groote
gerustheid voor de maatschappij. Het
kwaad bestaat, woekert voort en
vertoont zich telkens in nieuwe ge
daantenmaar toch niet weer in die
afzichtelijke vormen van voorheen.
Geheele wijken, van moord en roof
levende en waarin ook de openbare
macht steeds aan de grootste gevaren
blootstaat, vinden wij niet meergeen
holen meer waarin men, om vuil
gewin, niet tegen een misdaad opziet
en waarin arglooze, ofschoon lang
niet onschuldige bezoekers, op ge
heimzinnige wijze ondergaan.
In verband daarmede moeten wij
er - het is niet voor de eerste maal
den nadruk op leggen, dat de zonde
altijd hare slachtoffers vindtm.a. w.
er worden altijd menschen gevonden,
die vrijwillig in het gedrang komen
of te zwak zijn om aan de verleiding
weerstand te bieden, ai weten zij, dat
zij zich in.'duizend gevaren begeven.Wij
weten zeer goed wat het gevoig kan
wezen van een avond van beschonken
gezwier in een danshuismaar wij
weten ook dat, wat in het groote waar
is, ook opgaat in het kieine. Tegen
woordig staat het vast dat het meeste
gevaar dreigt van iieden, die onuit
puttelijk zijn in allerlei gesiepen mid
delen en ingewikkelde streken om
zucht van verlichting.
U vergeven! Ja, waarlijk, dat
heb ik al gedaan, sprak zij open
hartig. Om u de waarheid te zeggen,
ben ik niet in mijn humeur sinds
gisterenavond. Denk eens aan zoo
weinig tijd te hebben om een kamer
voor u gereed te maken En
nog zult gij er slecht op uw gemak
zijn Misschien kendet gij onzen
stand niet en het spijt mij zeer, dat
gij hier groote, verschrikkelijke te
leurstellingen zult ondervinden.
Weineen, geen enkele, ais gij
maar een beetje van mij wilt hou
den, sprak Clémence met die geest
drift, die haar zoo bekoorlijk maakte.
ik weet, dat gij niet rijk zijt
wat geef ik daarom Wij zijn naaste
bloedverwanten en ikwilde zoo
graag het huis zien, waarin mijne
moeder heeft geleefd
Hare stem begaf haar. Jeanne keek
haar met eene mengeling van vrees
en verrukking aan. Mevrouw Liévin
scheen voldaan en haar echtgenoot
weende.
Komaan, sprak zij, zich met
ongeduld naar hem wendend, dat is
eene mooie ontvangst voor uwe
TELEFOONNUMMER 10.
geid los te krijgen en den inhoud van
onze beurs ir< hun zakken te doen
overgaanmaar het is even zeker dat
dit gevaar, hoe overal verspreid ook,
iot een minimum wordt gereduceerd
wanneer wij ons nooit, onder weiken
naam of voorwendsel ook, met die
lieden of wat van hen afkomstig is,
inlaten.
In dit opzicht staat het vast dat
de veie onverschilligen, onwetenden
en zwakken, de taak der politie bo
venmate verzwaren, een taak die in
derdaad hoogst ondankbaar is. Ais er
zoovele vrijwillige slachtoffers niet
bestonden, dan zou het weinig moeite
kosten om hef kwaad te bestrijden en
zou er eigenlijk van ai dat „duister"
geen sprake behoeven te zijn want
de werkelijke misdrijven, die zich ook
in de meest beschaafde samenleving
kunnen voordoen en steeds zullen
voordoen zoolang de menschen en
hun hartstochten en gebreken er zijn,
die hebben daarmede eigenlijk niets
uitstaande.
Daarom onderschrijven wij zeer
gaarne den lot, reeds van andere zijde
den heer Batelt toegekend, dat zijn
boek leerzaam is voor wie leeren wil
en nu weten wij zeer goed, dat het
onvolmaakte in de maatschappij voor
een groot deel daarvan het gevoig is,
dat men niet wil leerer,maar toch
is het ook waar dat iedere goed ge
meende en goed geslaagde poging
om de menschen te herinnaren aan
wat er op de wereld te koop is en ze
op die wijze tevens te wijzen op hun
plicht en verantwoordelijkheid, hun
plicht vooral om door eigen leer en
leven ten goede mede te werken, op
onze hoogste belangstelling aanspraak
mag maken.
Wij wenschen het boek in veler
handen en meenen dat het daaraan
niet ontbreken zal, want zelden is
een werk meer eenstemmig geprezen.
Het is, om zoo te zeggen, de rijpe
vrucht van een lang en welbesteed
leven.
Onze residentie wil meedoen in 't
wereldspel, wil een stem in't groote
wereidpariement uitbrengen, als 'i
kan zeiis twee, wil groot doen.
Nu, in éen opzicht is onze stad
groot, ais men 'twei groot noemen
mag, nl. in de liederlijkheid, in de
gemeenheid.
Daar is niet één plaats in ons land
waar 't onkruid, de kanker der maat
schappij de ontucht zoo hoogtij
viert als in onze hofstad.
Zeker, overal zijn slechte toestan
den, overal heerschen wantoestanden,
maar of dis verschrikkelijke, niet ge
noeg te bestrijden toestanden overal
zoo ernstig zijn, zuik een brutaal-
nichtHet huis zal toch niet vroo-
lijk voor haar zijn en ais gij aan
uwe sentimenteeie buien toegeeft,
schiet er niets voor haar over dan
weer in den trein te stappen en naar
huis te gaan.
Mijnheer Liévin nam heimelijk zijn
zakdoek, Jeanne, die aan de uitval
len harer moeder gewend scheen te
zijn, leek niet bewogen. Maar Clé
mence gevoelde eene mengeling van
verontwaardiging, medelijden en ver
legenheid.
Komaan, warm u, hernam me
vrouw Liévin en zet uw hoed af.
Gij moet een kop heate koffie drin
ken en dan naar uwe kamer gaan....
Een oogenbiik daarna bevond
Clémence zich, nog versuft door
zoovele verschillende aandoeningen,
in een grooten leunstoel met een
voetenbankje onder hare voeten
haar oom en ta.Je keken haar aan,
zonder te weten wat zij moesten
zeggen, terwijl Jeanne bezig was om
een kop koffi e met eene boterham
uit eene nabijgelegen keuken te
halen.
Clémence voelde zich slecht op
haar gemak. Zonder dat zij het voor
Abonnemerris-flduerfentiSn op sear uoerdeelig® voorwaarden
ernstig aanzien hebben, wij zijn zoo
vrij het te betwijfelen. Reeds her
haaldelijk deed 's Gravenhage den
volke versteld staan door haar in
trigues waar een luchtje aan was en
met 1 januari dreigt de stroom van
prostiluée's, enz. enz. nog toe te
nemen, tot giooi gevaar, tot vermeer
dering eigenlijk van 't gevaar voor
heel wat jongelui.
't Is op 't moment waarempel al
erg genoeg. Als fatsoenlijk mensen
kan men 's avonds als 't wat iaat
begint te worden, stellen wjj laat op
een uur of elf, niet rustig overstraal
ioopen, zonder door een of andere
vrouw van verdachte zeden te wor
den aangesproken. De brutaliteit dier
schepsels gaat zeifs zoo ver, dat ze,
als je ze geen antwoord geeft, heei
getroost een kwartier iang je aan
klampen, of blijven aanklampen, om
dan ten slotte, als je ze op een min
of meer onvriendelijke wijze bejegent,
een woordenvloed uit te braken, die
je door merg en been gaat, je bijna
't bloed in de aderen doet stilstaan.
Maar nauwelijks is men van num
mer één verlost, of daar komt num
mer twee enz. enz. en niet zelden
heb je 't dozijn voi als je je huis
sleutel te voorschijn haalt.
En dit is nog slechts alleen op
straat, gezwegen van de treurige toe
standen die bestaan, waar men nooit
iets van te zien krijgt en die toch
eigenlijk, juist omdat ze niet in 't
openbaar geschieden, 'nog veel ern
stiger zijn, nog veel en veel moei
lijker zijn uit te roeien.
Nu is 't waar, dat in de laatste
jaren de politie met ongekende streng
heid is opgetreden tegen den onboud-
baren toestand, dat de z.g. goedge
keurde huizen van ontucht, waar
beware, de inwonenden gecontroleerd
werden, zelf verdwenen zijn, doch
daartegenover staat, helaas 't is maar
al te zeer waar, de toeneming van
een nog veel en veel erger kwaad,
nl. dat van de clandestine prostitutie.
De politie staat daar machteloos
teg®n, vandaar 'i feit, dat vrouwen
die een dergelijk „bedrijf" uitoefenen,
hoe langer zoo brutaler zijn gewor
den, de. politie zelfs sarren en tarten.
Nu loert men weliswaar op deze
vrouwen, doch de politie erkent 't
zelf er is zoo goed ais niets tegen
te doen.
En heel, heel veel jongelui, veel
belovende menschen in de maat
schappij, jongens eigenlijk nog met
heldere koppen, gezond verstand,
zijn heiaas de slachtoffers geworden
van deze toestanden. Ik ken ver
scheidene jongelui, vooral studenten,
die door zich over te geven aan
dergelijke vrouwen, zich zoowei mo
reel als maatschappelijk „er onder"
hebben gewerkt, nu reeds gebroken
zijn, mede door de verschrikkelijke
zichzelve bekennen wilde, scheen
mevrouw Liévin haar verschrikkelijk
toe en zij sidderde bij de gedachte
aan hare uitvallen. Zij deed zich
echter veel geweld aan en begon
over hare reis te spreken,
Komt uwe kamenier ook hier?
vroeg mevrouw Liévin eensklaps
Jusiine scheen haar als een schrik
beeld te vervolgen.
Dat is volstrekt niet noodig
ik heb gezegd, dat zij mijne orders
af moet wachten en als gij mij naar
het hotel wilt brengen, waar zij is,
zal ik haar onmiddellijk wegsturen,
Hm 1 Uw oom moet ora acht
uur naar het Gemeentehuis en de
oude vrouw, die hier het grove
werk verricht, is niet geschikt om
iemand als u te begeleiden
Jeanne zal het wel doen.
Dus, sprak Clémence. terwijl
zij beproefde te glimlachen, hoewei
hare geestdrift sterk bekoeld was,
gij wiit mij wel een paar dagen
houden
Zeker, lieve, ik vrees slechts,
dat gij er spoedig genoeg van hebt.
Och, moeder, riep Jeanne uii,
die klaarblijkelijk eene groote be
geldzorgen, weike zij zich op den
"hals hebben gehaaid.
Zij zijn hun siudies begonnen, als
opgewekte, snuggere kérels, voi
levenslust, voi energie en van hen
is niets anders geworden, dan fut-
looze wezens, zonder levenslust, ge
bukt gaande onder de zorgen, waarin
zij zich steeds dieper werken.
Wat heel dikwijls de oorzaak is
van den val van zooveel jongelui
„De Tijd" zei het eenige weken ge
leden zoo terechthet onoordeelkun
dig huren van kamers, 't Lijkt zeker
groot, te kunnen zeggen 'k woon op
kamers en de jongens huren er op
los, huren maar raak en kijken niet
wat zij huren en waar. Zoo komt
't, dat er „hoopjes" jongelui zijn, die
pas te iaat inzien, dat zij ergens
beter niet hadden kunnen komen, die
als zij zich tot de ooren in de schul
den hebben gestoken, ten einde raad,
zich tot menschen gaan wenden, die
eigenlijk niet waard zijn „mensch" te
heeten en die men met recht „woe
keraars" noemt. En deze paria's der
maatschappij, deze woekerplanten,
schimmelplanten eigenlijk, trekken
eerst een bedenkelijk gezicht, schud
den 'r hoofd, laten hun slachtoffers
een paar maai terug komen opdat zij
maar goed hun afhankelijkheid zullen
voelen, doen dan bijzonder liefdadig
en de jongens zijn „geknipt." Zij
krijgen dan geld, ja zeker, maar vraag
niet tegen welk een enorme hooge
belooning50 pet. en meer, zelfs
100 pet. moeten de domme schapen
dan betalen. Per jaar dunkt U Per
maand, 'lis ontzettend, in 1 maand
maken die „moordenaars", want beter
naam zijn zij niet waard, de onge-
iukklgeu tot geslachte varkens. En
dient 't ongeluk, dat de schuldenaars
een maand b.v. niet in staat zijn hun
renten alleen maar af te lossen, zie
dan komen zij opspelen, vloeken zelfs
en dwingen zoo hun slachtoffers een
nieuw bewijs te teekenen, waarbij
niet zeiden de grondsom op papier
wordt verdubbeld, terwijl zij dan niets
in handen krijgen.
Maar terzake, wij hadden 't over
het huren van kamers. Nn dan, ais
men een advertentie in een der
plaatselijke bladen plaatst, voor een
kamer, dan krijgt men brieven bij
tientallen, waarin er uitdrukkelijk op
gewezen wordt, dat de bedoelde ka
mer geheel vrij is, wat beteekent, dat
men er kan doen en laten wat men wif.
Ik kreeg bij toeval zoo'n advertentie
in handen en toog eens naar 't be
doelde huis.
De juffrouw was erg vriendelijk.
Alles was heel mooi en goed en om
haar kamer nog meer aan te prijzen
voegde zij aan haar woorden toe:Ja
ziet U eens, wij zijn heei fatsoenlijke
menschen, maar je inoet de jongelui
toch wat gunnen en daarom kan
wondering voor hare schitterende
nicht koesterde, als het mooi weèr
is, kunnen wij Clémence amuseeren,
Wij kunnen naar Rijssel, Boulogne,
de abdij van Saint Romain laten zien
en dan kunnen wij naar het strand
gaan.
Het jaargetijde is mo@i voor
het strand Maar ais zij zich verveelt,
zal ze het wel weten te zeggen.....
Belieft gij geen koffie meer? Neen?
Welaan, wijs haar dan hare kamer
maar, Jeanne.
Clémence gevoelde eene plotse
linge verlichting bij het denkbeeld,
dat zij alleen zou zijn en in vrijheid
hare indrukken kon nagaan, die nog
zoo verward waren.
Het was nog geen dag, Jeanne
stak eene kaars aan en liep hare
nicht voor op eene nauwe, onge
makkelijke trap vervolgens opende
zij een deur op de eerste verdieping,
De logeerkameruwe ka
mer, sprak zij een weinig hoogdra
vend.
(Wordt vervolgd)