Het Stiefkind.
Zaterdag
28 October
Feuilleton*
No 255
49e Jaardaeg.
1911.
BINNENLAND,
VAN DEN HAK QP DEN TIK.
VLISSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ÊNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Oroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagslijksf uitgezonderd op Zon- en Feestdagen,
TELEFOONNUMMER 10.
Hbormements-ftduerfenfiën op zmr uoordeeiige uoonoaarden
Tweede Kamer.
Gisteren werd voortgezei de be
raadslaging over het wetsontwerp tot
wijziging der Militiewet en wel
over artikel 4, betreffende de grootte
dei lichting en verdeeling der inge-
lijfden, met de daarop voorgestelde
amendementen.
Minister Colijn kwam op tegen
kritiek van den heer Troelstra op
het stellen van een portefeuille-quaes-
tie voor een zaak als de instelling
van het instituut der militaire werkers.
De minister sneed hiermede geen
overleg met de Kamer af, maar de
Kamer kwam met geen deugdelijk
equivalent. Beslist ontkende de mi
nister dat door de aanwijzing voor
militaire werkers, er op de miliciens
een brandmerk wordt gedrukt. Dit
wordt we! gedaan Öoor de oppo
sitie, door haargeheele onjuiste voor
stelling van dat instituut. Minister
Colijn wees beslist als onaannemelijk
at, alie amendementen, die beoogen
vermindering van het contingent. Ook
handhaafde hij het onveranderd in
stituut der militaire werkers, echter
piechtig belovende krachtig te zuilen
streven om hun diensttijd korter te
doen zijn dan 14l/s maand.
De heer Lohman verklaarde bij
nadere beschouwing niets tegen het
instituut der militaire werkers te heb
ben, waarin niets onwaardigs gelegen
isiedere opdracht, welke ook, aan
dm soldaat, is even eervoi, zei de
heer Lohman. Spreker trok in 't
amendement' Van Veen c. s. om de
bepaling betreffende militaire werkers
andets te redigeeren. Voorts repliceer
den de heeren Marchant, Heisdingen,
Van Doorn, Ter Laan en Thomson.
48.)
Gij wordt weer heftig, mijne
dochter.
Zijn toon was nu ijskoud.
Gij wordt weer heftig en ik zal
verplicht zijn u het zwijgen op te
leggen. Isabella is misschien een
beetje streng, maar dat is in uw be
lang. Zij zou van u houden, als gi
u anders tegenover haar gedragen
hadt
Zij is juist van begin af san
koud en minachtend geweestriep
Clémence uit, terwijl haar oogen op
nieuw vol tranen kwamen.
Zij heeft mij ten allen tijde veel
toegenegenheid betoond, hernam mijn
heer Fonsolles, zonder dat hij dit
scheen te verstaan, haar huis is een
ware toevlucht geweest in mijn on
geluk en haar gezelschap, zoowel
als dat van haar echtgenoot, zcu ik
Laatstgenoemde drong er bij den
minister op aan om in de wet vast
te leggen, dat militaire werkere 8lU
maand moeten opkomen, doch zoo
noodig 147s maand gehouden kun
nen worden en voorts, dat zii even
veel herhalingsoefeningen zullen heb
ben a!s anderen.
Minister Colijn interrumpeerde, dat
dit laatste reeds overwogen wordt.
Het amendement Ter Laan, om
niet over te gaan tot uitbreiding van
het contingent der militie, werd ver
worpen met 60 tegen 25 stemmen.
Tegen stemden de rechterzijde
(behalve de heer Janssen) en van links
de heeren De Jongh, Dolk, Tydeman,
De Beaufort, Eland, Van Karnebeek,
De Kanter en Van Doorn.
Voor stemden de overige leden der
linkerzijde en van rechts de heer
Janssen.
Het tweede amendement Ter Laan,
om niet over te gaan tot instelling
van militaire werkers, is daarop met
56 tegen 29 stemmen verworpen.
Tegen stemden de geheele rechter
zijde en van links de heeren Eland,
Tydeman en Van Karnebeek.
Tenslotte beeft de Kamer het ge
heele artikel, bevattend de uitbreiding
van het contingent tot 23,000 man
en de instelling van 1500 militaire
werkers, met 57 tegen 26 stemmen
aangenomen. Alle tegenstemmers be
hoorden tot de linkerzijde.
Lichting Nationale Militie 1912.
Bij Kon. besluit van 6 October jl.
is bepaald, dat van de lichting der
militie van het jaar 1912, die 17,500
man bedraagt, 12.300 man ter volle
dige otferiirg en 5200 lot kortere
oefening zullen worden ingelijfd. Van
de ter volledige oefening in te lijven
manschappen worden 400 bestemd
voor den dienst ter zee.
Het aantal voor de provincie Zee
land bedraagt 694 man waarvan 488
ter volledige en 206 tot kortere
oefening zuilen worden ingelijfd.
Be'alingen gestaakt.
De Tilburgsche Industrie en Han
delsbank heeft haar betalingen ge
slaakt. Het deskundig onderzoek
heeft aan het licht gebracht, dat de
directeur Bidez met medewerking van
den boekhouder Bertens, een bedrag
van f 130.000 verspecuieerd en f 1500
aan kasgeld niet verantwoord heefi.
De heer Bidez, iemand van Belgische
afkomst, is naar zijn vaderland ge
vlucht. Naar men zegt, zal aan de
Belgische justitie zijn uitlevering
worden aangevraagd. Hij heeft ectï-
tei een Belgisch advocaat naar den
houder der bank, den heer Houben,
gezonden tot bespreking van de zaak.
Eenige landbouwers zijn met vrij
gioote bedragen in de zaak betrok
ken. De aandeelen zijn meest ge-
moeiiijk kunnen missen. Gij zult
mij uwe liefde toch niet willen too-
nen door mijne beste vrienden en
naaste betrekkingen van mij te ver
wijderen
Een scherpe smait doorvlijmde
Clémence. Haar hart sloot zich
weer en ze liet spoedig de verne
derde en liefdevoile houding varen,
die zij aangenomen had.
Weer kwam er een hinderpaal tus-
schen hen.
En, mijn kind, hernam hij met
eenige moeite, is die weigering, be
slist, waarvan Blanche De Vergennes
vanmorgen met uwe tante gesproken
heeft
Volkomen beslist, antwoordde
zij koel.
Wat is er, dat u zoozeer in
dien armen Léon mishaagt?
Hij mishaagt mij niet, maar ik
zal nooit kunnen besluiten om hem
de zorg en het bessuur van mijn
leven toe te vertrouwen. Ik zou hem
evenmin kunnen achten als lief
hebben.
Hij is ernstiger dan gij denkt,
Lucien en Isabella zijn overtuigd dat
hij u gelukkig zou maken.
plaatst bij familieleden van den heer
Houben. Er zal bij de Bredasche
rechtbank uitstel van betaling worden
gevraagd. De boekhouder B. is nog
afwezig.
Onze onderzeeboot.
In het orgaan der Ned. Marine-
vereeniging staat omtrent deze onder
zeeboot het volgende vermeid
„Bij alle gehouden oefeningen heeft
de onderzeesche boot zich uitmuntend
gehouden. Zij heeft alle opdrachten
uitgevoerd en bewezen zeewaardig en
geheel handelbaar te wezen bij een
toestand van de zee, die voor
gewone torpedobooten bedenkelijk
begon te worden.
Zij heeft overtuigend aangetoond
een zeer krachtig en bruikbaar wapen
te zijn, en ik meen, dat de bevel
hebber van een vijandelijk modern
eskader het zorgelijker zou vinden ta
weten, dat er in onze gaten tien on-
derzeebooten zijn, dan te weten, dat
we daar over 5 schepen type-Koningin
Regentes beschikken"
De rekening van ontvangsten en
uitgaven van de directie der We
duwen- en Weezenkas voor de of
ficieren van de landmacht over het
jaar 1910, sluit met een bedrag aan
ontvangsten van officieele, gemeen
telijke en spoor wegleeningen
f 8 542.250, zoodat op 1 januari
1911 meer ontvangen was dan uit
gegeven f 104.439.22'/]. Er kon in
1910 voor een bedrag van f 217.598.75
aan effect en worden gekocht, zoo
dat er voorhanden blijft aan inschrij
vingen op de Grootboeken der Na
tionale Werkelijke schuld en aan
obligaties van provinciale, gemeente
lijke en spoorleeningen f 8,542,250.
Op 1 januari 1911 bedroeg het
getal gepensionneerde weduwen 590.
Aan eiken huweiijkshemel komt wel
eens een donderwolkje. In het gezin
van den fabrieksarbeider G. te Wijk
bij Maastricht stond een der dagen
van de vorige week de lucht ook ietwat
dreigend. Reeds vroeg in den morgen
vroeg de man aan zijn tweede ik om
3 centen voor een rolletje pruimtabak.
Maar daar was de vrouw niet van
thuiszij weigerde beslist. „Dan ga
ik poffen", zei de man en liep heen.
Edoch, zijn wijfje was vlugger dan
hij en dreigde den winkeiier: „Pof
niet aan m'n man, anders krijg je geen
klandizie meer!" Dat was haar echt
vriend te erg„Noe gaon ich mich
verzoepe!" riep hij desperaat. Het
vrouwtje schaterlachte„Ga jij je
gang maar, het beste hoor, goeie reis!"
Doch 't schaterlachen verkeerde in
gekrijt en gejammer, toen manlief zich
werkelijk in de Maas stortte. Leiden
Clémence hield haar ongeduld in.
Indien ge hem uit uzelf be
schouwd en beoordeeld had, zeide
zij met voorgewende kalmte, en ook
ais gij mij beter kendet, zoudt gij
misschien anders denken. Mis
schien zoudt gij het verstand van mijn
heer De Vergennes middelmatig vin
den en zijn waarde bijna niets.
Gij moet niet verwachten, dat
gij een volmaakt echtgenoot zult
vinden.
Ik zie de volstrekte noodzakelijk
heid van het huwelijk niet in, vooral
als er niets is, dat ons aantrekt in
den echtgenoot.
Denkt nog eens na mijne doch
terHij heeft wel geen fortuin,
maar is van uitmuntende familie
zijne zusters zijn beminnelijk, zijn
vader is een echte edelman. Hij
zelf is geestig, behaaglijk, hij bemint
u en is door uwe schuld ongelukkig
Als ik schuld heb, door hem
buiten mijn weten te doen meenen
dat hij mij beviel, wil ik die niet ver
grooten door zonder een zweem van
liefde hem te huwen.
Het gelaat van mijnheer Fonsoiies
drukte diepe teleurstelling uit. Hij
was in last. „Hulp, hulp!" riep de
vrouw, en ook de drenkeling krijschte
„hulp, hulp!" Enkele malen ging hij
kopjeonder, en tevergeefs trachtte hij
den hem toegeworpen zwemgordel te
grijpen. Eindelijk lukte het aan werk
lieden van een nabij liggende bagger
machine den man op te halen. Hij
leefde nog en werd weder aan de zor
gen van zijn wederhelft toevertrouwd,
'loe de ontvangst thuis was, en of
hij het begeerde rolletje pruimtabak
nog kreeg, vermeldt de historie niet.
Dat was onnoodige drukte, die ner
gens toe diende. En dat was ook in
Uden (N.- B het geval. „Brand, brand!"
werd er geroepen. Men liep uit en ja,
daar in het Oosten was de hemel
vuurrood getint. De zware tonen der
brandklok en het akelige geluid van
den brandhoom stoorden de stilte.En
de brandweermannen, voi plichtbesef,
haastten zich in allerijl. Aiies liep
dooreen. „Waar is de brand?' „Op
Melle wordt geroepen. „Neen, op
„de Hoeve Men is het niet eens.
De aangespannen brandspuit staat
klaar, maar waarheen moet zij gaan
Ja, daar is 't. Zie je 'tniet? Achter
de ketk. Men holt in de aangewezen
rich'ing. En daar ontwaart men
de opkomende maan en verder
niets. De brand is gebluscht en de
„msanblusschers" keerden vol vroo-
lijke scherts huiswaarts. Zoo werden
de Udensche brandweerlui door het
lieve maantje bij den neus genomen.
Niet om te lachen was, wat de wed.
B. te Someren (N.-B.) overkwam. Zij
roerde de pap boyen heï vuur, toen
zij plotseling geritsel en gepiep boven
d'er hoofd in den schoorsteen vernam.
Verschrikt staakt zij de roerpartij sn
kijkt naar boven. Plots springt
schrikt niet, lieve lezeressen een
groote rat in haar lepel en vandaar
in de pap, gevolgd in het heete bad
door een dito langstaart. De arm!
vrouw zeeg sprakeloos van schrik,
bij den haard neer en haar toesnel
lende kinderen legden haar halfdood
te bed, niet begrijpende hoe moeder
zoo eensklaps door een zenuwtoeval,
zooals zij meenden dat het was, kon
worden getroffen.
Aan den maaltijd werd niet veel
gezegd, allen waren onder den indruk
van het gebeurde. Maar toen de pap
onder groote stilte rondgedeeld werd,
kreeg de een onder meer een paar
rattepooljes, een ander een staartje,
enz. enz. Men keek raar naar die
vreemde dingen, en wat smaakten ze
vreemd 1 Daar komt moeder bij. Zij
rijst overeind en vertelt wat er ge
beurd is
Tableau
In datzelfde dorpje Someren deed
dezer dagen een andere vrouw van
zich spreken, een kranige vrouw. Het
paard van den landbouwer Kr. sloeg
met den ploeg op hol. Gelukkig bra-
zweeg een oogenblik en deed toen
zijn bureau open.
Gij kunt gaan, Clémence, sprak
hij droogjes ik heb nog wat te doen.
Zij aarzelde een oogenblik. Maar
wat had zij er nog moeten bijvoegen
Zij zou hem nog maar boozer ge
maakt hebben. Zonder een woord
meer te zeggen liep zij de kamer uit
en ging zich in haar eigen vertrek
opsluiten om zich aan de bitterheid
van haar eigen verdriet over te geven.
Ach, waarom kon zij Léon niet
beminnen en dit huis verlaten, waar
zij ieder tot last was? Maar haar
hart kwam tegen dat denkbeeld op
en ze bevond zich in een toestand
zonder uitkomst.
Dus 1 de heele wereld zou haar
als eene coquette verachtenWat
zou Regis wel denken met zijn on
doordringbaar uiterlijk Zou hij net
als zijne moeder zijn, streng, kwaad
willig en onrechtvaardig, of zou hij
haar verontschuldigen en verdedigen
zooals hij eens gedaan had
Ja, maar wat had hij zich sedert dien
tijd koel tegenover haar getoond
Hij sprak niet meer tegen haar, hij
sdhen haar te laken, of zelfs te ver
ken de strengen en het schichtige
dier holde in woeste vaart voort.
Verschillende landbouwers beproefden
tevergeefs 't onstuimige beest tegen
te houden. Ook de vrouw van Kr.
kwam toegeloopen. Oe riep zij. En
ziet, het beestje liet zich gedwee
door haar pakken, is het niet waar,
wat het spreekwoord zegt„Een
vrouw is duizend mannen te erg
Die smakelijke rattensoep doet mij
denken, aan het grappige verhaal,
dat een Fransch blad geeft
De mummie van Ramses II, Sesos-
tris, een Egyptische koning, die reeds
vóór eenige duizenden jaren is over
leden, was teruggevonden en zou
worden opgezonden naar het museum
te Kaïro. De inlandsche beambte der
belastingen hield echter het vreemde
pakket bij de poort der stad aan,
vragende wat er in zat. „Een mum
mie van Ramses if", werd hem ge
antwoord. Daar de goede man nog
nooit van dezen ouden vorst had
gehoord, verlangde hij de opening
van het pakket.
Men verwijderde het omwindsel
de wantrouwende oeambte brak een
stukje van hei oor af, stak het in
zijn mond en proefde het. „'t Is ge
zouten visch", zei hij, „doe maar weer
dicht!" Van groote piëïe.t getuigde
deze handelwijze niet, Meer eerbied
en gevoel toonde, al was het dan
ook maar kortstondig, een vrouwtje
waarvan het „Vad." verhaalt, dat
schreide om den dood van haar
commensaal. „Zoo wordt hij dan uit
mijn huis gedragen", snikte ze. „Acht
jaar, mensch, zeg ik je, volle acht
jaar was hij mijn commensaal, en heb
.k hem met mijn eigen handen ver
pleegd, als was hij mijn bloedeigen
kind, hier op deze kamer, buurvrouw.
Acht jaar, 't is een tijd, zeg ik je.
Altijd was hij goed voor mij en mijn
kindertjes, die mocht hij toch zoo
graag. Dokter zei, hij had ruggemerg-
tering en zei hij, dat je daar heel
naar van kan zijn, maar ook noemde
dokter hem een heid, want altijd
was hij blijmoedig en tevredenik
heb, mensch, in die acht jaar nooit
een hard woord van hem gehad. Arm
was hij, de stumperd, hij leefde van
zijn klein pensioentje, maar kreeg hij
eens een extraatje, hij zou er altijd
van weggeven. Nooit dacht hij aan
z'n eigen, altijd aan mij en de kin
dertjes.
En nuéan paard maar voor zijn
iijkkoets, 't zit er ook niet an, kijk,
dat is zijn vader in die vigeiant er
achter, ook een heel ding voorzoo'n
ouden man, je eenig kind naar het
graf brengen.
Wat zal ik 'm missen, die goeie
vent.
Kom, maar een mensch moet niet
bij de pakken neerzitten, ik zeg maar,
je moet toch vooruit in de wereld.
achten, omdat zij zich amuseerde,
zooais de meisjes van haar leeftijd en
een wel wat nutteloos leven leidde.
Hij had zeifs zeer verheven denk
beelden over plicht en zij kon zich
niet beletten te denken, dat hij eigen
lijk gelijk had.
Het werd tijd voor den eersten
maaltijd en nog was zij niet gekleed.
Gelukkig kwam hare kamenier zeg
gen, dat haar vader bezigheden had
en op zijn eigen kamer zou eten. Zij
voelde zich verlicht, dat zij dit ook
kon doen. Zij had toch weinig eetlust
en bracht den dag door met plannen
voor haar toekomstig leven te maken.
Zij had te weinig aan de lessen ba
rer meesteressen gedacht en ais men
haar weigerde om hare zending als
dochter of zuster te vervullen, kon
zij zich plichten maken.
En er waren toch ook armen, zij
zou zich nederige vrienden onder
hen maken en naar de behoeften ver
nemen der gezinnen van de werk
lieden der molens. Mevrouw De
la Biachère zou er waarschijnlijk
aanmerking op maken.
(Wordt vervolgd.)