Eerste Blad.
Het Stiefkind.
23 October
lil nummer bestaat uit Z bladen
Van het kinine tot liet pnnle.
Maandag
Feuilleton.
Verschijnt dagelijks* uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
flbonnements-fiduertentiSn op zeer uoordeelige uoorwaarden
No. 250
49e Jaargr&ng.
1911
VLISSINGSCHE CO IJ RA NT
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIÊN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
-QtCOQ
Die tegenwoordig niet spreekt over
den oorlog, die spreekt over de duurte
der tijden. Over dat laatste hebben
we 't ook al eens gehad en die
gesprekken over een overigens vrij
vervelend onderwerp, dat men al
genoeg voelt in zijn porte-monnaie,
hebben althans dit voordeel gehad,
dat we zoo langzamerhand tot de
wetenschap gekomen zijn, dat er in
die duurte heel wat overdrevens,
opgeschroefds en onnatuurlijks ver
scholen ligt. Het staat vast dat zoovele
artikelen in prijs zijn gestegen, dat
we eigenlijk allemaal bijslag op ons
inkomen moesten hebben, om op
denzelfden voet als tot dusver te
kunnen doorgaan. Maar tut staat
evenzeer vast, dat zeer velen van de
gelegenheid, die zij lijdelijk hadden,
gebruik hebben gemaakt om een
heel gewoon verschijnsel trouwens
hunne artikelen zonder eenige wezen
lijke aanleiding in prijs te verhoogen.
We beginnen er nu al om te lachen,
wanneer we vernemen dat „alles
duurder wordt", en dat kunnen we
veilig doen, want w hebben door de
ervaring geleerd, dat het onnatuurlijke
geen stand houdt, zooals de weten
schap ons leert dat het geen stand
kan houden. Binnen korteren of
iangeren tijd zal het evenwicht zich
herstellen en het bewijs geleverd zijn
dat we ons de zaak alweer erger
hebben voorgesteld dan ze inderdaad
was.
Intusschen mogen wij toch wel
aannemen, dat onze financieele om
standigheden er, dooreengenomen,
niet beter op geworden zijnzoodat
er we merkten het reeds op
bijslag op ons inkomen zal moeten
worden gevonden om op denzeifden
voet voort te gaan.
Eerst zullen we 't eventjes over dien
'bijslag hebben en vervolgens over het
doorgaan op denzelfden voet.
Vele patroons, besturen van instel
lingen enz. hebben het goede voor
beeld gegeven door tijdelijk het loon
te verhoogen. Publiekrechtelijke licha
men overwegen of zij de ambtenaren
in hetzelfde gunstige geval zullen
plaatsen, enz. Dat doet ons om twee
redenen genoegen. De eerste reden is,
dat hierdoor het bewijs geleverd
wordt, dat veie instellingen en onder
nemingen in genoegzaam bloeienden
toestand verkeeren, om beambten en
43.)
o—
Toen Régis met haar het salon
van mijnheer De Vergennes belrad,
was er reeds een vrij talrijk gezel
schap bijeen en alles, menschen en
aaken, schenen even vroolijk. Heele
fooschjes palmen vulden de hoeken
der groote zaal, chrysanthemums
schitterden overal in hunne rijke
kleuren, rozen bloeiden in bloemen
manden en ruikers en een helder
vuur van eikenhout en pijnappels
knetterden onder den hoogen schoor
steen. De vrouwen, verrukt over
eene gelegenheid tot genoegen, die
in dat jaargetijde zoo zelden buiten
voorkomt, waren sierlijk uitgedost
en de jongelieden met een bloem
in het knoopsgat, spraken luid, lach
ten hartelijk en roemden hunne hel
denfeiten als jagers. De oude nicht,
•die aan die jongelieden de bescher-
werklieden, zij het ook slechts tijdelijk,
beter te salarieeren. Directeuren en
andere bestuurders van instellingen
zullen daarbij nog wel eens een
moeilijke 'aak hebben; want aandeel
houders gevoelen in den regel al te
veel voor hun dividenden, om zich
bijzonder te inleresseeren voor het iot
dergenen, die deze dividenden voor
hen helpen verdienen, waar zij die
persoonlijk niet kennen, i dat opzicht
slaat de verhouding tusschen den
gewonen patroon en zijn gezellen
doorgaans op een vee! hooger stand
punt inderdaad ook het ware
standpunt.
De tweede reden, waarom we den
besproken maatregel toejuichen, ligt
voor de hand. De eene beambie of
werkman zal het wel eens meer
noodig hebben dan de anderdat is
nu eenmaal zoomaar 't is in ieder
geval -een aangename gedachte, te
weten dat allen zonder al te groote
zorgen, den naderenden winter kunnen
te gemoet gaan. Dat geeft weer aan
leiding om de naaste foekomst met
meer kalmte en gerustheid te kunnen
tegen gaan, dan anders we! het geval
zou geweest zijn.
Intusschen blijft het een feit, dat
niet de geheele samenleving bestaat
uit ambtenaren, beambten en werk
lieden aangenomen dan dat deze
alten worden gesteund, hetgeen niet
het geval is. Alle overigen zuilen
moeten zien dat ze den aanstaanden
moeilijken tijd zoo goed mogelijk
doorkomen en, zonder bijslag op hun
inkomen op denzeifden voet doorgaan.
Maar dit laatste is lang niet het
onbeduidendste punt in ons betoog,
is daf „doorgaan op denzeifden voet'
eigenlijk we! noodig Zeker, 't is heel
aangenaam als men, zonder er al te
vee! bij ie denken, leeft en blijft leven
zooals men dat nu eenmaai gewend
is, zonder de dubbeltjes altijd neg
eens om fe draaien alvorens ze uit te
geven. Heel aangenaam, maaris
het ook goed Zou het niet nuttiger
wezen, zich nu en dan eens wat te
oefenen in de kunst van met wat
minder tevreden te zijn, zich kleine
opofferingen te getroosten en te harden
tegen de tegenspoeden van het leven,
waaraan we toch allen blootstaan. Er
zijn zoo ontzaglijk veel kleine genie
tingen en kleine gewoonten, die
absoluut noodeloos zijn en waaraan
we ons gemakkelijk kunnen ontwen
nen. Menig groot levensdoel wordt
opgeofferd aan die bijzaken, waarvan
men eenmaal een slaaf geworden is,
doch waarvan men zich geen slaaf
behoorde te maken.
Als dure en moeilijke lijden komen,
dan is dat heel onpleizierigmaar
dat ze ons wezenlijk hinderen, dat is
voor een groot deel de eigen schuld
van de meesten onzer, omdat zij niet
voldoende doordrongen zijn van de
mende schaduw van haar eerbied-
waardigen ouderdom leende, haalde
zachtjes oude herinneringen op met
de weinige bejaarde lieden uit het
gezelschap. Mijnheer De Vergennes,
die zeer in zijn schik was en wel
rekende, dat het bekronen zijner ver
wachtingen hem schadeloos zou stel
len voor de onkosten, die zijne kin
deren hem een paar weken lieten
maken, vloeide over van beminiijk-
heid en vond behagen in de vroo-
lijkheid zijner bezoekers.
Met onwillekeurige belangstelling
dwaalde de blik van Régis naar
Ciémence. Zeer sierlijk gekleed, had
zij binnen korten tijd een gemak en
eene zelfbewustheid verkregen, die
wel binnen de grenzen der voor
naamheid bleven, maar die haar in
de oogen van Régis een heel andere
persoon maakten.
In plaats van de strenge terug
houdendheid, de koelheid en de
trots, die Clémence's houding vroe
ger kenmerkten, was er eene bijna
kinderlijke vroolijkheid gekomen,
eene groote levendigheid en het
zichtbaar bewustzijn der bewonde
ring, die zij inboezemde,
macht van het kleine en van de
waarheid dat het kleine tot het groota
leidt.
De begrooting, ook van den parti
culieren mensch, moet altijd in even
wicht zijn. Komen er onvermijdelijke
extra uitgaven, dan moesten daar extra
ontvangsten tegenover staan, en die
kan men op tweeërlei manier verkrij
gen. In de eerste plaats, zooals gezegd,
door 't een beetje matiger en eenvou
diger aan te leggen, een deugd die
in negen van de tien gevallen zich
zelf loont. Een tweede middel is zich
een hooger inkomen te verzekeren
maar hier ontmoeten wij van alle
kanten protesten. Men zegtoch kom,
als ik kans zag om zooveel te ver
dienen als ik wilde, wat zouden mij
dan de dure tijden kunnen schaden
Mis vriend ook gij miskent de macht
van het kleine en de waarheid der
spreuk, dat het kleine tot het groote
leidt, 'tls absoluut onnoodig dat een
mensch zooveel geld verdienen kan
als hij wil en 't is nog de vraag of
dat wel zoo goed voor hem wezen
zou. Maar zie eens, er zijn er zoo,
ontzaglijk veel, die men nu niet pre
cies onder de harde werkers kan rang
schikken. Er komen zoovele uren, die
men op de eene of andere wijze nuttig
zou kunnen besleden die 't ernstig
wil vindt in den regel wel 't een of
't andermaar ook hier zitten de kleine
verkeerde gewoonten ons wel eens in
den wegde mensch, zegt men, wil
toch ook wel eens vrij wezende
boog kan niet altijd geïpannen zijn
er moet wat tijd overblijven voor be
tamelijk genot; men moet ook eens
wal over hebben voor zijn gezin, voor
de maatschappij-; vook h'? algemeen
belangVooral dat aigemeen be
lang is tegenwoordig de man me!
der breeden rug, die ontzaglijk veel
op zich neemt. Óch wat zou er toch
van de wereld terecht komen zonder
al die ciubs, die lezingen, die verga
deringen, die bijeenkomsten, die krans
jes, van al die plaatsen van ontspan
ning en vermaak, als ik er eens
niet bij was 1
Best vriend ga dan maar, één
verzoekniet klagen ais 't u blieft. Als
ge de macht niet erkent van besparing
van kleine uitgaven en bekomen van
kleine ontvangsten, als ge daarin geen
plicht ziel, waarvan de nakoming den
ernstigen mensch ten volle waardig is,
dan beklagen wij u maar, natuurlijk
blijft een mensch vrij om zijn begroo-
ling al of niet sluitend te maken.
Brieven uit de flofsfacL
Zoo langzamerhand zou je 't eens
gaan worden met de menschen, die
zeggen dat de poliiiek een „vuil ge
doe" is.
Tenminste hier in onze residentie
Dat gevoel was niet zoo sterk, dat
het haar ijdel of ingebeeld maakte,
maar het schonk haar dat vertrou
wen in zichzelve, dat haar tot dusver
ontbroken had en die zekere hou
ding als dame, welke haar nu zoo
natuurlijk stond. Daarenboven zag
zij er allerbekoorlijkst uit in hare
witte japon en om te stelen.
Léon siond naast haar; men zou
gemeend hebben, dat die plaats hem
rechtens toekwam en niemand zou
er over gedacht hebben dit te be
twisten. Hij lette alleen op haar,
keek haar eiken keer aan als hij
eene aardigheid te berde bracht en
had duidelijk geen ander doel dan
haar te behagen. Uiterst kalm ontving
zij de schatting zijner bewondering
als de natuurlijkste zaak en't scheen,
dat ze er in het minst niet door ge
troffen was.
Bezit iedere vrouw dan de
kiem der behaagzucht, vroeg Régis
zichzelf af, en is er zoo weinig noo
dig om die zoo zeer te ontwikkelen
Hij ging eene buiging voor haar
makenonverschillig zooals gewoon
lijk reikte zij hem de hand en ging
toen weer het oor leenen aan de
gaat de „hoogere" politiek wel wat
lijken op een ronselpot, een rommel
markt, een manesje van alles. Zoo
gek kun je het niet bedenken of 't is
in onze Haagsche politieke wereld
bestaanbaar.
Eerst hadden wij 't op zijn zachtst
uitgedrukt„vreemde" gedoe in dis
trict I bij de iaatste periodieke ge
meenteraadsverkiezingen, en in 't bij
zonder in het stembureau in de Stor-
tenbekerstraat. Zooals men wel weten
zal hadden hier maar liefst een drie
tal vergissingen plaats, men baweeit
wel van „onregelmatigheden". De
socialisten bemerkten het nog ijdig
en gingen protesteeren. Zij toch wa
ren van oordeel en toonden dat met
cijters aan, dat niet alleen hun can-
didaten Bleeker en Qldenboom, doch
ook de heer de Kleer gekozen was.
De raad gaf de heeren gelijk en
liet den „op schrift" gekozen heer
Schalekamp niet toe.
Een nieuwe verkiezing moest dus
plaats hebben en alle politieke par
tijen waren van oordeel, dat, waar
de heer de Kleer feitelijk met een
vrij flinke meerderheid gekozen was,
er geen tegencandidaat moest worden
gesteld.
Goed 1 De candidaatsteliing komt
ennaast den heer de Kleer
worden nog twee anti-revolutionaire
candidaten gesteld, nl. de oude te
genstander van de Kleer, de heer
Schalekamp en de heer mr. E. L,
van Embden.
Als men nu weet, dat de heer van
Embden bestuurslid is en heb ik het
wel, zelfs voorzitter van dezelfde
kiesvereeniging waarvan de heer
Schalekamp lid is, dan vraagt men
zich at Hoe is dat om 's hemels
wii mogelijk
Daags na de candidaatsteliing
kwam mr. van Emden in de diverse
Haagsche bladen bekend maken, dat
hij van zijne heele candidaatsteliing
niets wist en dat hij den kiezers
dringend verzocht, hem niet te stem
men.
En daar, beware, komt weer een
dag later 't bericht, dat er op de lijst
welke ten gunste van mr. van Em
den was ingediend, namen van kie
zers voorkwamen, die verklaarden
hun naam niet geplaatst te hebben
op die lijst
Niet meer of minder dan 'n beschul
diging van bedrog dus, van fraude.
Maar 't is nog niet uit, kommt noch
viel mehr
Weer een dag later lezen wij 't be
richt, dat iedere op de lijst geplaatste
handteekening, door den betrokken
kiezer zelf is gezet.
O Tempora!
Zoek uit maar 1 Zoek uit maar
't Lijkt waarempel wel een in de war
geraakte kluwen garen. '(Begin is
min of meer geestige dwaasheden
haars aanbidders.
Het diner was zeer vroolijk, zoo
luidruchtig zelfs als de goede voeding
der gasten maar eenigszins toeliet.
Jeanne, die aan Ciémence de eere
plaats gelaten had en zelve een
vroolijk hoekje had opgezocht vond
zich naar Régis geplaatst.
-- Wat een lief nichtje hebt gij
sprak ze. Zij is een groote aanwinst
voor ons gezelschap, dat zoo klein
is geworden
Zij is mijn nicht niet, antwoordde
Régis met en gedwongen lach.
Toch bijna. Gij zijt samen opge
voed en uwe tante was hare stief
moeder
Zij ontkent onze verwantschap,
sprak de jonge man weer pogend te
glimlachen.
Is het waar 1Wij zijn goede
vriendinnen wij rijden paard, dat is
zoo prettigPapa en Léon geven
haar les, uwe moeder vindt alles
goed. Zij is een wonderlijk meisje
nergens is zij bang voor en zij kan
zoo prachtig rijden Wij maken heer
lijke tochtjes met Louise De Bernis
en de kleine mevrouw Villaris met
zoek en 't eind is zoo zoetjes aan
niet meer te vinden.
't Ontbreekt er nog maar aan, dat
er bij de stemming weer „niet" ge
turfd wordt
En dan nog te blijven volhouden
dat de politiek „edel" is
Wij weten nu allemaal wei, dat er
met de aangiften voor de stedelijke
inkomstenbelasting „raar" wordt om
gesprongen, da! er dikwijls of heel
dikyvijls zelfs minder wordt opgege
ven, dan er verdiend wordt. En wij
kunnen de overheid dan ook geen
ongelijk geven, dat zij fraudes tegen
gaat of tenminste poogt tegen re gaan.
Ook in onze stad trekt de „hoo-
gere" macht te velde tegen de frau
duleuze aangifien en ze doet dat op
een, laten wij '(schappelijk zeggen,
ailes behalve sympathieke manier.
Na de aangiften zijn nl. biljetten
gezonden, waarop 't inkomstencijfer
en 't belastingcijfer zijn ingevuld,
waaronder staat met vette letters, als
een doodvonnis „In afwijking met
uwe aangifte
PatsDe klap op een vuurpijl
mijne heerenPats, pak aan, slik
maar
Met andere woorden je hebt dat
wel opgegeven, maar wij zijn zoo
vrij dat niet Ie gelooven, je liegt
Nu zijn er twee gevallen mogelijk,
öi de Hagenaars zijn halve bedriegers,
öf wel er heerscht een bureaucratie
op onze bëlastingbureaux zonder
weerga! 't Eerste, wij willen het niet
aannemen Wij Hagenaars zijn wei
menschen van de koude drukte, hou
den we! van pracht en praal voor
zoover 'i uiteilijk betreft, maar ge
meen, neen dat zijn wij gelukkig
nog nietEn 't laatste
Maar met dat al is 't toch een
gekke geschiedenis, 't Is alles behalve
aangenaam, daar maar een, twee drie
een brevet van leugenaarschap thuis
gestuurd te krijgen en 'tis dan ook
te begrijpen, dat de menschen bij
bosjes gaan reclameeren, dat zij
en gros te velde trekken tegen een
dergelijke manier van zaken doen.
Nauwelijks is de een geholpen, of
nummer twee komt voor 't loket en
vraagt hoe of 't komt dat men hem
op een dergelijke manier heeft be
handeld.
Een ingezetene heeft 'ter niet bi]
gelaten en zich bij den raad beklaagd
en geëischt, dat in 't openbaar ver
ontschuldigingen worden aangeboden.
Nu eischt de requestrant dat wel niei
met dezelfde woorden, maar hij vraagt
't op een bevelenden toon, wat vrij»
wel op 't zelfde neerkomt.
Ja, ja, we beleven rare dingen
tegenwoordig.
De studeerende jongelingschap
haar man, die kent ge toch wel
Als Ciémence over een maand in
staat was om mee op jacht te gaan,
dat zou een leventje wezenDe
graaf d'AmbiSe zal een groote jacht
partij geven, waarop alle officieren
van Tours zullen uitgenoodigd wor
den
Zonder iets te zeggen luisterde hij
naar dit gebabbel, waaruit alleen
een dolle lust tot vermaak sprak,
wat zou hij hebben moeten antwoor
den zonder in de oogen van dat
jonge meisje voor een gemelijken
zedenmeester door te gaan De be
leefdheid verbood hem te verklaren
dat hij die ritten door het iand af
keurde en dat hij voornamelijk spijt
gevoelde, dat Ciémence, die noch
moeder, noch charparonne bezit, aan
de luidruchtige pretjes deelnam.
Had men zoo juist niet gezegd dat
mevrouw De la Blachère alles haa
goedgevonden
Onwillekeurig werd zijn hart bitter
gestemd, toen hij dat beuzelachtige,
lichtzinnige nuttelooze leven hoorde
beschrijven of als hij naar Ciémence
keek die het glimlachend met hare om
geving eens was. (Wordt vervolgd.)