Eerste Blad.
Het Stiefkind.
Maandag
9 October
Pit nummer hestaat uit 2 bladen
Se Fapsndreclitscfis strafzaak.
Feuilleton.
No 238
49e Jaarg-ang.
1911
Brieven uit de Hofstad,
VL1SSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ÊN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- ®n Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
ftbomtemenis-ftduertentiën op zeer uoordeelige uoorioaarden
Ill (Slot.)
juist daarom zeide professor
Van Hamel in zijn pleidooi (zie ons
vorig artikel), is de Papendrechtscke
strafzaak zoo ontzettend interessant,
omdat zij in haar hart zoovele aan
rakingen heeft met verschillende van
onze staatsinstellingen. Aan alle kan
ten zijn er staatsrechtelijke en poli
tieke beginselen, groote wetenschap
pelijke vraagstukken bij betrokken
zoo ook de eischen, die men aan de
politie moet stellen.
Dan vestigt hij de aandacht op het
verwijt van den advocaat-generaal,
dat beklaagde en verdediger daar
zouden staan ais de partij van wan
orde en dat de heilige, de zegenrijke
orde bij hen niet veilig zou zijn.
Maar wanneer de politie het orgaan
is dat de orde moet handhaven, dan
wilde pleiter aan de politie ook den
eisch stellen, dat zij streng recht
vaardig zij en zuiver op de graat,
zoo correct als maar mogelijk is.
Het zijn de hoogere autoriteiten, zeide
pleiter zeer schoon, die het in de
hand hebben, aan het politiecorps te
geven een geest van orde, een geest
van waarheid, fen geest van behoor
lijkheid. Waar de controle goed is en
de beambten voelen dat zij heb
ben op te komen voor hun plicht
en hun taak, daar komen geen mis
standen voor. Hoe heeft het mij ge
troffen in mijn gesprekken met den
sympathieken officier der maréchaus-
sée's, commandant van het nu te
Papendrecht gestationneerde corps,
wat daar een goede invloed moet
uitgaan van zoo'n flinken chef
in een goed georganiseerd en ge
controieerd corps. Een we kgever ver-
kliarde dat de geheele houding van
de maréchaussée's eene andere was
dan die van de politie kalm, niet
dadelijk met de vu'sren klaarin
alles ordelijk en behoorlijk een ge-
volg natuurlijk van den invloed van
den persoon van den chef.
Het geheele proces schijnt we! een
leerschool voor de politie te zijn
geweest. Wanneer ik bij ervaring
weet, zeide pleiter, dat in Amsterdam
door de personeele bemoeiingen vsn
den procureur-generaal daar onder
de rijksveldwachters een modelgeest
heerscht en geen sprake zal zijn van
mishandelingen en van valsche ver
klaringen, dan ligt daarin alweer
een bewijs van het boven gezegde
31.)
Van dien dag af bemerkte zij, dat
mijnheer Fonsolles een leven leidde,
waarin zij ten langen leste misschien
hare plaats zou vinden, maar dat hij
niet verlangde te veranderen. Slechts
door den tijd zouden vader en doch
ter, die zoolang gescheiden geleefd
hadden, elkander leeren kennen, be
grijpen en samenleven. Daarenboven
was hij te lijdend, te verzwakt door
zijn zenuwziekte, om met de leven
dige, vroolijke natuur zijner dochter
te kunnen sympathiseeren. Gaarne
bleef hij alleen lezen, slapen of kleine
rijtoertjes makenmaar zij moest er
vanaf zien, om lange wandeltochten
met hem te maken, zooals zij gedroomd
had, evengoed als zij wanhoopte om
ooit een onderwerp van gesprek le
kunnen vinden, waarin hij belang
Stelde.
En wanneer ik verder hoor dat in
Rotterdam door den hoofdcommis
saris een zeer streng stelsel wordt
doorgevoerd van controle op de
verhalen zijner politiebeambten, dat
geen politieagent wordt belast «net
de instructie van een zaak waarin
een tegen hemzelf gepleegd feit aan
de orde is, dan geloof ik alweer
dat dit een goede en zeer noodige
werkwijze is. Men komt daardoor
nooit te staan voor moeilijkheden met
de processen-verbaal, dat zij van
onwaarheid worden beticht en kan
alles wat onzuiver is verwijderen, en
zoo worden alleen die zaken voor
den rechter gebracht, die uit goed
en eerlijk bewijsmateriaal bestaan.
Het meest was pleiter teleurgesteld
en gegriefd door het rapport der
zoogenaamde psychiaters (zielkundige
geneeskundigen). De geheele publieke
opinie trouwens heeft zich daartegen
verklaard. De hier bedoelde weten
schap heeft ook in de strafgedingen
hare waarde, omdat zij valsche be
schuldigingen aan den dag kan
brengen maar men moet haar zekere
grenzen siellen. Men heeft bier het
oordeel van den rechts r van dat der
zielkundigen afhankelijk gesteld. Een
aantal raenschen zijn door die des
kundigen onderzocht en zij hebben
zoovete afwijkingen gevonden van den
normalen toestand, zcovele menschen
(met andere woorden) heel of half
gek verklaard, zooveel lieden verklaard
te lijden a-m een hoogen graad van
zenuwachtigheid en te moeten gere
kend worden tot de idioten en tot
die klasse van personen, die niet in
staat zijn om een zaak goed le over
zien, dat wij wel moeten komen tot
de vraag, of er nog wel betrouwbaar
normale menschen zijnof dan in
dergelijke gevallen riet alien moeten
worden onderzocht: de rechters, de
zielkundigs n zelf, de advocaten enz.
enz., en of er in zulk een toestand
van recht en rechtspraak eigenlijk nog
wel sprake kan wezen
Een merkwaardig staaltje van de
wijze waarop h.t onderzoek naar den
geestestoestand werd geleid, is wel
gelegen in de vra?g aan Hendrik
Garsthagen of God een man of een
vrouw is 1 Is het wonder dat men
in zi kere lagen der maatschappij
dergelijke deskundigen gewoon gek-
kersdokters" noemt.
Om te komen tof eene verklaring
van getrekkigen geestestoestand,
grondde men zich o.a. ook hierop,
dat iemand zeide ved te droomen
over hetgeen waarmee hij nooit te
voren was bezig geweis' en dan zag
wat hij droomde \dat doen duizenden
onder ons 1)
Erger is het, dat diezelfde persoon
zijn betrekking in Nederland op moest
geven en naar Indië vertrekken, als
een gevolg van hetgeen de heeren
Hij vroeg, of zij eene gezelschaps
juffrouw wenschte om wat afleiding
te hebben, maar dat aanbod verwierp
zij geheelde vrijheid van hel buiten
leven bezorgde haar het voorrecht
eener onafhankelijkheid, die zij tot
geen prijs wilde missen en die voor
het oogenblik ook haar eenig genoe
gen uitmaakte.
Den volgenden dag kwamen mijn
heer en mevrouw De la Blachère om
zeven uur met hun zoon ten eten.
Deze, persoonlijk, bracht Clémence
niets onaangenaams te binnen, maar
zij, op hare beurt bevooroordeeld
tegen alles, wat den naam De la Bla
chère voerde, gedroeg zich nu ook
koel en teruggetrokken, en toen hij
haar naderde, terwijl een glimlach
zijn iewat streng gelaat verhelderde,
en haar Clémence noemde, evenals in
de dagen hunner kindsheid, nam zij
eene trotsche houding aan en drukte
zoo scherp op het „mijnheer", dat de
jorige officier er over bloosde.
Uwe moeder ontkent den band,
waarop gij doelt,antwoord de het jonge
meisje op hare beurl blozende, en
ongetwijfeld zou ze zich verwonderen
over een schijn van gemeenzaamheid
zielkundigen van hem geschreven
haddenZijn de zielkundigen dan
geen verantwoordelijke menschen
Vergeet men niet dat wat gezegd en
geschreven is, gezegd en geschreven
blijft En als men de verslagen leest,
dan krijgt men heiaas dikwijls den
indruk van flauwe grappen, van mis
verstand en van een voorbijzien van
den natuurlijken loep der dingen in
de wereld. Men krijgt den indruk dat
de deskundigen met alle geweld den
schijn van groote geleerdheid hebben
willen geven, maar niet dal ze hun
gezond verstand hebben laten werken.
De menschen in Papendrecht zagen
in die deskundigen geen gewone
dokters, die een vertrouwelijk, rustig,
onpartijdig gesprek Wilden uitlokken
maar dwarskijkers, die hen met allerlei
zotte vragen zochten te vangen.
Daarom waren zij achterhoudend of
raakten in de war en dat werd na
tuurlijk in verband gebracht met
ziekelijke stoornissen i Aan dat geheele
zotte onderzoek heeft de verdediging
geen strcobreed in den weg gelegd
maar als men aan dié menschen
gezegd had, da! zij volstrekt niet
verplicht waren zich aan dat onder
zoek te onderwerpen, dan hadden ze
het wel gelaten. Nu deden ze het wél
en kwamen dan liter vertelkn wat
de „gekkendokters" met hen hadden
uitgehaald 1
Daarom was dat geheele rapport
geen bewijs en geen voorlichting voor
den rechter. Een hooggeplaatst rech
terlijk ambtenaar heeft ervan gezegd
ik heb mij altijd verbaasd dat de
psychiaters op zulke lichtvaardige
gronden bun concludes bouwen. Ik
heb altijd het gevoel gehad dat ze
maar wat aannemen, maar wat neer
schrijven ais feiten en daarop verder
bouwen.
Scherp, maar waar zegt prof. Van
Hamel„Zóo is hun wetenschap. De
kruistochten zoudrn ze willen verkla
ren zonder Golgotha, de arbeiders
beweging zonder den honger, alle
groote massabewegingen zonder de
groote dingen die er aan ten grond
slag liggen en die ze maken van
wonderlijke verschijnselen tot waar
achtige en zedelijke toestanden".
Het verklaren voor imbecil of idioot,
cat is het ergste wat in het rapport
w rd gedaan, zei pleiter, en dat het
meest diende gebrandmerkt te worden.
Daardoor verklaart men de menschen
tot weekdieren, tot lui die niet weten
wat ze doan en laten kunnen, die
onsoerekerbaar zijn. De deskundigen
maken de menschen door de toepas
sing van hun begrip tot redelooze
dieren en wanneer zulk een rede
loos dier nu morgen een moord
begaat, wie staat er dan voor in, dat
men het dan ook voor redeloos dier
zal verklaren 1
Ziedaar dan een korte schets van
waartoe niet de minste verwantschap
recht geeft.
Regis beet zich op de lippen.
Wat een brutaaltjedacht hij,
en had spijt over een tegemoetkoming
die zoo heftig werd teruggestooten.
Het is jamer, ze zag er zoo bekoor
lijk uit.
De kamerdienaar opende de deur,
om aan te kondigen, dat er was op
gediend. Clémence meende, dat zij
den leeftijd bad om tenminste voor
vreemdelingen de rol te vervullen van
vrouw des huizes. Zonder te spreken,
nam zij den arm aan, dien mijnheer
De la Blachère, vrijwat beminlijker
dan zijne vrouw, haar spoedig bood
en wilde naar de plaats gaan, die bij
vorige maaitijden de hare was geweest
recht tegenover haar vader. Zoo kwam
zij mevrouw De la Blachère tegen,
die van den anderen kant door mijn
heer Fonsolles werd geleid.
Clémence, sprak deze verlegen,
sedert mijn ongeluk, heeft mijne zuster
zich hier als thuis beschouwd, zoo
dikwijls zij hier heeft gegeten.... Gij
zijt te jong om haar nier de plaats af
te staan, die zij reeds zoo vele jaren
inneemt.
dit merkwaardige en leerzame geding,
dat in zoo verre althans wel nut zal
hebben gesticht, dat het voor de
gevaren, die bij alle goeds wat het
deskundig onderzoek oplevert, vele
oogen geopend heeft Het is interes
sant en leerzaam in de hoogste mate
en het is ook leerzaam in zooverre
als het opnieuw in sterke mate de
aandacht heeft gevestigd op de taak
en roeping van hen, aan wie de
handhaving der orde en van het recht
in de maatschappij is toevertrouwd.
Wij zullen 't dan natuurlijk hebben
over de ramp die den vorigen Za
terdag, het grootste deel van ons
iand heeft geteisterd en wei Zeeland
het meest.
Toch, de Zeeuwen kunnen gerust
zijn, zij zijn niet de eenigen die
't hebben moeten ontgelden.
Ook andere plaatsen hebben tol
moeten betalen aan de natuur, die
bewezen heeft, voor de zooveelste
maal, dat zij machtig is en 't spel
der verwording regelt.
En onder de plaatsen die 't meest
geteisterd zijn, behoort ook onze re
sidentie.
De bladen vermeldden 't reeds,
het Haagsche Bosch is éen groote
ruïne geworden in een paar uren
tijds.
't Staat er zoo nuchter, zoo dood
eenvoudig er> tochwelk een
reusachtig-groote tragedie heeft zich
in een paar uren afgespeeld.
Den dag tevoren nog stond alles
zoo ordelijk, zoo netjes, in 't gelid,
zou ik' geneigd zijn te zeggen.
En ziet, daar stak een storm op,
eerst minder hevig, dan heftiger en
woedender om tenslotte te worden
een orkaan, die niets ontzag en zoo
als er volgens mer.schenheugenis
niet éen geweest is.
En a! die boomen, die sterke, die
forsche, stevige, oer-boomen, die
reuzen zijn neergeveld als waren
't rietjrs.
't is niet te gelooven en tevens
schier niet te beschrijven, zooals de
wind heeft huisgehouden in 'i mooiste
wat de residentie bezit, in elke plek
gror.d, welke de Hagenaar met trotsch
en met recht noemt „zijn Bosch" of
„het Bosch".
Ik nam er een kijkje, daags na de
ramp, want van een ramp mag hier
gerust gesproken worden, en ik
schaam mij niet te bekennen, dat
ik een raar, een niet te uiten wee
moedig treurig gevoel over me voel
de komen, toen ik de ruïne zag.
Daar was nu geen paadje, geen
laantje en geen weg, welke niet ver
sperd was door vallende woudreuzen.
Daar was nu letterlijk geen plekje
Ciémence's oogen fonkelden, terwijl
ze met mevrouw De la Blachère een
mistrouwenden blik wisselde.
Als Clémence gaarne voor me
vrouw des huizes speelt, laat ze dan
die plaats innemen, sprak mevrovw
De la Blachère gedwongen lachend
als ge menschen ontvangt, Guy.
Ik geloof niet, dat eene dochter ooit
slechts op haar gemak zijn zou, als
zij de plaats inneemt, die'haar toekomt
in het vaderlijk huis, sprak Clémence
trotsch. Ik ben echter gaarne bereid
om mijn vader te gehoorzamen en
voor de rechten van mevrouw De la
Blachère te buigen.
Mijnheer Fonsolles' gelaat nam de
ongelukkige en verlegen uitdrukking
aan, die elke onaangenaamheid bij
hem veroorzaakte, en er heerschte
een oogenblik van pijnlijk zwijgen.
Mevrouw De ia Blachère trok haar
zwager mee en' ging nu aan zijne
rechterhand zitten.
Laten wij dat kind niet dwars-
boomen, sprak zij met gemaakte toe
gevendheid, waarom zou zij niet op
haar recht staan Voor mij is het van
zoo weinig belang.
Schijnbaar kalm nam Clémence
gronds dat onomwoeld was geble
ven. Overal hadden de uitgerukte
wortel-massa's heele oppervlakten
grond meegenomen.
En daar lagen zij, de bewoners
van 't bosch, de koningen der na
tuur, de heerschers van 't woud, de
eiken zielloos, dood ter aarde, de
meesten waren als had men hen in
't hart geschoten, neergeploft, heele
kluiten aarde van eetiige vierkante
meters meenemend.
Maar daar waren er ook, die weer
stand geboden hebben, krachtigen,
fell, nweerstand,die geworsteld hebben
om hun leven, hun bestaan, die hou
vast hadden aan hun ver vertakte
wo:t:len en halverwege de stimmen
zijn afgeknapt en ontveld.
En hun takken spreiden zich ver
uit, als armen die smeekend omhoog
geheven zijn arme arme kin
deren van 'i woud.
Paden Och kom er is er niet
een meer en ofschoon de te goeder
naam en faam beke id staande Haag
sche openbare reiniging met vergroot
personeel, heel wat losse arbeiders
werden aangenomen, aan 't werk toog,
is 'i nu, Donderdag, nog zulk een
ravage in 't Bosch, dat de weg naar
Leiden, een hoofdweg dus, ontoe
gankelijk is. Op dien weg alleen
liggen een paar honderd boomen.
Niet hier een en daar nog een en
nog een eindje verder weer een, neen
Bij tientallen liggen ze, naast en
onder en op elkaar, 't Is een schier
niet te ontwarren kluwen van stam
men en takken en bladeren.
Ik schatte liet aantal gevallen boo
men, de kleinere boompjes niet mee
gerekend op een paar duizendbe
weerd wordt echter dat houtkoopers,
die de boomen in cogenscbouw na
men het aantal op 5000 schatten.
Dit vond ik wat overdreven, maar
toch 't is welletjes.
Het Haagsche bosch is, kan ik
met een gerust geweten zeggen, voor
altijd geschonden, maar hoe men
ook plant en poot en stekt, 't oude,
't beroemde, het mooie „bosch" van
voorheen krijgen wij nooit terugen
alvorens de sporen van den starm
van den nacht van 30 September op
1 October 1911 ook maar eenigszins
zijn uitgewischi zijn wij een men~
schenleefiijd verder.
Voorheen was er geen vierkanle
meter grond waar niet een boom, een
mooie boom stond.Thans zijn er tien»
tallen meters in omtrek waar geen
boom, geen boompje, geen struikje
meer staat. Want de neervallende
boomen hebben alies in hun val
meegesleurd en verpletterd.
Den geheeien Zondag door heeft
't bezoekers „geregend" en „regen
den" de bezoekers door, regenjassen
en schermen ten spijt.
En 'tis eenigszins pijnlijk om
plaats, maar niemand kon beseffen,
hoeveel haar deze overwinning kostte.
Er was een floers voor hare oogen,
haar keel werd als dichtgeknepen,
hare handen beefden, terwijl ze haar
servet losmaakte en toch luisterde zij
met schijnbare belangstelling en ge
dwongen lach naar mijnheer De la
Blachère, die den toestand verhielp,
door over onbeteekenen le dingen te
praten.
Zij is dapper, dacht Régis, die
dit tooneeltje met de belangstelling
van een toeschouwer had gevolgd.
Roger gedroeg zich wondergoed en
liet zich even wonderlijk meenemen
na het eten. Da anderen gingen naar
den tuin. De zon was ondergegaan
en schemering omhulde de lanen en
boschjes; maar de lucht was nog
rood gekleurd en het onbeweeglijk
gebladerte tee kende zich scherp af
tegen dien schitterenden achtergrond.
De natuur was kalm, een zacht koeltje
steeg van uit de rivier op en de stilte
werd nauwelijks gestoord door het
gonzen der insecten.
(Wordt vervolgd.)