Eerste Blad. Het Stiefkind. Maandag Dit nummer faastaat uit 2 bladee De PapeÉecHe strafzaak. 2 October WsMTmTAmx' No 232 49e Jaargang. 1911 VLISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÊN van 14 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Qroote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. fibonnements-Bduerterstiën op zeer uoordeeüg© uooriwaarden ii. Garsthagen Jr. was alzoo veroor deeld maar Garsthagen had gezegd „'t Kost wat het kost, maar al kost 't mijn huisje, ik laat het er niet bij zitten." De zaak kwam dan ook in behandeling bij het Hof in den Haag. Het vernietigde het vonnis van de rechtbank wegens een vormgebrek, maar legde den beklaagde een straf op van vier maanden. Van die ver oordeeling werd vervolgens cassatie bij den Hoogen Raad gevraagd en dit vernietigde op zijn beurt het Haagsche arrest wegens een vormgebrek en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's Hertogenbosch. Voor dit Hof werden een groot aantal getuigen gehoord, die in het voordeel van beklaagde sprakendoch het gevolg was dat het Hof den beklaagde wegens smaadschrift tot twee maanden veroordeelde, nadat het het vonnis der Dordtsche rechtbank ook vernietigd had, op denzeifden grond als waarop dit door het Haagsche Hof was geschied. Onze lezers kunnen door dit alles eens een goed begrip krijgen van de heerlijke manier der behande ling van strafzaken, waarbij het her haaldelijk voorkomt dat niet alleen de getuigen, maar zelfs de beklaagden, zich door het zeer langdurig tijds verloop, nauwelijks zich de ware toedracht van het gebeurde kunnen herinneren. In dit geval was de lijdensgeschie denis nog lang niet uitwant de beklaagde vroeg alweer cassatie bij den Hoogen Raad. Dit vernietigde ook weer het arrest van het Hof in Den Bosch, omdat er fouten in begaan waren en verwees de zaak naar het Hof te Arnhem. Het is de behandeling der zaak voor dit Hof, die er zulk een gerucht makende van deed worden. Hier trad een getuige op, die in strijd met de verklaringen van veldwachters en burgemeester, verklaarde dat hij op Maandag 9 September 1907, 's mor gens om 10 uur, een man op de secretarie te Papendrecht had zien staan, met bloed in het gezicht. Er werden in 't algemeen drie en zeventig getuigen gehoord, waaronder een vijfta! geneeskundigen, waarvan er twee van meening waren dat de verwonding door geweld en door stompen was veroorzaakt. Een gebeele reeks van getuigen kwam weer ver- Feuilleton. O— 25.) Roger hier is nu uwe groote zusterGij wildet mij dus geen kus geven Ze strekte de armen naar hem uit, maar hij wist haar te ontkomen, nam zijn stok weer op en begon weer te loopen. O, ik kan u wel krijgen, al wilt ge nietzei ze, die weinig bemoe digende ontvangst ais scherts opvat tend. Laat mij met rust, ik ken u nietWaarom zijt gij niet wegge bleven Nu spartelde hij in hare armen. Ze voelde haar hart beklemd, vooral in tegenwoordigheid der dienstbode, die boosaardig glimlachte en hare tegen woordigheid even weinig scheen op te merken ais de stoutheid van het kind. Wij zullen elkander spoedig klaren dat zij zonder gegronde redenen door de politie waren opgebracht, in het cachot gestopt en door de politie ambtenaren mishandeld. Verscheidene getuigen verklaarden ook, dat de toestand te Papendrecht veel verbe terd was, sedert de veldwachters er door dc maréchaussee waren vervan gen. De lange, maar toch aliijd nog rechie weg, bij de behandeling der zaak gevolgd, schijnt thans een kron- kelvorin aan te nemen. Door zeker iemand waren verklaringen afgelegd, die onderling in strijd waren. Daarom werd het noodzakelijk geacht, een onderzoek in te stellen naar hetgeen noodig was ter beoordeeling van de waarde van die getuigenis. Óok wilde men nog meer personen hooren omtrent het optreden der politie te Papendrecht en ook deskundigen raadplegen omtrent de betrouwbaar- heid van getuigen. Daarmee werd een rechter-commissaris te Dordrecht be last en daardoor werd de afdoening der za?k weer een jaar vertraagd. Eerst 10 November 1910 werd het onderzoek door het Hof te Arnhem hervat, waarbij vijf dikke pakketten met stukken ter tafe! kwamen. En van toen af bleek de groote fout, die in deze begaan was en die, wanneer ze navolging mocht vinden, het geheele recht op losse schroeven zou zetten. Het Hof meende het zwaartepunt der beslissing, uit handen van de rechters te moeien doen overgaan in handen van zielkundigen, die een onderzoek naar den zielstoestand van verschil lende personen irsselden en ten ge- volgevan het daaromtrent uitgebrachte rapport die beshssing feitelijk in handen hadden. De eigenlijke zaak is toen wel een beetje als een nachtkaars uitgegaan. De advocaat-generaal eischfe dat als bewezen zou worden aangenomen het feit, dat aan beklaagde Garsthagen ten laste was gelegd, maar tevens dat dit feit dezen, wegens gebrekkelijke ontwikkeling zijner verstandelijke ver mogens niet kon worden aangerekend en hij daarom van rechtsvervolging zou wo'den on'slagen. Hef Hof wist er zich handig uit f« werken, door aan te nemen dat be klaagde de bedoeling had gehad om te handelen in het algemeen belang, welk belang zeker wordt gediend door politiebeambten aan de kaak te stellen, van wie men te goeder trouw over tuigd is, dat zij in de vervulling van hun taak te kort schieten. Op dezen grond verklaarde het Hof het begane feit niet strafbaar. Om een staaltje te geven van de wijze van inkleeding onzer vonnissen, diene dat in dit arrest letterlijk te lezen staat, dat de beklaagde schuldig was aan het misdrijf, dat hem ten kennen, sprak zij zachlzinnig. Kijk nu eens naar mij.... ik zal heel lief vcor u wezen, ik zal u mooie geschiede nissen vertellen en wij zullen samen zulke prettige wandelingen maken 1 Wilt ge op mijne kamer komen Ik heb prentenboeken in mijn koffer en die moogt ge alle bekijken Jongeheer Roger, gij moogt niet naar beneden, zei Rosa droogjes, ge weet wel, dat ge verkouden zijt en dat het tocht op de trap. Clémence's oogen schoten vonken. Ik kan wel op mijn broertje pas sen, sprak ze levendig, en het komt mij voor, dat die overheete atmos feer van de linnenkamer hem geen goed kan doen. Mijnheer wil niet, dat ik hem verlaat, als hij niet goed is, ant woordde de dienstbode heftig. Hare blikken kruisten zich en C!é- mence bloosde van toorn bij zooveel brutaliteit. Roger, zei ze, nu terwijl zij be proefde kaim te blijven, wilt ge met mij komen spelen Neen, dat wil ik niet, ik houd niet van u, antwoordde de kleine jongen, onbeleefd. iaste was gelegd, doch dit feit niet strafbaar was. Men verbeelde zich dat iemand schuldig is aan een misdrijf, dat hij dus een strafbaar feit heeft begaan en toch niet strafbaar is. Men zou inder daad geneigi zijn tot de vraag, of iemand wel eens iets van een Neder- landsciie taai heeft vernomen Wij hebben thans het oog.te ves tigen, en dit is verweg het belang rijkste dee! dezer schetsen, op het schitterend pleidooi van mr. j. A. van Hamei, den beroemden rechts geleerde, die met de verdediging was belast en juist gedurende den loop van het geding tot hoogieeraar in het strafrecht werd benoemd. Oor spronkelijk was die verdediging toe- verlrouwd aanmr. Dicke in Dordrecht: maar deze werd op allerlei wijze be moeilijkt door hen die met alle ge weld de politie de hand boven het hoofd wilden houden. De autoriteiten werkten hem tegenpersoonlijk moest hij zelis in den maatschappe- lijken omgang onaangeramheden van heel laag gehaile ondervinden, en ten slotte was hij zedelijk genood zaakt de verdediging aan een ander over te laten. Zooals wij opmerkten, uit die om standigheden is het schitterend plei dooi van professor Van Hamel, een pleidooi voor het rechtwant het gaat toch waarachtig niet om de vraag of het gezag, de autoriteit van hoogere en lagere ambtenaren met alle geweld boven gehouden moet worden. Dit is geen - 'c voor den rechter, bij wien v,a>.i<ü!/..-cn jegens beklaagden en verdedigers nimmer wezen mag. Het Openbaar Ministerie had het zoo voorgesteld, alsof van Elk, die het stuk in de Dordrechtsche Cou rant voor Garsthagen had opgesteld, een querulant, was, dat wil zeggen iemand die altijd twist zoek! en klaagt, iemand die in de politie en het gezag zijn vijand ziet; dat deze man eigentijk de oorzaak van alles was en letterlijk ieder onder zijn invioed brachtmaar, zeide de ver dediger, het Nederlandsche volk is niet zoo gek, dat het zich door een enkden querulant nonsens op de mouw laat spelden. Het was inderdaad, zeide de plei ter, van den kant van het Openbaar Ministerie, dat toch de maatschappij vertegenwoordigt, een zeer poover compliment, dat al de lagen van die Nederlandrche maatschappij op stel ten zouden kunnen worden gezet door een enkelen man, waarvan men nog wel de krankzinnigheid aan neemt. Het Nederlandsche volk is wat meer waard 1 En het had van zijn vertegenwoordiger van het Open- Zonder een woord te zeggen, deed zij de deur open en ging heen, ter wijl ze een onbeschaamd lachtje ach ter zich hoorde. Ten prooi aan eene verontwaardi ging, die zij niet meer kon bedwin gen, vloog zij de trap af en stormde zoo de bibliotheek binnen. Dat is te grofIk word belee- digdVader gij moet tegen Rosa spreken. Er kwam een vermoeide, lijdende uitdrukking op het gezicht van Fon- solles. Hij was opgesprongen bij de luidruchtige binnenkomst zijner doch ter en bracht instinctmatig de handen aan zijne ooren. Maar, Clémence, gij moest be grijpen, welke behoefte ik heb aan geestelijke en lichamelijke rust. Gij zijt nog geen tien minuten in huis en alles is a! in rep en roer! Zij voelde een pijnlijken steek in haar hart. Roger heeft mij als een vreemde behandeld, sprak ze met moeilijk te verbergen bitterheid. Dal kan ik nog verdragen, totdat hij mij beter kent, ofschoon ik wel met recht kon ver wachten, dat men hem over mij ge baar ministerie een beter compliment verdiend, dan de veronderstelling dat het zoo vatbaar zou zijn voor licht zinnige vermoedens. Scherp hekelde pleiter de opvatting der Dordsche rechtbank, dat men r.iet in het algemeen belang handelt, door mededeelingen omtrent de po litie, zooals Garsthagen gedaan had, in het publiek te doen, en dal hij, die dergelijke klachten heeft over een beambte, naar zijn chefs moet gaan en daar zijn heil moet zoeken. „Het is zeide pleiter een opvatting van Pruisen van het jaar 1800, om te zeggen: wanneer u ies is aangedaan door een ambtenaar dan hebt gij te kiagen bij de daar voor gestelde macht. Mur niemand minder dan de Savornin Lohman heeft bij de samenstelling van ons straf wetboek gezegd: wanneer een amb tenaar in de uitoefening van zijn bediening een feil maakt, dan heeft de burger, dien het betreft, in het algemeen belang het recht dat ter kennis van het publiek te brengen. En wanneer de rechtbank te Dordt zegtGarsthagen, je had dat stuk niet moeten schrijven, je hadt je moeten vervoegen bij de hoogere autoriteiten, dan is dat een opvatting die volkomen in strijd is met ons rechtsgevoel. En de burgemeester, die voor zoo'n man als Garsthagen de autoriteit is, de eenige, de hoogste, die woont in zijn gemeente, die bur gemeester is het die er bij staat waar de mishandeling gebeurt en die zegt ik heb niets gezien ben niet mis handeld. Edel Groot Achtbaren Hee ren, het is allemaal zoo geweldig in strijd met de gezonde rechtsopvat ting, dat wij er geen mond weer over behoeven te spreken. Maar ik constateer dit a!s eene merkwaardig heid om te bewijzen, hoe weinig een rechter met het voik meevoelt, die zulke gronden aanvoert. Een Nederlandsche militaire missie naar Engeland. De Londensche berichtgever van het „Hbl." seint, dat een commissie van vijf hoofdofficieren uit Nederland, samengesteld uit twee genie-officieren, van wie een tot het Nederlandsch- I idische leger behoort en een marine officier, de volgende week Maandag naar Londen zal komen en den vol genden dag naar New-Castle zal vertrekken om de fabrieken van Arm strong te bezoeken. Briefkaarten- Als van welingelichte zijde verno men, kan het volgende worden mede gedeeld In den laatsten tijd komen her- sproken had. Maar Rosa, dat onbe schaamde schepsel, heeft mij de ver gunning geweigerd om hem mee te nemen en zij heeft durven lachen, ja zij heeft mij niet Roger uitgelachen, toen ik alleen weg moest gaan Mijnheer Fonsolles zuchtte diep. Rosa is niet altijd beminnelijk of gemakkelijk, mijn kind, ik weet het wel en het .heeft mij dikwijls gehinderd. Maar zij is met hart en ziel aan mijn zoon gehecht en boven dien heeft mijne vrouw mij laten be loven haar bij hem te houden. Ik vraag niet, dat gij haar weg zult sturen, zeide Ciémence, maar aileen da! gij haar berispt en haar bet bevel geeft mij te eerbiedigen. Met zekere ongeloovige vrees keek mijnheer Fonsolles naar zijne dochter alsof ze hem iets onmogelijks gevraagd had. Rosa vermanen! herhaalde hij. Gij kent haar niet. Zij zou mij met haar vertrek dreigen, Dat zou zoo erg niet wezen Ben ik er dan niet om op Roger te passen Maar zij zou niet weggaan en eene scène maken boven mijne krach- haaldelijk in nieuwsbladen berichten voor, ais zouden er r.ieuwe bepalin gen omtrent 't gebruikvan briefkaarten zijn vastgesteld. Deze berichten zijn onjuist. Da sedert 1907 voor briefkaar ten g-idende bepalingen hebben tot heden geene wijziging ondergaan. Nog immer heeft dus de afzender van een briefkaart het recht voor geschre ven- cf gedrukte mededeelingen, dus ook voor de vermelding, hetzij ge schreven, hetzij gedrukt, van den naam en het adres van den afzender, te beschikken over de achterzijde en bovendien over de linkerhelft der adreszijde. De rechterhelft van de adreszijde is uitsluitend bestemd voor het cdres en voor aanwijzingen op den postdienst betrekking hebbende. Het is mede geoorloofd het adres over de geheeie breedte der adres zijde te beschrijven. Kaarten, die over de geheele breedte (dus ook over een gedeelte van de rechterhe'f der adreszijde zijn voorzien van een gedrukt hoofd, vermeldende den naam,het adres, enz., van den afzender, worden lot nadere beschikking als briefkaart aangeno men. Deze kaarten moeten echter overigens volioeri aai de bestaande bepalingen, die opgenomen zijn in den aan de kantoren der posterijen en bij den boekhandel verkrijgbaren post-, telegraaf- en telefoongids. Emigratie naar Zuid-Afrika. Da laatste jaren zijn er door ver schillende koionisa'ie- vereenigingen een groot aantal Engelschen naar Zuid-Afrika gezonden om daar den landbouw te beoefenen. De meeste dezer emigranten is het niet slecht vergaan, in tegendeelmits er geen massa-emigratie plaats heeft, is er in ZuidAfiika voor boeren nog volop plaats en gelegenheid zich een goed bestaan te verzekeren, ook dus voor Nederlandsche landbewoners. Eenige maanden geleden is de boe renarbeider A. Bier raar Zuid Afrika vertrokken en in dienst getreden bij onzen oud-landgenoot dr. A. Jurri- ainse, nabij Ermeio, Transvaal. Bier's vader, die in den Grooten Y-Polder woont, schrijft thans aan de Z. A. Voorschotkas ov.r het wedervaren van zijn zoon ais volgt „Uit de brieven, die ik van hem (den arbeider A. Bier) ontvang, kom ik tot de conclusie, dat hij er heel best tevreden is. De ontvangst en de voortdurende behandeling bij Jurri- aanse is boven ai Ie lot verheven. Hij raadt zijn broeders en iedereen, die zijn toekomsi wil verbeteren, naar Zuid-Afrika te emigreeren. Hij schrijft dan ook, dat dr. Jurriaanse nog meer Hollandsche werklieden wil hebben. Men kan daar naast een goede be handeling een mooie som overhou den. Ia den laatsten brief, dien ik van ten. ik ben zeer verzwakt, mijn kind. Dus, riep Clémence uit, met eene stem, die van verontwaardiging beefde en terwijl ze hare tranen van spijt niet kon weerhouden, die vrouw mag mij ongestraft beieedigen en naar verkiezing mijn broertje van mij afhouden Neen, neen, het zal wel terecht komen en ik zal haar zeggen... ik zal haar laten hooren, dat zij beleefder moet zijn en zich een weinig moet matigen... Maar, als gij eenige zorg voor mijne gezondheid hebt, lieve dochter, houd mij dan buiten geschil len met de dienstboden... Er is nood zakelijk kwaad... Laten wij Rosa als zoodanig beschouwen... En hij nam zijne courant weer op en gaf dus duidelijk te kennen, dat hij een einde aan dit gesprek wenschte. Clémence ging nu langzaam naar hare eigen kamer, dezen keer Was zij bevreesd en ontgoocheld. Het werd etenstijd. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1911 | | pagina 1