Het Stiefkind.
Maancla
28 September
Dit lummer bestaat uit 2 bladen
De PapeÉscMs strafzaak.
IS o. 226
49e Jaargang.
1911
Feuilleton*
Brievenuig deffofstad.
Verschijn! dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
fibonneirsents-ftduerienfiSn op zeer uoordeelige ooorwaarden
VLISSINGSCHE COURANT.
tl
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE jR„ Kleine Markt 58.
ADVERTENTIÈNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Nieuwe Abonné's, uitge
zonderd by weKelijKsche be
taling, ontvangen de dagelijks
verschijnende „VLISSING
SCHE COURANT" koste
loos tot 1 October.
i.
Het wil ons voorkomen, dat het den
lezers van ons blad gaan zal als vele
anderen. Zij hebben vaak iets gehoord
van de beruchte Papendrechtsche
strafzaakzij hebben er af en toe een
stukje over gelezen in de courant en
weten dat deze zaak herhaaldelijk een
groole beroering in den lande heeft
gebrachtmaar de eigenlijke toedracht
en de ware oorzaken dier beroering
kennen zij niet. Alleen zullen zij weten
dat naar aanleiding der plaats gehad
hebbende feiten, bij een deei van het
volk, ditmaal geenszins alleen in de
lagere rangen van dat volk, de
algemeen bekende overtuiging is
versterkt, dat het recht bij ons niet
veilig is. Daarom willen wij thans
eens nu er een bijzonder goede
aanleiding toe bestaat, den loop dier
zaak schetsen. Er is namelijk onlangs
eene brochure verschenen bij de
uitgevers firma H. D. Tjeénk Willink
en Zoon te Haarlem, getiteld„De
Papendrechtsche strafzaak, gediend
hebbende voor het Gerechtshof te
Arnhem in November 1910overzicht
en verslag der pleitredenen gehouden
in de strafzaak van het Openbaar
Ministerie contra M. Garsihagen,
vervolgd wegens smaadschrift en des
wege van rechtsvervolging ontslagen".
Dit zakelijk overzicht van de
geruchtmakende en, wat vrij wat meer
zegt, zeer leerzame historie, is samen
gesteld door mr. C. Uilerwijk, thans
griffier bij het kantongerecht te Rot
terdam, en verscheen oorspronkelijk
in het „Tijdschrift voor Strafrecht."
Wij juichen deze uitgave van harte
toe want het komt ons voor, goed
gezien te zijn, deze zaak aan de
vergetelheid te ontrukken.
In het voofbericht wordt terecht
opgemerkt, dat dit geding vele punten
van blijvend belang heeft opgeleverd
en dat de verschillende gevolgtrek
kingen en waarschuwingen, waartoe
hei heeft geleid, hei bewaren wel
verdienen.
De besproken verzameling van mr.
19.)
Toen pas werd het eene gebeurte
nis van gewicht voor haar.
Gedurende haar laatste verblijf op
Rozenhof had ze zich verveeld. Zij
was beleefd geweest tegenover hare
stiefmoeder, zooals de Zusters haar
gezegd hadden; niet de minste ver
trouwelijkheid ontstond er echter
tusschen haar beiden en zij had het
onzekere, maar diepe gevoel, dat zij
niet meer thuis was in dat huis,
waar eene vreemde het bestuur
voerde.
Nu was het klooster haar eigenlijk
huisdaar weigerde zij niet om de
Zusters, die haar feeder verzorgden
„moeder" te noemen en daar waren
veie vriendinnetjes, om het leven
prettig en afwisselend te maken. Zij
voelde ook, maar nog altijd onzeker,
dat de familie De ia Blachlre haar
Uiterwijk bevat eerst een zakelijk
overzicht der geschiedenis en vervol
gens van het requisitoir van het
Openbaar Ministerie bij het Arnhem-
sche Hof en van het pleidooi van den
verdediger, een hoogst merkwaardig
stuk van blijvende waarde, en ten
slolte het arrest van het Hof te Arnhem.
Het bedoelde zakelijk overzicht der
geschiedenis is min of meer verma
kelijk en doet onwillekeurig aan een
tooneelstuk denken.
In den aanvang speelt dat stuk te
Paperidrechf, een plaatsje in de na
bijheid van Dordrecht, welk plaatsje,
als meer dergelijke, voorheen in een
niet al te best biaadje stond, omdat
het er nog al eens erg roerig en
rumoerig was. De politie wist er dan
wel eens geen raad mee en dit schijnt
haar soms aanleiding te hebben gege
ven tot een vrij zonderlinge, ofschoon
in 't geheel niet zonder voorbeeld
zijnde opvatting van de taak der
politie, die wel erns noodeloos ruw
optrad. Dat was naar men wil ook in
deze het gevat. Op zekeren Zondag
avond van September 1907, nadat
men natuurlijk een beetje aan Bacchus
geofferd had, bonsde zekere Kwaker-
naat, een machinedrijver, die bekeurd
was voor een visscherijoverrieding, en
bij den in het raadhuis wonenden
veldwachter de Meij zijn in beslag
genomen vischtuig wou terugvragen,
zoo hard met zijn vuist tegen de Meij's
ruiten, dat er een brak. De aanleiding
tot de gch;ele zaak was dus een
kwajongensstreek. Kwakernaat was in
gezelschap van zijn vriend Garsthagen,
met wien hij het na deze heldendaad
op een loopen zettemaar 's nachts
werd hij door de politic beambten
opgeklopt, aan de voordeur gegrepen
en in 't cachot gebracht, omdat hij
niet bekennen wilde. Zijn vriend
Garsthagen, die later de held der
historie werd, schijnt overigers geen
held te wezen ten minste hij had
z ch verstopt, maar begaf zich des
Maandags, ra door den burgemeester
•ontboden te zijn, naar het raaihu's,
waar hij met een paar schoppen werd
begroet en vervolgens bij he haling
op den neus ges'ompt, zoodat hij
ernstig bloedde, waarbij de veldwach
ters schreeuwden „bekennen zal je".
Zoo luidt het v'rhaal van Garst
hagen. Was hef juist, dan is het alweer
een nieuw bewijs, hoe treurig het hier
en daar nog met de opvatting Oer
taak van de politie gesteld is. Zulk
een optreden doet ons onwillekeurig
denken aan de handelingen der voor
malige zoogenaamde „rakkers van den
schout", die historische handlangers
der justitie, dien het vcoral ook om
„bekennen" te doen was ea die er
heet graag eens op los beukten.
Intusschen gaf de politie een heel
niet erkende. Mevrouw De Ia Bla-
chère vooral was stijf en afgetrokken
tegenover haar, berispte haar over
de meest onbeteekenende zaken en
liet die berispingen vergezeld gaan
van opmerkingen, die Ciémence niet
begreep, maar in haar geheugen ble
ven om eens duidelijk te worden
het waren opmerkingen over gebrek
aan afkomst, aangeboren burgerlijk
heid, die, zoo beweerde zij, goede
manieren en goede toon voor dat
kind bijna onmogelijk maakten.
Régie bekommerde zich weinig om
haar. Bijna' altijd was hij te paard
of op eene boot, zoodat hij haar
slechts bij familie-partijtjes ontmoette
en dan stelde hij meer belang in het
gesprek der groote menschen dan in
het kindergepraat van een meisje van
zijn leeftijd.
Alleen haar vader zag haar met
vreugde terug, maar hij was zoo in
beslag genomen door zijne zaken en
door het genoegen, dat hem een uit
gebreide vriendenkring verschafte,
dat hij zich weinig met haar kon be
zighouden en aldus werd alle ver
trouwelijkheid verbannen.
Ciémence was te levendig, te vroo-
andere lezing van de zaak en zou
volgens haar Garsthagen, bij wien dan
misschien het bier van den vorigen
avond nog nawerkte, gestruikeld zijn
over zekere mat voar de deur der
raadzaal, ofschoon zij later verklaarde
een azdere mat bedoeld te hebben,
tengevolge van welke struikeling
Garsthagen terecht kwam tegen een
deurpost en dientengevolge aan het
bloeden geraakte.
Van dat oogenblik af werd de
strijd naar het schijnt beheersebt
door de vraag, of het bier van Zon
dag dan wel de politie van Maandag
schuld hadwel te verstaan aan hei
bloed van Garsthagen; want wat de
ruiter.quaestie betreft, deze werd da
delijk opgelost, daar Kwakernaat
handelde als Cornelis, die een glas
gebroken had. Hij zat namelijk nog
steeds in het ccchot, daar hij nog
niet bekend had, omdat hij eenige
wetenschap scheen te bezitten van
de eigenaardigheden der Papen
drechtsche politie, die in haar ijver
altijd maar op bekennen aandrong,
teneinde den verdachte, zooais ten
minste gezegd werd, een pak ransel
te kunnen toedienen. Maar toen
Kwakernaat zijn vriend Garsthagen,
zooals hij verklairde, hoorde jam
meren, begon zijn Papendrechtsch
geweten te spreken en toen hij naar
de raadzaal werd gebracht om daar
in bijzijn van Garsthagen verhoord
te worden, waar hij het onschuldig
vergoten bloed van Garslhagen aan
schouwde, bekende hij de misdaad,
ditmaal naar het schijnt, zonder het
verwachte pak ransel te krijgen
waarop beide vrienden „huis toe"
mochien gaan.
Maar hij, wiens neus geschonden
is, heeft een geschonden aangezicht,
zooalsGarsihagen ondervinden moest.
Deze treedt nu ais held van het stuk
op hij stelde zich eerst onder ge
neeskundige behandeling en ging
vervolgens, vergezeld van den heer
Garsthagen, een visite maken bij
meneer Van Elk, een bekend zaak
waarnemer te Dordrecht, die met
goedvinden van de hccren Garstha
gen, vader en zoon, een historie van
het gebeurde opstelde, welk stuk
den llen September 1907 geplaatst
werd in de „Dordrechische Courant."
Twee veldwachters, Van den Berg
en de Meij, zagen in dat stuk een
smaadschrift aan hun acres, en zij
dienden deswege een aanklacht bij
de justitie in, tengevolge waarvan
Garsthagen door de rechtbank te
Dordrecht tot twee maanden gevan
genisstraf werd veroordeeld.
Het eerste bedrijf is hiermede af-
geloopen.
lijk van natuur, te gevoelig vooralle
kleine genoegens en afwisselingen
van het buitenleven, dan dat ze zoo
jong reeds kon lijden onder de on
verschilligheid waarvan ze het voor
werp was. Voor het oogenblik had
ze volkomen aan zichzeive genoeg,
maar toen mijnheer Fonsolles haar
tegen het einde der vacantie vroeg,
of zij thuis wilde blijven, antwoordde
ze, dat ze veel liever naar het klooster
terugging.
Er ontwaakte evenwel een nieuw
gevoel in haar hart, toen ze, nadat
ze haar vader teeder omhelsd en hare
stiefmoeder haar voorhoofd aangebo
den had, in den tuin een klein wit
pakje zag op den arm van eene
jonge, aardige min.
Is dat nu het kleine broertje
Ze vloog erheen en de min bukte
zich om het kindje te laten zien,
terwijl ze glimlachte tegen dat mooie,
nieuwsgierige gezic'iije.
Ciémence sloeg de handen samen
van bewondering.
Wat is hij lief 1 Mag ik hem
kussen
Met instinctmatige voo-zichtigheid
wierp zij haar hóed naar achteren,
CXXXVI.
De „Roode Dinsdag"Denk niet
aan de roode kleur van bloed s.v.p.
Denk aan een vreedzamen optocht,
zonder veel drukte, van tal van kleine
burgerijes en burgeresjes, altemaal
brave iieden, netjes op z'n Zondags
uitgedost, en van een ongehoord aan
tal moderne jongelingen en dito jon
gedoebteren, kenbaar aan dat zekere
ik-en-weet-niet-wat, een dweperige
oog-zwemmerigheid, een rulgbaardi-
ge en siuikharige stof-verachting, die
u dadelijk preeken van idealistische
onthouding en onthoudend idealis
me, geafficheerd door fladderende
dassen en flodderende hobbezakken
een vale hutspot van vegetaris
me, geheel-onthouding, Rein-Leven,
sonnetten-geestdrift en toekomststaat
aanbidding, een soort ethische vrij
denkerij of intellectueele verwarring
zonder ruggegraat of houvast, en dit
dan verpersoonlijkt ais ridicuul sym
bool.
Uit alle hoeken des lands waren
deze ongevaarlijke lieden in kudden
naar de Residentie gespoord om den
heer Troelstra en consorten te hel
pen, met de noodige drukte het ver
maarde „volkspetitionnement" voor
Algemeen Kiesrecht naar het Binnen
hof te brengen. Een onschuldige
liefhebberij, die men hun gunnen
mag.
317,000 handteekeningenAltemaal
van overtuigde voorstanders van A.
K. natuurrijk, en altemaal van vol
wassen mannen en vrouwen, die
weten wat ze willen.
Een collega, die goedmoedig heeft
vertrouwd, dat 't zoo is, en aan
neemt (op grond van de aanvanke
lijke schatting bij de eerst ingele
verde lijsten) dat onder die 317,000
voorstanders er 200,000 mannen zijn,
heeft eens uitgerekend bij bena
dering natuurrijk wat dit aantal
eigenlijk beteekent voor den A. K.-
eiscb.
Het totaal aantal mannelijke in
woners boven de 25 jaar en
onder de teekenaars zijn er natuur
lijk duizenden en duizenden die,
hoewel ongeveer volwassen, nog niet
den leeftijd van 25 jaar overschre
den hebben was volgens de sta
tistische gegevens over 1910 onge
veer 1.400,000. Het aantal mannen,
dat den leeftijd bereikt had waarop
men geschikt geacht werd om te
teekenen zal dus zoo ongeveer een
kleine twee miilioen bedragen hebben
het totaal aantal mannelijke in
woners van ons rijk bedroeg 2.926.630.
Daaruit zou dus blijken, dat on
geveer 10 pet. van de mannelijke
volwassen bevolking het petitionne
ment geteekend heeft.
welker scherpe strooien rand het teere
gezichtje van het kind zou kunnen
kwetsen en zij kuste het voorzichtig
en teeder. Het kindje begon te lachen
en pakte zijn zusje aan een krui vast.
- Hij houdt mijn haar vast, wat
is hij sterk
Verrukt ging ze deelgenooten zoe
ken voor dit heugelijke feit. Hare
stiefmoeder kwam dichterbij met
zachten blik.
Dus gij vindt het kleine broertje
lief.
- AllerliefstHoe jammer, dat het
klooster zoo ver af isHij zou bij
mij hebben kunnen komen in de
spreekkamer en al mijne makkerfjes
zouden hem zoo aardig vinden
Sinds dien dag liet zij haie lieve
lingsdieren in den steek om altijd bij
den kleinen Roger te zijn. 's Morgens
hielp zij de min om alle benoodigd-
hedets voor zijn toilet gereed te zetten
en had pleizier als zij hem zijne
kleine voetjes zag uitstrekken bij het
heldere vuurtje, dat bij koude 's mor
gens een uurtje werd aangestoken.
Zij liep hem na in tuin en veld, be
spiedde zijn lachjes, had schik in
zijne maniertjes en werd eene op-
Een dergelijk petitionnement ont
leent echter in de eerste piaats be
lang aan het aantal der niet-kiesge-
rechtigden die het petitionnement
onderfeekend hebben. Immers zij, die
reeds het kiesrecht hebben, kunnen
door dat kiesrecht te gebruiken pogen
hun politieke wenschen vervuld te
krijgen. Indien onder de kiesgerech
tigden een meerderheid, te vinden is,
die algemeen kiesrecht eischt, dan
kan die meerderheid zorgen dat de
regeering algemeen kiesrecht geeft.
En dan valt het ai dadelijk op hoe
uiterst gering het percentage is der
vrouwen, die alien geen kiesrecht
hebben, die het algemeen kiesrecht
eischen. Het aantal volwassen vrou
wen is weer bijna twee miilioen en
ruim 5 pet. heeft slechts op het
petitionnement geteekend. En het
„Volk" van 18 Sept. deelt mede hoe
de handteekening van menige vrouw
meer een daad van fronde is, een
protest tegen de duurte der levens
middelen, dan een meening-uitspraak
omtrent kiesrecht.
Doch ook van de mannen, die niet
kiezer zijn, is het aan'al dat door
het z riten van een handteekening,
waarom gesmeekt en gebedeld wordt,
wi! toonen eenigen prijs op dat kies
recht te stellen, uiterst gering.
De laatste verkiezingen hebben
aangetoond dat het aantal kiezers die
op sociaal-democraten stemmen on
geveer op 90.000 geschat kan wor
den. V, ilig kan men aannemen dat
de handteekeningen van die 90.000
op het petitionnement niet ontbreken.
Doch ook duizenden en duizenden:
andere kiezers hebben hun hand
teekening gezet. Tal van vrijzinnig-
democratische en liberale kiezers, en
ook zeifs kerkeiijken b.v. katho
lieken, zooals bleek uit de bericht en
over het petitionnement in het „Volk"
hebben hun handteekening onder
het petitionnement geplaatst.
Er zijn in het rijk 854.539 kiezers.
Er zijn dus 500.000 a 600.000 Neder
landers ouder dan 25 jaren, die geen
kiezer zijn. En medeteliende de Ne
derlanders jonger dan 26 jaren, die
nog in aanmerking kwamen om te
teekenen, komt men op een getal dat
niet ver van het miilioen af zal staan.
Men ziet dus zoo concludeert de
„Hbl." man, die deze berekeningen
maakte dat slechts een onbedui
dende fractie der niet-kiesgerechtigde
en ongeveer volwassen Nederlanders
bun handteekening onder de petitie
gezet hebben.
De St. Jacobskerk is een belangrijk
monument van Den Haag en de
freurige toestand, waarin dit gebouw
verkeert, heeft velen reeds sedert
lang gehinderd. Met genoegen zullen
dan ook zij, die daar iets voor ge
voelen en hun aantal nee.nt ge
lukkig toe uit de Staafsbegrooting
rechte vriendin van de min, die haar
mooie verhaaltjes verleide.
Frangoise zag die liefde van het
kleine meisje voor haar broertje niet
zonder genoegen. Dien tijd had ze
eenige oogenbrikken van verteedering,
dan trok zij Criémence naar zich toe
en kuste haar hartelijk. Maar mevrouw
De la Blachère bekoelde de vreugde
van het kind. Zonder het te weten
was zij dikwijls kwaadwillig en
krenkend van voorzichtigheid.
Dat kind kust de kleine te
veel.... Dat is niet goed.... Zij ver
moeit hem en laat hem te veel lachen...
Zij maakt hem zenuwachtig.... Ze
verveelt de min,... Ze is veel te luid
ruchtig en verschrikt den armen kleine
met haar geschreeuw..,.
Toen was het uit met Clémence's
genoegen. Frangoise vermaande haar
om heel stil te zijn en ging heen,
inwendig gekrenkt.
Op het einde der vacantie, vroeg
Frangoise, die bewogen werd toen
zij haar het kindje zag goedendag
zeggen, of ze liever thuis wilde blij
ven. Ciémence aarzelde een oogen
blik, een enkel oogenblik.
(Wordt vervolgd.)