Het Stiefkind.
No 214
1911
11 September
Feuilleton.
49e jaargang,
Maandag
Verschijnt dagelijks., uitgezonderd op 2ors~ ®n Feestdagen.
Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel.
Meer dan de eeuwen.
ftbonnsmenis-AdoerieniiSn op zeer üoordeelige voorwaarden
Brieven uif de jlofsfa'd.
VLISSINGSCHE COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58.
ADVERTENTIÉN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote
letters en clichés naar plaatsruimte.
Wanneer de groote Ten Kale nog
bij ons was, Ten Kate die na de
ramp van Domburg, zijn treffend ge
dicht „Twaalf uur" vervaardigde/hij
zou opnieuw gelegenheid hebben ge
vonden om zijne poëtische gaven
te wijden aan een treffende gebeur
tenis in het land dat eens de plaats
van zijn werkzaamheid was.
Bijna zes eeuwen had het groote,
aan God gewijde huis, de sloopende
hand der elementen weerstaan. Het
voorgeslacht stichtte wel gebouwen
met handen, maar gaf er het karakter
van eeuwigheid aan. Overal vindt
men nog van die heerlijke monumen
ten, die van de kracht en den zin
der vaderen getuigen kunstschatten,
tevens monumenten van geschiede
nis onwaardeerbare schatten inder
daad, omdat ze, sprekende van het
verledene, zooals zij alieen dat kun
nen, toch ook eenmaal van de aarde
zullen verdwijnen.
Het is geen wonder, het is inte
gendeel echt menschelijk, dat ons
dit weemoedig stemt. Toch zullen wij
ons daarmede moeten leeren verzoe
nen. Toch zullen wij ons daarmede
moeten indenken in een wereldorde,
die ons vaak een chaos of een blind
noodlot schijnt. Onze voorvaderen
hebben inzonderheid hun kracht ge
zocht in de verheven werken der
bouwkunst. Latere geslachten hebben
dat weer in andere dingen gedaan
en wij kinderen onzer eeuw volgen
hun voorbeeld. Welk verschil in dit
opzicht lusschen de elkaar opvol
gende geslachten der menschen moge
bestaan, hierin stemmen zij allen
overeen, dat zij voortdurend tot stand
zoeken te brengen, het betere, hel
overtreffende, het meer volmaakte
maar bij al dat worstelen en streven,
hoe prijzenswaardig ook op zich
zelf, wanneer het niet geschiedt ter
voldoening aan de menschelijke ij del -
heid alleen, bij al dat streven zullen
zij ook voortdurend hierin overeen
stemmen, dat zij steeds het brooze,
het ijdele van hun werk moeten on
dervinden.
Boven kracht en vernuft, boven
kennis en wetenschap, boven al dat
woelen en werken, en boven de
eeuwen, blijft altijd dat hoogere en
meerdere, waarvoor wij eerbiedig het
hoofd buigen, maar dat wij niet kun
nen verklarendat hoogere, dat nu
en dan ingrijpt, waar wij het 't aller
minst zouden verwachten dat met
onzichtbare hand nu en dan geheim
zinnige teekens komt schrijven in het
boek van ons bestaan dat telkens
ons bepaalt bij onze beperktheid, de
TELEFOONNUMMER 10.
broosheid van al ons handelen, de
zwakheid van ons wiilen en daar
door vanzelf ook hprinnert aan de
groote verantwoordelijkheid, die in
alles op ons drukt, maar die wij
niet altijd even zwaar gevoelen.
Ruim zes eeuwen geleden stichtte
Willem de Goede, de Henegouwsche
vorst, die bij voorkeur zijn krachten
aan werken des vredes wijdde en
aan Zeeland zeer gehecht was, dat
land nu van de Vlaamsche over-
heersching veriost, het monumentale
gebouw, dat thans in een korte
spanne tijds in e<n rookenden puin
hoop verkeerde. Het stor.d daar als
een reusachtig boek, dat onze gansche
politieke en kerkelijks historie bevatte.
Het vereenigde de Graven van vele
geslachten. Duizenden en nog eens
duizenden hebben er hun gebeden
opgezonden, hun hart uitgestort, hu i
hopen en verlangen gebracht, hun
troost gezocht en gevonden, hun
twijfel overwonnen, hun geloof be
houden hebben er kracht en moed
en vertrouwen gevonden in den
levensstrijd, en hun dierbaarste her
inneringen aan vastgeknoopt.
Eeuwen lang is hetzelfde gebeurd,
wat thans de naaste oorzaak tot de
ramp is geweest. Eeuwen lang waren
aan dit ontzaglijk gebouw de herstel
ingen aangebracht, die de tar.d des
tijds noodzakelijk maakte. Daér komt,
onder geheel buitengewone omstan
digheden, die alom de grootste om
zichtigheid cischen en de meest
buitengewone voorzorgen noodzakelijk
maken, die alom rampen van den-
zelfden aard veroorzaken, een werk
man den hem opgedragen arbeid
verrichten. Die man verliest ééi
oogenblik de ontzettende verantwoor
delijkheid uit het oog, die onder deze
ge'neel buitengewone omstandigheden
op hem drukken en, schier in hetzelfde
oogenblik ontstaat een toestand, dit
geen mensche'ijke macht in staat is
te bedwingen, ontstaat een ramp, die
dat gansche reusachtige werk der
menschen vernietigt, in minder uren
dan er eeuwen overheen waren geaaan.
Het moet een ontzaglijk drukkend
en overweldigend gevoel zijn geweest,
dat die honderden, die hun plicht
volbrachten en waarvan enkelen zelfs
van buitengewoner, moed, geestkrach!
en offervaardigheid biijk gaven, on
dervonden toen zij tegenover het
blijkbaar machtelooze van alle men
schelijke pogingen stonden. En nu zal
het 'niet ontbreken aan goeden wil,
ijver, offervaardigheid en inspanning
van alle zedelijke en stoffelijke
krachten, om wat verloren gegaan is
op nieuw daar te stellen en het huis
Gods in ongeveer dezelfde vormen
te doen herrijzen. Toch is er onher
stelbaar verlies geleden. Toch is dat
levend stuk geschiedenis en kunst
voor altijd verloren gegaan en zijn
ook verloren gegaan al de daaraan
voor zoo velen verbonden dierbare
gedachten en herinneringen. Alleen
de droeve ramp blijft voortbestaan in
de herinnering der levenden en heeft
een schaduw geworpen, die niet
volkomen meer zal worden wegge
nomen.
Zóó herinnert het leven ons gedurig
weer aan zijn ernst en zijn groote
bateekenis. Dat geschiedt niet steeds
op zulk een verschrikkelijke wijze, in
zulk een aangrijpenden vormmaar
het geschiedt, als we willen zien en
hooren, toch telkens en telkens weer,
en het zal ons wel zijn wanneer wij,
berustende in hetgeen eenmaal onaf
wendbaar is en ons beijverende om
te doen wat menschelijke krachten
vermogen, er aanleiding in vinden om
dien ernst des'levens beter te leeren
inzien en meer en meer de groote ver
antwoordelijkheid te gevoelen, die de
levensernst op ons legt. Onze bereid
willigheid om te buigen voor het
hoogere en te berusten in wat boven
het menschelijk vermogen gaai, is
geen bereidwilligheid meer, wanneer
zij ons strekt tot verontschuldiging
voor het nalaten van hetgeen wij
hadden kunnen en behooren te doen,
of van het doen van datgene wat wij
hadden kunnen en behooren na te
laten.
Zeker, het zijn droevige lessen, die
de rampen van dit leven ons schen
ken, en het zijn ook zeer kostbare
lessen; maar toch, .,ok zij zullen ons
tot welzijn verstrekken en zij zullen
niet te kostbaar bevonden worden,
wanneer zij ons vóór alles aanleidii g
geven om met meerdere nauwgezet
heid op alle onze handelingen, op
het geheele samenstel van ons leven
en werken toe te zien.
Laat ons de zware verantwoorde
lijkheid voor ons eigen deel van de
levenstaak, tot in de minste bijzon
derheden, vrijwillig en ten volle aan
vaarden want eerst wanneer dat het
geval is, dan eerst rusten ons geloofs
vertrouwen 'en onze berusting in
hooger leiding op dien redelijken en
zedelijken grondslag, die met ons
b -staan en onze roeping in volkomen
overeenstemming is.
CXXXIV.
Zooals bekrnd is, hebben Gede
puteerde S aten het Raadsbesluit in
zake de veelbesproken gemeenteraads
verkiezing in district 1 gehandhaafd.
Uit de overwegingen van het be
sluit van Gedeputeerde Staten blijkt,
dat het stembureau in het 7e stem
district „getoond heeft niet ten volle
berekend te zijn voor zijn taak, niet
tegenstaande de duidelijke en correcte
leiddraad door het gemeentebestuur
aan ieder van de ieden van het
stembureau verstrek!" zooals (ied.
Staten het uitdrukken.
Ged. Staten hebben gehoord de
leden van het stembureausteenbergen,
Sorber en Van Baaien. (De heer
Werner, het plaatsvervangend lid dat
het proces verbaal mede onderiee-
kende, en die evenais de heer Van
Baaien aanteekening hield van elke
uitgebrachte stem, is wegens uitste-
digheid niet verschenen).
Dit verhoor, voor zoover het betreft
hei gedurende de zitting van het
stembureau voorgevallene, is gehou
den in tegenwoordigheid van den
heer Snel, die sedert half zes in het
stemlokaal aanwezig was en wiens
protest in het proces verbaal der
zitting is opgenomen, en de heeren
Middendorp en Siebolts, die bij den
raad bezwaren inbrachten.
Bij dit verhoor is wel gebleken,
dat de heeren van het stembureau
volstrekt niet tegen hun taak opge
wassen waren.
De voorzitter Steenbergen verklaar
de, na opening van eik biljet de
namen van hen, op wie een stem
was uitgebracht, te hebben medege
deeld en daarna het biljet aan het
oudste lid van het stembureau, den
heer Sorber, te hebben gegeven.
Bij het aflezen hadden vergissingen
plaats die de voorzitter telkens uit
eigen beweging herstelde. De heer
Sorber verklaarde aanvankelijk dat
die vergissingen eerst hersteld wer
den, nadat hij daarop gewezen had,
doch nam deze verklaring terug, toen
de heer Snel er op wees dat hij,Sorber,
reeds spoedig nadat met het opnemen
der stemmen een aanvang was ge
maakt, zich bezighield met het in
pakken van pakketten, de verkiezing
Rombouts betreffende.
Die vergissingen zijn volgens de
heeren Van Baaien en Snel voorna
melijk hieruit ontstaan, dat de namen
op bi jetten, waarop meer candidaten
waren gekozen dan plaatsen te ver
vullen waren, werden voorgelezen
vóórdat door den voorzitter gezien
was, dat het biljet van onwaarde
was, vergissingen die hen, die aan-
tetkeningen hielden, in de war brach
ten, omdat zij niet meer wisten
achter wiens naam zij een streep
hadden gezet.
Volgens de verklaring van de leden
van het stembureau was de heer
Werner niet in staat de aanteekenin-
gen zoo te houden dat er contró'e
tusschen de beide tellers bestond;
al spoedig werd er dan ook niet meer
,vol" geroepen en het stembureau is
na overleg uitsluitend afgegaan op de
zoogenaamde turflijst van den heer
Van Baaien.
Alle drie tegenwoordige leden van
het stembureau verklaarden dat de
voorzitter volgens de turflijst van Van
Baaien den uitslag der stemming
heeft medegedeeld.
Inderdaad is gebleken, dat de turf
lijst van den heer Van Baaien de
cijfers bevatte, welke door den voor
zitter als de uitslag der stemming
zijn medegedeeld, tegen welke cijfers,
zooals men weet, door den heer Snel
protest werd aangeteekend wegens
verschil met zijn aanteekeningen en
optellingen.
De voorzitter heeft de cijfers, op
iederen candidaat uitgebracht, in het
proces-verbaal ingevuid. De heer Sor-
ber verklaarde het proces-verbaai ge-
teekend te hebben vónr da' die cijfers
waren ingevuld en de heer Van Baaien
dat hij het proces-verbaal ondertee
kend heefr, zonder de cijfers mat die
van zijn turflijst vergeleken te hebben.
De ingevulde cijfers wijken in zooverre
af van die der telling, volgens de
turflijst van Van Baaien, dat achter
den naam Bleeker werd ingevuid 297
in stede van 379, en achter den naam
Schalekamp 276 in plaats van 226.
De voorzitter kon deze verkeerde
invulling niet verklaren. Doch blijkens
de verklaring van den heer Van Baaien
hadden de heeren Soiber en Steen
bergen de mogelijkheid besproken,
dat op grond van het protest van den
heer Snel tegen de bekend gemaakte
cijfers (een protest in het proces
verbaal vermeld) een nieuwe telling
zou plaats hebben, zoodat met een
hertelling in vooruitzicht, voor de
hand ligt eene verschrijving in ver
band met de voorafgaande cijfers voor
Ankerman 232, voor Oidenboom 376,
die niet ontdekt werd, omdat de
ingevulde cijfers niet werden gecon
troleerd. Als het proces-verbaal was
ingevuld volgens de telling, aan het
publiek ccor den voorzitter bekend
gemaakt, zou het hoofdsteinbureau op
grond van de gezamenlijke processen-
verbaal tot de conciussie zijn gekomen
dat op de heeren Ankerman, Bleeker,
Oidenboom en De Kleer de meeste
stemmen waren uitgebracht.
Met de verzegeling der biljetten is
bet ook vreemd toegegaan. De heer
Sorber verklaarde aanvankelijk het
pakket der geldige stembiljetten,
evenals de overige pakketten verzegeld
te hebben eri de overige leden van
het stembureau verklaarden in de
steiiige meening te zijn dat zulks was
geschied, docii hij en de andere
aanwezige ieden van het stembureau
moesten volmondig erkennen datzulks
niet is geschied toen het pakket
werd vertoond.
Tot zoover de handelingen van het
stembureau, welks Ieden nu niet juist
blijk hebben gegeven van een goed
inzicht in de beteeicenis van hun taak.
'I Is echter gebleken, dat ook ge-
o-
7.)
De sterke knaap had echter zijn
paard reeds tot kalmte gebracht en
kwam nu zachtjes terug.
Nu, hernam mijnheer Lenois, men
noemt zoo'n groothandelaar als mijn
heer Fonsolles niet zoo platweg mo
lenaar. Daarenboven hij had al lang
zijn regiment verlaten, toen hij mo
lenaar werd.
Maar hoe kon hij toch beslui
ten om gewoon burger te worden
zei de kleine jongen nu weer.
Ga het hem eens vragen, wijs
neus. Zeg eens, zie ik uwe tante
daar aankomen
Neen, dat is mama.
Goed, daar kan ik de zaak
ook mee klaar spelen, mompelde de
heer Lenois. Met een drift, waartoe
njen hem niet in staat zou achten,
sprong hij uit het rijtuigje, bond zijn
kalm, oud paard aan een boom, en
ging met zijn hoed in de hand eene
dame tegemoet, die heel zachtjes op
den weg liep, die naar het dorp
leidde.
Mevrouw, ik heb de eer naar
u toe te komen.
Waarlijk, sprak de dame op
slependen.vermoeienden toon,dat spijt
mijAls gij ons moet spreken,
kan ik wel terug gaan.
Haar gelaat drukte zekere onrust
uit, die mijnheer Lenois spoedig
verdreef.
Mijne komst had geene onaan
gename reden. Wii ik het maar zeg
gen Ik zou wel graag hier een on
derhoud met u hebben, niemand
kan ons hier storen.
Onder het spreken, wees hij naar
eene helling, die juist daar eene
natuurlijke zitplaats vormde eenigs-
zins verwonderd ging zij zitten en
Régis, die moeilijk zijn ongeduldig
paard in toom kon houden, nam nu
afscheid.
Dag mama, dag mijnheer
Lenois
Voorzichtig Régis, zei de moe
der een weinig beangst.
Maar hij was al verdwenen ach
ter eene kromming van den weg.
't Is een fiere knaap, een waar
dige loot van den ouden stam, zei
de notaris mei oprechte bewondering.
Zij zuchtte.
Wat is een oud, verarmd ge
slacht als het onze. Wat moet er
worden van dat kind, onzen eenigen
zoon Heiaas, gij weet beter dan ik,
dat wij haast niet de onkosten zijner
opvoeding kunnen bestrijden en te
gelijk dat verminderde, bezwaarde
huis voor hem kunnen behouden dat
reeds vierhonderd jaren aan De la
Blachère's behoort.
Uwe zorgen hebben mij dik
wijls gekweld, sprak mijnheer Lt-
nois en gij weet dat ik u te zeer
verknocht ben, om niet naar een
middel ter verlichting om te zien.
Een oogenblik kwam er eene bij
na teedere uitdrukking op het gelaat
van mevrouw De ia Blachère.
Waarde heer, ik ken uwe toe
wijding, hoe zouden wij zonder uwe
hulp en uw raad aan zoovele moei
lijkheden het hoofd kunnen bieden 1
Dank zij u, bezitten wij nog ons fa
miliekasteel, maar hoe kunnen wij de
armoede keeren, die van ons leven
eene wreede beproeving maakt, zoo
veel te wreeder omdat onze waar
digheid ze moet verbloemen
Zonder dat ze het scheen te be
merken, vielen er enkele tranen uit
hare oogen.
Het is natuurlijk, dat ik u ver
knocht ben, ik heb u en uw echtge
noot zien geboren worden, en de
Lenois' zijn van vader tot zooji de
notarissen der De la Blachère's.
Op het oogenblik denk ik over eene
zaak, die met voorzichtigheid en
kieschheid geleid moet worden.
Ik heb uwe medewerking noodig.
Wat zoudt gij zeggen als mijnheer
De la Blachère eens eene winstgeven
de bezigheid werd geboden
Het gelaat der jonge vrouw was
eerst bezield door de hoop, maar nu
schudde zij treurig verwonderd het
hoofd.
Bezigheid, op zijne jaren i Ik
vraag u in gemoede, wat zou hij
kunnen doen Vroeger heeft hij, jam
mer genoeg, zijn ontslag genomen
als officier, nu weet gij zoo goed ais
ik, dat hij het leven in de vrije lucht,
lichamelijke beweging gewoon is. Gij
kunt onmogelijk van hem vergen zich
op een kantoor op te sluiten.Ook
is hij veei te trotsch om zich aan
eene verachtelijke weigering blöot te
stellen.
Wie spreekt van Kantoorleven
Ik bedoel hier hem bezig te houden,
heelemaal in beslag te nemen,- ver
staat ge, kind Neem mij niet kwalijk,
ais ik eene verborgene wonde aan
raak, maar ik weet zeker, dat gij
verheugd zoudt wezen, ais aangenaam
werk hem aan de gevaren zou ont
rukken,.die het buitenleven meebrengt
voor iemand, die niets te doen heeft.
Een oogenblik bedekte mevrouw
De la Blachère haar gezicht met de
handen.
Liever aiies, sprak ze, het hoofd
oprichtend, liever alles dan weer te
zien, dat hij de laatste overblijfselen
van het erfdeel zijns zoons opoffert
aan het spel en de wedrennen,...
M ar bedriegt uwe vriendschap u
niet Wat kan dat voor eene bezig
heid zijn, hier viak bij, die onze in
komsten moet vermeerderen en mijn
man genoegzame bezigheid kan ver
schaffen (Wordt vervolgd.)