Maandag 14 Augustus Feuilleton, No. 190 49e Jaargang. 1911- Bbormemenis-fidyerfonfiën op zeer uoordeeiige uoortvaardert Bij deze Courant behoort een Bijvoegsel. Gemeentebestuur» las SM Qvirtuigd. Westersohe fsasshaving. VLISS1NGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTIÉNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote letters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd cp Zon- ®n Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. LANDWEER. Overgang van het leger naar ds Landweer. De Burgemeester der gemeente Vlis- singen gezien het 3e lid van art. 12 der landweerinstructie I brengt ter kennis van belangheb benden lo. de dienstplichtigen bij de militie ie land, die in den loop van dit jaar een achtjarigen dienst bij de militie hebben volbracht of alsnog zullen volbrengen, dat zijn in het algemeen zij, die behooren tot de lichting van 1903, zullen op 1 Augustus 1911 over gaan naar de landweer, met uitzonde ring van hen, die a. behooren tot een der bereden korpsen of tot hei korps torpedistenb. op 31 Juli 1911 in het genot zijn van ont heffing van den werkelijken dienst, om het even of de ontheffing werd verleend als geestelijke enz. dan wel wegens kostwinnerschap of om eenige andere reden van bijzonderen aard 2o. de dienstplichtigen, die uitstel hebben genoten van eerste oefening of van verblijf onder de wapenen, gaan evenveel jaren later naar de land weer over als het uitstel heeft geduurd; vroeger genoten ontheffing rekent ech ter mede als diensttijd en brengt alzoo geen vertraging in den overgang naar de landweer 3o. zij die overgaan naar de land weer en binnen het rijk eene bepaalde woonplaats hebben, moeten zich vóór 31 Augustus in persoon aanmelden bij den burgemeester hunner woon plaats, en bij deze aanmelding inle veren bun zakboekje met daarin ge- hechten verlofpas, terwijl zij, die naar de landweer overgaan en na hunnen overgang daarbij geen bepaalde woon plaats binnen het rijk hebben of wel buiten het tijk verblijf houden, zich niet in persoon behoeven aan te roei den, doch alsdan verplicht zijn hun zakboekje mei daarin gehechten ver lofpas bij aangeieekendtn brief ■waarin hun adres duidelijk en volledig moet worden vermeid toe te zenden aan den Bu^g. hunner laatste woon plaats binnen het rijk 4o. zij, die op 1 Augustus 1911 naar de landweer overgaan, zijn van dien datum af onderworpen aan alie voor schriften voor de landweer gegeven. Vestigt met nadruk de aandacht op de volgende bepalingen der land- weerwet Artikel 24. De verlofganger van de landweer meldt zich binnen dertig dagen na den dag van zijn overgang naar de landweer of na dien waarop hem de verlofpas is uitgereikt, bij den -O— 51.) De dagen volgden elkaar traag op Hij nam zijn dageiijksche lichaams beweging, hield zijn cel keurig in orde, ontving bezoeken van zijn ad vocaat, die hem van den voortgang der zaak op de hoogte hield, en van mijnheer Devereux, die hem woorden van hoop en bemoediging bracht van zijn huisgenooten. Op een zeldzaam gelukkigen dag werd hem gemeld, dat er bezoek voor hem was en daarop werd hij naar de kamer ge leid, waarin al zoo menig gesprek met zijn advocaat was gevoerd. De cipier opende de deur en hij trad binnen, om bijna in onmacht te vallen van verbazing. Aan het andere eind der kamer, zijn komst afwachtend stond naast haar vader niemand min der dan Moliy zelf. Zij snelde hem Burg. zijner woonplaats aan, teneinde deze den verlofpas, hem bij de land weer of laatstelijk bij de militie uit gereikt, voor gezien teekene. Da ver lofganger van de landweer, die buiten het rijk woont of verblijf houdt, of die zich bij zijn vertrek met verlof buiten het rijk begeeft, kan, ter ver vulling van de verplichting in het vorig lid omschreven, binnen den daarin vermelden termijn, zijn verlof pas bij aangeteekenden brief ter af- teekening toezenden aan den Burg. zijner laatste woonplaats binnen het rijk. De verlofpas wordt hem door dien Burg. bij aangeteekenden brief teruggezonden. Artikel 25. De verlofganger van de landweer, die zich, in een andere gemeente gaat vestigen, geeft daarvan kennis aan den burgemeester zijner woonplaats. Binnen dertig dagen na den dag waarop hij bedoelde kennis geving heeft gedaan meldt bij zich aan bij den burgemeester der ge meente, waarin hij zich vestigt, ten einde deze burgemeester zijn verlof pas voor gezien teekene. Artikel. 27. De verlofganger van de landweer behoeft voor achtereenvol gend verblijf buitenslands van lange- ren duur, dan een jaar de toestem- mins van of vanwege onzen minister van oorlog. Aan den verlofganger van de land weer, die niet in verzuim is, wordt deze toestemming, wanneer zij ge vraagd wordt en blijkt noodig te zijn ter zake van uitoefening van of opleiding tot betrekking, beroep, landbouw, handel of nijverheid, of wel tot ver dere ontwikkeling en vorming op het gebied van wetenschap ot kunst, in gewone tijden niet geweigerd. Bij de toestemming kan de verlofganger worden vrijgesteld van de verplichting tot deelneming aan de oefeningen in art. 11 vermeld (herhalingsoefeningen) tot het bijwonen van het bij art. 29 voorgeschreven onderzoek en tot het komen in werkelijken dienst in geval van oorlof en oorlogsgevaar of an dere buitengewone omslandigheden, dan wel wegens de redenen in art. liter vermeld (handhaving of herstel der openbare orde of rust enz,). Aan de toestemming kunnen overigens zoodanige voorwaarden worden ver bonden als in het belang van den dienst noodig worden geoordeeld. Artikel 28. De verlofganger van de landweer, die de artt. 24, 26 of 27 niet naleeft, wordt in werkelijken dienst geroepen en daarin gedurende ten hoogste éen maand gehouden. De duur van dezen dienst wordt bepaald door onzen minister van oorlog, die tevens het korps van het leger aanwijst waarbij de werkelijke dienst moet worden vervuld. Zij die familiebetrekkingen hebben, die in het Buitenland verblijf houden tegemoet en wierp zich in zijn armen. „Molly, Molly," stamelde hij, „wat beteekent dit? Wat doe je hier? Je hadt je niet zoo van streek moeten maken." „ik kon er niets aandoen," antwoord de zij. „Ik kon niet langer van je wegblijven. Je weet niet, hoe ik ge leden heb. Het is net alsof we elkaar in geen eeuw gezien hebben. Arme jongen, wat zie je er slecht uitWat moet je geleden hebben „Laten we daar niet over denken, Moiiy," sprak Godfrey. „Ais ailes ten slotte in orde komt, kunnen wij dit leed nog wel dragen. Maar vertel me nu eens wat van je zelfje weet niet hoe ik daarnaar verlang." „Neen, niet over mij", antwoordde zij, „alleen over jou en je belangen wil ik spreken. Weet je, dat ik van morgen voor het eerst mijnheer Codey, je advocaat, heb ontmoetPapa heeft hem aan mij voorgesteld." „En wat heeft hij tegen je gezegd vroeg Godfrey met begrijpelijke be langstelling. „Ik vrees, dat er niet veel te zeg gen valt," zeide Moliy. „Toen ik hem vroeg, ot hij dacht, dat wij je onschuld en in de termen vallen van overgang naar de landweer, worden uPgenoo- digd belanghebbenden te herinneren aan de bepaling van art. 24 boven genoemd. Vlissingen, 11 Augustus 1911. De Burgemeester voornoemd, C. A. KALBFLE1SCH, (L. B.) Van tijd tot tijd hoor! men nog wel eens de vraag opperen, oi het brengen onrer Westersche beschaving aan volken die, in geheel ar.dere omstan digheden levende, in deze beschaving nog niet deeien, wel als een geluk voor die volken mag worden be schouwd. Niet zoo heel zelden wordt die vraag ontkennend beant woord en dat op verschillende gronden. Gewoonlijk meent men dat overdreven zendingsijver, of wel economische of politieke belangen er den achtergrond van vormen en die vreemde volken door de beschaving, weike hun tegelijkertijd wordt ge bracht, niet veel beter worden. Het eerste moge niet geheel en at onjuist zijn, de gevolgtrekking is vee! on juister. Wat in de laatste jaren in onze Oost Indische bezittingen ge beurd is, is wel in staat het te bewij zen. Moord- en rooftochten, rnen- scheneten, verbranden van weduwen, slavernij, ze beginnen overa! zeer af te nemen en behooren op vele plaatsen reeds tot het verledenc. Bovendien treden aiom betere maatschappelijke begrippen en toestanden op den voorgrond en weldra zullen onze bezittingen, voor zoover dat nog niet het geval is, de vergelijking met vele andere Oostersche of Zuidelijke landen glansrijk kunnen doorstaan. Wij willen daaromtrent hier eenige merkwaardige bijzonderheden mede' deeien, ontleend aan de toestanden in een iand, waarop tegenwoordig aüer oogen gevestigd zijn en betref fende een-gebied, dat voor het volks welzijn van het uiterste gewicht is wij bedoelen de krankzinnigenverple ging in Marokko. Twee Fransche ministers hebben een commissie gezonden naar dat land, hetwelk vermoedelijk eens geheel onder Fransch gezag zal komen, zoowel als de voormalige roofstaat Algiers. De commissie had de toe standen aldaar, ook op het gebied van zieken- en krankzinnigenverple ging, te bestudeeren. Uit het verslag, door de commissie uitgebracht, leert men heel veel omtrent de beschaving in die zoo merkwaardige streken. Van een wezenlijke behandeling of verpleging van zieken is daar geen spiake; maar 'l is wel opmerkelijk dat men er van den bekenden afkeer van dokters en ziekenbehandeling niets bespeurt. In sommige zooge- zouden kunnen bewijzen, zeide hij „Dat moeten wij afwachtenmaar zooveel wil ik u zeggen, dat, als er niets in den weg komt. mijnheer Henderson en u het volgend jaar samen Kerstmis zullen vieren Ik heb hem gebeden en gesmeekt mij nog meer te vertellen, maar ik heb ver der niets uit hein kunnen krijgen." Godfrey voeide zijn hoop weer herleven. Het was werkelijk een gunstig feeken, dat Codey de zaak zoo goed inzag. Daarna verleide Molly hem van zijn moeder en zuster. Het scheen dat de oude dame zwaar gebukt ging onder het leed, haar jongen aangedaan, maar zij geloofde vast, dat hij eindelijk vrijgelaten zou worden. „Het doet me zio'u vjrariet haar te zien, zeide Moliy, „je kunt wel nagaan dat ik nu meestal bij hen ben en ik geloof dat wij elkaar steunen en troosten." „Ik weet wat het voor hen zijn zal jou bij zich te hebben," antwoordde Godfrey. „En nu, Moliy," zeide mijnheer Devereux, uit zijn stoel opstaande, „geioof ik, dat wij moeten gaan. Wij naamde beschaafde landen is dat wel degelijk het geval. Zoodra het Fran- sche gouvernement klinieken oprichtte in de voornaamste steden van de kust, stroomden de patiënten bij honderden toe. Nu, verbetering is dan ook wel noodig Krankzinnigen, die voor hunne omgeving niet gevaarlijk schijnen, loopen vrij rond, voorzien door bede len in hun onderhoud en siapen 's nachts in de open lucht. Zoo ze al eenigszins gekieed zijn, zijn ze in lompen gehuld. Godsdienstwaanzin komt bij deze dweepzieke menschen uiteraard veel voor en dan hebben zij zoo waar nog kans om heilig verklaard te worden, ofschoon het een sprookje is, dat alle krankzinnigen in Marokko heilig verklaard worden. Woiden de krankzinnigen hinderlijk of gevaarlijk, dan gebeurt wat eeuwen geleden, misschien nog niet zoo lang, ook ten onzent gebeurde. Men dwingt hun familie ze thuis af te zonderen maar dan worden ze opgesloten, vastgelegd en mishandeld. Het gebeurt wel dat de buren, die er last van hebben, den ongelukkige eenvoudige doodschietenmaar dan is het altijd nog de vraag, of hij er wel zoo slecht aan toe is. Immers, wanneer de famiiie van een krankzinnige weigert den ongelukkige in huis op te nemen, of begaat een krankzinnige die nog vrij rond ioopl een misdaad, dan wordt hij van overheidswege opgenomen in een „moristan". De moristan is een bedelaarsge sticht van godsdienstigen aard, in zooverre als de instelling verbonden is aan een kerk of moskee. Van afscheiding weet men echter in Ma rokko niets. Men vindt in de moristan door elkander bedelaars, lijders aan besmettelijke ziekten en krankzinnigen, zonder eenig geneeskundig toezicht. Te Fez zitten de krankzinnigen in aparte cellen aan een ijzeren halsband aan een ketting, juist zooals men een hond aan zijn hok vastlegt, behalve dat de halsband van den hond van leer is. Krankzinnigen die men niet in de moristans plaatsen kan, zitten in de gevangenis te midden van gewone misdadigers. Zulk een gevangenis is een afgrijselijk verblijf, zonder eenige beschutting voor de koude Marok- kaansche nachten en waar de patiën ten, men houde ons dit woord ten goede, verblijven in de onmiddellijke nabijheid van kolossale vuilnishoopen, overgegeven aan de uitwasemingen welke daarvan in de heete dagen het gevolg zijn, en van de talrijke ratten, die het er vrij wat beter hebben dan de ongelukkigen, die er zoo ongeveer langzaam worden doodgemarteld. Onrustige krankzinnigen worden zoowel als gevaarlijke misdadigers door een smid in voetkiuisters vast- mochten maar kort bij Godfrey blij ven en moeten dien tijd niet over schrijden. Dag mijn jongen. Verlies den moed niet; wij zulten je on schuld aan het licht brengen." „Gelooft u daar nog aan, mijnheer Devereux?" vroeg Godfrey. „Vaster dan .ooit," antwoordde de ander, „Als ik er niet in geloofde, zou ik nu niet hiér zijn. Kom nu mee, Moily." Godfrey kuste zijn meisje ten af scheid. Toen zij de kamer verlaten had, was het hem, alsof alle zonne schijn er uit verdwenen was en diep terneergedrukt keerde hij tot het don kere gevangenisleven weer terug. HOOFDSTUK XII. Jacob Burell zat in zijn gemak- kelijken leunstoel Dij zich zelf te overleggen. Hij was een ongetrouwde heer en zooais zooveel andere oude vrijers, bereed bij een stokpaardje, dat in sommige opzichten meer voor hem was dan een vrouw met moge lijkheid had kunnen zijn. Met andere woorden, hij was een hartstochtelijk postzegelverzamelaar, en zijn co'lec- tie vreemde postzegels wekte den gesmeed 's nachts liggen allen aan den halsband en de halsbanden wor den dan weer op zoodanige wijze aan elkander bevestigd, dat vijftig van die ongelukkige menschen éen keten vormen. Gedurende den nacht kan beslist niemand er af! Aan de meesten wordt alleen water verstrekt. Slechts enkele bevoorrechten krijgen brood. Over 't algemeen moeten zij zich voeden met wat hun familie of sommige medelijdende menschen hun sturen. Enkelen verdienen een klei nigheid. met manden vlechten. Geen wonder dat deze menschen bij hoopen ziek worden en sterven. Natuurlijk sterven ze op hun matten, naast hun kameraden-kettinggangers, zoodat zij bovendien nog anderen ellende aan brengen. Wat betreft de gevangenen, om eens op dit gebied af te dwalen, kent men ir. Marokko eenvoudig ver oordeeling tot gevangenisstraf, zonder meer. De straffende overheid bepaalt niet den tijd van duur der straf, zoo dat de veroordeelde in de gevangenis blijft, tot dat de dood verlossing brengt of invloedrijke yrienden of familieleden bevrijding weten te be werkstelligen. Bij een onderzoek in de gevange nis van Tandjzer, de meest beschaafde stad van Marokko, door de leden der Fransche commissie,waarvan wij hier boven spraken en welk onderzoek zich uitstrekte over ongeveer een vijftigtal opgeslotenen, kon men da delijk een tiental aanwijzen, waarvan het niet twijfelachtig was dat zij in staat van krankzinnigheid verkeerden. Aan de bewakers werd hiervan me- dedeeling gedaan maar zij namen de zaak volkomen kalm ophet was hun volmaakt onverschillig of zich onder de bewaakten krankzinnigen bevonden en in de behandeling der or.gelukkigen maakte het ook geen verschil. Een eerste gevolg van de Fransche bemoeiingen is geweest, dat er een klein paviljoen voor de behandeling van krankzinnigen gebouwd is bij het ziekenhuis te Fez. Het bestaat uit slechts twee kamers met vensters van onbreekbaar glas, een badkamer en een open ruimte het staat onder be heer van dr.Murat, den geneesheer van het ziekenhuis. Een eerste stap aizooZoo schrijdt, Goddank, de beschaving voort, tot hulp en steun der mensch- heid, licht brengende in de donker ste deeien der wereldstad, verzach ting brengende in het lijden dat alle gedachte aan menschelijkheid en menschelijk bestaan uitsluit. Ziehier dan ook weer een plek, waar het licht van wetenschap en beschaving voor goed ontstoken is. Niemand zal het ooit weer kunnen wegnemen, en toch zou het zeer naijver op van iederen verzamelaar, die met hem in aanraking kwam. Voor Jacob Burell bezaten zij nog een andere waarde, behalve hun gel delijke. Een groot gedeelte van de postzegels, die zoo zorgvuldig in zijn album geplakt waren, had hij ver zameld ot waren in zijn bezit geko men onder het uitoefenen van zijn beroep. Een heel zeldzame blauwe Hamburgsche postzegel van 75 cent had hij toevallig opgeloopen op den zelfden dag, dat hij een beruchten dief in Berlijn onschadelijk had ge maakt, terwijl een blauw en bruine posizegel der Vereenigde Staten, ter waarde van meer dan 30 pond, in zijn bezit was gekomen op een ge- denkwaardigen tocht naar Amerika, dien hij ondernomen had om een bedrieger op te sporen, wiens ver blijfplaats de Scotland Yard detecti ves niet hadden kunnen ontdekken, (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1911 | | pagina 1