Eerste Blad
fu üi Overtuigd.
Maandag
17 Juli
Dii niiniBierbestaat oil3 biadeo.
Feuilleton.
No.
49e Jaargang!
1911.
flbonnernents-Rdoerfenfiën op zeer uoordeeiige uosru/aarden
De nieuwe tepling dei Visscherijen.
Brieven uit deflofsfad.
VLISSIINGSCHE
COURANT.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij aile Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 53.
ADVERTENT1ÉN van 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Groote
'etters en clichés naar plaatsruimte.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
TELEFOONNUMMER 10.
III. (Slot).
Omtrent de besloten tijden in ver
band met de soort van visch (zie sloi
van ons vorig artikel) is het volgende
bepaald
Het is verboden te visschen
a. van 16 Maart tot 30 April op
baars en snoek;
b. van 23 April tot 31 Mei op
barbeel, brasem, meun, sneep, snoek
baars, winde en zeelt
c. van 23 April tot 30 Juni op
karper;
d. van 21 Juni tot 28 Februari op
elft en fint
e. van 1 Juli tot 31 Augustus op
steur
f. van 16 October tot 14 Februari
op beekforel.
g. van 23 November tot 31 Decern
ber op hording.
Men kan natuurlijk niet geheel
voorkomen dat visschen gevangen
worden in den daarvoor vasigestelden
gesloten tijdmaar indien dit plaats
heeft, dan moeten zoodanige visschen,
onmiddellijk nadat zij zijn opgehaald,
weder in hetzelfde water worden
vrijgelaten.
Hierbij is bepaald dat als visschen,
gevangen gedurende den daarvoor
vastgestelden gesloten tijd, mede
beschouwd worden die, welke gedu
rende dien lijd worden aangetroffen
ln hei bezit van iemand, terwijl hij
bezig is te visschen, of zich te dien
einde bevindt op of in de nabijheid
van water, waarop het binnenvissche-
rijreglement van toepassing is.
Omtrent de besloten tijden, in ver
band met de soort van vischtuig, is
het volgende vastgesteld.
Het is verboden te visschen
a. van 16 Maart tot 30 April met
zetangels, zetlijnen en loop- en
sieephengels
b. van 23 April tot 31 Mei met de
vischzegen in de rivieren
c. van 1 Maart tot 30 September
met de vischzegen en het schrobnet
in de overige wateren
d. van 1 October tot 31 Mei met
de aalzegen
e. van 16 Augustus tot 15 October
met de zalm- of eiftzegen
f. van 1 Juli tot 31 Augustus met
het steurdrijfnet
g. van 1 Maart tot 31 October met
het staand spieringnet;
h. van 23 April tot 15 October met
de spiering- of alverzegen
29.)
o-
.,Dat moet ik er op wagen", ant
woordde Godfrey.
Daarop werd een boodschap ge-
onden naar het hoofd der plaatselijke
politie, die heel spoedig op het kasteel
aankwam. Het was een klein mannetje
a a?,nmat'gende manieren en een
L.h i -an zii" eigen gewichtig-
n'f'. ,n z!'n °°gen was de stad
ph v- it 5 centri>m der beschaving
l d£..bewaarder der rust en
hft ,.B'j ziJ'n aankomst werd hij
hoo a ler gelaten, waar de drie
omofi" °Pjlem zaten te wachten. Hij
g nette mijnheer Devereux met de
hifir on4?r^anlSheid, Godfrey eer-
ripinL8 e? Jheodoor Fensden vrien-
jnitl deze die Been grondbe
leid 1? graafschap was, niet
er dan een knikje waard was.
i. van 1 April tot 31 Mei met anker-
kuilen en raampalingfuikèn
k. van 16 October Rrt„|4 Februari
met den hengel, geaasd met de
kunstvliegaV
1. van 23 April tot 31 Mei met alle
overige vischtuigen, met uilzondering
van
1. den aalkorf, de aaihuboe, de
aalfuik, den aalreep, den aaldobber,
de peur en de gebbe
2. het zalm- of elfdrijfnet, het
fint- of houtingdrijfnet, de zalm- of
elftfuik en het kruisnet, mits alleen
in de rivieren.
Kleine afwijkingen van bovenge
noemde bepalingen omtrent de beslo
ten tijden kunnen door de re
geering worden bevolen en in de
Staatscourant vermeld. Het verschil
mag echter niet meer dan 14 dagen
bedragen.
Voorts is het verboden te visschen
gedurende den nacht; maar dit geldt
niet voor het visschen met drijfnetten,
den ankerkui', de raampalingfuik, de
zalm- of elftzegen, het schutwant, het
kruisnet en de peur, zoomede door
het te water hebben van andere visch
tuigen.
Wat aangaat hef vervoer van visch
tuigen, welke verboden zijn, zoomede
van die, welke niet aan de gestelde
eischen voldoen, is het verboden om
die op of in de nabijheid van wateren
waarop het binnenvisscherijreglement
van toepassing is, op openbare wegen
of voetpaden of in een openbaar mid
del van vervoer, bij zich te hebben,
te vervoeren of te doen vervoeren,
tenzij droog en zoodanig verpakt of
in zoodanigen toestand, dat zij niet
voor dadelijk gebruik kunnen worden
aangewend.
Geoorloofde vischtuigen mag men
op eenig water, waarop het binnen
visscherijreglement van toepassing is,
niet veivoeren of doen vervoeren, an
ders dan in een openbaar middel van
vervoer. Men mag ze ook niet op of
in de nabijheid van zoodanige wateren
bij zich hebben.
ln twee gevallen geldt dit verbod
echter niet, namelijk
1. Wanneer het gebruik der visch
tuigen in het water, waarop of in de
nabijheid waarvan zij worden aange
troffen, op dat tijdstip niet verboden
is en degene, die de vischtuigen ver
voert of bij zich heeft, kan aantoonen
dat hij in dat water tot visschen be
voegd is
2. Wanneer degene, die de visch
tuigen vervoert of bij zich heeft, kan
aantoonen dat hij op weg is naar
water, waarin op dat tijdstip het ge
bruik dier vischtuigen niet verboden
is en waarin hij tot visschen bevoegd
is, of zich van daar naar huis begeeft.
Wat hierboven omtrent het vervoer
van geoorloofde vischtuigen werd
,,We hebben je ontboden, Griffin,"
begon mijnheer Devereux, „om je
mee te deelen, dat er een vreeselijke
misdaad begaan is, niet in deze buurt,
maar in Londen."
„Er gebeuren daar iederen dag een
massa ernstige misdaden, mijnheer
Devereux," merkte de beambte op.
„Mag ik vragen, wat de misdaad is,
die u op het oog heeft
„Niets meer of minder dan een
moord," antwoordde mijnheer Deve
reux „en daar mijnheer Henderson
er in betrokken is, hebben wij
dadelijk om je gezonden, opdat je
de aangewezen overheidspersoon met
de feiten in kennis kunt stellen."
„Dat is een uitstekende handelwijze,
mijnheer," antwoordde de beambte,
terwijl hij zijn hand diep in zijn zak
stak en er een poilood en een kolos
saal opschrijfboek uit opdiepte. „Ik
wil heel graag de bijzonderheden
van u vernemen, mijnheer."
Voor de derde maal dien middag
vertelde Godfrey zijn geschiedenis,
terwijl de beambte aanfeekeningen
maakte.
„Et valt niet aan te twijfelen, mijn
heer," sprak hij tot mijnheer Deve-
vermeld, is intusschen niet toepasse
lijk op den hengel.
Op de hierna vermelde vischsoor-
ten is een bepaalde maat gesteld, en
wel
a. Voor aal of paling 25 cM.
b. baars 18
c. barbeel 40
d. beek- en regenforel 20
e. bot 16
f. brasem 20
g. houting 25
h. karper 35
i. meun 25
k. sneep 25
1. snoek 40
m. snoekbaars 40
n. steur 150
o. winde 25
p. zalm 40
q. zeelt 21
Onder maat van visch wordt ver
staan de lengte van den visch, ge
meten van de punt van den snuit
tot het uiteinde van de staartvin.
Ook hier spreekt het vanzelf dat
dikwijls visch beneden de gestelde
maat zonder opzet zal worden ge
vangen. Voor dat geval geldt het
voorschrift dat visschen beneden de
gestelde maat, onmiddellijk nadat zij
zijn opgehaald, weder in hetzelfde
water moeten worden vrijgelaten.
Ook hier heeft de wetgever ge
tracht schokkende overgrngen te
vermijden door het stellen van de
volgende overgangsbepaling.
Gedurende twee jaren, ge ekend
na het in werking treden van 'net
binnenvisscherij-reglement en dus tot
1 Juli 1913, wordt op de volgende
vischsoorten de volgende kleinere
maat gesteld
op baars 15 cM.
meun 20
sneep 20
snoek 35
snoekbaars 35
winde 20
zeelt 18
Ten slotte kan hier nog vermeld
worden, dat het niet toegelaten is om
vischkuit of vischbroed als lokaas te
bezigen, te bemachtigen, te vernielen,
te beschadigen of te verstoren, welk
verbod echter niet geldt voor visch.
kuif, weike aan te water staande
vischtuigen op natuurlijke wijze is
afgezet.
"CXXVL
Van het bezoek van president
Faiilières heb ik u niets verteld, w mt
de couranten plegen zoo uitvoerige
beschrijvingen van dergelijke pisch-
tigheden te geven, dat er waarlijk
niets meer aani toe te voegen valt.
Het meest verblijdend was de visite
van het Fransche staatshoofd wel voor
reux, „of het betreft een zeer ernstige
zaak. Voor zoover ik kan nagaan, is
het verdwijnen der vrouw nog niet
opgemerkt. Ik zal het geval onmid
dellijk bij Scotland Yard aangeven
en zal beslag leggen op dat kistje en
zijn inhoud. Zooals de zaak nu staat,
geloof ik niet, dat het heel moeilijk
zijn zal den moordenaar te vatten."
„Dan veronderstel ik, dat uw
meening met de onze overeenkomt,"
zeide Fensden, die juist een nieuwe
sigarette had opgestoken. „U verdenkt
ook den Nppolitaanschen minnaar
„Dat doe ik, mijnheer," antwoordde
de man met waardigheid aisof zijn
verdenking iets was, dat gewicht in
de schaal legde. „Ik wilde alleen
maar, dat ik de geheele zaak mocht
leiden. Maar dat zal natuurlijk wel
aan anderen worden opgedragen en
die gaan dan met de eer strijken. Er
is zeker niets anders, waarover u me
wenscht te spreken heeren
„Dat. geloof ik niet," zeide God
frey. „Maar ik had gaarne dat u ons
op de hoogte hieldt van wat er ge
beurt. Zooals ik zeide, het meisje is
een vroegere vriendin van mij, dns
natuurlijk is dat een harde slag voor
hen, die vreezen voor al te sterke
Duitsche sympatbiën in ons land en
voornamelijk aan ons Hof; sympa-
thiën, die op den duur een gevaar
zouden kunnen blijken voor onze
nationale onafhankelijkheid. Ik laat
thans in het midden de vraag, in
hoeverre die vrees gerechtvaardigd is,
doch ongetwijfeld mag men demon
stratieve beteekenis hechten aan de
officieele ontvangst door ons Hof van
den vertegenwoordiger eener groote
en machtige mogendheid, die naast
Duitschland een hoofdinstrument be
speelt in het „Europeesch concert".
„The man in the street" hech'
natuurlijk deze beteekenis niet aan het
feestelijk gebeuren. Hij ziet of
eventueel, als bij wanboft, ziet hij niet
een gemoedelijken, gezetten ouden
heer en hij weet dat deze de president
van de groote Fransche republiek is,
een „groote der aarde" dus, het
moderne surrogaat voor een vorsten
hij ziet of veronderstelt bij dien
hoogen gast onze Koningin en den
Prinsen c-r is prachtvertoon van
uniformen en galakleedij, en machts
vertoon van militairen en politieer
zijn vlaggen, er is muziek, er is
illuminatie, en eindelijk er is een
dichte menigte, die dringt um te zien
en hoera roept en wuiftWat zal
dan de „man in the Street" anders
doen dan dringen, hoera-roepen en
wuiven Hij mag zich ook wel wat
moeite getroosten, want ten slotte is
het toch voor zijn pleizier, dat vorsten
en presidenten zich mooi maken en
zich laten rondrijden in gecostu-
meerden optocht.
Doch alle gekheid op een stokje,
de belangstelling in den Franschen
president was in de Hofstad werkelijk
enormgeen besje was aan haar
spinnewiel gebleven zegt men wel
eens. De politie had dan ook uitge
breide maatregelen genomen om de
orde te handhaven en ze is daarin
schitterend geslaagd. Toch zijn er
teleurgestelden, die over deze orde
maatregelen der politie slecht te
spreken zijn. Zij vinden die maatre
gelen noocteloos streng en meenen
dat men door die overdrijving het
publiek, ot alihans een groot deel
van het pub'iek, de gelegenheid heeft
benomen om de „pièce de miliieu"
van 't feest, den eerwaardiges heer
Fallières, te aanschouwen.
Zoo wordt er aanmerking gemaakt,
dat de politie het terrein, waar de
stoet passeeren moest, tot op vrij
grooten onnoodig grooten, zeggen
de mopperaars afstand had afge
zet. Men vindt dat een al te radicaal
middel om wanorde ie voorkomen,
een middel dat zijn consequentie zou
vinder, in een algemeen verbod aan
de burgerij om zich bij dergelijke
gelegenheden op straat te vertoonen.
En men arrangeert toch eigenlijk geen
mij.'
„Zoodra ik iets hoor, zal ik het u
laten weten," antwoordde de man.
„Ik zal direct een telegram zenden
naar Scotland Yard, zoodra ik op het
bureau ben, en ik denk, dat zij bin
nen het uur al aan hei werk zullen
zijn. Laat mij even-kijken, of ik het
adres goed genoteerd heb, mijnheer.
Teresina Cardi.Burford Street 16, Tot
tenham Court Road. Zoo is het goed,
niet waar
„Juist," antwoordde Godfrey,
„Het is een groot huis met een
lantaarn vlak tegenover de deur."
Deze bijkomende omstandigheid
werd nauwkeurig genoteerd en de
beambte stond op het punt heen te
gaan, toen de bediende binnenkwam
met de avondbladen. Hij overhandig
de ze zijn meester, die deed, alsof hij
ze ter zijde wilde leggen, als geen
betrekking hebbend op de zaak, die
nu aan de orde was, toen mijnheer
Devereux hem tegenhield.
„Wacht even," zeide hij, „laten we
er ons, voor je heengaat van over
tuigen, Griffin, dat de avondbladen
nog geen melding maken van de mis
daad. Wil jij het nakijken, of zal ik
prachtvertooningen om niet gezien
te worden
Twee uren voor de beroemde taptoe
zou aanvangen, was niet alleen de
plaats der handeling, het Tournooi-
veid, afgezet, maar ook alle wegen,
die daarheen leiden. Tol niet geringe
ergenis van de mopperaars, die, toen
ze dan in vredesnaam maar na het
vertrek van den stoet de verlichting
wilden gaan bewonderen, alles in
rust en duisternis vonden. En zoo
moeten er dan velen, zoowel van den
president als van de taptoe en de
illuminatie weinig of niets genoten
hebben. Zoo althans beweren de
mopperaars, maar daar staan ontel
bare dankbare burgers tegenover, die
alle gelegenheid hebben gehad, den
hoogen bezoeker en zijn vorstelijke
gastvrouw te aanschouwen. Zoodat
de Haagsche politie, gewoon aan
smaad, bij slot van rekening wel te
vreden zal zijn over den uitslag van
haar werk en berustend zal verzuchten
dat het nu eenmaal onmogelijk is
„de contenter tout le monde et son
père".
Men vindt overigens de ontevre
denen niet alleen onder „the men in
the Street". Zooals de lezer vermoe
delijk reeds weet kijkt men ook bij
de marine na het vertrek van Fal
lières met zijn Fransche oorlogsbo
dems, leelijk op z'n neus. Men vindt
het niet in den haak, dat de chef
van het loodswezen, die. in Den
Haag resideert, door den president
met een decoratie gelukkig is gemaakt
terwijl verschillende anderen, die
verantwoordelijk waren voor het be
hoorlijk binnenbrengen van de „Edgar
Quinet" met Fallières aan boord, ge
passeerd zijn. Evenmin kan men zich
er mede vereenigen, dat aite officie
ren, die aan het departement van
Marine in Den Haag verbonden zijn,
gedecoreerd zijn, terwijl de comman
danten van de divisies torpedobooten,
die bij gelegenheid van het hooge
bezoek aan ons land hebben dienst
gedaan, het Fransche lintje aan hun
neus of liever aan hun knoopsgat
zagen voorbij gaan.
Nu is het geen geheim, dat bij een
dergelijke gelegenheids-lintjesregen
door de buitenlandsche autorireiten
nagenoeg blindelings het advies wordt
gevoigcl van de betrokken Nederland-
sche departementen, in casu dus van
ons departement van Marine. Vandaar
dat men er minister Wentholt, gezegd
Joannes Canonicus eertijds Jan Kanon,
op aanziet, dat hij de papa van de
gepleegde onbillijkheden is men be
weert, dat de minister te zeer zijn
onmiddellijke omgeving naar de oogen
ziet. Hoe dit ook zij, zeker is het,
dat dergelijke feiten en minister
Wentholt heeft al meer op zijn kerf
stok weinig geschikt zijn om in
de kringen der marine-officieren een
het doen
Als antwoord opende Godfrey het
eerste blad. Het was goed dat hij
het deed, want op de middelste
bladzijde stond met groote letters
de aankondiging
Vreeselijke moord op een jong
meisie
„Dat dacht ik wel," sprak de poli
tieman op teleurstellenden toon. „ik
ben een echte ongeluksvogel. Ik hoop
te al hen op het spoor te kunnen
brengen, maar het schijnt, dat ze het
al zonder mij hebben gevonden. Mag
ik zoo vrij zijn, mijnheer, u te vragen,
wat er van staat
„Ik zai hef verslag voorlezen," zeide
Godfrey.
„Vanmorgen vroeg werd bij de
autoriteiten van Scotland Yard aan
gifte gedaan van een moord van on-
gewonen aard in de buurt van Tot
tenham Court Road. Het slachtoffer is
een Italiaansche vrouw, bekend als
Teresina Cardi, een schiidersmodel,
die, zooals gezegd wordt, iets langer
als veertien dagen gewoond heeft in
het huis in Burfordt Street, waarin
haar lijk gevonden is."
(Wordt vervolgd.)