2£ ïkken lai Schuld Overtuigd. J WIS, m 1911. abriek 0,40 0,45 1,50 0,13. 0,15. Dinsdag 13 Juni Feuilleton» ik it 31. lOO. r ons. 8000. yende igelsche md met Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. BINNENLAND. fibonnemenfs-Bduerfentiën op zeer uoordeelige uooriuaarden No 137 49e Jaargang. Nieuwendijk. de strengste asdeuren en Hssingen in rofielkaarten 1S£- van kwaliteit f8000 \i enz en?. SS), ntoonsielling schap van staan. 2 paarden tfdprijs terug rt^U.3 IQtl idel. riek VLISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers S cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÈNvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Qroote 'etters en clichés naar plaatsruimte. Koninklijk bezoek Amsterdam. Het eerste bezoek gold Zaterdag het „Rembrandthuis" in de Jodenbree- straat, dat zoovee! mogelijk is geres taureerd. Op den tocht daarheen werd de Kon. familie weer hartelijk toe gejuicht. Prof. Quack ontving, met eenige andere heeren, het hooge gezelschap met eene toespraak, waarin hij het welkom heette en dankte voor het hooge bezoekH. M. verklaarde op de daartoe gedane uitnoodiging gaarne het huis te openen, dat vervolgens met groote belangstelling werd bezichtigd. H. M. de Koningin Moeder bezocht Zaterdagochtend „Arts et Amicitiae" en het „Binnengasthuis". H. M. de Koningin en de Prins brachten ver der een bezoek aan de brandweer kazerne, waar o. a. een aantal kranige oefeningen werden bijgewoond en eindelijk aan het modelhuis LeGrand. De Koningin Moeder is Zaterdag middag naar „Soestdijk" teruggekeerd. Prinses Juliana ging, evenais de vorige dagen weer naarhetVondelpark. Te acht uur reed Zaterdagavond het Koninklijk Echtpaar met gevolg naar den Stadsschouwburg. H. M. was gekleed in roomkleurigen avondman tel en droeg een licht avondgewaad met zilverbestiksel en een diadeem in 't kapsel. De Prins droeg de gene- raais-uniform. Onder het bekende witte baldakijn trad het hooge gezel schap den schouwburg binnen en werd door den raad van beheer ont vangen. De hal was schitterend met sierplanten versierd. Het trappenhuis naar de loge was met zware loopers belegd. De vorstelijke personen namen dit jaar plaats in de burgemeesters-loge. De portaalgang voor de boven-loge was op weelderige wijze iot een rustzaal voor de Koninklijke Famiiie ingericht. Het gezelschap ven de Kon. Ver. het Ned. Tooneel gaf het blijspel „Sara Burgerhart." De zaal was niet bijzonder bezet, terwijl de rijkdom van toiletten en uniformen mede niet zoo schitterend was, als bij andere dergelijke gelegenheden. Over dit historisch blijspel geeft de bekende tooneel-resensent, de heer Róssing, in het „N. v. d. D." de volgende beschrijving, welke wij uit een historisch oogpunt, van genoeg zaam gewicht achten om deze over te nemen. Het zou Befje Wolft en niet minder de ernstigere Agatha Deken „deugd hebben gedaan", als zij ooit hadden kunnen vermoeden, dat een Vorstin uit het Huis Oranje Nas sau, Koningin Wilhelmina, beider „Saartje Burgerhart" zou komen be zoeken in den Amsterdamschen 3.) „Ais mijnheer ons zijn hoe noemt u het voorwaarden wil opgeven, kan hij het gedaan krijgen." Al heel spoedig was men tot een vergelijk gekomen en daarna werd bepaald dat signora Cardi iederen dag op een vastgesteld uur naar het ate lier zou gaan totdat de schilderij af was. Toen dat alles op uiterst vriend schappelijke manier geschikt was, na men de beide partijen afscheid. Kort daarna waren de twee jongelieden weer op straat. „Theodoor, ik weet waarlijk niet, hoe ik je genoeg bedanken kan," zei Henderson. „Het heeft me meer gehinderd dan je denken kunt, dat ik geen model kon yinden." Maar Fensden wilde van geen dank hooren. Alles wat hij wenschte, was Schouwburg, de instelling, waarvoor Befje geijverd had, toen na den brand van den ouden en eersten op de Keizersgracht enkelen aan het tooneel averechtsche duiding gaven en in den brand een gevolg van Gods toorn hadden gezien. Had Belje en het bescheidene Aagje die eere ooit kunnen vermoeden, zij zou, mede uit naam van Aagje, een danklied gedicht hebben aan de Koningin, een lied der toekomst, ge lijk zij een dank- en vreugdelied ge dicht heeft, een lied sprekend tot het verleden en het heden van haar tijd, een lied geheel in den trant van Huyghens „Scheepspraet". Dat was in Mei 1766. Beje Wolft bevond zich te Viissingen, haar ge boorteplaats, terzelfder tijd dat Prins Willem de Vijfde er geïnstalleerd werd als Heer van Viissingen. Op 't koopvaardijschip „Vlissings Wel varen" maakte zij, de dichteres der Vrijheid, ter eere van den Prins een „Nieuw Scheepslied" aldus aanvan gende 'bLust me nou deuz' dag te vieren Mit en rondom zeemanedeun Willem gaat rna scheepje stier» n, Willem, schipper Willem's zeun Die, as grootvaars, neefs en oomeu, Van den gaauvren Willem of, 'tSchip de Vrijheid, deur do stroomen Voerde mit gien kleintje lof. In 44 coupletten asjeblieft zingt Betje Wolft de daden van al de Oranjes tot ze Prins Willem V aan boord ziet gaan en het kanon gebulder haar gebiedt te eindigen Wakker, lustige matrozen Daar wordt reeds 't kanon gelost, Hum tor eer di© is verkoozen Over all elk an zen post! An de valreep! vat de touwen! IIou zeehou zeezingt nu voord Wilhelmui al van Nassau wen Schipper Willem is an boord Dezelfde Prins Willem V, de stadhouder, heeft Betje Wolft, het kleine, teere vrouwlje, ook eens erg zenwachüg gemaakt. Dat was bij hei bezoek van den Prins azn den Beem- ster. Dominee Wolft, haar man, sprak er den Prins het welkom toe en Befje overhandigde den Prins een rol, waarvoor zij vriendelijke woorden van dank mocht ontvangen. Dominee Wolft hield van den Prins en droeg hem zelfs een zijner vrome verzen op. Leden uit hel stamhuis Oranje Nassau of er aan vermaagschapt, hebben mede Belje Wolffs gedachte nis in wezen helpen houden, en niet aiieen de hare, maar ook van Aagje Deken, die zoo trouw met haar ge werkt en zoo ruim haar deel aan de samenstelling van „Sara Burgerhart" heeft gehad. Toen er aan het plan, om te Viissingen voor beide schrijf sters een gedenkteeken op te richten uitvoering zou worden gegeven, deed H. K. H. Prinses Hendrik aan de commissie een bedrag er voor toe dat de schilderij goed zou uitvallen. „Ik had er geen flauw vermoeden van, dat de kerei zoo op mij gesteld is," sprak Henderson dien avond tot zichzelf toen hij zich alleen in zijn siaapkamer bevond. „Wat een idee, Londen af te loopen om een model voor mij te zoeken 1 Dat had ik nooit van hem kunnen denken Den volgenden morgen meldde Teresina Cardi zich bij hem aan en Godfrey begon met meer dan gewo nen geestdrift aan zijn werk. Deze schilderij moest zijn meesterstuk wor den,- die alle andere, tot heden door hem tentoongesteld, door grootsche opvatting en zuiverheid van lijnen, zou overtreffen. De sc'noone Italiaan- sche betoonde zich een uitstekend model, en toen zij langzamerhand haar beeld op het doek zag verschij nen, kon zij haar verrukking niet ver bergen. Onderwijl rookte Fensden een ontelbaar aantal sigaretten, schreef moderne gedichten op haar en bestu deerde de trekken van haar schoon gelaat, waarvan zijn vrienden ver klaarden, dat het te gelegener tijd de bewondering zou wekken van het kunstlievend Londensche publiek. TELEFOONNUMMER 10. komen, gelijk Kroonprins Willem, de zoon van Koning Willem III. Prins Willem had met het werk van Betje Wolft en Aagje Deken veel op en toonde voor het gedenkteeken groote belangstelling. Dr. Johannes Dyserinck's gemoed was vol over de vorstelijke belang stelling. Bij het onthullen van 't ge denkteeken, in 1884, getuigde hij net door deze woorden„Boven ver wachting bekroond" nadrukkelijk herhaal ik (Dyserinck) dat woord, om in het openbaar de herinnering te laten volgen, dat wij den krachtigsten sieun ontvingen van ons geliefd stam huis van Oranje. De naam van Hare Koninklijke Hoogheid Prinses Hendrik worde door u met geestdrift begroet „Bij de nog altijd even dankbare als weemoedige herinnering van al hetgeen door wijlen onzen onverge- telijken Prins Hendrik voor de her leving en den bloei van Viissingen is gedaan door de stichting der maatschappij „Zeeland" dus schreef ik (Dysernick) uit naam der Com missie aan H. K. H. „moest het ons wei diep treffen, dat de eerste bijdrage van vorstelijken huize, nu het gold een gedenkteeken voor Nederlands beroemde schrijfster en dichteres Elizabeth Bekker, in het zelfde Viissingen geboren (en voor hare medewerkster Agatha Deken opgevoed inliet Weeshuis der Colle- gianten, genaamd „De Oranjeappel"), juist van Hare Koninklijke Hoogheid ons gewerd. En naast H. K. H., weemoediger herinnering, de naam van wijlen Z. K. H. den Prins van Oranje, die zich geheel op de hoogte liet stellen van ons plan en daarop zijne belangstelling in woorden met de daad zoo vorstelijk bezorgde." Nadat Zondagmorgen de Koningin met het Prinsesje, slechts vergezeld door één hofdame, den rit naar Artis gemaakt had, gingen om kloksiag 10 uur de deuren van 't paleis weer open en verscheen, onder een klate rende regenbui de hofstoet voor den kerkgang. Koningin Wilhelmina droeg over haar zeegroene robe een losse wit-voile manie!. De ronde crème kleurige paardenharen hoed, getooid met een witte panache, werd door een witte parasol tegen den regen beschermd. Vlug legde het vorstelijk echtpaar den weg naar de kerk af, waar zij die de godsdienstoefening bijwoonden reeds allen plaats hadden genomen. Qeruimen lijd voor het aanvangs- uur, hadden honderdtallen in het prachtige kerkgebouw plaats geno men toch was het niet zoo vol als vorige jaren. Ds. Chr. Hunningher, den kansel beklommen hebbende even voor de Koningin en de Prins arriveerden, Eindelijk was Godfrey's schilderij voltooid en werd ze opgezonden. Toen volgde een tijdperk van ang stige spanning, zoo welbekend aan allen, die gestreefd hebben naar de eer, aan een toelating aan de Aca demie verbonden. Toen het bericht kwam, dat de schilderij na de eerste en tweede be oordeeling was toegelaten, heerschfe er groote vreugde in het atelier. „Jouw gezicht heeft het 'm gedaan, Teresina," riep Godfrey. „Ik wist wel, dat ze dat niet zouden kunnen weerstaan." „Neen, neen," zei haar moeder, die er ook bij was, „zulke vleierijen bren gen het kind het hoofd op hol. Haar beeld zou daar niet zijn, als mijnheer niet zoo knap was. Ik herinner me nog heel goed, dat, toen Luigi Mof- ioni het portret schilderde van Mon- signoreNiemand luisterde naar haar, en alleen de kat op haar schoot werden de verdere bijzonder heden toegefluisterd. De dag zou echter niet zoo geluk kig eindigen ais hij begonnen was. Toen beide vrienden dién avond al leen in het atelier waren, nam Fens- verzocht de aanwezigen, wanneer de vorstelijke personen er zouden zijn, niet van de plaatsen op te staan. „Gij zijt gekomen", zei ds. Hunning her om H.M. en den Prins te zien, doch bedenk dat zij zijn gekomen, om de godsdienstoefening bij te wonen!" Nauwelijks waren deze woorden gesproken of van buiten drong ge juich tot de kerk door. Eenige oogen- blikken daarna waren de vorstelijke kerkgangers aan den ingang in de Mozes en Aaronstraat gekomen, waar ze werden ontvangen door een com missie uit den kerkeraad. Nadat het vorstelijk echtpaar in de koninklijke bank had plaats genomen, werd de gemeente verzocht te zingen Gezang 3, vers 2 en 3. in het gebed, ter voosbereiding vars de prediking, dankte ds. Hunningher voor het groote voorrecht der gemeente geschonken, samen met de geliefde Koningin en den beminden P.iüs zich deemoedig voor den Allerhoogste te kunnen buigen. Irt de prediking wees devoargan- ganger, op het feestelooze tij J per k dal na de Pinksterdagen tot aan Kerstmis was ingetredenfeestloos alleen voor hen, die niet opgaan in de hooge Christelijke beteekenis van de voorafgegane feestdagen. Voor hen die den knie voor den Schepper aller dingen buigen voor hen die waar lijk den Heere vreezen, bestaat dat fcestlooze tijdperk eigenlijk niet. Voor hen bestaat een gestadige vreugde in het besef, in het weten, dat de Heere waarlijk is opgestaan en hen verlossing heeft gebracht. Van dat besef was ook vervuld, Paulus, de apostel der heidenen, die in een zendbrief aan de Romeinen, naar Romeinen 8 vers 31 meedeelt, de gedenkwaardige woorden schreei „Zoo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn Alvorens echter tot een nadere beschouwing van dezen tekst over te gaan, verzocht de leeraar de gemeente aan te heffen Psalm 118 vers 2. Ds. Hunningher wees er nu op, dat die vraag van den apostel Pau lus een bevestigend antwoord, een weten in zich sloot. Ook Willem van Oranje die in 1573 in den strijd voor vaderlanden godsdienst zulke benarde lijden door maakte, was van het nudelooze van allen tegenstand des vijands overtuigd, omdat de God, die aan de zij stond van het recht, op den duur alle ge varen zou afwenden, 't Was daarom dat Willem van Oranje tot devies koos„Rustig te midden van de barre golven." 't Was diezelfde overtuiging welke Prins Willem III in 1690 verklaren deed aan den bisschop van Salisbury „Ik heb den moelijken strijd aan vaard, opziende tot den Heer." den Godfrey onder handen. „Beste kerel," zei hij, terwijl hij een sigarette nam uit de doos op het tafeltje naast zich, „het schijnt me toe dat je voorzichtig moet zijn. Er zijn klippen in het vaarwater en uit hetgeen ik zie, moet ik opmaken, dat je er recht op af gaat." „Waar heb je 't toch in 's hemels naam over?" vroeg Godfrey, zich on der het spreken in een makkelijken stoel vlijend, „ik weet wel, dat de stand van het hoofd .niet heelemaal volmaakt is, maar ik heb je toch be loofd, het morgen te veranderen. Te resina is het oeste model ter wereld en even geduldig als mooi." „Daarover wilde ik juist komen klagen," antwoordde Theodoor kalm, „Als zij dat niet was, zou ik me niet druk over haar maken. Ik gevoel me in zekeren zin verantwoordelijk voor haar, begrijp je dat niet Ais ik er niet geweest was, zou ze niet hier zijn." De glans van geluk verdween van Godfrey's gelaat, zooais een adems- tocht eerst het lemmet'Van een scheer mes beslaat en dan wegtrekt. „Ik vrees, dat ik niet juist begrijp, En was het ook niet Gustaaf Adolf die met een betrekkelijk kleine schare den strijd met het machtige leger van Wallenstein aanvaardde onder het woord van den geloofsheid „Zoo God voor ons is, wie zal tegen ons zijn Hetzelfde woord gaf Cslvijn het ongeschokt vertrouwen te verklaren „De tegenstanders zijn er nog wei, doch zij kunnen ons met zulk een Hulp niet meer deren." Dit alles releveerde ds. Hunningher, ter nadere uiteenzetting der beteekenis van den aangehaalden tekst. in het dankgebed, gevolgd op de beëindiging der predikatie, werd Gods zegen afgesmeekt voor het heil van Koningin, Prins, Prinses, regeerders en geregeerden, waarna de gemeente Gezang 267 vers 2 en 6 zong. Ten slotte zong de gemeente staande het 6e vers van bovengenoemd Gezang. Na het uitspreken van den zegen, verlieten H. M. en de Prins het kerkgebouw, uitgeleid door de com missie uit den kerkeraaJ. Di gods dienstoefening had nauwelijks écti uur geduurd. 's Middags werd door de ko link- lijke familie met Prinses Juliana e:n bezoek gebracht aan Artis. Ofschoon het bezichtigen van de verschillende dieren een zeer vluch tig karakter droeg, daar uiteraard de tijd zeer beperkt was, vertoefden de Koningin en de Prins bijna een uur in den mooien Artistuin, op de wan de ing herhaaldelijk door het publiek toegejuicht. Aan het diner ten paleize was ook genoodigd ds. Chr. Hunningher, predikant bij de Ned. Herv. ge meente. Rijksinkomstenbelasting. Naar „De Tijd" verneemt, is het wetsontwerp tot heffing van een ai- gemeene Rijks Inkomstenbelasting Donderdag naar den Raid van State verzonden. Bakkerswet. In de memorie van antwoord op het afdeelingsverslag der Tweede Ka mer nopens het gewijzigd ontwerp- Bakkerswet zet ministerie Talma al lereerst uiteen waarom hij noodzake lijk diegenen moest teleurstellen, die een geheele omwerking van het eerste ontwerp hadden verwacht. Uit de discussier, daarover, zoo betoogt de memorie, was duidelijk gebleken, dat de minister aan de hoofdlijnen van de ontworpen regeiing op het stuk van Zondags- en nacht arbeid wilde vasthouden. Tegen een regeling ook van den arbeidsduur was hij niet, waar hij meende, dat het beter was deze later te maken. Nu evenwel wat je bedoelt," zei hij. „je veronder stelt toch zeker niet, dat ik verliefd op Teresina, op mijn model ben?" „Ik weet maar al te goed, dat je niet verliefd op haar bent," antwoord de Theodoor. „Dat maakt voor mij juist het geval zoo lastig. Als je maar verliefd op haar was, zou er mis schien nog hoop voor haar zijn," Henderson staarde hem vol verba zing aan. „Ban je gek geworden vroeg hij. „Er was nooit iemand beter bij zijn verstand," antwoordde Fensden. „Kijk eens hier, Godfrey, begrijp je ze f niet hoe de zaken staan je hebt hier dat mooie, Italiaansche meisje, datje door mijn tussc'nenkomst in je dienst hebt genomen. Je redt haar van den bedel staf en geeft haar een positie, waarin zij een, voor haar, betrekkelijke weel de geniet. Zij heeft dag aan dag als model voor je gezeten, zij heeft ge lachen om je complimentjes en wel, om kort te gaan, zij heeft alle mogelijke gelegenheid gehad, tot over de ooren op je verliefd te worden en is natuurlijk daarin aangemoedigd. (Wordt vervolgd.) ~T'

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1911 | | pagina 1