Eerste Blad
Draagt
Plouvier's
Schoenwerk.
VIES-
lantelSi
Maandag
Mei
iiinammeibestiaiuit2 faladBB.
Gemeentebestuur.
Feuilleton,
No. 102
49e Jaargang.
1911.
gevende
f 0,40
- 4,—
- 0,45
- 4,50
L, - 1,50
- 5,—
Engelsche
litend met
irmeester
en en kleuren.
Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen.
Nationale feestdagen
TELEFOONNUMMER IQ.
fibonnemenfs-flduerferfian op zeer uoordeelige voorwaarden
Brieven ui! d@J1ofs!ad.
iriek
Vleesch.
en WETHOU-
issingen roepen
rr de betrekking
urmeester van
ch op eene jaar-
kken in te zenden
er vóór 8 Mei
g-:-q
VL1SS1NGSCHE COURANT.
aar maat.
Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post L50.
Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek
handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers
Firma F. VAN DE VELDE jR., Kleine Markt 58.
ADVERTENT1ËN van 14 regels ƒ0.40. Voor eiken regel
meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing .'^rzelfde
advertentie, wordt de prijs slechts twee maal berekend. Uroote
'etters en clichés naar plaatsruimte.
VERKIEZINGEN.
De Burgemeester van Viissingen
gelet op artikel 33, al. 2 der kies
wet;
brengt ter openbare kennis
dat de met redenen omkleede be
slissing van het Gemeentebestuur
op een ingekomen verzoek om ver
betering van de kiezerlijst in haar
geheel op de Secretarie der Gemeente
voor een ieder ter inzage is neder-
gelegd en in afschrift, tegen betaling
der kosten, verkrijgbaar is.
Viissingen, 29 April 1911.
De Burgemeester voornoemd,
VAN DOORN VAN KOUDEKERKE.
Het is een oude en bekende, maar
volstrekt niet ongegronde klacht, dat
wij te weinig nationale feestdagen
hebben.
Niet dat wij te weinig feest vieren.
Misschien is het tegendeel waar. Soms
wordt de onbeduidendste gelegenheid
aangegrepen om te voldoen aan den
echt menschelijken en nimmer slui
merenden trek om eens een weinig
te komen uit de plooien van het
alledaagsche gewaad. Dat is zoo waar,
dat zelfs in kringen, waar men zeer
veel versmaadt, dat er bij anderen wel
door kan, waar men schuw is van
zekere namen en bewoordingen, die
wel eens een verdachten klank hebben,
en waar men er wel zorg voor draagt
om een zeer bijzonderen stempel op
zijn feesten te drukken, het feest
vierer. zelf volstrekt niet nalaat.
Dat bewijst dat de mensch zijn
natuur nimmer verloochenen kan en
het is ook zeer onverstandig om !e
trachten het te doen. Vooreerst gelukt
het nooit meer dan half en bovendien
wreekt het zich altijd op de eene of
andere wijze wanneer de mensch zijne
natuur tracht te verloochenen.
Maar de groote fout, aan ons op
zich zelf lang niet zeldzaam feestvieren
verbonden, is, dat wij ons te veel
opsluiten in kringen en perken en er
zoo angstvallig voor waken dat er
geen vreemde eenden in de bijt komen.
Als wij blij zijn of vrooiijk, dan mag
een ander het ook we! wezen, mits
hij onze beschouwing van de zaken
in alles deeie, een geestverwant of
een partijgenoot van ons zij.
Dit is een zeer groote fout cp zich
zelf, waar dit beginsel gewoonlijk
veel te ver wordt uitgestrektmaar
de fout wordt grooter, wanneer men
opzettelijk zoekt naar hetgeen verdeelt
en geen acht slaat op hetgeen ver-
eenigtwanneer men de grenzen
buiten de aangewezen palen tracht te
verzetten wanneer men zich gaarne
en bij voorkeur beweegt binnen dat
eng afgebakende terrein en al hetgeen
er buiten ligt uit den booze acht.
Op de onderlinge harmonie en
samenwerking van de verschillende
volksgroepen, heeft dat streven reeds
vaak een noodlottigen invloed geoe
fend. Het heeft nooit iets goed ge
wrocht, maar daarentegen veel goeds
verhinderd tot stand te komen en zeer
veei kwaad ongehinderd laten voort
woekeren.
Ja, wij zijn zeer arm aan nationale
feestdagen dagen waarop het volk in
zijn totaliteit feestviert, niet vraagt
naar het hoe en waarom, niet let op
verschil van gevoelen en verschil van
handelen, zich zuiver plaatst op een
neutraal terrein en zich op ongekun
stelde wijze verheugtzoo verheugt
dat het 't hart goed doet, een gezonde
richting geeft aan den geest, men
oude veeten vergeet en zich vereenigt
in een harmonie, die nog lang ten
goede nawerkt.
Een gezond volksbestaan heeft af
en toe zoo iets noodig om gezond te
blijvenmaar wij hebben helaas
weinig aanleiding om zulke dagen tot
mijlpalen op den maa'.schappeüjken
weg te stempelen. Onze geschiedenis,
o ze is zoo rijk en vol van glorie
volle feiten maar ook de feiten der
historie vereenigen niet altoos, en
dan, wij zijn te weinig militair aan
gelegd om in die historische feiten
uit een ver verleden, waarbij toch
zooveel bloed vloeide en zooveel
naamloos lijden geleden werd, voort
durend aanleiding tot feestvieren ie
kunnen vinden. Wij verlangen aller
minst naar oorlogen en verheugen
ons in de werken des vredes, wiens
zegeningen wij hebben leeren waar-
deerenwij hechten aan een rrdelijk
maatschappelijk leven, een rustig en
welvarend nationaal volksbestaan en'
wat geschikt is om dat te bevorderen
of te verhoogen, dat juichen wij van
harte toe.
En daarom zijn wij ook van harte
ingenomen met de vreugdedagen
van ons vorstelijk huis. Vorsten zijn
in zooverre andere mensehen dan
anderen, dat de dagen van gewicht,
die hun levensboek kenmerken, het
ook behooren te zijn voor huu voik,
omdat zij met en voor hun volk be
hooren te leven en wij Nederlanders
hebben in dit opzicht waarlijk alle
reden van dankbaarheid en voldaan-
35.)
„Wanneer hebt ge mijn man het
laatst gezien, mijnheer Morris
„Eenige oogenblikken vooi zijn
vertrek was hij bij mij in het hotel,
v/aar ik woon. Uit het gesprek maak
ik op, dat hij verlenging van verlof
heeft gekregen en eene groote reis
wil doen. Toen ik merkte dat hij
over die reis niet gesproken wilde
hebben, veroorloofde ik mij niet hem
iets rechtstreeks te vragen."
„Zou u mij geen middel aan de
hand kunnen doen, waardoor ik kon
vernemen in welke richting hij ver
trokken is
„Dat kan ik niet en ik zou het ook
niet willen, mevrouwIk geloof dat
het mijn plicht is, u te verhinderen
om u zelve de vernedering aan te
doen, dat ge als een slavin den man
volgt, die van u weglooptden man
die schriftelijk verklaarde, dat hij u
niet bemint. Ik geloof volgens de in
zichten van uw onvergetelijken vader
te handelen, als ik u bij zulk een
stap mijn hulp onthoud."
„Mijnheer, gelooft ge dat ik mijn
verplichtingen niet ken Wat zou ik
mijn vader moeten antwoorden, ais
hij mij wilde terughouden van mijn
man te volgen Al verstoot mijn echt
genoot mij, dat ontslaat mij niet van
den plicht, hem over eenigen tijd
zijn kind in de armen te leggen
het kind waaraan ik nu meer toebe
hoor dan aan mij zeiven. Ik kan het
u aanzien, mijnheer Morris, dat gij
weet waarheen mijn man in zijn ver
blinding gegaan is. Weiger niet mij
te zeggen waar ik hem vinden kan,
want dan zou ik zelf gaan zoeken,
al zou ik daarbij moeten loopen tot
het bloed mij uit de voeten stroomde."
Het stormde in het gemoed van
den advocaat. Hij aanbad die schoone,
edele vrouw, hij beminde n.iar tot
waanzinnig wordens toe en hij
las in hare oogen, dat zij hem ver
achtte. Hij leed alle kwellingen der
jaloeziezijn hart verteerde door een
gloeiende haat tegen den man, die
iieid. Oranje en Nederland, nooit
wezenlijk gescheiden geweest, worden
meer en meer éen, en het is goed
dat het zoo iswant in die liefde
en vereering, die wij ons vorstenhuis
toedragen, in den hechten band die
beiden vereenigt, vinden wij veel van
de kracht die wij noodig hebben tot
versterking van ons nationaal volks
bestaan, meer nog tot verheffing er
van want die vooral is het die wij
behoeven en waarop wij in den
nieuweren tijd meer en meer het oog
gevestigd houden.
Dat is dan ook de reden geweest
van onze groote en algemeene
blijdschap op den heugelijken dag van
30 April 1909, die wij nu voor de
tweede maal gaan herGenken dat is
de reden geweest, waarom wij in de
geboorte der kleine afstammelinge
van een Juliana van Stolberg, een
nieuw onderpand hebben gezien tot
voortdurend behoud van hetgeen ons
met Oranje vereenigt en van de vruch
ten die het oude. verbond afwerpt
en die nog voor groote toeneming
vatbaar zijn.
Dat is dan ook de reden, waarom
wij ons nu weer zou oprecht verblijden
in de groote blijdschap van het waar
dige ouderpaar, voor wie dit eenige
pand hunner vereeniging wel dubbel
dierbaar moet zijn.
De tijden zijn voorbij en God
dank dat ze voorbij zijn waarin
het noodig was, zich met het zwaard
in de vuist te scharen romdora heigeen
men lief had en vereerde om het te
beveiligen en het desnoods met het
bloed te verdedigen en te beschermen.
Wij hebben nu andere plichten
maar daarom behoeven zij niet min
der zwaar t« wegen en niet min
der ernstig te worden opgevat. Ook
thans nog scharen wij ons rondom
den troon van ons dierbaar vorsten
huis maar wij verwachten er iets
anders van en wij beschermen het
op eene andere wiize. Het staat ons
naderwij zijn er meer éen mee
vorst en volk werken met en voor
eikander aan dat schoone geheel van
een nationaal bestaan, dat onder de
eendrachtige samenwerking van bei
den, tot beider heil, dien trap van
volmaking moge bereiken, waarvoor
het in waarheid vatbaar is.
En wat nu het iieve kleine prin
sesje betreft, haar jaardag worde ons
meer en meer tot echt nationale feest
dag.
Lief kind hetl op dezen dag!
God schenke U en de uwen, en schen-
ke ook uw volk dat onder de uwen
behoort, den zegen die eenig gedijt.
Wij trekken niet meer voor U op,
om te strijden ten bloede toemaar
het leven blijft daarom toch altijd,
ook voor U, het leven met zijn wel
en wee, zijn hoog en laag, zijn teln
en bevlekt, zijn goed en zijn kwaad.
En daarom zijn wij bereid, laai het
dan zijn in anderen, in meer verhe
ven zin, voor U het wit van onze
dierbare vlag, de vlag die vorst
en volk dek!, te heffen uit het wit
van de schuimende zee des levens,
en ze, door ons hartebloed beveiligd,
mee te voeren, naar het blauw van
den hemel.
'CXV.
Dat tegenwoordig kunstenaars van
zekere serieuse reputatie in variété
theaters optreden, is dat een teeken
van vooruitgang of van achteruit
gang Wel, mij dunkt, dat hei voor
het variété-theater vooruitgang be-
teekent, want het verheft zich daar
mede stellig tot heel wat hooger plan
dan ooit met behulp van siangemen-
schen, krachtkerels, kortrokkige zan
geressen cn onkuische humoristen is
re bereiken. De kunstenaar, die allicht
zichzelf als zoodanig respecteert, zat
de verandering var. milieu eer als
een achteruitgang gevoelen en inder
daad kan men niet zeggen, dat de
tempel der kunst er verhevener, eer
biedwaardiger en indrukwekkender
op wordt, ais de statige concertzaal
of de deftige schouwburgzaal worden
vervangen door de vaak protserige
café-chantantzaal, waar de bezoekers
naar believen met den hoed op en
den jas aan kunnen zitten, waar dap
per gerookt wordt en waar de kellners
at en aan loopen met de bestelde
consumptie. Waarlijk, de kunst wordt
wel meer en meer vermakelijkheid,
tijdverdrijf.
Toch, men eert haar hoogjpriesters
nog wel op waardige wijze en ex
ploiteert nog wel hun roem met
behulp van sterkgepeperde toegangs
prijzen, getuige de Beethoven-
cyclus, die nu pas de muzikale en
onmuzikale éiite van de Hofstad tel
kenmale heeft doen opgaan naar
meergenoemden „tempel" der kunst,
waar de geest van den grootvorst
der muziek zijn triomfen vierde.
Maar dit neemt niet weg, dat te
gelijkertijd een kunstenaar mat een
gevestigde n naam als Louis Bouw
meester (a! is zijn kunst dan ook niet
meer naar den meer verfijnden smaak
van onzen tijd) of ten begaafde,
temperamentvolle kunstenares ais
mevr. Julia Cuypcrs, optraden in het
„Flora"-theater, waar de schimmen
van aileriei modern kermisvolk nog
saito morfales maakten en waar de
bioscoop zeifs nu niet afstand deed
van zijn rechten ais allermodernste
attractie voor het op ontspannfng-
zonder-inspanning uit zijnde publiek.
Maar: dit is nu eenmaal 's werelds
beloop, en er is iets humoristisch in.
De variété theaters hebben de con
cert- en schouwburgzalen langzamer
hand leeg gezogen, nu komen de
muzikale en dramatische talenten
hun weggeloopen publiek weer op
zoeken in de variété's.Ook de
kunst loopt de boterham na Treu
rig Och, laten wij liever de licht
zijde zoeken en ons verheugen in
het verschijnsel, dat de variété's
meer en meer er naar streven iets
werkelijk goeds te geven in plaats
van allerlei zin- en zoutelooze nek-
brekerij en grappenmakerij, en dat
het publiek zich ingenomen toont
met die verbetering van den geboden
kost. Zou de goeds smaak werkelijk
ten slotte nog zijn recht doen gelden
Werkelijk, het schijnt, dat de toe
komst voor de serieuse kunst in
Nederland nog zoo heel donker niet is-
De heer C. van der Linden („Kees",
zooais bij familiair weg in de wan
deling heet), de ongeneeslijke opera-
enthousiast, droom! reeds weder van
een nationale opera. En dat, na ai
de bittere teleurstellingen, die deze
man a! heeft gehad, na al de échecs
welke hij reeds heeft geleden, 't Is
kranig, zulk een onverwoestbaar op
timisme, zoo'n rotsvast vertrouwen
in zichzelf en anderen
„Kunstbeschermers zijn gevonden"
zoo schrijft de heer Van der
Linden in de „Muziekbode" „die,
moede van het aanzien der vruchte-
looze pogingen, het initiatief hebben
genomen tot wederöpbouwing der
Nederiandsche Opera. Zij hebben
mij een zeer groot kapiigal ter be
schikking gesteld, waardoor niet al
leen de exploitatie, maar ook het
geheele aan de opera verbonden
personeel za! verzekerd worden. Een
kapitaal, groot genoeg om het be
staan der Nationale Opera voor lan
gen tijd te verzekeren; een kapitaal
groot genoeg om den tijd te kunnen
afwachten, dat hoofden van Staat en
Stad tot de overtuiging zullen komen
dat het bestaan eener Nationale
Opera behoort tot een der machtigste
factoren van opvoeding en ontwik
keiing van het kunstgevoel, zor.der
dewelke het leven van een volk af
daalt tot het behagen scheppers in
minderwaardige geneugten.
Rekening houdend met verschil
lende meeningen, gaan wij, het oog
gericht op de nog steeds dagelijks
besproken wordende triomfen onzer
vroegere Rienzl-, Tannhauser-, Lo
hengrin-, Meesterzingers-, Aïdia-, T eil-,
Hugenoten-, HérodiaJe- voorstellin
gen, en een ruimer blik op het
hem dit juweel had ontroofd. Nog
liever mocht Jane ten gronde gaan,
haar laatste adem aan zijne voeten
uitblazen, dan tot Koert Von Berg-
haupt terugkeeren,
„Dit voornemen zult ge wel laten
varen, mevrouw Von Berghaupt,
zoodra ge weer tot kalmte zij! geko
men dat komt wel mettertijd. De
ure zal spoedig slaan, dat ge anders
denkt over den man, die zoo mis
dadig met uw engelrein hart speelde.
Nemen wij aan, mevrouw, dat ik u
inderdaad aan de deur kon brengen
waarachter Koert von Berghaupt te
vinden iswat zou ik u dan een
oogenblik bereidenZou ik zoo iets
voor God en mijn geweten kunnen
verantwoorden
Jane's gelaat werd donkerrood. Zij
hield een poos de handen voor de
oogen, alsof zij zich over Koert
schaamde en zeide toen met bevende
stem
„Mijnheer Morris, zeg mij alles
„Mijnheer Von Berghaupt heeft
zijne beschermers en beschermsters
om zich heen, die u zouden wegja-
gen. Mijn hart zou breken, als ik
dat moest aartzien
„En wie zijn het, die zoo wreed
zouden zijn
Mijnheer Morris zweeg opzettelijk
eenige oogenblikken, om de ver
wachting der jonge vrouw zoo pijn
lijk mogelijk te"spannen.
„Mijnheer Von Wambold, mevrouw
Von Reidersdorf en uw schoonmama
zouden u van dit oogenblik ar met
verontwaardiging afwijzen
„Mijnheer dat is niet waar,
dat is niet mogelijk Op eens hield
zij op en verzonk in gepeins. Met
beklemd hart moest zij zichzelve be
kennen, dat allen haar verlaten had
den, die haar beschermers en be
schermsters zouden zijn zij gingen
heen en kwamen niet bij haar terug.
Zij werd kleinmoedig en -vreesde
er voor, verdere pogingen te doen
om Koert te vinden. Ook berouwde
het haar, den heer Morris geraad
pleegd te hebben. Zij gevoelde we
der een onoverwinnelijk wantrouwen
tegen dezen man, die door haar va
der als een zoon verzorgd was. Zij
werd bevangen door vrees om alleen
te zijn met hem, die als een bedel-
knaap in het huis van haar groot
moedigen vader was opgenomen. Zij
was nog een kind toen hij haar
reeds met zijn onbeantwoorde vriend
schap vervolgde, en nu waagde hij
het haar van liefde te spreken en
haar tegen haar man op te zetten.
Had hij ook haar echtgenoot niet
tegen haar opgezet
Een ijskoude rilling ging haar dooi
de leden toen zij de mogelijkheid
daarvan inzagzoo iets was volko
men in overeenstemming met het
listige karakter van den advocaat.
Onderzoekend keek zij hem in de
oogen, alsof zij op den bodem van
zijn hart wilde lezen, en wendde
zich toen van hem af.
„Ik dank u, mijnheer, voor uwe
bereidwilligheid om mij ter zijde te
staan iri mijn smartelijke omstandig
heden. Ik keer naar mijn woning te
rug en zal mijne tante in Londen
een en ander mededeelen omtrent
hetgeen hier in de laatste dagen is
voorgevallen."
„Ik zal u begeleiden, mevrouw 1"
„Neen, mijnheerk verzoek u mij
alleen naar huis te laten gaan.
(Wordt vervolgd.)