Eerste Blad Draagt Plouvier's Schoenwerk. Maandag 17 April Feuilleton. 1911. No. 91 49e Jaargrang. VLISSINGSCHE COURANT. Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij de Uitgevers Firma F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENTlENvan 1—4 regels ƒ0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts tweemaal berekend. Groote 'etters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks^ uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. TELEFOONNUMMER 10. ftbonnements-ftduertentiën op zeer uoordeeiige voorwaarden Maandag a. s., tweeden Paaschdag, verschijnt de „Vlissingsche Courant" NIET. Hit de slavernij in het land fe vrijheid. In den tijd dat hei Paaschfeest nadert, is het ons alsof groote veranderingen om ons heen plaats hebben. In zeker opzicht is dat ook waar lijk het gevaï en daarom is 'net geen wonder, dat wij er den invloed van ondergaan. In den schoonen lempei der natuur, zoowel als in de wo ningen der menschen ondergaat alles reiniging en vernieuwing en dat brengt ons in een gansch andere stemming. De nieuwe gedaante der dingen stemt overeen met het ver langen van ons hart en in die har monie voelen wij ons gelukkiger. Ons verlangen was een hoop, die allen twijfel buitensloot en gepaard ging met de zekerheid der vervulling en wij wisten bovendien wat die vervuiling ons brengen zou maar juist dat schijnt ons te verhoogen, Als Paschen naakt, dan weten wij, dat we het frissche jonge groen en de heerlijke bloemen, die elke lente ons bracht, weer zulien aanschouwen en dat ailes zich op dezelfde wijze als voorheen zal verjongen en ver nieuwen, dat de tinten, die de Paasch- zon over het grauw der aarde zal tooveren, geene andere zullen zijn, dan die er eertijds over werden uit gestort. Wij zien niets dan oude bekenden maar juist oude bekenden zien we liet liefst, omdat we ze noode heb ben gemist en naar hun terugkomst uitgezien. We beklagen er ons niet over, dat zoo een stempel van onveranderlijk heid op de dingen is gedrukt, omdat wij zeer goed weten, dat die onver anderlijkheid geen ontwikkeling uit sluit. De boom, dien wij met onze kinderhandjes hebben geplant, is twintig- of dertigmaal op dezeifde wijze weer groen geworden, maar elk voorjaar was het boompje toch iets grooter, al hadden wij het niet zien groeien. Ook weten wij zeer goed, dat de mogelijkheid van plotselinge veranderingen en gedaanteverwisse lingen ons geenszins aangenamer zou stemmenmisschien zelfs met angst vervullenwant onzekerheid stemt niet tot kalmte. Nu kunnen wij kalm zijn, omdat wij gevoelen te leven 24.) „Jane, de storm dien je veroor zaakt hebt, zal voorbijgaan en dan zal ik alles van je verwijderd hou den, wat je een traan zou kunnen doen storten. Jane, mijn hart heeft jaren lang vol verlangen naar je ge snakt; jarenlang was ik gelukkig door de hoop, die mij bezielde. Ver geef mij, dat ik niet kon verdragen, dat je aan de borst van een ander man hei hoogste ievensgoed gezocht en gevonden hadt." Er blonken tranen in zijn oogen zij roiden langs zijn wangen en be vochtigden het.portret. Wie, die mijn heer Morris kende, zou zulke teedere gevoelens bij hem vermoed heb ben „En toch zal geen vlek op je naam rusten," vervolgde hij zijn toe spraak tot het portret. „Je zult den onder vaste wetten, die tevens wetten van ontwikkeling en volmaking zijn. Ais wij geiooven, doen wij dat niet zonder grond. Wij leggen het hoofd ter ïuste, wetende, dat de zon wei zal opgaan wij arbeiden en zaaien, wetende dat bloesems en vruchten niet zuilen uitblijven. Zooais verdrukten in het land der slavernij geiooven aan het eindelijke uur der bevrijding, een geloof, dat hen staande houdt en ze vervult met de zekerheid der weienschap, zoo hebben wij ook weer geloofd aan het uur der bevrijding en van een uit tocht naar een verjongde aarde en zooais het streven naar vrijheid grooier wordt naarmate de ketenen der slavernij langer gedragen werden, zoo is ook onze blijdschap grooter wanneer de natuur na lange, aarze lingen het winterkieed afwerpt, dat kleed, dat ons wel eens toeschijnt een rouwkleed te zijn, terwijl het toch inderdaad de kiem bevat van ieven en wedergeboorte. Onze blijdschap grooter. Ja, inder daad de wedergeboorte der natuur, haar opslaan uit den schijnbaren slaap des doods, is wel in staat om ons hart van vreugde in ons ie doen opspringen en ons van geestdrift te vervullen. De zon is er ons niets minder lief om, omdat zij altijd in het Oosten opkomt en nooit eens in het Westen, en zoo is het ook met al het geschapene. De eeuwige wet der natuur spreekt tot ons gemoed, zooals in de stoffelijke nevelen niets in staat is het te doers. Het is een stem, die wij altijd hooren en die wij ook immer gaarne hooren, hetzij in de aangrijpende majesteit der ele menten, heizij in de schoonheid van licht en kleuren. Het is een stem, die ook doordringt tot ons geheele ze delijk bestaan en er den diepsten indruk op maakt; het is een slem, die goede gedachten doet opwellen in het menschelijk hart en een der rijkste ^bronnen vormt, waaruit de ziel hare levenssappen put. Maar den rijksten overvloed van goed stori die immer milde bron zeker wel uit, wanneer in schoone lente dagen het Paaschzonneije het nieuwe leven vei heldert en zijn licht uitstort over dat blijde tooneel van bevrijding en uittocht, dat ons telkens opnieuw in verrukking brengt. Niet altijd komt de uittocht even spoedig en vait hij even gemakkelijk. Niet altijd voert hij terstond naar het beloofde land. De Israëlieten moesten wel veertig jaren lang in de woestijn heen en weer trekken, eer een rustig man, die je door je liefde gelukkig hebt gemaakt, trouw kunnen blijven tot aan het graf. In Engeland zal men den neus niet voor je opttrek- ken en elkaar toefluisteren dat je een gescheiden vrouw bent. Neen, de bruid van advocaat Morris zal mij ais een achtbare weduwe de hand reiken. Hoe gemakkelijk zal datgaan. De man, die zich nu van je afkeert, is in strijd met zichzelven en de ge heele wereld. Wat zou natuurlijker zijn dan dat hij zich het leven be neemt? Dan ben je weduwe, jane Toen Koert op straat kwam, was hij in verlegenheid omtrent de plaats waar hij zou heengaan. Een groot koffiehuis voorbijgaande, trad hij daar binnen met het voornemen om aan een eenzaam tafeltje bij een kop koffie over zijn lot na te denken. De slag was zoo onverwachts gekomen, dat hij nog geen tijd had gehad om zijn toestand goed te overzien en zijn standpunt te bepalen. Hij zocht dus een eenzaam tafeitje op en dronk een kop zwarte koffie. De acten, die mijnheer Morris hem gegeven had, zaten nog in zijn zak. Hij legde ze op de tafel en bladerde JD IINDRIESSEN. - WALSTRAAT34. Bericht de ontvangst der nieuwe pHf||lS©L5- Buitengewoon fraaie en uitgebreide collectie. Uiterst billijke prijzen. verblijf in het land der vrijheid moge lijk was. Wij onderyinden dat niet alleen in de dagen van de blijde komst der lente. Het is integendeel een beeld van het gansche leven, in alle omstandigheden. Het is ook een beeid van onzen eigen strijd tegen de duisternis van het kwaad, om te komen tot het iicht van het goed. We moeten geduld ieeren oefenen niet raurmu- reeren maar de hoop levendig hou den, opdat die ons telkens weer wakker schudi, ais de vermoeide geest tot traagheid neigt, als we geloof en vertrouwen bedreigd zien. Eens toch zullen wij, dit zij onze vasie overtuiging, waarop het blijde Paaschfeest zijn zegel moge drukken, eens zullen wij, na veel mislukking en na veei strijdën cn vallen, het feest van den uittocht vieren, zoo zeker als de naiuur jaarlijks het feest harer verrijzenis viert. Het gebeurt zoo vaak in ons leven, dat wij den voet gezet hebben op het goede pad en dan weer afdwalen naar de paden der duisternis. Als we dan berouwvol terugkeeren en met vertrouwen den arbeid weer opvatten, dan zai het ons gaan ais de naiuur in het tijdperk harer wedergeboorte. Dan zal het beioofde land weef telkens nader komen dan zal er telkens een tipje meer worden opgelicht van den s'uier die hei bedekt. Dan zuilen ook wij de Paaschzon zien opgaan en hetzelfde zachte groen van weieer aanschouwen dan zullen we dezelfde vogelen het zeilde loflied hooren aanheffen, dezelf de lucht inademen, hetzelfde blauw van den hemel aanschouwen, dat ons eertijds in verrukking bracht en waarvan we het gemis zoo innig betreuren. Dan zal dat alles, wat voor ons vernieuwd wordt, wel niets nieuws wezen maar juist daarom zal het ons des te meer dierbaar wezen, ais een oud, geliefd vriend, dien we een poos moesten missen en die ons nu weer ten levensgezel strekken en voortaan weer wezen wil de trouwe getuige van onze hoop en onze verwachting. Heerlijk PaaschfeestStrooi op nieuw weer bloemen op ons pad, zooais ge bloemen strooit daar buiten. Wij zullen er ons mee tooien ais we uittrekken naar die schoone gewesten van vrijheid en van iicht, waarnaar er in. Zoodoende vond hij (wee brie ven, waarvan mijnheer Morris ge zegd had, dat ze door Jane eigen handig geschreven waren. Het gelukte hein slechts half, die brieven te ont cijferen hij begreep den inhoud niet geheel. Daar kwam plotseling een groot wantrouwen tegen mijn heer Morris op. Hij kon er geen grondige reden voor opgevenhij kon niet zeggen dat er iets gebeurd was, dat hem nu verdacht voor kwam, neen maar het wantrouwen bestond. Hij nam een kort besluit en schreef op een naamkaartje de weinige re gels, die zijn vriend Erik nog iaat in den avond ontving. De beide brieven sloot hij mei zijn kaartje in de en veloppe en ging toen naar de post om zijn brief per expres-bestelling le laten bezorgen. „Als zij deze brieven niet herkent, als zij dit handschrift nog nooit ge zien heeft en door echte brieven het bewijs kan ieveren dat Koert schrikte zelf van al de ge dachten, die het gevolg waren van zijn ongemotiveerd wantrouwen tegen den Engelschen advocaat. Hij be onze zi >1 met verlangen uitziet. Geef ons de kracht om ons te verheffen en den moed om op te staan, om af le schudden wat ons hindert, en als verjongde schepselen de heerlijkheid tegen te snellen van het land, waar de dageraad der vrijheid gloort. Briefen uifdefïofsfad. CXill. Het afscheid, door burgemeester Sweerts van den gemeenteraad geno men, is helaas niet van onvermengde hartelijkheid geweest. Helaas Want al zal niemand hei afkeuren dat de balans wordt opgemaakt wanneer een hooge ambtenaar zijn post verlaat (en dat is in casu in enkele invloedrijke couranten geschied), men mag toch verlangen dat de criticus het oogen- biik ert de plaats voor minvleiende cri- tiek weet te kiezen. En dil nu heeft het bekende sociaal-democratische raadslid de heer Ter Laan uit het oog verloren, toen hij in de jongste raads vergadering het zijne meende te moe ten voegen bij de woorden van af scheid, welke tot den scheidenden burgervader werden gericht. Het.oudste raadslid en de oudste wethouder volgden het bij gelegen heden ais deze gebruikelijke res pect door de afscheidsspeech van den burgemeester even hartelijk te beantwoorden, zonder ook maar één bitter druppeltje in den beker hunner zoete welsprekendheid te mengen, evenzeer als trouwens de scheidende zelf aiie kleine bittere druppeltjes, die er weiiicht in zijn gemoed opwelden (men is nu eenmaal niet jarenlang burgemeester om iouter het zoet des levens te smaken volkomen onder drukte. Waarom moest nu de heer Ter Laan het spel komen bederven Hij had toch gelijkzai allicht een geestverwant van den spreker tot diens verontschuldiging in 't midden brengen. Of: de waarheid mag toch altijd ge zegd worden. Maar wie zoo spreekt, vergeet dat men altijd ongelijk heeft ais men de waarheid te onpas wil verkondigen. Zeker, ook de heer Ter Laan ont hield den burgemeester niet zijn hulde en waardeering diens onpartijdigheid met name werd door het sociaal-de mocratisch raadslid hoog geprezen. Maar hij liet het daarbij niet. Plotse- dacht niet, hoe onmogelijk zijn on derstellingen waren, in aanmerking genomen dat mr. Morris sedert jaren met de familie Gray in beirekking stond. Hij stond gereed het postkantoor te verlaten toen hij mijnheer Morris ontmoette, die juist het postkantoor wilde binnentreden. „Het verheugt mij u aan te tref fen, mijnheer Von BerghauptZoo even ontving ik een brief van mijn gemachtigde te Londen, waardoor ik genoodzaakt zou zijn onmiddellijk af ie reizen. Doch mijn belofte aan u houdt mij terug. Hoewel de zaak zeer dringend is, wilde ik juist een brief zenden met het verzoek de aan gelegenheid onafgedaan te laten." „ik verzoek u precies hetzelfde, mijnheerZooeven heb ik aan mijn vertrouwdsten vriend geschreven om hem in mijn zaak te raadplegen." „Het doet mij bijzondei veel ge noegen, dat u dit besluit heeft ge nomen. Daardoor wordt mijn taak verlicht. In zulke moeielijke gevallen is een goede raad altijd aangenaam, en mijn groote verantwoordelijkheid wordt mij door uw vriend aanmer king nam hij zijn draai en zeide zoo ongeveer „Ik miste in de redevoering van den burgemeester éene mededeeiing, deze namelijk, dat de heer Sweerts nog voornemens is, de helaas bekende politiezaak tot een einde te brengen. Ik voel, dat hij als burgemeester noo- dig heeft, deze zaak tot een einde te brengen. Ook en juist voor den heer Sweerts zou ik dit willen." Waarom dezen wanklank doen hooren Zelfs praciisch had het geen zin, omdat immers de heer Ter Laan zoo goed als ieder ander wist, dat baron Sweerts nog siechls één enkeie week van burgemeesterschap voor de borst had. Doch daargelaten, dat de motie's der raadsleden De Meester en Hoejenbos niet meer in een raadsver gadering onder dezen burgemeester kunnen worden behandeld, tref! voor al de onkieschheid om deze zaak bij deze gelegenheid ter sprake te bren gen. Gelukkig kwam de heer De Meester dadelijk verzekeren, dat hij hei oogenblik om zijn motie ter sprake te brengen al zeer ongelukkig gekozen achiteeen verzekering weilce den raad luide bravo's ontlokte. De heer Ter Laan maakte dus een verre van schitterend figuur Intusschen neemt dit ongelukkig incident niet weg, dat inderdaad de politic-kwestie een teere plek is in het burgemeesterschap van baron Sweerls. Indertijd heb ik vrij uitvoe rig de groote grieven, die er bestaan tegen de Haagsche politie, vooral tegen den geest die in het corps van hoog tot laag heerscht, gesproken. Nog pas, juist naar aanleiding van 's heeren Sweerts' benoeming tot Com missaris der Koningin, is er in een der bladen de aandacht op gevestigd, dat onder dezen burgemeester de ge meentelijke politie wel in quantiteit doch niet ot nauwelijks in qualiteit is verbeterd en dal de zoo hoog noo- dige schoonmaak achterwege is geble ven. Wel is, als gevoïg van de Duit- sche-Greet-geschiedenis, een enkele inspecteur ontslagen, doch zoo weinig is het kwaad in den wortel aangetast dat nog slechts weinige maanden ge leden, op 28 October 1910, door nie mand minder dan den waarnemenden burgemeester, den heer J. C.Jansen, in voile raadsveigadering is gesproken van .schandalen" bij de politie. Men heeft toen, op verzoek van den heer Jansen, een uitspraak uitgesteld totdat de heer Sweerts teiug zou zijn. Door diens vrij plotseling heengaan heeft nu deze zajk een anderen loop ge nomen, maar men kan toch moeilijk van baron Sweeus vei langen, dat hij terwille van de politie kwestie voor zijn benoeming zou hebben bedankt Overigens en in zooverre kan desnoods de heer Ter Laan van een succes spreken als hem dat lust kelijk lichter gemaakt. Wanneer ver langt u, dat ik mevrouw Von Berg haupt zal gaan bezoeken „Morgen niet, mijnheer Morris ik wil eerst het antwoord van mijn vriend afwachten, doch ik zou u verplicht zijn, als ge overmorgen daartoe be reid waart." Op eens schenen bij mijnheer Mor ris bedenkingen op te komen. „Mijnheer Von Berghaupt, onder aiie omstandigheden zal ik mijn ge lofte gestand doen, doch ik wenschie wel, u de vraag in overweging te geven of uw vriend u in dit gevai misschien niet beter van dienst zou kunnen zijn dan ik. ik moet beken nen, dat ik bij de vrouwen door mijn voorkomen, en nog meer door mijn manier van spreken, nooit veel ge luk heb gehad," zei de advocaat. Koerts wantrouwen werd weer op den achtergrond gedrongen. „Ge zoudt mij waariijk verplichten, door mij uw vriendschapsdiensten in deze netelige zaak te onthouden, heer advocaat (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1911 | | pagina 1