Draagt Piouvier's Schoenwerk. Donderdag 23 Februari I Feuilleton, i o. 46 49e Jaargang, 1911 VUSSINGSCHE COURANT Prijs per drie maanden 1.30. Franco per post J 1.50. Afzonderlijke nummers 5 cent. Men abonneert zich bij alle Boek handelaren, Postdirecteuren of rechtstreeks bij den Uiige ver F. VAN DE VELDE Jr., Kleine Markt 58. ADVERTENT1ÊNvan 14 regels 0.40. Voor eiken regel meer 10 cent. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie, wordt de prijs slechts ftveemaal berekend. Qroote 'etters en clichés naar plaatsruimte. Verschijnt dagelijks, uitgezonderd op Zon- en Feestdagen. Vein Week frof Week. In de commissie voor de Duitsche riviertollen worden de beraadslagin gen ijverig voortgezet. Door Pruisen wordt het wetsontwerp natuurlijk even ijverig verdedigd. In Berlijn beweert men geen aandrang op de andere Bondsstaten te hebben geoefend en dat deze zich zonder pressie met het voorstel hebben vereenigd, hetwelk eene vergoeding beoogt voor verleende diensten. De Pruisische regeering is niet bij machte om groote sommen in de verbetering van het vaarwater te steken. Zij beweert dat de scheepvaart, vooral op de Elbe, aanmerkelijk zal toenemen. Men meent evenwel van andere zijde dat aan de commissie verkeerde gegevens ter beoordeeling verstrekt zijn. De regeering heeft eene berekening gegeven van de vermoe delijke ontwikkeling van het verkeer op de Duitsche rivieren en op grond daarvan de opbrengst van den riviertol geraamd. Daarbij is zij zelf tot ae slotsom gekomen, dat die opbrengst geenszins voldoende zou zijn om de kosten van onderhoud van bestaande rivierverbeteringen en rente en aflos sing wegens nieuwe werken te dek ken, zoodat vermoed wordt dat de tol al dadelijk verdubbeld zal moeten worden. Maar men meent tevens dat de ont wikkeling van het verkeer veel te gunstig is voorgesteld en zoo doende de opbrengst van den tol ook veel fe hoog is geraamd. Verschillende bladen geven becijleringen, die ons wat waar- schijnlijker lijken dan die der regeering en dat maakt in Duitschiand zelfden indruk dat Pruisen er de zaak met alle geweld wil doorsleepen maar zoover is het in ieder geval nog niet. Nadat de Rijksdsgcoinmissie door de grondwet voor Eizas Lotharingen besloten had dat het rijksland een zelfstandigen bondsstaat moet worden, heeft zij het voorstel aangenomen, om aan het hoofd van dezen bondsstaat een stadhouder 1e plaatsen, die, op voorstel van den bondsraad, voor het leven door den keizer benoemd zal worden en alleen bij besluit van den bondsraad kan ontslagen worden. Vóór dit voorstel aangenomen werd, had de rijksregeering verklaard, dat het in politiek en staatsrechtelijk op zicht punten bevat, waardoor het niet verwezenlijkt kan worden omdat het de macht des keizers beperkt tot de benoeming van een stadhouder, waar op hij geen invloed meer heeft en die tegenover hem niet verantwoordelijk zou zijn. De regeering blijft staan op de grondslagen van het door haar inge diende ontwerp. De Elzassers schijnen met den loop Dij ontdekte de avondster, welker gouden glans hij zoo dikwijls op den Dennenhof bewonderd had. Toen h|j het stralende gesternte zag, kwam hij zichzelf niet meer verlaten voor. Dezelfde hemel welfde zich over dit leemde werelddeelde ster scheen hem toe te roepen: „Jij.moedelooze, schaam je! Vat moed, blijf op je post. »la, ik zal trouw zijn, wat er ook "!°go gebeuren," riep Schreuder doofde' t0e' '°en h'^ de ka3rS Uit" HOOFDSTUK VI. Bijna gelijkertijd als Marie, landde r®ns in Amerika, hoewel hij den u0ver Liverpool genomen had. boord van de „Morgenster" be- orde de Duitsche muzikant tot de der zaak niet tevreden en meenen dat degenen die zich thans vastklemmen aan de politiek van „alles of niets", een uiterst zware verantwoordelijkheid op zich laden. Zij zijn van oordeel dat het ontwerp der regeering het rijksland in ieder geval een groote schrede vooruit zou brengen op den weg naar zelfstandigheid c-n voor het rijk het uitzicht zou openen op een steeds nauwere aansluiting van Elzas- Lotharingen. Hoofdzaak in dezen strijd is, dat E'zas-Lotharingen graag van Pruisen zou willen loskomen en Pruisen daar entegen het rijksland meer naar zich toe zou willen halen, vermoedelijk om het mettertijd een deel van Pruisen te doen worden, hetgeen sterk zou gelijken op verraad jegens de andere bondsstaten. Vrij algemeen schijnt men van mee ning te wezen dat de zaak een beetje zal blijven rusten en daarna een nieuw, gewijzigd ontwerp kan worden te gemoet gezien, De geheele wereld siddert thans voor het ontzettend gevaar voor hei voortwoekeren van de uit China ko mende pest en in het Pruisische huis van afgevaardigden heeft deze zaak reeds een onderwerp van bespreking uitgemaakt, waarbij de regeering ver klaringen heeft afgelegd, die ons wel wat a! te geruststellend toeschijnen. Het is ontegenzeggelijk, dat het uiterst moeilijk blijkt om maatregelen tegen deze vreeselijke ziekte te nemen. Te Charbin is de toestand nog altijd zeer treurig. Men heeft het den armen Chineezen zeer kwalijk genomen, dat zij hun aan de pest gestorven dooden verdonkeremanen en 's nachts een voudig op straat gooien. Inderdaad is dit niets anders dan een maatregel van zelfbehoud. Wanneer er bij de politie bericht komt van eeh ziektegeval, dan rukt dadelijk de gezondheidscolonne uitmaar er valt gewoonlijk niets meer te halen dan een lijk, dat onmid dellijk naar het kerkhof voor pestlij ders wordt gebracht. Alle bewoners van het sterfhuis worden daarop onder strenge militaire "bewaking naar bet observatiegebouw gebracht. De geheele inboedel wordt op straat verbrand en het huis van binnen geheel met brandbare vloei stof besprenkeld en daarna in brand gestoken, terwijl na den brand de plek met balken en planken wordt afgesloten en een soldaat met geladen geweer op post wordt gezet, om alle voorbijgangers voor nadering te waarschuwen. Het geheele maat schappelijk leven staat stil en alle meest gevreesde passagiers, want dag aan dag liet hij zijn instrument weer klinken. De tonen van zijn violoncel kon men hooren gelijk met het steu nen der zeezieken, het hulpgeroep der angstigen, het stoolen der ma chine, enz. Hij kende mededoogen noch erbarmen. Zoodra waren de uren, die hij voor zijn studiën op de violoncel had vastgesteld, niet voorbij of hij greep naar de Engelsche spraakkunst en studeerde de taal met denzelfden ijver, waarmede hij zich oefende op zijn instrument. Ja, de egoïst ontzag zich niet een gouver nante het hof te maken, hoewel ze zoo mager was als een talhout, om dat zij hem bij het aanleeren van het Engelsch flink voorthielp. De passagiers noemden hem den vlie genden hollander. Hij lachte harte lijk om deze uitdrukking en vervolgde rusteloos zijn doel. Nauwelijks had hij te New-York een voet aan v/al gezet, of hij deed alle moeite om het spoor van Marie te vinden, maar tevergeefs. „Mario zal reeds naar 't westen zijn," over legde hij. „Ik wil hier eerst vasten voet hebben. Heb ik een betrekking, TELEFOONNUMMER 10. banden zijn verbroken. De geheele streek daar wordt nog treuriger en eenzamer dan Siberië en men weet natuurlijk niet wat hei einde zal zijn. Men verneemt, dat de Unionisten in het Engelsche Hoogerhuis ervan afgezien hebben om de beginselen, die voor de hervorming van dat huis in de besluiten van Roscberry en Lansdowne waren neergelegd, in een wetsontwerp te belichamen. Graaf Nelson zou een nieuw besluit voorstellen. Volgens de reeds be krachtigde beginselen zou hef Hoo gerhuis, naast de door den Koning benoemde erfelijke pairs, een aantal gekozen leden hebben. Om het Hoo gerhuis nu echter als een Huis der lords te handhaven, stelt lord Nelson voor om het gekozen element te laten berusten op het grondwettelijk be ginsel van de verbinding van baronies met verschillende ambten, in zake de veto-wet en home-rule (zelfbestuur) door Ierland, deze is thans waar schijnlijk juist aangevangen. Bij de behandeling van het adres van ant woord op de troonrede, heefi Asquith nog eens duidelijk gezegd, dat men alleen tot bevredigende oplossing van Iersche vraagstukken kan komen, door in Ierland een lersch parlement met een daaraan verantwoordelijke uit voerende macht in te stellen, om de zuiver Iersche aangelegenheden te behandelen, rrjet dit voorbehoud, dat het overwicht van het rijksparlement gehandhaafd moet worden. De Ieren waren zeer voldaan over deze ver klaring van den minister, die algemeen als een gunstig teeken wordt op gevat. Op IJsland, hoe koud het er ook zijn moge, kan het toch wel eens roerig zijn en de politiek bevriest er nooit heelemaal. Eenige maanden geleden werd in een druk bezochte politieke verga dering te Reijkjavik met algemeene stemmen een motie aangenomen, verklarende, dat de betrekkingen tusschen IJslanden Denemarken geen ander karakter behooren te dragen dan van een persoonlijke Unie. De IJslandsche minister Jonszon, die juist te Kopenhagen vertoefde, gaf toen le kennen, dat deze verklaring van geen belang was en dat ae Ijsianders niets liever willen dan met Denemarken verbonden te blijven. Deze uitspraak werd hem op IJs land hoogst kwalijk genomen en sprekers in verschillende kiezersver gaderingen gingen heftig tegen hem te keer en in een der laatste verga- dan zal ik haar toch wel vinden, al zou ik haar moeten zoeken aan het einde der wereld." Eerst ging hij naar den Duitschen schouwburg, waar hij op het bureau eer. heer aantrof, die in vervoering een gedeelte declameerde uit een treurspel. Het was de heer Hoyer, treurspeler en directeur van het the ater. Juist was deze aan een treffend gedeelte gekomen, dat hij met veel zwier en gebaren luide deed hooren. „Ik haak naar huiselijkheid, naar....", zoo sprak hij tot een zwaarlijvigen collega. „Dat is dus afgesproken, ik blijf den geheelen zomer bij u en doe afstand van het overige deel van mijn verdienste", antwoordde de dikke. „Het is u niet te doen om goud of loon, dat weet ik, oude." „Heilige bramaan, leg toch eens de riddersporen af„Hoe staat het met je kennis van den landbouw vroeg de dikke geërgerd. „Wij zullen planten en het land bebouwen, en dieren fokken, van allerlei soort" hier brak Hoyer eensklaps zijn voordracht, af, want 2ijn blik viel op Frans, die met open fibonnements-flduerfenfiën op ^eer uoordee!i@e uoonvaarden derir.gen, waarin meer dan 1200 kiezers bijeen waren, werd een motie aangenomen, waarin ontevredenheid over den minister in zake de be trekkingen tusschen IJsland en De nemarken werd uitgesproken, in een andere vergadering werd zelfs een motie van wantrouwen uitgebracht. Wanneer het Althing of de Kamer weer bijeenkomt, is een heftige par tijstrijd over deze quaestie te wachten. In Fiansch Soedan is men weer eens aan 't plukharen geweest. De waarnemende gouverneur heeft aan den minister van koloniën een tele grafisch bericht gezonden, volgens hetwelk zekere kapitein Modat den 12den dezer maand den Sultan van Senoessi had aangevallen, wiens houding tegenover de Franschen in den laalsten tijd meer en meer een vijandig Karakter had aangenomen. Het schijnt dat deze Sultan het voornemen had, om zich meester te maken van Egyptisch Soedan, door de bevolking van Kouli met geweld te dwingen met hem gemeene zaak te maken. Er schijnt hevig gevochten te zijn; maar de Franschen behaalden een volkomen overwinning. De Sultan sneuvelde met 300 man, terwijl de inlanders bovendien nog 400 ge kwetsten hadden. De Franschen hadden slechts een gering verlies en zullen nu waar schijnlijk wel weer eens een poosje rust hebben. "Bi N N E NÜAND". Tweede Kamer. Bij de gisteren voortgezette alge meene beschouwingen over het wets ontwerp tot bestrijding der zedeloos heid werd gerepliceerd door de heeren Hügenhoitz cnTreub, die beiden hun standpunt handhaafden. Laatstge noemde zeide, dat de minister de theorie huldigde vive la morale, pe- rissent les enfants Hij ontkend'', dat zijn rede materialistisch wasraakt de kindersterfte en voorkoming van ellende dan niet de ethica In dat geval heeft spreker niet veel respect voor de ethische argumenten van de heeien. De heer Van Hamei verduidelijkte dat ook de schade van een verbod dient overwogen bij hef maken van een strafbepaling. Minister Regout zeide nog, dat er geen verschil van eenige beteekenis tusschen protestanten en katholieken bestaat ten aanzien van de Cti.istelijke moraal. Of een zaak als delict zal mond was blijven staan, met zijn hoed, druipend van den regen, in zijn hand. „Wat wilt gij riep Hoyer Frans toe. „Ik wenschte u te vragen of er misschien een plaatsje open is bij het orkest." „De strijd is gestreden, onze wa pens rusten," declameerde de direc teur en ging met statige stappen de deur uit, „Wat wii dat zeggen vroeg Frans aan den dikke, die hem met een grijnslach aankeek en zich even eens gereed maakte om weg te gaan. Deze antwoordde: „Hetspeelseizoen is afgeloopen, wij gaan naar buiten en hebben vooreerst geen muzikan ten noodig." Zoo kwam Frans eensklaps tot de ontdekking dat hij op ongeschikten tijd in New-York was gekomen. Binnen een maand werden in New- York bijna alle schouwburgen geslo ten. Terneergeslagen was hij op het punt het bureau te verlaten, toen hij hoorde zeggen„Ja, als ik nog een goed vioolvirtuoos of een zeer be kwaam cellist kon vinden, dan was worden beschouwd, is een quaestie van uitwerking. De minister hand haaft geheel het door hem gesprokene. Nog zeide de minister dat de leer van Malthus door spr. en de zijnen niet verworpen wordt. Maar de leer van Malthus heeft niets met het Nieuwe Malthusianisme te maken. De algemeene beschouwingen wer den gesloten. De minister van oorlog. De minister van oorlog heeft zijn inspectiereis in de zuidelijke provin cies a'gebroken. Gisterenmorgen is hij van Middelburg naar den Haag teruggekeerd, en zijn bezoek aan de Kon. militaire Academie te Breda, dat op heden was vastgesteld, gaat op dien dag niet door. 't Plan was maar daarin kan nu we! wijziging zijn gekomen dat de minister in den loop van de volgende week het ganizoen te Assen zou bezoeken en vervolgens zijn inspectiereis zou voortzetten naar Leeuwarden en Groningen. Bezoldiging onderofficieren. Door den minister van oorlog is een commissie benoemd om te on derzoeken o.a. of en zoo ja, in welk opzicht wijziging behoort te worden gebracht in de thans gekiende rege len omtrent de bevordering en de bezoldiging van de onderofficieren en of gewenscht is de thans be staande splitsing met betrekking tot instructief en administratief kader te Handhaven. In die commissie zijn benoemd: tot iid en voorzitter de mijoor jhr. G. A. A. Alting van Geusau, van den Generalen Stafrot leden de heer E. L. van Ruijtenberg, referendaris bij het departement van oorlogde kapitein jhr. H. P. van der Mieden, van de infanteriede ritmeester A. Maas Geesteranus, van de cavalerie de kapitem W. H. Doorman, van de veld-artilierie de kapitein S. C. Meerdink, van de vestnig-artillerie de kapitein-adjudant O. Bueno de Mesquita, van de genietroepen; de eerste luitenant H. G. Winkelman, van de jagers, tevens secretarisde eerste luitenant-kwartiermeester J. Loeft; de adjudant-onderofficier H. T. Vonk, van de infanterieen de adjudantonderofficier j. A. Swank- huisen, van de veld-artillerie. Bakkerswet. Thans heeft de naaml. vennootschap „De Ruyter" der firma Verkade en Comp. te Zaandam in een uitvoerig adres aan de Tweede Kamer haar bezwaren uiteengezet tegen het gewij zigd ontwerp-Bikk rswet. De firma acht d.: iha. s aanhangige mijn programma spoedig gereed." Toen hij opzij keek, bemerkte F/ans, dat er nog twee personen in de zaal waren, waarvan er een aan het loket stond, en de andere juist gesproken hau. Snel trad hij op den spreker toe en zeide „Hier staat de man, dien gij zoekt." „Wien ik zoek antwoordde de kleine gezette heer, terwijl zijn met fonkelende ringen getooide vingers speelden met zijn dikken, gouden horlogeketting. „Ik zoek een beroemd kunstenaar Wie zijt gij „Ik ben cellist en heet Martin." „Martin Ik vraag u, Martin, Wie is dat Zoo iets kan ik toch niet op de biljetten laten zetten, ik impres- sario Graff." Nu begreep Frans dadelijk, dat hij met een der ijdelste mannen van Amerika te doen had want van dien Graff had hij reeds een en andef gehoord, (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Vlissingse Courant | 1911 | | pagina 1